x
Ze waren in de burgerauto gaan zitten en Louise voelde hoe Susannes blik hen volgde vanuit de auto erachter.
‘Kenden ze elkaar al van voor het feest?’ vroeg ze en ze merkte hoe elke zenuw in haar lichaam in gespannen afwachting was van het antwoord.
‘Ze schrijven al een tijdje met elkaar… Ik heb ook een poosje contact met hem gehad in de chatroom, maar niet via de mail.’
‘Hoe laat zijn ze weggegaan?’
Anette dacht lang na en zei toen dat het volgens haar meer dan een uur geleden moest zijn. Dat kwam overeen met het tijdstip waarop Louise hem had gezien.
‘Hij was geloof ik nogal dronken’, zei Anette.
Deze informatie maakte de zaak er niet beter op.
‘We moeten contact met je vriendin zien te krijgen’, zei Louise nadrukkelijk. ‘Ik neem aan dat ze een mobieltje heeft?’
Dat laatste was meer een constatering dan een vraag, en Anette knikte.
‘Ik ben zo terug.’
Louise liep achter de auto langs, tikte tegen het ruitje van Heilmanns auto en vroeg haar even uit te stappen. Toen het portier weer dicht was en Susanne hen niet meer kon horen, legde ze uit dat hun dader nu naar alle waarschijnlijkheid bij een vrouw was met wie hij al een tijdje schreef.
Ze slenterden een eindje bij de auto’s vandaan en bespraken welk risico ze liepen als ze haar zelf op haar mobiel zouden bellen. Dat zou ertoe kunnen leiden dat Duke, Jesper Bjergholdt of welke schuilnaam hij ook gebruikte, zich als aangeschoten wild ging gedragen. Hij zou woedend tot de aanval overgaan of hij zou ervandoor gaan en zich verstoppen.
‘Ze heet Stine Mogensen, ze is vijfentwintig en ze is een uur geleden samen met onze man vertrokken’, vertelde Louise. ‘Hij moet er in het gedrang tussenuit zijn geglipt voor ik naar buiten kon komen.’
Heilmann luisterde zonder een spier te vertrekken.
‘We moeten aannemen dat ze naar haar woning zijn gegaan’, vervolgde Louise en ze merkte hoe haar lichaam verstrakte. Als er meer dan een uur was verstreken, zou het al vreselijk fout kunnen zijn gegaan.
‘Zeg tegen haar vriendin dat ze haar moet bellen op haar mobieltje en moet proberen haar daar weg te krijgen’, zei Heilmann. ‘Ze kan zeggen dat ze haar dringend moet spreken. Of zoiets.’
‘Maar dan gaat hij ervandoor’, protesteerde Louise.
Heilmann leek even te twijfelen, maar vervolgde met vastberaden stem: ‘We moeten er eerst voor zorgen dat zij veilig is. Ik stuur de anderen naar het adres.’
De teamchef liep weg om hun mannelijke collega’s erbij te roepen.
Toen Louise terugliep naar de auto, zag ze vanuit haar ooghoek Camilla gearmd met een man aan komen wandelen. Hij zag er goed uit, constateerde ze ondanks de afstand, maar in plaats van erheen te lopen en hen te begroeten, stapte ze snel in zodat Camilla haar niet zag.
‘Waar woont je vriendin?’
Anette zag heel bleek.
‘Aan de Sverrisgade op Amager.’
Louise noteerde het nummer en de etage en stapte weer uit om Heilmann te zoeken.
Camilla en Henning waren verdwenen, en Michael Stig stond al met de auto klaar.
‘Jullie rijden er zonder sirene en zwaailicht heen’, zei Heilmann streng, ‘en er moet iemand bij de achtertrap staan voordat jullie naar binnen gaan.’
‘Moet ik niet meerijden?’ bood Louise aan.
De teamchef schudde haar hoofd.
‘Jij moet hier bij mij zijn als de vrouw gaat bellen en daarna breng je Susanne naar huis.’
Louise drong nogmaals aan, maar Heilmann liet zich niet vermurwen, hoewel ze wist dat het Louise niet beviel om in een zaak waarbij ze zelf zo nauw betrokken was geweest de arrestatie aan anderen over te laten.
Heilmann was achter in Louises auto gestapt en probeerde een gesprek te beginnen met Anette, die langzaamaan iets was ontnuchterd, maar nog steeds lijkbleek zag. Ze deed blijkbaar geen poging meer om te snappen wat er aan de hand was, maar ze begreep dat Duke ergens bij betrokken was en dat de politie hem daarvoor wilde oppakken. Ze vroeg niet wat het was, maar was begrijpelijkerwijs meer bezig met de situatie waarin haar vriendin was beland.
‘Bel haar nu maar’, drong Heilmann aan.
Anette zocht het nummer van Stine Mogensen in haar toestel en haalde een keer diep adem voor ze opbelde. Ze zat gespannen te wachten tot het toestel overging, daarna ontspanden haar schouders en wachtte ze af.
Louise en Heilmann zaten er zo stil bij dat het leek alsof ze allebei hun adem inhielden.
‘Hij gaat naar haar voicemail’, zei Anette na een poosje.
‘Probeer het nog eens’, drong Heilmann aan.
Ze belde nog een keer en sprak met zachte stem het dringende verzoek in dat Stine haar terug moest bellen zodra ze de boodschap had gehoord.
Heilmann gaf haar een compliment en stapte uit de auto, maar voordat het portier achter haar dichtviel hoorde Louise haar via haar mobiele telefoon het team het bevel geven om de woning binnen te gaan.
‘Controleer of je van buitenaf geluiden hoort en licht ziet. Als ze niet opendoet, trappen jullie de deur in’, klonk het commando nog voor ze bij haar eigen auto kwam. Even later stapte Susanne bij Louise achterin, en Heilmann scheurde achter hen zo snel de weg op dat het grind opspatte.
Er heerste een wonderlijk matte stemming in de auto, zoals soms na een goede film, wanneer de bezoekers blijven zitten om even bij te komen voor ze aanstalten maken om de zaal te verlaten. Hier was de voorstelling ook afgelopen, in elk geval wat hun rol betrof.
‘Wat nu als ze terugbelt?’ vroeg Anette, waarmee ze de stilte verbrak.
Louise zat zich net af te vragen of ze het kon maken Anette hier uit te laten stappen en alleen Susanne thuis te brengen, of dat ze ook Stine Mogensens vriendin thuis moest afzetten. De vraag van Anette gaf de doorslag, want ineens bedacht ze dat er een kleine kans bestond dat Stine Mogensen en Duke zich ergens anders bevonden dan in Stines appartement, en dan had de politie de hulp van haar vriendin misschien nog nodig.
Ze startte de motor en reed in de richting van Anettes woning in de wijk Nørrebro. Susanne had geen woord gezegd sinds ze was ingestapt. Nog geen ‘hallo’ was eruit gekomen. Ze zat maar uit het raam te staren, alsof haar gedachten haar naar een andere wereld hadden meegenomen.
‘Ik breng jou nu naar huis’, zei Louise tegen Anette. ‘Als Stine belt, dan zeg je dat je haar dringend moet spreken.’
Ze sprak zo rustig als ze kon, om te voorkomen dat ze iets zou aanwakkeren. Het was beter dat Anette zich niet realiseerde hoe belangrijk het was dat het niet verkeerd zou aflopen, want dan bestond het risico dat ze iets verprutste.
‘Mijn collega’s zijn nu in haar woning. Als ze daar is, dan leggen zij haar uit waarom jij haar hebt gevraagd om terug te bellen en verder niks.’
Ze reed het Christianshavns Torv over voor ze verderging.
‘Als ze terugbelt, dan is dat omdat ze niet in haar eigen huis is als ze je berichtje hoort. In dat geval vraag je haar om onmiddellijk langs te komen en daarna bel je mij. Meteen daarna’, onderstreepte ze.
Toen ze Anette had afgezet en had gezien dat ze veilig en wel de portiekdeur binnen was gegaan, wilde Louise eigenlijk Heilmann bellen. Ze had het gevoel dat het drama op dit moment op zijn hoogtepunt was. Toch durfde ze de spanning die ze voelde niet te laten merken, uit angst dat die op Susanne zou overslaan. Ze deed haar best om haar onrust te verbergen en glimlachte in de achteruitkijkspiegel tegen Susanne.
‘Jij denkt dat hij op dit moment bezig is’, zei Susanne zonder de glimlach te beantwoorden.
Louise besloot geen mooi weer te spelen en knikte, terwijl ze koers zette richting Valby. Ze reden op de Falkoner Allé, toen Heilmann belde. Louise trok snel de telefoon naar zich toe, voor de teamchef via de luidsprekers in de hele auto te horen was.
‘Hij was er niet’, zei ze kort.
‘Waar zijn ze dan?’
Louise praatte zo zachtjes dat ze dacht dat het achterin niet te verstaan was. Ze wierp onopvallend een blik in de achteruitkijkspiegel om te zien hoe Susanne reageerde, maar die zat met gesloten ogen en haar hoofd achterover tegen de hoofdsteun geleund.
‘Zij was er wel’, zei Heilmann, waarna Louise haar blik van Susanne afwendde en weer op de weg richtte. ‘Ze was slaperig en stomverbaasd.’
Louise kon het gevoel dat haar beving moeilijk definiëren. Het was een mengeling van teleurstelling, opluchting en frustratie dat ze weer van voren af aan konden beginnen.
‘Ze had het feest inderdaad samen met hem verlaten. Maar ze namen afscheid toen zij haar fiets pakte en hij te voet verderging.’
Louises vingers klemden zich steviger om het stuur. Het was haar schuld dat hij was ontsnapt. Ze had moeten voorkomen dat hij naar buiten kon komen voordat ze hem konden oppakken. Ze maakte zichzelf het ene verwijt na het andere. Wat onnozel om op een mobiele telefoon te vertrouwen als je wist dat je binnen misschien te weinig bereik had. Ze had Susanne kunnen laten staan en zich naar de uitgang moeten haasten, in plaats van tijd te verspillen om haar mee te krijgen.
Shit, dacht ze en ze sloeg op het stuur, waardoor Susanne uit haar trance ontwaakte. Louise probeerde zichzelf weer onder controle te krijgen, maar voelde dat ze op het punt van instorten stond. Tot haar verbazing verlangde ze ernaar bij Peter in bed te kunnen stappen en ze werd nog nijdiger, omdat ze moest erkennen dat ze nog naar hem verlangde. Ineens werd de leegte nog voelbaarder, ze had thuis niets om naar terug te keren, niemand die haar de volgende ochtend troostte door te zeggen dat ze verstandig had gehandeld. Hoewel hij in wezen totaal niet wist wat verstandig of stom was, hielp het haar toch en verscheen ze niet al te gevoelig voor kritiek bij de ochtendbriefings.
‘We zijn er bijna’, zei ze in de donkere auto.
De Lyshøj Allé lag vlak bij het Toftegårdsplein. Ze zette de auto midden op straat stil en draaide zich om.
‘Durf je wel alleen te slapen?’ vroeg ze zonder te weten wat ze moest doen als het antwoord ‘nee’ zou zijn.
Gelukkig knikte Susanne en ze zei zelfs met overtuiging in haar stem dat ze ernaar uitkeek om weer thuis te zijn.
‘Als je je om wat voor reden dan ook onveilig voelt, bel je naar de alarmcentrale op het hoofdbureau. Zij sturen dan meteen iemand naar je toe.’
Suhr had haar verzekerd dat er een afspraak met de alarmcentrale was gemaakt om Susannes woning in de gaten te houden, tot ze na het weekend naar haar nieuwe adres verhuisde.
Susanne leek niet te luisteren. Ze kon niet wachten om naar binnen te mogen en Louise kon haar dat niet kwalijk nemen. Het was halfvijf en ze was net uit het ziekenhuis ontslagen. Het was logisch dat ze graag naar bed wilde om wat uit te rusten.
Louise zwaaide nog een keer, voordat ze de auto in de versnelling zette en besloot naar huis te rijden, in plaats van hem terug te brengen. Dat kon ze zaterdagochtend wel doen. Ze twijfelde er niet aan dat de anderen terug naar het bureau waren gereden om de dag af te sluiten met een debriefing, maar dat moest dit keer maar zonder haar.