33
Agent Sheila Caldwell haalde de poederborstel heen en weer over de achterdeur, de haren raakten heel licht het gekerfde hout, en lieten een laagje wit poeder achter. Het spul kwam ook terecht op haar zwarte fleecetrui, op het bijpassende fluorescerend gele politie-vest en op haar zwarte pet. Ze draaide zich om en keek naar me door een nevel van stof. ‘Ziet er niet goed uit, chef…’
Het kliklicht ging uit, ik zwaaide met mijn arm door de baan van de sensor. Klik – we baadden weer in een verblindend witte gloed. Jammer dat die niet even warm was als fel. Verdomd koud hierbuiten.
Het hout rond het slot was gekerfd en gekrast, het beschadigde hout stak licht en ruw af tegen de blauwe verf.
Ik keek langs het huis omhoog. Er scheen licht door een raam boven in het gebouw, een gezicht keek door de ruit.
Rhona scharrelde door de struiken, een hand diep in haar zak, de andere omklemde een grote zaklantaarn, ze liet een spoor van adem achter zich, als een stoomtrein. ‘Allang weg. Denk dat ze over de achtermuur zijn gekomen. De grond is stijf bevroren, geen voetafdrukken, maar wel wat gebroken takken en zo.’ Ze snufte, veegde met haar hand over haar bovenlip. ‘Heeft die psycholoog van je zich al laten zien?’
‘Nee.’
Rhona blies haar wangen bol en liet toen de lichtbundel van de zaklantaarn omhoog glijden langs de muur tot het licht het raam van de studeerkamer bereikte – dr. McDonald dook weg van het glas. ‘Hare Hoogheid is een beetje zenuwachtig, geloof ik?’
‘Wees eerlijk: iemand heeft wel geprobeerd met een schroevendraaier de achterdeur open te breken.’
‘En het eerste wat ze doet is haar dappere ridder bellen. Niet het alarmnummer of zoiets verstandigs.’ Nog een snif. ‘Ik zou erop afgegaan zijn en hem een schop onder zijn kont hebben gegeven.’
Sheila richtte zich op en deed de hoes weer over haar borstel. ‘Het spijt me, chef, hier is niks. Kleine etter zal wel handschoenen aan hebben gehad.’ Ze stopte de borstel terug in haar recherchekoffertje. ‘Waarschijnlijk gewoon een junk – een beroeps zou een koevoet of een klauwhamer hebben meegebracht. Een schroevendraaier is prima om je boevenvriendjes mee te prikken, maar niet om mee door een yaleslot te komen.’
Rhona keek schuin naar de met poeder bedekte deur. ‘Je hebt er een aardige troep van gemaakt.’
‘Kan ik er iets aan doen? Elke gek van de technische recherche is skeletten aan het opgraven.’ Sheila veegde met een hand over haar gezicht, waardoor ze een stukje van poeder ontdeed. ‘Denk je soms dat jij het beter kunt?’
Rhona haalde een schouder op. ‘Een aap zou het nog beter kunnen.’
‘O, ha ha. Het is koud, ik ben al vanaf zeven uur vanochtend bezig en ik ben verdomme niet in de stemming.’
Ik stak een hand op. ‘Oké, genoeg, geen geruzie.’
Ze keken elkaar dreigend aan.
God sta me bij. ‘Sheila, doe me een plezier en zorg dat er elk uur of zo een wagen langsrijdt, goed?’
‘Ja, chef.’
Ik liet haar verder inpakken en liep achter Rhona aan naar de voorkant van het huis terug. Haar zaklantaarn gaf het pad aan door de duisternis.
Nog meer gesnuf. ‘Je denkt dat het geen junkie was, hè?’
‘Hangt ervan af waar Sensational Steve vanavond was.’
Toen we bij de voordeur kwamen, ging die open. Dr. McDonald stond op de drempel, een arm om zichzelf heen geslagen, waarmee ze Wilberforce de pluche papegaaiduiker tegen haar borst klemde. Met de andere hand frunnikte ze aan haar haar. ‘Is hij weg?’
Rhona haalde haar notitieboekje tevoorschijn. ‘Hebt u iemand gezien?’
Een knik, dansende bruine krullen. ‘Het was donker, ik kon zijn gezicht niet zien, maar hij droeg een dikke jas en een wollige muts, en als hij nou terugkomt?’
‘Er rijdt de hele nacht een patrouillewagen langs. Nou, als we verder niks…’
‘Ash, wil je alsjeblieft hier blijven, ik bedoel, er zijn genoeg logeerkamers en ik wil hier echt niet in mijn eentje zitten als hij terugkomt, tante Jan heeft de honden meegenomen en stel nou dat het geen inbreker was, dat het iemand was die het op mij gemunt had?’
Rhona rechtte haar schouders. ‘U vindt zichzelf heel wat, hè?’
‘Ik ben alleen maar…’
‘U denkt dat de Birthday Boy het op u voorzien heeft, omdat…’ Rhona zette een luide theaterstem op, ‘u de enige bent die hem kan tegenhouden!’ Ze snoof. ‘Meent u dat nou?’
‘Het is niet…’
‘Dat soort dingen gebeurt alleen in de film, prinses. Seriemoordenaars gaan niet achter het onderzoeksteam aan, ze zorgen wel dat ze uit de buurt van de politie blijven.’
Dr. McDonald deed een stapje terug. ‘O…’ Beet op haar onderlip. Keek de andere kant op.
‘Oké Rhona, zo is het wel genoeg. Zij kan er ook niks aan doen dat ze bang is.’
‘O, hou op. Wie weet verzint ze het allemaal wel om aandacht te krijgen. Heeft ze zelf de achterdeur bekrast, en dat signalement is niet bepaald…’
‘Genoeg, zei ik!’
Dr. McDonald kneep in de papegaaiduiker. ‘Alsjeblieft, Ash?’
‘Kom nou, chef, ik zei alleen maar dat het niet de Birthday…’
‘Alsjeblieft?’
Ik lag plat op het bed in het donker, in een onbekende kamer, en keek naar een streep licht die over het plafond streek – de koplampen van een voorbijrijdende auto.
Al die tijd niets en dan ineens komt Steven Wallace op de proppen. Laat het hem zijn. Laat het die klootzak zijn.
Ik bewoog mijn vingers over het fluwelen doosje dat Kleine Mike me had gegeven. Ruw de ene kant op, glad de andere kant op, een smalle gleuf waar het deksel en de onderkant op elkaar pasten.
Laat Steven Wallace de ellendeling zijn die Rebecca heeft vermoord.
Vier jaar zoeken, en liegen, en wachten. Vier jaar waarin alles misliep. Vier jaar bidden om een kans om die klootzak te pakken: erbij te zijn als hij bekende, hem de bak in te zien gaan voor de rest van zijn ellendige leven. Rebecca te vertellen dat ik hem te pakken had gekregen…
Een klop op de deur.
‘Ash?’
Ik stopte het doosje onder mijn kussen. ‘Hallo?’
De deur ging open. Een gestalte in flanellen pyjama stond buiten in de gang, haar hoofd omgeven door krullen. ‘Ik wilde…’ Ze schraapte haar keel. ‘Dank je wel dat je bent gebleven.’
‘Probeer een beetje te slapen, oké?’
‘Je bent een geweldige vader.’ Ze deed de deur dicht en liet me weer alleen in het donker.
Ik legde mijn hand om zijn keel en kneep.