10
‘Wat? Nee, ik kan je niet verstaan.’ Ik tuurde in de spleet tussen het oranje opgloeiende element en het brood – het was nog niet verbrand – mijn mobieltje tussen mijn schouder en mijn oor geklemd, terwijl ik een paar theezakjes in mokken liet zakken. Op het werkblad stond de ketel na te klikken.
Koud vanmorgen. Het raam was een dichtgestoomde donkergrijze rechthoek.
Aan de andere kant van de telefoon geeuwde Rhona weer. ‘Ik zei dat er op het bureau een klacht is ingediend.’
‘Hoe laat ben je gisteren naar huis gegaan?’
‘Ik heb geen examen gedaan om mijn hele leven lang gewoon rechercheur te blijven. Je moet uren maken, anders maak je geen promotie. Heb je zelf gezegd.’
Helemaal waar, allebei. De ketel klikte nog één keer en deed toen niets meer. ‘Ja, maar als je tijdens je werk in slaap valt of iets verknoeit omdat je moe bent, kun je je brigadiersstrepen wel vergeten.’
Kokend water in de mokken. Twee sneetjes iets te donkere toast op een bord.
‘Door die trut van een Jennifer Price. Ze zei dat je gisteren haar fotograaf hebt gemolesteerd.’
‘Ik ben nog verbaasd dat ze daar zo lang mee heeft gewacht.’ Smeren met een schrapend mes, en dan frambozenjam.
‘Ik heb tegen Dougie gezegd dat ik navraag zou doen. Je weet wel, voor Interne Zaken er weet van krijgt.’
Twee klontjes in een van de mokken, en dan een flinke scheut melk in allebei.
‘Waarom komt ze met dat soort beschuldigingen aan? Als je een paparazzo een ram hebt gegeven, had je daar vast een goede reden voor.’
‘Zoiets, ja.’ In de vestibule werd zo hard gesnurkt dat de kamerdeur ervan trilde. Parker was dus niet vertrokken. De trap kraakte onder mijn sokken toen ik naar boven liep.
‘Zit er maar niet mee. Ik zal wel met hem gaan praten. Dan herinnert hij zich de hele zaak opeens heel anders.’
De slaapkamer was donker en rook naar muskus en kruiden met iets van bleekwater. Ik zette het ontbijt op het ladekastje en trok toen de gordijnen open. Condens maakte bedauwde spinnenwebben in de hoeken van het kozijn. Een rand bleekblauw lag langs de horizon, maar Oldcastle was een duistere massa met hier en daar gele en witte lichtpuntjes.
‘Chef?’
Susannes politie-uniform hing over de deur van de hangkast. Niet een doodgewoon uniform zoals politievrouwen dat elke dag aantrekken, maar iets wat meer leek op een fantasie-uniform van de New Yorkse politie, met een kort, uitstaand rokje en een leren korset, een pet, handboeien en kinky kniehoge laarzen van glimmende kunststof om het af te maken.
‘Chef? Ben je daar?’
‘Wil je wat voor me doen? Zeg Weber dat je vanmorgen de resultaten van dat buurtonderzoek doorneemt, rij met de auto naar een rustig plekje en ga een paar uur pitten. Laat je geen klussen in de maag splitsen door die lul van een Smith.’
Ik kon de glimlach in haar stem horen. ‘Bedankt, chef. En zit maar niet in over dat fotograafje. Dat regel ik wel.’ Ze hing op.
De matras kreunde toen ik erop ging zitten. ‘Susanne?
‘Nnnngh.’ Ze lag plat op haar rug met een arm over haar ogen, haar geblondeerde krullen over het kussen en langs de zijkant van het bed. Een kleine blauwe plek op het bruin-uit-een-potje vel van haar pols.
‘Susanne!’
De arm schokte even en toen keek ze me aan, een kant van haar gezicht vertrokken in een grimas. ‘Hoe laat is het?’
‘Kom je eruit?’
Een hand tastte rond op het nachtkastje, pakte haar iPhone en hees die overeind zodat ze er goed naar kon kijken. ‘Urgh… Het is zeven uur ’s ochtends.’
‘Thee met toast?’
De telefoon werd teruggelegd op het kastje en ze dook onder het dekbed, tot alleen haar massa blonde krullen nog te zien was. ‘Kutthee. Kuttoast. Zeven uur ’s óchtends…’
‘Met frambozenjam. Vind je lekker.’
‘Kutframbozen. Kom terug in bed.’ Ze rolde zich op en ging op haar zij liggen, met haar rug naar mij toe. ‘Het is erg genoeg dat ik in dit shithuis heb moeten slapen.’
Ik staarde even naar het plafond. Susanne is een mooie meid, met fenomenale borsten, dijen van staal en een reet waarmee je walnoten kan kraken. Energiek en flexibel. Onverzadigbaar en niet kapot te krijgen. Ze weet de helft van de tijd niet waarover ik het heb. Want zij is eenentwintig en ik ben vijfenveertig, dus meer dan halverwege richting een klein kamertje met satijn aan de muren en een dak dat ze er met schroeven op vastzetten.
Ik zou nu eigenlijk in een aardig huis in Blackwall Hill moeten wonen, met een leuke vrouw die advocaat is en twee prachtdochters die me aanbidden, en niet mijn strippende vriendin hoeven te bepraten om te blijven slapen in dit minuscule gemeenteflatje waar ik voor nop mag wonen omdat ze er geen geld voor kunnen vragen.
Ik legde een hand op de gedaante onder het dekbed. ‘Ik moet weg. Werken.’ Deed mijn best om enthousiast te klinken. ‘Zie ik je vanavond nog?’
‘Mmmmf.’ Ze bewoog even. Toen niks meer.
Ik pakte mijn jasje, keek of Rebecca’s sigarenkistje veilig weggeborgen was en stampte de trappen af.
Mijn telefoon ging toen ik bij de voordeur was. Op het schermpje stond: dr. mafketel. ‘Hallo?’
‘We moeten even praten voor er vanochtend sectie wordt verricht, want het is toch wel raar, vind je niet, ik bedoel normaal gesproken probeer je dan na te gaan hoe een slachtoffer is overleden, maar we hebben al foto’s van hoe dat in zijn werk gegaan is, vind je dat niet raar?’
Ik deed mijn ogen dicht. Liet mijn voorhoofd tegen de koele deur rusten. ‘Eigenlijk heb ik vanmorgen een paar dingen op het programma staan.’ Beleefd taalgebruik voor bij een stel boeven langsgaan en die zoveel mogelijk geld afhandig maken, want anders zou mevrouw Kerrigan me voor de lunch mijn poten laten breken.
‘Alles is al geregeld, hoor. Ik heb het geregeld met Weber, we zijn nu een team, geweldig toch? Ik dacht, misschien moeten we eerst samen ontbijten, want het zal wel een behoorlijk lange dag worden, drie keer sectie doen, al gaat het misschien een beetje sneller omdat er alleen nog maar beenderen over zijn.’
Een team. Heel fijn. ‘Jij begint de dag met een dubbele espresso, toch?’ Ik klikte het zware yaleslot open. ‘Het kost me minstens een uur, anderhalf uur om bij jou te komen. Zullen we elkaar in het ziekenhuis treffen?’ Dan had ik net genoeg tijd voor wat licht afperswerk. ‘Het begint toch niet voor negen uur, dus…’ Ik trok de deur open.
Er stond een politiewagen voor de deur. De koplampen wierpen hun licht door het duister. Dr. McDonald stond ervoor, warm ingepakt in een dikke jas, een wollen muts over haar oren, waaronder overal bruine krullen uitstaken. Ze zwaaide, de telefoon nog tegen haar oor. ‘Ik heb een lift gekregen.’
De geur van sissend ontbijtspek en heet vet.
‘We maken u erop attent dat in het volgende verslag schokkende beelden voorkomen.’ De tv die boven de toog hing, was nog net te zien door de walm van vet en het vuil dat eraan kleefde. Het beeld sprong naar een persconferentie. Dickie zat achter een tafel met de ouders van Helen McMillan en een hooggeplaatste politieman in gala-uniform.
Jane McMillan had haar hand om die van haar man geslagen en knipperde met haar ogen in het felle licht van de lampen. Ze had dezelfde bloemetjesjurk aan als gisteren, ogen rood, glimmende neus, trillende onderlip. Ze zag eruit alsof iemand haar ingewanden had weggehaald en vervangen door gebroken glas. ‘Ons meisje was een heel bijzonder kind. Echt waar. Als iemand weet wie haar heeft ontvoerd, wil die dan alsjeblieft naar de politie gaan?’
Ik zette twee grote mokken thee op het rode formica van het tafeltje.
Voor een dinsdagochtend was het niet druk in de Tartan Bunnet. Meestal zat het kleine cafetaria afgeladen vol met mensen van de recherche en de uniformdienst die nachtdienst hadden gehad, maar iedereen was overuren aan het maken. Cameron Park werd doorzocht, andere mensen gingen de deuren langs of probeerden erachter te komen wie er negen jaar geleden in die buurt woonden.
Dr. McDonald nam een slok van haar thee en smakte haar lippen tegen elkaar. Ze had de Daily Mail van het cafetaria op de tafel liggen. gruwelverjaardag voor helen stond met chocoladeletters op de voorpagina, met daaronder een foto van de verjaardagskaart. Helen McMillan, vastgebonden aan een stoel, haar wangen nat van de tranen.
‘We willen alleen maar onze Helen terug…’
‘Ik weet dat ze die oproep moeten doen en echt moeten geloven dat het misschien wel wat uithaalt, maar dat is niet zo. Helens vader had gelijk. Ze is al dood. Ze is al een jaar dood.’
‘Wat kunnen ze anders doen?’ Ik liet me in de stoel tegenover haar zakken, met mijn gezicht naar het raam. De zon kroop net boven de horizon uit en liet de daken glinsteren. Boven de straten in de buurt staken twee witte schoorstenen uit: de verbrandingsinstallatie van het Castle Hill-ziekenhuis, twee witte kolommen stoom, oplichtend tegen de zware paarse wolken.
‘En het gaat heus niet gebeuren dat er opeens iemand opstaat die zegt dat hij weet wie de Birthday Boy is, want niemand weet wie hij is, hij is handig en hij is voorzichtig en hij doet dit al negen jaar, hij is goed in opgaan in de massa, daarom heeft hij al zo’n tijd uit handen van de politie weten te blijven.’
Na Jane McMillans oproep werd het woord genomen door een stem die ik niet kende. Dat moest dus de man in het gala-uniform zijn. ‘Ik wil iedereen verzekeren dat ons korps bij dit onderzoek diverse lijnen volgt. Maar we hebben wel uw hulp nodig. Als u Helen hebt gezien op de dag dat ze is verdwenen…’
Dr. McDonald haalde een zwarte marker tevoorschijn en schetste op de krant een kaart van Groot-Brittannië. Ze zette stippen op de plek waar Oldcastle ongeveer lag, een bij Dundee, Inverness, Bristol, Newcastle, Cardiff en Glasgow, en twee bij Londen. ‘Vijf meisjes ontvoerd in Schotland, vier in Engeland, een in Wales.’
Bijna goed.
‘Ondertussen gaat het graafwerk van de politie in Cameron Park door…’
Ze voorzag de kaart van een schetsmatige weergave van de snelwegen, en verbond de blokjes met elkaar. Toen keek ze me aan. ‘Heb jij toevallig een rode pen bij je? Als ik steeds in zwart blijf schrijven, kom je er straks niet meer uit.’
Gekletter op de toog achter ons, en toen een schorre stem. ‘Eén gepocheerd ei op toast, één hartinfarct.’
Ik draaide me om en stak mijn hand op. Een vrouw met een uitgezakt gezicht en een geruite schort voor slofte met twee borden in haar handen naar ons toe. Bij onze tafel bleef ze staan. Haar dunne grijze haar lag tegen haar glimmende voorhoofd geplakt. ‘Voor wie is het hartinfarct?’
Dr. McDonald wipte op en neer op haar stoel. ‘Ha, lekker.’
Het bord was ongeveer zo groot als een wieldop, en torenhoog beladen met toast, gegrilde tomaat, bacon, champignons, twee gebakken eieren, en twee stukken bloedworst. Het geheel dreef op een zee van bonen in tomatensaus, met ernaast een hoog oprijzende berg patat.
Ik pakte het andere bord aan. ‘Bedankt, Effie.’
‘Wil je er echt geen friet bij?’
‘Nee, dit is prima zo.’
‘Hmmf.’ Ze hees haar borsten op. ‘Als je straks van de graat valt, heb ik het niet gedaan.’ Ze sjokte weg.
Dr. McDonald sneed een stuk worst af, doopte dat in het eigeel, stak het in haar mond en praatte al kauwend door. ‘Het interessante is dat als je de data waarop ze ontvoerd zijn naast elkaar op de kaart uitzet – dat heb ik gisteren met garnalen en bami gedaan – je ziet dat hij ze vooral wat later in het jaar grijpt. De twee in Oldcastle allebei in september, die in Londen in oktober, dus waarschijnlijk is er sprake van een externe stressfactor, misschien werkgerelateerd.’
‘Een stressfactor die vier maanden per jaar doorloopt?’ Ik stak met mijn mes de eidooier stuk, zodat hij goudgeel over de toast vloeide.
Ze pakte de ketchup uit de batterij smaakmakers aan het eind van de tafel en bediende zich er royaal van. ‘Ik weet bijna zeker dat hij veel moet reizen voor zijn werk en misschien vaak langere perioden van huis is, dus het is de moeite waard om uit te kijken naar vrachtwagenchauffeurs, en misschien ook buschauffeurs die lange afstanden rijden.’ Ze schrokte haar bacon naar binnen. Champignons. Toast. Bonen. Het was alsof ik vuilnismannen grijze zakken in een container zag mikken. ‘Maar dan zitten we nog wel met Amber O’Neill, slachtoffer nummer één, vind je dat niet eigenaardig, dat zij de enige is die in de zomer is ontvoerd, en de rest allemaal tussen september en december?’
‘Misschien wel, ja.’
Kauwen, slikken, bijscheppen, eromheen praten. ‘Na de sectie wil ik alles bekijken wat ze hebben over de verdwijning van Amber O’Neill en eigenlijk wil ik wel alles hebben wat ze over iedereen weten, denk je dat ik dat van commissaris Dickie mee mag nemen naar Shetland, misschien zou hij het op een diskette kunnen zetten of zo?’
Ik keek naar haar. Het tomatensap droop langs haar kin en ik moest me bijna geweld aandoen om niet aan een servet te likken en het weg te vegen. ‘Heb je enig idee hoeveel ordners er zijn over één slachtoffer van de Birthday Boy? We zouden een Transit-busje moeten huren.’
‘O.’ Ze haalde haar schouders op en stortte zich op de worst.
‘En de locaties? Vijf in Schotland, vijf niet. Zou het iemand uit deze omgeving kunnen zijn?’
‘Mmm.’ Haar kaken maalden maar door. ‘Ga je echt elk jaar naar de ouders van Hannah, zodat ze de volgende verjaardagskaart niet alleen hoeven te verwerken?’
Ik veegde met het laatste stukje toast het laatste beetje ei op. ‘Er zit tomatensaus op je kin.’
Stilte van de andere kant van de tafel.
Buiten gromde lijn 14 voorbij, vol wazig kijkende pakken die op weg waren naar hun werk.
Dr. McDonald streek met haar hand langs haar kin en likte die toen af. ‘Je weet het misschien nog niet, maar we hebben de fase bereikt waarin we dingen over onszelf vertellen en er door gedeelde ervaringen een hechte verbondenheid ontstaat.’
Nee, dank je wel.
Weer een stilte.
Ze sneed een stuk bloedworst in tweeën en werkte het naar binnen. ‘Ik eerst. Eigenlijk heet ik geen Alice, maar Charlotte, maar daar heb ik de schurft aan, omdat de spin in dat boek over dat varken ook zo heet. Ik ben cum laude afgestudeerd in Edinburgh op een scriptie over afwijkend psychoseksueel gedrag bij recidivisten, ik heb geholpen bij het oppakken van drie verkrachters, een groep pedofielen en een vrouw die haar vier kinderen en haar schoonouders had vermoord. Ik ben dol op frambozen, maar daar ben ik ook allergisch voor, ik heb een verloofde die in de it zit, maar ik weet vrijwel zeker dat hij vreemdgaat, ik bedoel, die slettenbak van een Nigella lebberde hem vorig jaar Kerst helemaal af, alsof ik er niet bij was, en ik ben nog nooit in Frankrijk geweest.’
Oké.
Ze laadde bonen op haar toast en schoof de zaak naar binnen. ‘Nu jij.’
‘Liever niet.’
‘Zal ik het dan voor jou doen?’ Hoe ongeloofwaardig het ook mag klinken, ze legde zowaar even haar mes en vork weg. Toen sloeg ze een arm om zich heen en frunnikte met haar andere hand aan haar haar. ‘Even kijken. Je bent getrouwd geweest, maar het werk zat in de weg en je vrouw vond het niet leuk dat ze altijd op de tweede plaats kwam, dat probeerden jullie op te lossen door kinderen te nemen en dat was nog bijna gelukt ook, maar toen is je oudste dochter van huis weggelopen en is het huwelijk gestrand, en je hebt niet de voogdij weten te krijgen over je andere dochter en nu wordt de afstand tussen jullie steeds groter, en je woont in een achenebbisj huis in een achenebbisj buurt en je rijdt in een achenebbisj auto en dus heb je geldzorgen. Gokschulden?’
‘Moeten we nou echt…’
‘Je bent duidelijk gewend dat mensen doen wat je zegt, en dat is nogal vreemd voor een gewone rechercheur, dus je hebt ooit een veel hogere rang gehad, maar toen is er iets gebeurd en ben je gedegradeerd, en eigenlijk wilde je ontslag nemen, maar je had het geld nodig. Het leven is heel anders uitgepakt dan je hoopte, en dus probeer je je jeugd terug te halen door een serie jongere vrouwen af te werken omdat je geen sportwagen of een motor kunt betalen.’ Ze hield even op om adem te halen. ‘Zit ik een beetje in de buurt?’
Ik hield mijn ogen op het raam gericht. ‘Je bent vast een groot succes op feestjes.’
‘Cum laude, weet je nog wel?’
‘a: Ik mag zo vaak ik wil contact hebben met mijn dochter Katie, en we kunnen trouwens prima met elkaar opschieten. b: Ik heb een keer een adjudant, ene Cunningham, volledig in elkaar gerost. En c: Ik werk geen serie jongere vrouwen af. Het is er maar één, en ze heet Susanne.’
Dr. McDonald knikte, pakte haar bestek op en ging weer aan het werk. ‘Zie je wel. Er is een prima band tussen ons aan het ontstaan. Fijn toch?’
‘Oké, de verbroedering is officieel voorbij.’
Ze grijnsde. En kauwde.