20
Een vuile blauwe bestelwagen stond voor Henry’s huis, met aan de zijkant in gotische letters davie’s da joiner. Een klein mannetje timmerde een plaat multiplex over het kapotte raam. Hij floot terwijl hij de spijkers erin tikte.
Ik nam niet de moeite om naar Royce te zwaaien en liep het huis in, op het geluid van de stemmen in de keuken af.
Henry leunde achterover op zijn kruk, zijn mouwen opgerold, een hand op zijn buikje, de andere om een whiskyglas. Sheba lag op de vloer te piepen en met haar poten te trekken: oudehondendromen.
Dr. McDonald zat over haar glas gebogen, ellebogen op de tafel, vingers trommelend op het houten blad, haar gezicht verborgen achter haar krullen. Haar bril lag naast een open fles Isle of Jura, de glazen bijna ondoorzichtig van de vingerafdrukken. ‘Ik deng… ik deng dat Amber O’Neill de belangrijkste was, hij heeft haar ontvoerd omdat zij leek op háár, ik bedoel wie hem pijn heef gedaan… Ben jij wel eens pijn gedaan door een meissie van derdien?’ Een flinke boer. ‘Oeps.’
Henry nam een slok en smakte met zijn lippen. ‘Ja, maar heb je de mogelijkheid overwogen dat ze de sleutel is tot de rest?’
‘Oeh.’ Het hoofd van dr. McDonald ging abrupt omhoog. ‘Hak… hak niet aan gedacht. Sleudel.’ Er verscheen een frons tussen haar wenkbrauwen. ‘Neuh, das niet logisch. Hoe kannet nou zo zijn dat ze de sleudel is?’ Een lachje. ‘Mallerd.’
Ik deed de deur dicht. ‘Zo te zien kunnen jullie al goed met elkaar opschieten.’
Henry wees op de fles. ‘Het is moeilijk om nee te zeggen tegen een dame die een fles single malt meeneemt voor een ouwe man.’ Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Waar heb je gezeten?’
‘Iemand thee?’
‘Neuh, zis geen sleudel. Volgens mij izze een bóódschap.’
Ik deed water in de ketel en zette hem op het fornuis. ‘Jij krijgt geen whisky meer.’
‘Neeee!’ Dr. McDonald griste het glas weg en hield het tegen haar borst. Isle of Jura klotste over haar gestreepte bloes heen. ‘Henry, je weet waddik wil… Waddik wil…’ Een wenkbrauw ging omlaag. ‘Ehhh…’
‘Je wilt weten wie er echt wordt gemarteld.’ Wilde gok, maar dat had ze aan boord op de spiegel geschreven.
Dr. McDonald gaf met de vlakke hand een klap op de tafel en keek me aan of ik net bacon had uitgevonden. ‘Jemig, dat is briljant zeg, wier hij echt mardelt, klopt. Dat is… Jij bent een genie, weet je dat? Hij izzeen genie, hè, Henry?’
De vier mokken van die ochtend stonden op het werkblad, met onderin een bruine korst. Ik spoelde er een schoon onder de hete kraan.
‘O, vriend Ash heeft talloze talenten.’ Henry zette zijn glas op tafel. ‘Je bent naar hem toe geweest, hè? Naar Burges. Daar heb je gezeten.’
‘Nee, hij izzeen genie. Ik bedoel, Ash, Ash, Henry heef me heel veel over je verteld en wadde… wadde…’ Ze slokte whisky naar binnen. ‘Wie hij echt mardelt, percies. Niedalleen die meisjes, hij mardelt ook de ouders, jaren en jaren en jaren.’
‘We hebben gisteren het stoffelijk overschot van zijn dochter geïdentificeerd.’ Theezakje in de mok, kokend water eroverheen. ‘Iemand moest het hem toch vertellen.’
‘Je hoeft mijn problemen niet op te lossen, Ash.’
‘Alsof jij er zelf raad mee weet.’
‘Je bent geen genie, je bent een idioot.’
‘Mizzchien… mizzchien gaaded daar juist om… Voor de meisjes izzet vreselijk, maar… maar mizzchien zijn ze een middel om ze doel te bereiken… daarom plaktie hun mond af.’
Ik viste het theezakje er met een lepel uit en gooide het in de gootsteen. ‘Ik ben geen stakker die zich in een steenkoud huis met gaten in de ramen en hondenstront op de vloer het graf in zit te drinken.’
Henry schonk zich nog eens twee vingers whisky in. ‘Vind je dat ik lazarus ben?’
Nee, dat was niet zo. Hij oogde nuchterder dan toen we bij het huis arriveerden. En zijn handen trilden ook niet meer van de cafeïne.
‘Hij wil… Hij wil ze niet horen gillen omdat hij… Het gaadem niet om hún pijn, hij wil dat hun ouders die voelen… Oeh, kmoet plassen.’ Dr. McDonald kwam wankelend omhoog en wist nog net de rand van het aanrecht beet te grijpen. ‘Oeps. De vloer is helemaal glibbig. Net… net Zwizzerland.’
De theelepel kletterde tegen het stalen afdruiprek. Ik goot een scheut melk in mijn mok. ‘Moet ik me nou opeens zorgen maken om jou? Ik dacht dat we vrienden waren.’
‘Ik wil niet dat jij je ermee bemoeit.’
Bemoeit? Jezus. ‘Hij is Ellies grafsteen met een moker te lijf gegaan.’
‘Zo… zo derug. Zijn er chips? Lekker, chips…’ En weg was ze. Ze liet de deur openstaan. ‘Chips, chips, chips, chips, chips…’
Henry nam een slok en liet de whisky door zijn mond spoelen. ‘Arnold Burges heeft het recht om bitter te zijn. Ik heb geblunderd bij dat profiel. Als ik een betere psycholoog zou zijn geweest, zou zijn dochter nu nog leven.’ Hij staarde naar de levervlekken op zijn knokige handen. ‘En Rebecca ook.’
Misschien had hij wel gelijk.
Er was een terras in een hoek van de tuin: een beschut hoekje met een houten tafel en een paar klapstoelen, vanwaar je uitzicht had op de haven, de bergen, de schepen en de zee. Mooi uitzicht. Een stuk beter dan dat uit mijn keukenraam.
Ik pakte mijn telefoon, scrolde door alle voicemailberichten en drukte op wissen bij alle berichten waarin Michelle raasde en tierde wat een ongelofelijke eikel ik was. Oké, ze kon een kreng zijn, maar dat betekende nog niet dat Katie haar mocht voorliegen, hoe onredelijk Michelle ook deed.
Maar de vader van Ashley klonk wel een beetje maf.
Een grom aan de andere kant van de tuin. Henry, die moeizaam over het met onkruid bedekte pad naar het terras kwam lopen. Sheba sjokte achter hem aan, haar tong uit haar bek.
Henry plofte op een klapstoel neer. ‘Ze kotst niet meer.’
‘Gaat het?’
Hij haalde zijn schouders op, zette toen met een klap de fles whisky op tafel en zette er een glas naast. ‘Wanneer ben jij gestopt met drinken?’
‘Pillen. Jij leest de bijsluiter niet. Ik wel.’
‘Ze ligt met haar hoofd op het aanrecht te snurken als een os. En de stank die eruit komt…’
‘Je verdiende loon. Jij hebt haar in verzoeking gebracht.’
‘Helemaal waar.’ Hij schonk zijn glas halfvol Isle of Jura. De fles was al halfleeg en het was nog maar net twaalf uur. ‘Ik wil niet dat je je met Arnold Burges bemoeit, maar dat betekent niet dat ik niet blij ben dat je er bent. En sorry dat ik niet heb gebeld. De begrafenis was op maandag en ik…’
‘Al goed. Het geeft niet.’
Hij sloeg zijn handen om zijn glas. ‘Je hebt weer een kaart gekregen.’
‘Nummer vijf.’
Een knik. ‘Ash, als je het tegen Dickie vertelt, of Weber, of McDonald, kunnen ze…’
‘Ik had het niet eens tegen jou moeten vertellen.’
Hij draaide het glas in het rond, en meed mijn blik. ‘Nee, waarschijnlijk niet.’
Want als ik dat niet gedaan had, zou Philip Skinner misschien nog leven. En zou hoofdinspecteur Murray geen achttien jaar uitzitten in Glenochil.
‘Weet je wat Dickie en zijn mannetjes hebben bereikt in de vier jaar sinds jij bent weggegaan? Geen flikker. Als we het skelet van Helen Kelly niet hadden gevonden, zouden ze nog steeds in Dundee aan het klooien zijn, en wachten tot het volgende meisje verdween. Ze doen maar wat, Henry, en hij is nog steeds bezig.’
Henry nam een slokje en tuitte zijn lippen. De stoppels op zijn kin glinsterden in het zonlicht. ‘Ik wil dr. McDonald best helpen met haar “gedragspatroonanalyse”, en zorgen dat ze niet de fouten maakt die ik heb gemaakt, maar op één voorwaarde: dat het allemaal onofficieel gebeurt. Je houdt me formeel buiten het onderzoek.’
‘Afgesproken.’
Sheba gaf het halverwege het pad op en zakte op een zonnig plekje kreunend op haar zij neer.
‘En ik ga niet mee naar Oldcastle. Als ik help, doe ik het van hieruit.’
‘O. Nou ja, misschien kunnen we…’
Mijn telefoon op tafel zoemde en begon rondjes te draaien. Op het scherm stond: massie. Ik raapte hem op en drukte op het knopje. ‘Rhona.’
Even bleef het stil. Toen: ‘Je leeft dus nog. Goddank. Alles goed? Ik probeer je al uren te pakken te krijgen.’
‘Ja, natuurlijk is alles goed. Wat zou er moeten zijn dan?’ Stilte. ‘Rhona, is dit belangrijk? Ik zit midden in een gesprek.’
Stilte.
‘Rhona?’
‘Ik wou even kijken of alles goed met je was. Niemand wist waar je zat, en je huis is een enorme puinhoop, en de brandweer…’
‘Brandweer?’ Bijna liet ik de telefoon uit mijn handen vallen. Wat moest de brandweer in… Stomme Gladde Dave. Ik had hem gevraagd om de zaak een beetje op te ruimen, niet om mijn huis plat te branden.
Henry boog zich voorover op zijn stoel. ‘Is er iets gebeurd?’
‘Ik maakte me zorgen toen je niet terugbelde en dus ben ik vanochtend naar je huis gereden, en er stond een brandweerauto voor en busjes van de gemeente en de klootzakken lieten me niet binnen, maar er was overal water, en binnen was het een enorme puinhoop. Alles was kort en klein geslagen. En niemand wist waar je was.’
‘Wat heb jij goddomme met mijn huis gedaan?’ Een dikke vrouw met een krijsend kind in een wagentje keek me vuil aan en liep toen haastig door. Ze kon barsten. Zou zij het leuk vinden als haar huis in de fik werd gestoken? Op de hoofdstraat was het nog best druk voor een plaatsje aan de oostkust van Shetland. Aan één kant stonden auto’s geparkeerd buiten de winkel van de Scalloway Meat Company. In de etalage hingen grote borden met huishoudelijke artikelen, speelgoed, souvenirs erop. De huizen ertegenover hadden allemaal een andere pastelkleur. Heel curieus allemaal.
Gladde Dave Morrow bromde wat aan de andere kant van de telefoon. ‘Helemaal tot je dienst, hoor. Heb je enig idee wat een rotzooi dat gaf, die grote vent in mijn auto?’
‘Dave, ik zweer…’
‘Ik heb niks met je huis gedaan, oké? Het was al zo toen ik er kwam. Je had me wel eens kunnen waarschuwen. Het water liep van de trap af, de muren waren een puinhoop, alle meubels waren kort en klein geslagen, het plafond kwam omlaag… Hoe moet ik dat nou opruimen? Ik ben geen schoonmaakbedrijf.’
Water?
De hoofdstraat eindigde in een kleine rotonde. Ik sloeg rechts af, een parkeerplaats op vanwaar ik over de haven uit kon kijken.
‘Het huis was geen puinhoop toen ik wegging. Ja, de trap wel en de gang ook, maar dat was het wel. Dus doe nou…’
‘Nee, het was een complete puinhoop. Geen idee hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen met die verrot geslagen enkel, maar het leek wel of er een bom was ontploft.’ Gesnuif en toen hol getoeter toen hij zijn neus snoot. ‘Hij kreeg kapsones, dus ik heb hem een paar meppen met een spade verkocht om hem stil te krijgen. Ik heb hem buiten het ziekenhuis eruit gegooid, dus daar zal hij nu wel liggen. Of anders is hij is dood.’
‘Hoe heeft hij… Mijn huis, godbetert.’ Twee meeuwen die pikten aan een visnet dat over een paar vuilcontainers hing, hielden daarmee op en keken me met hun kop scheef aan. Ik schopte hun kant op. ‘En sodemieteren jullie ook maar op.’
Ze kozen verwensingen krijsend het luchtruim.
‘Je zou me dankbaar moeten zijn dat ik die grote klootzak je tuin uit heb gesleept. Ik kan mijn pak wel weggooien. En hij heeft in mijn auto gekotst.’
Ik leunde tegen een grote Toyota pickup. Hij was hoog beladen met vismanden, die een penetrante lucht verspreidden van verschaalde vis en zeewier. ‘Is het echt zo’n puinhoop?’
‘Of er een bom is ontploft… Wacht even.’ Gesmoord gekraak, alsof Gladde zijn hand over de hoorn hield. Toen was hij er weer. ‘Ik moet ophangen. Vergadering in de kantine met alle hoge pieten erbij. Dickie zijn mensen zijn er, en de commissaris is razend.’ Een klik en hij was weg.
Ik stak de telefoon in mijn zak, liet mijn hoofd achterovervallen tot het tegen het dak van de auto bonkte en keek naar de zich boven me samentrekkende wolken. ‘Het was wel mijn huis…’
Ook al was het een goor krot.
De meeuwen waren terug. Ze draaiden krijsend rondjes om een vissersboot die de haven binnentjoekte. Het was vast leuk om een meeuw te zijn. Eten, slapen, neuken, en als je de pest in hebt, schijt je iedereen van grote hoogte onder. Of als je niet de pest in hebt. Gewoon voor de lol.
Ik leunde tegen een laag stenen muurtje en keek naar de vogels.
Het hele huis was een puinhoop.
Hoe had Mister Pain dat voor elkaar gekregen, op één been nog wel? Zou hij als een losgeslagen Heather Mills van kamer naar kamer zijn gehinkt en zo alles hebben vernield?
Misschien tuig uit de buurt? Nee, niet erg waarschijnlijk. Sinds ik de laatste het ziekenhuis in had geslagen, bleven ze wel uit mijn buurt.
Of Gladde Dave Morrow loog de hele zaak bij elkaar en hij had het gedaan. Maar waarom zou hij al die moeite doen? En ik kon zijn vrouw inseinen over hem en Andrew de barman.
Het werd duidelijk kouder.
Het was ongetwijfeld heel simpel: waarschijnlijk was het een zware jongen van mevrouw Kerrigan, die ze op me af had gestuurd nadat ik gedreigd had haar te grazen te nemen. Ja, dat was echt een geweldig idee geweest. Heel slim.
Ik stak mijn handen in mijn zakken en verkende het hele dorp, dus de hoofdstraat helemaal weer terug, langs allerlei boothuizen en schuren en kneuterige rijtjeshuizen, tot ik de bebouwing uit was en er aan de ene kant water was en aan de andere kant bergen.
Een meter of twintig uit de vaste wal waren twee rijen kleine bootjes vastgemaakt aan een drijvende kade. Iemand had een fiberglasbootje op de kant getrokken en op het gras aan de kant van de weg omgedraaid. Ik ging erop zitten. Keek uit over het glinsterende water naar de groengrijze heuvels, bespikkeld met kleine witte huisjes.
De kou kroop mijn botten in en beet in mijn oren en neus.
Die vraag van Arnold Burges was wel zinnig. Hoe had de Birthday Boy ze weten te vinden nadat ze helemaal hierheen waren gegaan? En hoe had hij de ouders van Hannah Kelly opgespoord, terwijl die toch keer op keer waren verhuisd?
Voor ons lag het anders. Wij waren blijven wonen waar we woonden. Nou ja, Michelle dan. Zij kreeg het huis en ik kreeg het vel over mijn oren getrokken door haar advocaat. Maar alle andere ouders…
Ik belde Sabir en vroeg ernaar.
Hij klonk alsof hij met zijn mond vol praatte. ‘Geen idee.’
‘Hou even op. Dat moet jullie toch opgevallen zijn. De ouders van Hannah Kelly zijn hartstikke moeilijk te vinden, en toch krijgen ze elk jaar weer een verjaardagskaart. Vind je dat niet verdacht?’
Ik hoorde hem langzaam kauwen.
Ik wachtte.
‘Sabir?’
‘Ben je nou klaar?’
‘Ik wou alleen maar…’
‘We zijn niet getikt, hoor. Natuurlijk hebben we het daarover gehad, oen. We hebben een hele lijst aangelegd met beroepen waardoor ons mannetje er toch achter kan komen waar ze wonen. Misschien werkt hij voor de belasting, of de Dienst Wegverkeer, of misschien is hij arts of journalist of werkt hij bij de post of bij een provider. Of de politie.’
‘Hè?’
‘Kan toch? Of misschien is hij wel heel goed met internet. Heb je daaraan gedacht? Als ik iets wil weten over een verdachte, kijk ik niet meer in de centrale computer, maar op Facebook, LinkedIn, Google+, het kiesregister… Het internet is een goudmijn. Iedereen heeft een digitale voetafdruk, als je maar weet waar je moet zoeken.’
Ja, oké. Alleen zou David Kelly geen berichtjes de wereld in sturen met ‘We zijn verhuisd naar Dunross Street 36, Oldcastle. Niet doorvertellen aan de Birthday Boy, hoor.’
‘Als onze man veel van computers weet, is hij er zo achter.’ Geratel van dikke vingers op toetsen. ‘Ash Henderson, Fletcher Avenue 41, geboren op 8 juni 1968, mobiel nummer zeven acht vier twee…’
‘Oké, oké, ik snap hem.’
‘Gescheiden, twee kinderen, Rebecca, weggelopen toen ze twaalf was, Katie…’ Meer geratel. ‘Katie woont op Rowan Drive 19, Blackwall Hill, Oldcastle, gaat naar de Johnston Academy en “heeft een relatie” met ene Noah. Blijkbaar is het “ingewikkeld”, maar…’
‘Hou maar op, ik snap het al.’ En wie was Noah, verdomme?
‘Hoe lang had ik daarvoor nodig?’
‘Donald Kelly zit niet op Facebook.’
‘Hoeft niet. Als iedereen zeven muisklikken van iedereen verwijderd is, hoeveel klikken denk je dan dat het duurt om iemand te vinden die foto’s zet op Flickr, blogt, twittert of content zet op een van de miljoen sociale sites die er zijn? Al heb je nog nooit een computer aangeraakt, je hebt een digitale voetafdruk.’
Tering.
De wolken werden steeds donkerder en verbreidden zich als een kanker over de lichtblauwe hemel.
‘Hoe is het in Dundee?’
‘We kunnen hier niks meer doen en dus zijn we allemaal naar jullie vertrokken. Kijken of we de zaak vlot kunnen trekken. Wil je met de baas praten?’
‘Nee, laat maar.’ Er dwarrelde iets wits omlaag, gevolgd door een tweede en een derde. Niet dat het al echt sneeuwde, maar er werd boven wel duidelijk over nagedacht. ‘Wil je me een lol doen en uitzoeken wie er naar Donald Kelly heeft gezocht? En de andere ouders.’
‘Op internet? Ik ben goed, maar zo goed ben ik niet.’ Weer malende kaken. ‘Zo goed is niemand. Je hebt het wel over miljoenen servers over de hele wereld, en…’
‘Kun je dan niet… eh…’
Kappen. Als het onmogelijk was, dan was het onmogelijk. Ik ging staan en stampte met mijn voeten om er weer wat gevoel in te krijgen. Misschien moesten we klein beginnen. ‘In welke systemen zou je wél kunnen kijken?’
‘Meen je dat nou?’
‘Dat het een kutklus is, betekent nog niet dat we het niet moeten doen.’
‘Van jou kan ik niks anders verwachten.’ Een zucht. ‘Ik zal eens kijken. Maar ik beloof niks.’ En weg was hij.
Ik liep terug langs de haven. De sneeuwvlokken waren nog steeds klein, maar het waren er wel meer. Het leek wel of het koude trottoir met poedersuiker was bestoven.
Inspecteur Weber zuchtte aan de andere kant van de lijn. ‘Je bent stom bezig, Ash.’ Ik duwde mijn lege bord weg. Macaroni met kaassaus en patat, een culinaire topprestatie. ‘Bedankt, Gregor, daar heb ik echt veel aan.’
‘Ash, wat heb ik nou gezegd over mevrouw Kerrigan nijdig maken? Dat Andy Inglis jou wel mag, maakt niks uit, ze gaat je gewoon…’
‘Weet ik, oké. Weet ik.’ Ik legde een briefje van tien op tafel, dronk mijn glas mineraalwater leeg en liep de straat op. Mijn adem wolkte om mijn hoofd. ‘Wie heeft jou ingeseind?’
‘Ik ben niet door mijn mooie ogen de baas van recherche geworden. Af en toe denk ik zelfs wel eens na.’
Ik sloeg rechts af, de hoofdstraat in, in de richting van Henry’s huis, een hand diep in mijn zak gestoken, de andere snel verkillend in de ijzige lucht. ‘Het is geen…’
‘Ash, we hebben het hier al eens over gehad. Zolang brigadier Smith hier rondloopt, moeten we héél discreet zijn. Ik vind niet dat je heel discreet bezig bent als jouw huis wordt gesloopt door plaatselijk gajes. Jij wel? Als ze nou eens besluit jou om te laten leggen? Enig idee in wat voor problemen ik dan zou komen?’
‘Ja, zou dat even lastig voor je zijn. Erg onattent van me.’ De wind joeg door een steeg en liet de witte vlokjes opkolken. Aan de overkant was een soort boekhandel. Ik bleef staan.
‘Je weet best wat ik bedoel. Jouw overlijden zou een tragische zaak zijn, maar de rest zou worden verneukt door Interne Zaken.’ Het bleef even stil. ‘Hoeveel ben je ze schuldig?’
In de etalage lag een knuffel. Een wollige papegaaiduiker. Dat zou Katie leuk vinden. Ze zag er vandaag de dag uit alsof ze bij de Addams Family was ingetrokken, maar ze had wel alle knuffels bewaard die ik haar had gegeven.
‘Ik moet ophangen. Noodgeval. Iets met een vogel.’
‘Ash…’
‘Ik regel het wel, oké?’ Al had ik geen idee hoe.