x

‘Ik denk niet dat hij het adres kent’, zei ze toen ze bij het bureau van de centrale wachtcommandant stond, midden in de grote alarmcentrale boven in het politiebureau. Ze maakte een verontschuldigend handgebaar en vervolgde: ‘Maar ineens kreeg ik het vermoeden dat een journalist van Morgenavisen, waar Susanne een dagboek voor bijhoudt, het adres zou kunnen hebben onthuld zonder erbij stil te staan.’

De wachtcommandant glimlachte tegen haar.

‘Je hoeft je echt niet te verontschuldigen dat je reageerde. Ik had met alle plezier Nymand en de rest van het politiekorps van Roskilde erop afgestuurd.’

Hij stond op en bood haar een kop koffie aan. De telefoons rinkelden en de centralisten stuurden patrouillewagens naar verschillende adressen in Kopenhagen. Ze hoorde dat mensen van de technische recherche naar een brand in het centrum werden geroepen, en ze merkte dat je in een heel andere wereld belandde als je hier kwam. Dit hectische gedoe, het geluid van de vele telefoons en het radiocontact kwam je niet op haar afdeling tegen. Daar heerste een rustiger, bijna ingetogen stemming wanneer je door de donkere, gebogen gangen liep, waar je stappen echoden en alles ouderwets leek. De centrale meldkamer was de plek op het hoofdbureau van politie die Louise het meest deed denken aan de andere politiebureaus van Kopenhagen waar ze had gewerkt, voor ze bij Moordzaken kwam.

Hij kwam met twee koppen terug.

‘Ik heb niets meer van haar gehoord, dus er is geen enkele reden om ongerust te zijn’, zei hij terwijl hij de koppen op zijn bureau neerzette. ‘Ze zit vast nog gezellig met haar moeder te kletsen.’

Louise verstijfde en vroeg hem letterlijk weer te geven wat Susanne had gezegd.

‘Ze zei dat alles prima was. En dat ze net gezellig met haar moeder zat te kletsen.’

Louise liep al achterwaarts richting de deur terwijl hij zijn zin beëindigde.

‘We moeten meteen naar Roskilde’, riep Louise tegen Lars Jørgensen, die nog steeds met de telefoon aan zijn oor zat. Ze haalde snel de sleutels op in de kamer van Heilmann en noteerde haar naam in het logboek. Ze stelde vast dat haar teamchef al naar huis moest zijn gegaan. Haar computer was in elk geval uit.

Lars Jørgensen was haar snel gevolgd toen ze de trap af sprong, maar had nog niet gevraagd wat er aan de hand was.

‘Ik had een afspraak met Bjergholdt in Tivoli, maar hij kwam niet opdagen. In plaats daarvan kwam Camilla’s vriendje, Henning.’

Ze gaf hem een samenvatting, maar dat was genoeg om haar collega te laten inzien dat ze een goede reden had om hem mee te nemen naar Roskilde, een halfuur voordat de crèche dichtging.

‘Kunnen we haar niet even bellen en controleren of alles in orde is?’ vroeg hij heel verstandig toen ze op de autosnelweg zaten.

Ze dacht even na.

‘In de allereerste plaats is het mogelijk dat ik overdreven reageer. Dat hoop ik maar’, voegde ze eraan toe. ‘Maar als Susanne ons via de telefoon iets probeerde te vertellen, moet dat zijn omdat hij daar is. En dan is het echt veel te gevaarlijk om haar te bellen. Dan zal hij meteen in de gaten hebben dat ze een geheime boodschap heeft doorgegeven.’

Het bleef in haar hoofd rondspoken. Lars Jørgensen reed op de linkerbaan en knipperde met groot licht naar bestuurders die niet snel genoeg naar rechts gingen.

‘Ze zit in elk geval niet gezellig met haar moeder te kletsen, dat is wel zeker’, zei Louise met nadruk. ‘Zeker niet nadat haar moeder een ingezonden brief naar Morgenavisen heeft gestuurd, waarop Susanne zo heftig reageerde dat Camilla naar haar toe moest.’

Toen ze dat had gezegd, begon ze ineens te twijfelen. Er was de laatste weken zo veel met Susanne gebeurd wat ze niet van haar verwachtte. Misschien had ze na Camilla’s bezoek juist wél haar moeder gevraagd om langs te komen, zodat ze de zaken eens goed konden doorspreken. In haar hart was ze blij dat ze niet een hele ploeg op pad hadden gestuurd. Die zou het gebied hebben afgezet en het huis hebben bestormd.

Ze zuchtte diep.

‘Ik weet het niet’, zei ze en ze haalde haar hand door haar haar. ‘Ik heb er alleen een slecht gevoel over. Maar ik realiseer me ook dat ik niet in mijn gewone doen ben, dus ik weet niet of je aan mijn gevoel wel enige waarde moet hechten.’

Hij keek even snel naar haar voor hij zich weer op de weg en hun hoge snelheid concentreerde.

‘Ik dacht verdorie dat ik zwanger was’, zei ze voor zich uit.

Ze voelde dat hij het gaspedaal even losliet en haar aankeek, dus voegde ze er snel aan toe dat dat toch niet zo bleek te zijn.

‘Het was gewoon verbeelding’, zei ze terwijl ze wat geforceerd glimlachte. ‘Dat zou ook niet zo slim zijn geweest. Maar ik denk eigenlijk niet dat dat mijn intuïtie zou aantasten’, zei ze om op Susanne terug te komen.

‘Nee, waarschijnlijk niet’, zei Lars Jørgensen, die naar de middelste rijstrook ging. ‘Maar het is logisch dat je wat gevoeliger bent als je daar steeds aan moet denken.’

Het kostte twintig minuten om naar Roskilde te rijden. Het verkeer reed op de Københavnsvej mooi door, maar bij de Rode Poort kwam het vast te staan.

Louise zat met haar vingers te trommelen. Ze wist dat haar irritatie daardoor toenam, maar ze kon het niet laten. Haar opgekropte onrust hield haar bezig en de energie moest er op een of andere manier uit.

‘Rij maar niet helemaal tot haar huis’, zei ze toen ze uiteindelijk bij de parkeerplaats voor het blok huizen kwamen waar ook Susanne woonde. Ze parkeerden een stukje verderop en liepen langs de voortuintjes, zodat ze niet via de ramen in de woon- en slaapkamers konden worden gezien, maar alleen vanuit de keuken en de badkamer.

‘Wat doen we?’ vroeg Lars Jørgensen toen ze bij het huis ernaast bleven staan.

‘Ik loop erheen en klop aan, terwijl jij hier wacht. Als ze met haar moeder zit te praten, gaan we naar binnen om gedag te zeggen. Als hij er is, dan bel jij naar onze alarmcentrale en zorg je dat ze uitrukken, terwijl ik kijk of ik Susanne kan bereiken.’

Lars Jørgensen stond met zijn mobiel in de hand. ‘Weet je zeker dat ik niet mee hoef?’

Ze knikte snel. ‘Het moet heel rustig verlopen, en het gaat er in de eerste plaats om dat zij veilig is. Als hij ertussenuit knijpt, dan laten we hem lopen en hopen we dat er een surveillancewagen in de buurt is die hem kan oppakken.’

Het leek erop alsof hij haar wilde tegenspreken, maar Louise liep weg voor hij iets kon zeggen.

Ze liep het tuinpad op en ging heel dicht tegen het huis aan staan. Met de rug naar de muur bewoog ze richting het keukenraam en keek naar binnen.

De keuken was leeg. De deur naar de kamer stond op een kier, maar die was te smal om iets te kunnen zien. Ze dook onder het matglazen raam van de badkamer door en liep verder om het huis heen om in de kamer te kijken. Er brandden twee waxinelichtjes in een houder en er stonden kopjes en een theekan op de salontafel. Dat stelde haar gerust, maar ze zag niemand. De spieren in haar lijf ontspanden een klein beetje toen ze besefte hoe onwaarschijnlijk het was dat Susanne met haar verkrachter thee had zitten drinken.

Ze liep terug naar de voordeur en belde aan, terwijl ze naar Lars Jørgensen knikte om aan te geven dat er iemand binnen was. Er werd niet opengedaan. Voordat ze opnieuw aanbelde, pakte ze de klink beet en constateerde dat de deur op slot zat. Deze keer hield ze haar vinger een aantal seconden op de bel en hoorde hoe het geluid door de hal van de woning schalde.

We moeten naar binnen, gebaarde ze naar Lars Jørgensen.

Toen hij dichterbij kwam, zei ze: ‘Susanne zou nooit weggaan en de kaarsen laten branden.’

Louise belde nogmaals aan en liep naar de andere kant van het huis. Met haar handen tegen het raam keek ze naar binnen om te zien of er werd gereageerd op het geluid van de bel. Ze zag haar collega rond de schuur voor het huis lopen en ze struikelde bijna over de nieuw aangeplante heg die de voor- en achtertuin van elkaar scheidde toen ze snel terugliep om hem te helpen zoeken naar iets waarmee ze de ruit van de voordeur konden inslaan. In het schuurtje vonden ze een paar tuintegels.

‘Als ze binnen zitten, weten ze dat we er zijn’, zei ze. ‘Laten we nou maar verdergaan.’

Lars Jørgensen pakte een tuintegel en sloeg hem met volle kracht tegen de massieve ruit van de voordeur. Louise had verwacht dat hij zou versplinteren, maar was verbaasd toen ze zag dat er slechts een klein gaatje in kwam. Hij bleef slaan, totdat het gat in het sterke glas groot genoeg was om een arm naar binnen te steken en de deur van het slot te doen.

‘Susanne’, riep Louise naar binnen.

Er gebeurde niets. Intuïtief wist ze dat er iemand was en ze riep nog een keer. Ze deed de deur open en stapte over de glasscherven de hal in.

‘Susanne!’

Ze had het idee dat ze een deur hoorde opengaan en liep verder de hal in.

‘Ga naar buiten, anders doe ik haar iets aan.’

De stem klonk zwaar en de woorden werden kalm en duidelijk uitgesproken. Louise gokte erop dat het geluid uit de slaapkamer kwam. Ze draaide zich om om te kijken of Lars Jørgensen het had gehoord. Ze zag dat hij zich al had teruggetrokken en met zijn mobieltje in de hand stond. Ze wist dat hij naar de centrale meldkamer belde. Die zou snel contact zoeken met de politie in Roskilde, maar ze wist ook dat er ten minste een uur zou verstrijken voordat het onderhandelingsteam hier kon zijn. Ze kneep haar ogen samen en probeerde zich te herinneren of ze, voor ze vertrokken, op de afdeling mensen had gezien van de ploeg die speciaal was opgeleid om met gijzelingssituaties om te gaan. Maar ze kon zich het niet herinneren en wist ook niet precies wie er in die ploeg zaten.

Louise besefte dat ze zelf tot handelen moest overgaan. Ze had ervoor gekozen om naar binnen te gaan, en nu kon ze zich niet zomaar terugtrekken en wachten tot de anderen kwamen opdagen. Als het niet ten koste van Susanne mag gaan, moet ik zelf met hem praten, dacht ze. Over enkele ogenblikken zou de plaatselijke politie hier zijn, die de omgeving zou afzetten. De situatie moest worden gestabiliseerd en zij moest proberen tijd te winnen.

Ze deed een stap achteruit en riep dat hij rustig moest blijven. Ze was gekomen om de situatie te helpen oplossen.

‘Ik heb een mes. Ga naar buiten en doe de deur dicht’, riep hij.

Louise stapte terug door de scherven, terwijl ze bedacht dat het geen enkel nut had dat ze naar elkaar stonden te schreeuwen. Ze zou tijd kunnen winnen als ze echt met hem in gesprek kon komen.

‘Kunnen we niet via de mobiele telefoon met elkaar praten?’ stelde ze voor terwijl ze in de deuropening stond.

Hij gaf geen antwoord.

Ze bood aan haar mobiele telefoon naar binnen te gooien en die te bellen.

Hij gaf nog steeds geen antwoord.

‘Jørgen.’

Ze sprak zijn naam luid en duidelijk uit.

‘Ik wil graag met je praten’, zei ze. Ze was zich er heel goed van bewust dat ze, door zijn naam te gebruiken, kon winnen of verliezen. En er bestond nog steeds het risico dat ze fout zat. Dat het iemand anders bleek te zijn die bij Susanne binnen zat.

Louise pakte haar mobiele telefoon uit haar zak en stapte nog een keer door het glas in de hal heen. Toen ze de deur naar de kamer had geopend, ging ze op haar hurken zitten en liet ze de telefoon zo ver mogelijk door de kamer glijden, voordat ze snel opstond en de deur weer dichtdeed om hem het gevoel te geven dat ze hem niet onder druk wilde zetten.

Lars Jørgensen was uitgepraat met Kopenhagen.

‘Ze zijn onderweg’, zei hij terwijl hij haar zijn telefoon gaf, zodat ze haar eigen nummer kon bellen. Hij ging lange tijd over en vervolgens deelde de voicemail mee dat Louise Rick de telefoon niet kon opnemen. Ze verbrak de verbinding en belde nog een keer. Voor het eerst in dagen was de wollige mistdeken uit haar hersenen verdwenen. Ze voelde zich alert en tot het uiterste geconcentreerd. Ze wist dat ze de man met wie ze te maken had niet moest onderschatten. Psychopaten willen bevestigd worden, bracht ze zichzelf in herinnering. Ze moest met hem meespelen als ze Susanne hier levend uit wilde krijgen.

Bij de derde keer bellen nam hij op, maar hij zei niets. Ze hoorde alleen zijn ademhaling.

‘Is Susanne in leven?’ vroeg ze zacht.

‘Ja’, bevestigde hij na zo’n lange stilte dat Louise de hoop op een reactie bijna had opgegeven.

‘Kun je me een levensteken geven?’ vroeg ze.

Hij zei niks, maar Louise hoorde dat hij bewoog.

‘Ja.’

Het klonk alsof Susanne het woord onder dwang uitsprak.

‘Susanne, met Louise’, zei ze en ze probeerde te klinken alsof alles rustig en onder controle was.

‘Hou je bek’, zei hij.

Ze negeerde zijn grofheid en ging onbewogen verder. ‘Als je haar niets doet, kan ik je uit deze situatie helpen. Ik weet wel dat jij die nu beheerst, maar wil je me eens vertellen wat de bedoeling is?’

Ze had helaas een vrij duidelijk idee van wat de bedoeling was. Jørgen wist dat Susanne tegen hem kon getuigen als de politie hem zou vinden. Karin Hvenegaard was ook in staat hem aan te wijzen. Ineens besefte ze dat ze niet meer aan de vrouw uit Rødovre had gedacht sinds ze bij haar op bezoek was geweest. Misschien was hij ook al bij haar langsgegaan. Het was niet zo moeilijk om in te zien dat voor hem de situatie uit de hand was gelopen.

Natuurlijk voelt hij zich bedreigd, dacht ze terwijl het beeld duidelijker werd. De twee brute verkrachtingen waren op dit moment de minst zware vergrijpen waarvoor hij zou worden aangeklaagd. Hoewel datgene wat hij Karin en Susanne had aangedaan genoeg was om zich onder druk gezet te voelen, was de dood van Christina Lerche iets wat zijn misdaden in een heel andere categorie plaatste.

Louise sprak indringend en met rustige, lage stem, en vreemd genoeg voelde ze zich innerlijk ook heel rustig. Ze dacht niet aan de eventuele consequenties, maar probeerde alleen maar tijd te winnen. Als het haar lukte om op hem in te praten, dan ontspande hij misschien en zag hij in dat het verstandiger was om naar buiten te komen en Susanne met rust te laten.

Beheerst ging ze verder. ‘Ik weet wel dat jij Christina Lerche niet hebt vermoord’, zei ze zachtjes in de telefoon. ‘Haar dood was een ongeluk.’

Ze zag dat er al verscheidene politieauto’s de parkeerplaats op waren gereden. Er zouden er nog meer komen om de omgeving af te zetten. Het was van belang om het gesprek op gang te houden tot het onderhandelingsteam kwam en het van haar overnam, en er was een kans dat dat lukte, als zij hem voortdurend wist te voorzien van informatie die hij graag wilde horen.

Hij zei nog steeds niks.

‘Het zal heel positief worden uitgelegd als je nu zelf naar buiten zou komen’, ging ze verder. ‘Daarmee voorkom je dat de situatie escaleert.’

Als hij nou maar gewoon iets wilde zeggen. Het baarde haar zorgen dat hij bleef zwijgen. Toen de stilte en het zachte geruis op de lijn bleven aanhouden, werd ze bang dat hij de telefoon onder de kussens in de kamer had gelegd of ergens anders waar geen geluid doordrong. Misschien had hij de deur naar de slaapkamer, waar Susanne zich bevond, gesloten. Louise werd ineens overmand door angst bij de gedachte dat hij Susanne op dit moment mishandelde, terwijl zij hier maar naïef tegen hem bleef praten.

Ze liep naar de deur toe en klopte er hard op. Ze leunde naar voren en luisterde.

‘Het is te laat’, zei de donkere stem eindelijk in de telefoon.

Ze kon de intonatie niet goed duiden en wist niet of hij aan Susanne of aan de situatie in zijn geheel dacht. Ze hoopte op het laatste en klampte zich aan zijn woorden vast.

‘Het is nooit te laat als je verstandig te werk gaat. Het zou jouw zaak ten goede komen als je haar laat gaan.’

‘Ik geloof je niet. Ik zie de politie.’

‘Dat is de geüniformeerde politie die bezig is de omgeving af te zetten. Dat is de normale procedure totdat het onderhandelingsteam arriveert en de leiding overneemt. Ik ben geen expert, ik ben maar een gewone rechercheur.’

‘Onderhandeling? Willen jullie misschien een deal sluiten?’

‘Ja’, zei Louise met overtuiging. ‘We willen een afspraak met je maken, zodat je goed uit deze situatie komt.’

‘Probeer jij mij wijs te maken dat ik iets gedaan kan krijgen?’

De vraag klonk sarcastisch.

‘Wat zou je graag gedaan krijgen?’

Ze hoopte dat hij erop in zou gaan, zodat ze het gesprek op gang kon houden, en tegelijkertijd keek ze op haar horloge. Het zou nog minstens een halfuur duren voordat ze vanuit de stad hier waren. Dat was nog best lang als het zo traag ging.

Als hij wanhopig was, zou hij gaan ratelen en eisen dat er op het vliegveld van Tune een privévliegtuig klaar zou staan dat hem het land uit kon brengen, en daarna zou hij alles opsommen wat hij in Amerikaanse films had gezien. Maar dat deed hij niet. Hij leek niet zo wanhopig, liet zich niet meesleuren door een aanzwellende woordenvloed, maar zat waarschijnlijk elk woord dat er werd gezegd te overdenken.

Ze hoorde Susanne op de achtergrond huilen.

‘Als je haar laat gaan, kom ik naar binnen’, stelde ze voor.

‘Wat heb ik aan jou?’ vroeg hij verbaasd.

‘Je kunt met me praten.’

Plotseling klonk het alsof hij zich amuseerde.

‘Je kent mij toch helemaal niet. Waarom zou ik er iets aan hebben om met jou te praten?’

Het viel Louise op dat hij klonk als een zakenman die midden in een telefonische vergadering zat, en ze had niet echt het idee dat ze iets kon bieden wat voor hem aantrekkelijk was.

Ze had de keuze tussen beamen dat hij er misschien inderdaad niet veel aan had en glashard tegen hem te liegen.

‘Ik kan je in de allereerste plaats garanderen dat ik er alles aan zal doen om je te helpen, zodat we dit rustig en vreedzaam kunnen afsluiten en een oplossing vinden waar jij tevreden mee bent’, zei ze overtuigend. ‘Laat Susanne gaan, dan kom ik naar binnen en praten we erover. Ik kan ook je gijzelaar zijn voor als je liever op het onderhandelingsteam wilt wachten om te horen wat zij je te bieden hebben.’

Hij mompelde iets wat ze niet snapte.

‘Je kent me niet, dus zul je me ook niet begrijpen en dan heb ik dus niks aan je.’

Hij klonk gelaten.

Louise haalde heel diep adem.

‘Jawel,’ zei ze, ‘ik ken je wel, en jij kent mij.’

Kennen was een groot woord, maar in zekere zin was dat toch het geval. Ze zouden elkaar in elk geval hebben leren kennen als hij zich aan hun afspraakje had gehouden.

De stilte werd drukkend.

‘Wie ben jij dan?’

‘Zeg maar Princess’, antwoordde Louise terwijl ze tegen de buitenmuur leunde.

Stilte. Ze begon te rillen, hoewel de zon gloeide. Ze was zo ver gegaan dat een reactie onvermijdelijk was.

Louise hoorde vanuit het huis een geluid en ze draaide zich om om Lars Jørgensen te wenken.

‘Ik ga naar binnen’, fluisterde ze zachtjes, zodat het niet via de mobiele telefoon te horen was. ‘Bel naar het hoofdbureau en zorg dat ze een surveillancewagen naar Karin Hvenegaard sturen. Misschien is hij ook bij haar langs geweest.’

Hij keek opzij en wilde kwaad iets zeggen. Ze zag het aan zijn gespannen kaakspieren. Daarna draaide hij zijn gezicht weer naar haar toe en legde een hand op haar schouder.

‘Kijk uit voor hem. We weten niet waarom hij bij haar is, maar hij heeft iemand vermoord.’

Dat wist zij ook wel.

‘Hij staat onder druk’, vervolgde hij, ‘als hij haar naar buiten laat komen, is dat omdat hij denkt dat hij meer uit de situatie kan halen als hij jou als gijzelaar gebruikt.’

Louise wist dat haar collega gelijk had, maar op dit moment was ze eerlijk gezegd bang dat de man dacht dat hij er het meest aan had als hij Susanne vasthield.

Ze liep terug naar de voordeur en luisterde. Ze zag Suhr en Heilmann aan komen lopen over de parkeerplaats en ze zag dat de chef Moordzaken iets tegen haar wilde zeggen. Maar op dat moment ging de deur naar de hal open en kwam Susanne, door een arm geleid, tevoorschijn. Haar hals bloedde en ze stond geschrokken naar de grond te kijken. Haar handen waren strak voor haar lichaam aan elkaar gebonden en Louise zag dat hij niet de gebruikelijke plastic strips had gebruikt. Het leek op een snoer dat hij in de woning had gevonden.

‘Ze komt pas naar buiten als jij binnen bent.’

Louise keek snel even naar Suhr en voordat hij kon protesteren liep ze gespannen als een snaar naar binnen, waar ze naast Susanne ging staan. Ze overwoog even of ze moest proberen haar mee naar buiten te trekken, waardoor ze allebei vrij waren, maar liet de gedachte varen. Als het mislukte, viel er weinig succes meer te boeken. Ze bracht beide handen naar haar nek, om aan te geven dat ze ongewapend was en niet klaarstond om aan te vallen, en ze zag dat de greep om Susannes arm verslapte.

‘Ga maar’, zei ze tegen Susanne.

Ze bleef even staan en zag de rug van Susanne, die snel bij het huis wegliep. Een ongelooflijk gevoel van opluchting en triomf kwam in haar naar boven, totdat ze meteen daarna een sterke hand om haar elleboog voelde die haar de kamer binnentrok, waar ze omviel en tegen de bank aan kwakte.