x

Vanuit de auto belde Louise naar Flemming Larsens rechtstreekse nummer. Hij was de dienstdoende forensisch arts en ze had hem al op weg naar Hvidovre op de hoogte gebracht.

‘We zijn onderweg’, zei ze toen hij de telefoon opnam.

‘Uitstekend. Heeft ze zelf al iets gezegd?’

Louise keek met opzet niet naar Susanne Hansson, die naast haar zat.

‘Nog niet.’

Het was eventjes stil.

‘Wil je haar voor of na het onderzoek verhoren?’ vroeg hij vervolgens.

‘Ik wacht tot jullie klaar zijn. We lopen direct door naar de afdeling, dus zien we elkaar daar.’

Ze spraken af dat Flemming op haar telefoontje zou wachten voordat hij vanuit het erachter gelegen Teliumgebouw naar het academisch ziekenhuis zou lopen, waar het Forensisch Instituut was gevestigd.

Susanne staarde uit het raam. Voordat ze uit het ziekenhuis in Hvidovre vertrokken, was het infuus verwijderd en ze had een witte badjas gekregen, die ze over de ziekenhuiskleding had aangetrokken. Ze leek nog steeds erg verward en zag er gehavend uit. De kwetsbaarheid en de vernedering hingen als een waas om haar heen.

Louise overwoog of het zin had al in de auto een gesprek met haar te beginnen. Er was geen reden haar onder druk te zetten en haar gedachten naar de gebeurtenissen van de afgelopen nacht terug te laten gaan voordat het medisch onderzoek was afgesloten. Ze heeft behoefte aan rust, besliste Louise, en ze dacht ondertussen aan de onaangename vragen die bij het verhoor van een verkrachtingsslachtoffer hoorden. ‘Weet je zeker dat er sprake is van verkrachting?’

Ze stopten voor rood. Ze keek opnieuw naar de ineengedoken persoon op de stoel naast haar. Ze kon moeilijk inschatten hoe Susanne zou reageren op wat haar de komende uren te wachten stond. Op dit moment leek het erop alsof alles haar was afgenomen. De stilte in de auto was drukkend en pijnlijk, maar er viel moeilijk iets aan te veranderen.

Louise reed het ziekenhuisterrein op en parkeerde de auto voor ingang vijf, en toen ze de auto op slot had gedaan, belde ze naar het Forensisch Instituut. Ze namen de lift naar de afdeling Gynaecologie en liepen de gang verder door, tot ze bij het Centrum voor slachtoffers van seksueel geweld kwamen.

Ze liep naar binnen en meldde zich.

De verpleegster bij de receptie kwam naar buiten en gaf Susanne een hand.

‘Zijn er geen naaste familieleden bij?’ vroeg ze verbaasd.

‘Nee’, zei Louise, die Susannes blik ontweek.

De verpleegster had in de gaten dat Louise ervoor had gezorgd dat ze, in verband met het verhoor, met zijn tweeën waren gekomen, en haar hele houding gaf blijk van regelrechte afkeer over deze beslissing.

Louise raakte geïrriteerd, maar wist zich te beheersen. Het was onbegrijpelijk dat mensen die beroepshalve met dit soort ernstige misdrijven te maken hadden, niet doorhadden dat onderzoek en verhoor zulke ontzettend belangrijke elementen waren. Als je enige hoop koesterde om de dader te pakken, had het geen enkele zin de moeder van het slachtoffer erbij te hebben, omdat zij invloed kon hebben op de bereidheid van de dochter om iets te zeggen.

‘Zo dadelijk komt er een dokter naar je kijken’, zei de verpleegster tegen Susanne.

Ze zei met opzet niet ‘forensisch arts’. Zo tactvol was Louise niet geweest, maar er was geen reden te verhullen wie het onderzoek uitvoerde, vond ze.

‘Als je daar behoefte aan hebt, er is een bed aanwezig waar je op kunt liggen tot hij komt’, vervolgde de verpleegster, die op haar horloge keek. ‘Hij komt er waarschijnlijk zo aan. Jullie mogen ook hier wachten of alvast naar de onderzoekkamer gaan.’

Dat laatste was tot Louise gericht.

Op dat moment kwam Flemming Larsen met de witte doktersjas wapperend om zijn benen aanlopen. Hij stelde zichzelf voor en vroeg Susanne hem te volgen.

‘Jij wacht hier’, zei hij tegen Louise toen ze richting het kleine onderzoekkamertje liepen.

Eigenlijk had ze mee naar binnen gewild, hoewel ze wist dat hij er liever niet te veel mensen bij had als hij iemand onderzocht. Bovendien moesten er een gynaecoloog en een verpleegster bij aanwezig zijn, dus er was niet veel ruimte.

Ze knikte en keek de bijna twee meter lange arts na toen hij Susanne Hansson vriendelijk mee naar binnen nam en de deur achter hen dicht liet glijden.

Als het een van de andere artsen was geweest, was ze de strijd aangegaan. Het was soms van het grootste belang om tijdens het onderzoek mee te luisteren. Af en toe kwam het slachtoffer met informatie die minder waarde had als deze later door iemand anders werd doorgegeven. Met Flemming verliep de samenwerking heel goed en ze wist dat hij een correct verslag zou weten te geven van de informatie die Susanne tijdens het onderzoek eventueel losliet.

Ze liep naar Flemmings spreekkamer en ging zitten wachten. Als de forensisch arts klaar was nam het personeel van het centrum de patiënt over. Ze boden Susanne een douche aan en een gesprek met de psycholoog van de afdeling, voordat ze klaar was voor het verhoor op het hoofdbureau van politie. In de tussentijd kon Flemming haar mooi verslag uitbrengen.

Louise pakte haar telefoon. Ze wist niet precies waar je in dit grote ziekenhuis mobiel mocht bellen, maar ze dacht dat het in de spreekkamer van de arts waarschijnlijk wel toegestaan was.

‘Ja, de boodschappen vallen mooi in het water’, zei ze toen Peter de telefoon opnam. Ze had hem al een sms gestuurd terwijl ze in Hvidovre op de arts had zitten wachten, dus hij was voorbereid.

‘Zolang de wil maar niet ontbreekt’, lachte hij en hij zei dat hij op weg naar huis wel bij de supermarkt langs zou gaan.

‘Dank je’, zei ze en ze zuchtte overdreven diep voordat ze zei dat het weleens laat kon worden. Ze beloofde te bellen als ze wist hoe laat ze thuis zou zijn.

‘Ik maak wel iets te eten en zet het in de koelkast’, zei hij. Ze gaf hem door de telefoon een kus en hoopte dat deze niet in de slechte, krakende verbinding tussen hen beiden verloren ging.

Onder invloed van de champagne op oudejaarsavond had haar vriend het plechtige voornemen uitgesproken dat hij begripvoller en vriendelijker zou zijn als ze belde om te zeggen dat ze niet op de afgesproken tijd thuis kon komen.

Ze zag hem in een glimp voor zich, met het glas champagne in zijn hand. Ze was een beetje boos geworden, want eigenlijk had zij hem al een ultimatum gesteld toen ze gingen samenwonen, nadat hij na een verblijf van negen maanden uit Schotland was teruggekeerd. Hij had oorspronkelijk ja gezegd tegen een baan waarvoor hij zes maanden naar Aberdeen moest, om een nieuw product te introduceren voor het internationale farmaceutisch bedrijf waarvoor hij werkte, maar vervolgens waren er drie maanden bij gekomen, en hij was pas vlak voor de kerst teruggekeerd.

‘Kus terug’, zei hij. Ze glimlachte naar de telefoon toen ze hem uitzette en weer in haar tas deed. Ze bladerde door een oud weekblad en werd gegrepen door een artikel over een jonge vrouw met leukemie die een beenmergtransplantatie moest ondergaan om te kunnen overleven. Het probleem was echter dat er in het wereldwijde beenmergregister geen enkele donor geregistreerd stond met precies hetzelfde weefseltype als deze vrouw.

Na een uurtje gokte Louise erop dat ze wel klaar waren met het onderzoek en ze liep de gang op om te kijken of ze ergens op de afdeling een kan koffie en een paar kopjes kon vinden.

‘Goed idee’, zei Flemming toen hij tien minuten later tegenover haar ging zitten.

Ze schonk koffie in en schoof een kop naar hem toe.

‘Hoe gaat het met haar?’

‘Ze heeft een nogal gewelddadige ervaring achter de rug’, zei hij.

Louise had pen en papier op tafel klaargelegd. Ze trok deze naar zich toe en keek hem afwachtend aan, terwijl hij over zijn koffie blies.

‘Er heeft zowel vaginale als anale penetratie plaatsgevonden’, zei hij terwijl hij zijn kopje neerzette.

Ze noteerde het.

‘Er zitten bloedende scheurtjes in het slijmvlies achter in de schede-ingang en drie scheurtjes in de huid bij de opening van de endeldarm.’

‘Heb je spermasporen aangetroffen?’

De woorden werden uitgesproken alsof ze alledaagse gebeurtenissen zaten door te nemen.

‘Niet direct, maar ze had een paar lichte vlekken op haar rug die van sperma afkomstig kunnen zijn. Ik heb ze verzameld.’

Louise keek op van haar schrijfblok.

‘Zat er iets in haar schaamhaar?’

Hij schudde het hoofd. ‘Hij kon er moeilijk bij van voren, omdat haar benen aan elkaar waren gebonden. Ik denk dat hij uitsluitend achter haar is geweest. Maar in dit geval had er wel iets gevonden kunnen worden’, voegde hij er met een scheef lachje aan toe.

Tot grote ergernis van de forensisch arts was het uit de mode geraakt dat vrouwen überhaupt schaamhaar hadden. Om deze informatie had Louise destijds hard moeten lachen en ze had zich ongelooflijk ouderwets gevoeld.

‘En de rest van het lichaam?’

Ze schetste een menselijk lichaam, klaar om in te tekenen waar Susanne was gemolesteerd.

‘Er zijn bloedende wondjes van de prop die hij in haar mond heeft gestopt’, zei hij.

Louise tekende het in op de schets voor hij verderging: ‘De uiteinden van de prop hebben tegen beide mondhoeken aan geschuurd. Ik ga ervan uit dat de prop nog in de woning ligt, en anders is hij misschien al naar de technische recherche gebracht.’

Louise had daar de indrukwekkende verzameling gezien van onaangename voorwerpen die daders in de mond van hun slachtoffers stopten om te voorkomen dat ze zouden gaan gillen. De aanblik had haar pijn in haar wangen bezorgd. Het was van alles en nog wat, van houten blokken in sokken tot stevige kabels die in tape of pleisters waren verpakt.

‘Verder is er nog blaarvorming in het rechthoekige gebied waar de tape heeft gezeten – een overgevoeligheidsreactie, denk ik’, zei Flemming en hij vervolgde: ‘Daarbij heeft ze een paar harde klappen in haar gezicht gehad.’

‘Was het iemand die ze kende?’ vroeg Louise terwijl ze de balpen weglegde.

‘Hij heet Jesper Bjergholdt.’ De forensisch arts keek op het papiertje dat hij uit de zak van zijn witte doktersjas had gehaald. ‘Hij woont aan de H.C. Ørstedsvej.’

Louise pakte haar telefoon en toetste Lars Jørgensens nummer in. Natuurlijk had ze het Susanne zelf moeten vragen toen ze in de auto zaten. Terwijl ze zat te wachten tot haar collega opnam, verzocht ze Flemming verder te vertellen.

‘Ze zijn afgelopen maandag uit eten geweest, maar ik kon er niet goed achter komen of ze elkaar al langer kenden of dat het een recent contact was’, zei hij verontschuldigend. ‘Ze doet erg haar best te benadrukken dat het een gezellige avond was geweest en dat ze niet begrijpt wat er ineens gebeurde.’

Louise gebaarde dat ze nog steeds luisterde.

‘Toen we bijna klaar waren, gaf ze aan dat hij het misschien helemaal niet was geweest,’ vervolgde de arts, ‘maar ze kan niet zeggen waar hij in dat geval is gebleven en hoe iemand anders de woning dan is binnengedrongen.’

Hij pauzeerde als om zijn woorden te wegen. ‘Ze is helemaal in de war, zoveel is duidelijk. Ze zit nu met de psycholoog te praten.’

‘Kan Bjergholdt iets in haar glas hebben gedaan?’ vroeg Louise.

‘Dat is natuurlijk een mogelijkheid, maar ik denk het niet. We hebben een testje gedaan.’

‘Eventjes heel kort’, zei ze in de telefoon toen haar collega eindelijk reageerde vanuit de woning van Susanne. ‘Hij heet Jesper Bjergholdt, woont aan de H.C. Ørstedsvej, en ze zijn samen uit eten geweest.’

Ze keek naar Flemming en vroeg: ‘Waar?’

Hij haalde de schouders op en schudde het hoofd.

‘Ik weet niet waar,’ zei ze, ‘maar ik bel je zodra ik met haar heb gesproken. Tot straks.’

Ze wilde het gesprek beëindigen toen ze er ineens aan dacht dat Susanne het vast op prijs zou stellen het centrum in iets anders dan een badjas te verlaten.

‘Kun je wat kleren in haar kast zoeken en ervoor zorgen dat die hierheen worden gebracht, dan neem ik haar mee naar het politiebureau.’

Ze stopte de telefoon in haar tas en keek op het schrijfblok voor zich om te zien hoe ver ze waren gekomen. Daarna vroeg ze de arts om verder te gaan.

‘Ze heeft circulaire schaafwonden om haar polsen en enkels van ongeveer een centimeter breed, wat is te verklaren uit het feit dat ze met tie-rips vastgebonden is geweest.’

Louise noteerde het in dezelfde, stijve formulering.

‘Verder zijn er nog sporen in de huid, omdat hij de plastic strips strak heeft getrokken. Ik vermoed dat haar handen paars en gezwollen waren toen het ambulancepersoneel de strips doorknipte, maar tijdens het onderzoek was de zwelling afgenomen en de kleur normaal.’

Toen alles was opgeschreven zaten ze nog een poosje te praten over de zomervakantie die Flemming samen met zijn kinderen aan het plannen was. Het was de eerste keer dat ze alleen op vakantie zouden gaan en de kinderen zagen ernaar uit om in een huifkar door de bossen van Midden-Jutland te trekken.

‘Ze willen graag kamperen en eten maken op een kampvuur’, zei hij hoofdschuddend voordat hij ging staan en met haar meeliep naar de gang.

Ze hadden net afscheid genomen toen Louise werd geroepen door een psychologe van het centrum.

Deze kwam naar haar toe en zei: ‘Op dit moment verdringt ze wat er is gebeurd.’ Het meeste van de avond weet ze nog precies, maar als ze bij de slaapkamer komt, wordt het verloop onduidelijk. Ik heb haar naar een particuliere psycholoog verwezen en haar aangeraden daar een dezer dagen contact mee op te nemen.’

Louise knikte en bereidde zich erop voor dat het een lang verhoor kon worden als ze zich eerst nog door een heleboel verdringing moesten worstelen. Misschien leverde het wel helemaal niets op.

Ze klopte aan bij de kamer waar Susanne lag.

‘Er komt iemand kleding voor je brengen’, zei ze terwijl ze op haar afliep. ‘Als je je hebt aangekleed, rijden we naar het politiebureau.’

Susanne had haar ogen dicht. De linkerkant van haar gezicht was zo enorm opgezet dat Louise eraan twijfelde of ze überhaupt in staat was dat oog te openen. De huid over haar jukbeen was één grote wond.

‘Ik weet dat je moe bent en je ellendig voelt, maar het is belangrijk dat we praten over wat er is gebeurd’, zei ze meelevend. ‘Het is belangrijk, omdat we degene die dit heeft gedaan graag willen vinden. Maar het is ook belangrijk dat je alles vertelt. Het helpt om erover te praten.’

Louise hoopte dat de woorden tot achter de gesloten oogleden doordrongen. Op hetzelfde moment werd er op de deur geklopt. Buiten stond een agent in uniform met een tas in de hand.

‘Dank je.’ Louise glimlachte en nam de tas aan, maar was niet van plan de man de kamer binnen te laten. Ze liep terug naar Susanne.

‘Zeg het maar als je hulp nodig hebt’, zei ze terwijl ze de tas bij het voeteneinde van het bed neerzette.

Toen Flemming zijn onderzoek had afgerond, had Susanne gebruikgemaakt van het aanbod om te douchen. Haar korte, donkere haar plakte tegen haar gezicht.

‘Het lukt wel’, zei ze en ze deed voorzichtig haar ene oog open terwijl ze langzaam overeind kwam.

‘Ik wacht buiten op je’, zei Louise voor ze de deur achter zich dichtdeed.