x
Louise schonk koffie in en gaf de thermoskan door. De meeste mensen die aan de ochtendbriefing in de lunchruimte deelnamen, wisten al van de aanhouding in het zomerhuisje even buiten Nykøbing Sjælland. Degenen die er niet bij waren geweest of niet hadden gehoord over het verhoor van de man, dat tot diep in de nacht had geduurd, zaten geïnteresseerd naar het verslag van de chef Moordzaken te luisteren.
‘Het echtpaar is zo’n zeven maanden geleden uit elkaar gegaan. Ze hebben twee kinderen, die bij hun moeder woonden op de kamers die ze tijdelijk had gehuurd. Dat was eigenlijk probleemloos gegaan, tot de dag waarop ze duidelijk maakte dat zij hun huwelijk niet wilde voortzetten.’
‘We gaan ervan uit’, Willumsen interrumpeerde en nam het verhaal over, ‘dat hij zaterdagmiddag de kinderen heeft gehaald en ze ergens heeft afgeleverd, om daarna naar zijn vrouw terug te gaan. Dat klopt met het feit dat een bovenbuurvrouw rond één uur lawaai in de woning hoorde. Of hij van plan is geweest om haar dood te steken of dat het een ruzie was die uit de hand is gelopen, valt moeilijk te zeggen. Ze wordt met negen messteken om het leven gebracht. Hij zegt dat hij bijna de hele zaterdagmiddag met zijn kinderen heeft doorgebracht en haar liggend in een plas bloed in de woonkamer heeft gevonden.’
‘Hoe verklaart hij dat hij naar een zomerhuisje is gevlucht waar niemand van zijn vrienden- en kennissenkring vanaf weet?’ vroeg iemand.
‘Daar heeft hij geen verklaring voor. Hij zegt dat hij helemaal niet gevlucht is. Hij is weggegaan om zijn “verdriet te verwerken”’, Willumsen maakte met zijn vingers aanhalingstekens, ‘de technische recherche heeft in de woning van de vrouw overal zijn vingerafdrukken gevonden.’
‘Jullie moeten het mes zien te vinden, of kleren met haar bloed eraan’, zei Hans Suhr terwijl hij overeind kwam van de tafelrand waar hij tegenaan geleund stond, ‘je kunt er donder op zeggen dat hij blijft volhouden onschuldig te zijn. Hij zal zeggen dat het logisch is dat zijn vingerafdrukken in haar woning aanwezig zijn als hij daar regelmatig over de vloer kwam.’
Willumsen knikte. Dat was precies wat hij zelf ook had benadrukt toen ze de man de vorige avond hadden gearresteerd. Zonder een direct bewijs stonden ze zwak als hij deze morgen nog aan de rechter-commissaris moest worden voorgeleid.
‘We vinden wel iets,’ zei de inspecteur, ‘maar in het zomerhuisje was niks.’
‘Hoe gaat het met die verkrachtingszaak?’
De chef liep naar het hoofd van de tafel waaraan Heilmann, Louise en Lars Jørgensen zaten.
‘Ik ben gebeld door Morgenavisen. Ze willen graag weten wat we ondernemen om de dader te vinden.’
‘Hoe weten zij van die zaak af?’ vroeg Louise terwijl ze op het puntje van haar stoel ging zitten. Haar hart bonkte en ze probeerde te voorkomen dat ze begon te blozen. Ze deed haar uiterste best een professionele afstand te bewaren tot het werk van haar vriendin, zodat ze haar niet in de schoenen konden schuiven dat ze dingen ‘lekte’ naar Camilla Lind, die bij de krant Morgenavisen de misdaadverslaggeving verzorgde.
‘Hun journaliste werd gisteravond gebeld door de moeder van Susanne.’
Louise zuchtte en sloot haar ogen even.
Suhr was teruggelopen naar het grote, witte bord dat in de lunchruimte aan de muur hing.
Ze deed haar ogen weer open, maar keek met opzet niet naar hem. Ze had geen zin om te horen wat er nu zou volgen.
‘De moeder van het slachtoffer was bijzonder geschokt over het feit dat de politie niets doet om de dader te vinden.’
Louise hoorde aan zijn intonatie dat de moeder zeer uitgebreid haar beklag had gedaan.
‘Stom wijf’, mompelde ze en ze dronk de rest van haar lauwe koffie.
‘Hoever zijn jullie met het signalement? En wat is er aan sporen die de dader kunnen identificeren?’
Suhr stond met een blauwe stift klaar voor het witte bord.
‘Er is op dit moment nog geen bruikbaar signalement’, zei Heilmann, ‘het was de bedoeling dat Rick Susanne Hansson gisteren mee naar de fototheek zou nemen, maar toen kwam Nykøbing Sjælland ertussendoor. Daarom hebben wij dat doorgeschoven naar vandaag.’
De teamchef legde rustig uit dat nog niet te zeggen viel of er genoeg biologische sporen waren om het dna vast te stellen, maar dat de forensisch genetici hopelijk aan het eind van de week of begin volgende week met een antwoord zouden komen. Ze aarzelde enigszins, want het kon ook best zijn dat het pas de week daarna werd en daar wilde niemand eigenlijk aan denken.
‘Leg me even uit waarom jullie mee waren naar Nykøbing, als jullie hier genoeg te doen hadden?’ vroeg de chef Moordzaken met een ondertoon die Louise niet kon duiden. Of Heilmann had hem verteld over de absurde situatie dat zij en Lars Jørgensen op pad waren gestuurd, terwijl hun enige opdracht bleek te bestaan uit het terugrijden van de verdachte naar het hoofdbureau van politie, of Suhr had nog helemaal niet gehoord dat het team van Heilmann had meegeholpen bij de arrestatie van de vorige dag.
‘We verleenden assistentie omdat dat van ons werd verlangd.’
Terwijl ze sprak, keek Heilmann Suhr recht in de ogen.
Willumsen volgde rustig wat er gebeurde.
‘Ik wil na de lunch iets hebben om mee naar buiten te kunnen treden’, zei Suhr, ‘er is veel aandacht voor verkrachtingen, zeker als de betrokkenen elkaar via internet hebben ontmoet. Een zaak als deze kan makkelijk weken aandacht van de pers houden, als die het interessant genoeg vindt. We moeten erop rekenen dat ze zullen schrijven dat het slachtoffer vastgebonden was en haar mond was afgeplakt. De moeder is blijkbaar niet van plan om iets achter te houden over de situatie waarin ze haar dochter heeft aangetroffen, maar ze weet klaarblijkelijk niet dat haar dochter de dader via internet heeft leren kennen. Haar versie luidt dat een wildvreemde man de woning van haar dochter is binnengedrongen. Het verhaal zal ongetwijfeld exploderen als naar buiten komt dat ze hem zelf had uitgenodigd.’
Louise wist dat Suhr de koppen in de kranten al voor zich zag.
‘Jullie moeten die zaak oplossen, en ik tolereer niet dat jullie tijd aan andere dingen besteden voordat dit rond is. Als jullie iets dringends krijgen, moeten jullie dat overdragen aan anderen.’
Hij wierp een snelle blik op Willumsen.
‘En dat gaat via mij.’
Toen iedereen opstond keek Louise naar Heilmann, maar ze kon niet zien of Heilmann tevreden was met de rechtstreekse berisping aan het adres van Willumsen.
‘Laten we even op mijn kamer de koppen bij elkaar steken’, zei de teamchef op weg naar buiten.
‘Heeft jouw vriendin naar de chef gebeld?’ vroeg Michael Stig toen ze bij Heilmann om de tafel zaten.
‘Dat weet ik niet, ik heb haar niet gesproken’, antwoordde ze met haar defensiemechanisme op scherp.
‘Misschien is het een goed idee dat jij naar Camilla Lind belt om uit te zoeken wat de moeder van Susanne vertelt en waarom ze met haar verhaal naar een krant stapt’, zei Heilmann.
Louise wilde voorstellen dat iemand anders zou bellen, maar zag tegelijkertijd in dat er geen reden was om meer aandacht te vestigen op haar relatie met Camilla.
‘Goed, ik bel haar, maar ik heb om tien uur een afspraak met Susanne. Ze komt hierheen en dan proberen we een signalement op te maken.’
‘Zijn internetprofiel bestaat niet meer’, vertelde Thomas Toft, ‘ik heb Susannes inloggegevens gebruikt om de mails van Jesper Bjergholdt na te lopen. Met behulp van het e-mailadres kon ik vaststellen dat zijn profiel is gewist.’
‘Dat was waarschijnlijk een van de eerste dingen die hij heeft gedaan nadat hij haar bloed van zich had afgespoeld’, merkte Michael Stig op.
‘We kunnen misschien ook kijken of we andere meisjes kunnen vinden met wie Bjergholdt via zijn datingprofiel contact heeft gehad’, stelde Lars Jørgensen voor.
‘Dan moeten we nicknames zoeken die met Mr. Noble hebben gemaild!’ merkte Thomas Toft op.
Louise fronste haar wenkbrauwen en vroeg zich af of de naam aangaf dat hij van adel was. Of misschien moest die aangeven dat hij een keurige man was.
‘Hoe noemde Susanne zich eigenlijk?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Sneeuwwittje, met twee t’s.’
‘Ja, de gewone naam was waarschijnlijk al in gebruik’, merkte ze op.
‘De systeembeheerder van de site kan de contacten met Mr. Noble achterhalen. Als iemand echt heel veel contact met hem heeft gehad, sturen we de ccu erop af.’
Louise moest aan de Ghostbusters denken, die met een soort stofzuiger op hun rug langskwamen om spoken te verdrijven. Eigenlijk is dit hetzelfde, dacht ze. We zoeken naar iets wat je niet kunt zien.
‘Hebben jullie de fototheek laten weten dat jullie langskomen?’ vroeg Heilmann terwijl ze naar Louise keek.
Ze knikte en vroeg of de kans dat Susanne hem bij een latere confrontatie kon aanwijzen ook kleiner werd als ze haar nu meenamen naar het beeldarchief. In zaken waarbij het slachtoffer te veel twijfelde over het signalement van de dader kregen ze vaak grote problemen met de advocaat, die beweerde dat de geloofwaardigheid van de herkenning werd aangetast als het slachtoffer al van tevoren een reeks foto’s had bekeken. Helaas maakte ze regelmatig mee dat het geheugen van de slachtoffers werd beïnvloed door de foto’s die de politie hun had laten zien.
‘Hebben we een keuze?’ Heilmann keek haar aan.
‘Nee, eigenlijk niet’, antwoordde ze en het ergerde haar dat getuigen zich dingen zo slecht herinnerden. Het was onvoorstelbaar hoe weinig details er werden onthouden. Donkerharige mannen werden donkerblond. Een gezicht dat de ene getuige zich als markant herinnerde, kreeg bij een ander zachte trekken.
‘Of moeten we soms naar de pers gaan?’ stelde ze voor, waarbij ze de stilte doorbrak die aan de vergadertafel was ontstaan. ‘Moeten we het misdrijf beschrijven en andere vrouwen proberen op te sporen die iets soortgelijks hebben meegemaakt, en dan hopen dat zij een duidelijker beeld van de dader op hun netvlies hebben?’
‘Proberen wij andere vrouwen op te sporen?’ vroeg Lars Jørgensen, die uit zijn gedachten leek te worden losgerukt.
‘Nog niet.’
Heilmann had het blijkbaar grondig doordacht.
‘Het lijdt geen twijfel dat als dit verhaal in de krant komt, een grote groep mensen zal vinden dat Susanne medeschuldig is aan wat ze heeft meegemaakt. Zijn we het erover eens dat er geen reden is om haar daaraan bloot te stellen zolang we dat kunnen voorkomen?’
Iedereen knikte. Niet alleen voor Susanne, maar ook omdat het de werkrust zou verstoren.
‘We moeten haar helpen met het signalement en de rest houden we voor onszelf. Maar zoek even uit wat haar moeder rondbazuint’, zei Heilmann tegen Louise.
Toen ze opstonden vroeg de teamchef of Michael Stig naar de moeder van Susanne kon rijden om een praatje met haar te maken. Ze zei het op zo’n manier dat niemand eraan twijfelde dat ze bedoelde dat hij naar haar toe moest gaan om te zorgen dat ze haar mond hield.
Louise verzocht Susanne plaats te nemen op de stoel voor het vergeelde scherm waarop de dia’s werden geprojecteerd.
In de ruimte ernaast zocht de technicus dia’s bij de informatie die ze hem hadden gegeven: man, donker haar, hoog voorhoofd, donkere ogen, glad gezicht, dat waren de kenmerken die vooraf waren genoteerd, lengte was plus of min tien centimeter en de leeftijd was plus of min vijf jaar.
Voordat ze met de dia’s aan de slag gingen, wilde Louise Susanne de ‘zedenmap’ laten zien. Daarin stonden foto’s van personen die al eens voor een zedenmisdrijf waren veroordeeld.
‘Die is op dit moment hiernaast in gebruik, maar jullie krijgen hem als we de dia’s hebben bekeken’, zei de technicus toen Louise om de map vroeg.
Met een harde klap duwde hij de ronde diahouder op zijn plek en overhandigde Susanne het snoer met de knop waarmee ze de dia’s kon wisselen.
‘We kunnen het zoeken naar een specifieke persoon wel vergeten’, zei Louise tegen hem voordat ze begonnen, ‘Susanne is veel te onzeker over zijn uiterlijk. We zoeken naar een type.’
De technicus knikte.
‘Dan zijn we er klaar voor’, zei Louise. Ze pakte een schrijfblok, ging naast Susanne zitten en legde uit dat ze de beelden kon wisselen in een tempo dat haar het beste uitkwam, en dat ze rustig de tijd mocht nemen.
Susanne knikte en klikte de eerste dia tevoorschijn die de technicus in het uitgebreide kaartsysteem van geweldplegers had gevonden.
‘Zo ziet hij er helemaal niet uit’, riep ze nadrukkelijk en ze klonk geïrriteerd.
Louise overwoog om haar te vertellen dat hij juist precies overeenkwam met de informatie die Susanne zelf had gegeven, maar ze wist wel dat het moeilijk te begrijpen viel hoe nauwkeurig een beschrijving moest zijn om precies dát weer te geven wat maar een beetje gelijkenis opleverde. Het was niet zo eenvoudig uit te leggen hoe groot het gebied was dat de aanduiding ‘een getinte huid en donkerkleurig haar’ eigenlijk bestreek, als je dat vanuit je herinnering moest beschrijven.
Susanne klikte naar de volgende dia.
‘Zijn voorhoofd was niet zo hoog, het zijn veel eerder de zijkanten’, zei ze terwijl ze een dia van een slaperig ogende man met slordig haar bestudeerde. Normaal gesproken werden de arrestanten de eerste ochtend na de aanhouding gefotografeerd, en dat maakte het niet eenvoudiger om de personen, die er nogal onverzorgd uitzagen, te herkennen.
Louise schreef Susannes commentaar op haar schrijfblok.
‘Zijn ogen zijn mooier!’
‘Op welke manier mooier?’
‘Eerlijker.’
‘Op welke manier eerlijker?’
‘Ze zijn veel alerter.’
‘Leg eens uit.’
‘Ze staan niet zo dicht bij elkaar als die van hem.’
Susanne wees naar het scherm.
Geen dicht bij elkaar staande ogen, noteerde Louise.
Een uur later gaf ze de technicus een stukje papier. Drie keer had Susanne geroepen ‘Dat is hem!’ en de eerste keer had het een huilbui veroorzaakt, waarna ze een paar minuten voor zich uit had zitten staren.
Louise had elke keer voorgesteld om een pauze in te lassen. Het monotone geklik van de diaprojector verzwakte de zintuigen en van het zitten in het donker werd je sloom. Toch had Susanne zich vrij snel hervonden en gezegd dat ze gerust verder konden gaan, maar toen haar werd gevraagd waarom ze dacht dat hij het was, bleek ze er toch niet zo zeker van te zijn.
‘Hij lijkt erop. De mond en de neus zijn hetzelfde.’
De mannen die ze had aangewezen kregen namen en data toen de technicus met een stukje papier in de hand kwam aanlopen. De eerste, Karsten Flintholm, had een straf voor verkrachting uitgezeten, en dat bracht Louises adrenalinespiegel binnen een seconde op topniveau. Zijn foto zou ongetwijfeld ook in de zedenmap zitten. De twee anderen waren nog niet eerder met een verkrachting in verband gebracht.
Flintholm was de enige op wie Susanne direct reageerde toen ze in de blauwe ringbanden met zedendelinquenten bladerde, maar verder staarde ze strak naar de foto’s die langskwamen als ze weer een bladzijde omsloeg. Alsof ze de gezichten in zich wilde opnemen, dacht Louise. Ze vroeg zich af of het misschien was om te kijken of je de kwaadaardigheid van iemands gezicht kon aflezen, als je maar goed je best deed. Ze had medelijden met haar en hoopte dat het een troost was dat zovelen van hen er zo gewoon uitzagen. Er waren maar heel weinig mensen aan wie je kon zien dat je die in het donker maar beter niet tegen kon komen.
Louise belde Lars Jørgensen en vroeg hem in het strafregister na te gaan of de drie personen in de gevangenis zaten.
Behalve de drie duidelijke reacties beschreef Louise welk type man Susanne Hansson als dader had aangewezen. Met behulp van de opmerkingen over het hoge voorhoofd, ogen die niet dicht bij elkaar stonden, plus de andere details die Louise tijdens het kijken had opgeschreven, stelde de technicus een signalement samen, waarvan ze een kopietje kreeg.
Ze liep met Susanne mee de trap af. Opnieuw ging haar gezicht schuil onder de klep van de pet, zodat de blauwe plekken niet te zien waren. Ze had zich de rest van de week nog ziek gemeld, maar de technische recherche had meegedeeld dat ze vandaag het onderzoek in haar woning zouden afronden en dat ze weer naar huis toe kon als ze het idee had dat ze daaraan toe was.
‘Kun je niet bij je moeder blijven totdat je wat meer afstand hebt kunt nemen van alles?’ opperde Louise voordat ze afscheid namen. Ze speelde met de gedachte te vertellen dat Susannes moeder contact had gezocht met de krant, om te kijken of ze ervan wist.
‘Ik wil liever naar mijn eigen huis.’
‘Hoe gaat je moeder ermee om?’ vroeg ze nieuwsgierig. ‘Zij moet ook wel ontzettend geschrokken zijn.’
‘Ze heeft een slotenmaker gebeld, zodat ik een nieuw slot krijg, een spionnetje en een ketting op de deur. Ze weet niet dat we met elkaar uit waren geweest.’
Susanne verplaatste het gewicht van de ene voet op de andere.
‘Wat wil je eigenlijk geheimhouden?’
Susanne wreef voorzichtig over de wond op haar linkerjukbeen. ‘Het is geen geheim, we praten alleen niet over dit soort dingen’, zei ze na een lange stilte.
‘Gaan jullie niet vertrouwelijk met elkaar om?’
‘Nee, dat kun je gerust zo stellen. Zij heeft een beeld in haar hoofd van mijn leven, en het is niet eenvoudig om dat te doorbreken.’
Louise trok haar met zich mee naar een bank op de overloop. Ze praatten zachtjes, zodat hun stemmen niet galmden in het trapportaal.
‘Hoe wil zij graag dat jouw leven eruitziet?’
‘Zoals het altijd is geweest. Ik woon nu twaalf jaar op mezelf. Ik ben naar de woning onder haar verhuisd toen ik twintig werd, op hetzelfde moment dat ik bij de bank ging werken. We hebben een bepaald levensritme, mijn moeder en ik, en zij vindt het prettig zo. Het is een gewoonte geworden.’
‘Een gewoonte die jij niet durft of wenst te doorbreken?’
‘Je moet niet iets veranderen als er geen reden voor is’, antwoordde Susanne ontwijkend.
‘Weet je dat je moeder contact met de pers heeft gezocht en jouw verhaal heeft verteld?’
Ze had nog niet besloten of ze de zaak wilde aansnijden, maar ze waren niet eerder zo dicht in de buurt van een vertrouwelijk gesprek geweest, een gesprek dat haar een indruk kon geven van het leven dat Susanne tot de vorige maandagavond had geleefd, toen ze met Jesper Bjergholdt uit eten was gegaan.
Eerst reageerde Susanne niet op Louises opmerking, maar vervolgens schopte ze de neuzen van haar schoenen tegen elkaar.
‘Dat wist ik niet, maar ze begrijpt niet dat hij niet wordt aangehouden.’ Met haar gezonde oog keek ze Louise schuin aan. ‘Ze is bang dat hij terugkomt.’
‘Ben jij bang dat hij terugkomt?’ vroeg Louise.
Susanne haalde de schouders op. ‘Ik geloof niet dat ik bang ben… Maar toch? Ik voel niets. Ik kan hem ook op weg naar mijn werk tegenkomen, of hij kan er staan als ik thuiskom.’
Ze zette de pet af, legde deze op haar schoot en schudde haar hoofd heen en weer.
‘Ik had geen flauw idee dat het zo fout kon aflopen, en het klinkt misschien gek, maar volgens mij zal dat ook niet weer gebeuren.’
Louise bekeek haar terwijl ze praatte. De naïviteit en het schild die Susanne jarenlang hadden beschermd waren duidelijk aanwezig, maar tegelijkertijd leek ze zich te realiseren dat je je tegen bepaalde gebeurtenissen in je leven nu eenmaal niet kunt wapenen.
‘Misschien wordt het eens tijd dat je baas over je eigen leven wordt’, suggereerde Louise en ze voelde hoe oneerlijk het was dat Susanne al bij de eerste poging die ze waagde zulke diepe wonden had opgelopen.
‘Misschien.’
‘Je moet maar even met je moeder gaan praten. Ik vind het niet verstandig dat jullie nog meer journalisten te woord staan.’
Ze zocht een manier om het zo te zeggen dat het niet al te hard klonk.
‘Nu het verhaal naar buiten is gebracht, moet je er rekening mee houden dat misschien bekend zal worden dat je de dader al kende en dat jullie samen uit zijn geweest.’
Susanne zette de pet weer op en knikte. ‘Daar is toch ook helemaal niks mis mee’, zei ze om zichzelf te overtuigen.
‘Nee, hoor, helemaal niet’, beaamde Louise.
Ze liep terug naar haar kamer en gooide het printje op het bureau van Lars Jørgensen.
‘Zoiets ongeveer’, zei ze terwijl ze ging zitten.
Hij las het door en vertelde ondertussen wat hij in haar afwezigheid had weten te achterhalen. ‘Karsten Flintholm is zeven maanden geleden vrijgelaten. We hebben vingerafdrukken en dna van hem, dus het is gewoon een kwestie van vergelijken, als we bij Susanne tenminste iets bruikbaars hebben gevonden. De tweede die ze aanwees is Nils Walther. Hij is al een jaar op vrije voeten, maar hij heeft zich nooit met criminaliteit van dit kaliber beziggehouden. Hij is vooral geïnteresseerd in dingen die in geld kunnen worden omgezet.’
Louise schoof haar stoel naar achteren en legde haar voeten op de rand van het bureau.
‘De laatste, Søren Matthisen, zit nog steeds in de gevangenis. Hij moet nog een paar jaar voor geweldpleging, dus hij is niet in beeld.’
‘Hij was niet toevallig afgelopen weekend met verlof en ’s maandags niet teruggekeerd?’ probeerde Louise.
Hij lachte en schudde het hoofd. ‘Heb ik gecheckt.’
‘Ik zal Camilla even proberen te bellen.’
Ze was een beetje bang voor wat Susannes moeder had verteld en ze dacht aan wat Susanne had gezegd. Ze herkende het gevoel van irritatie van de keren dat haar eigen moeder iets te sturend had opgetreden, maar wist best dat het niet te vergelijken was. Hier was duidelijk sprake van een moeder die de controle over haar dochters leven had overgenomen. Een moeder die meebesliste over wat haar dochter ondernam, over welke opvattingen ze had. Ze kende waarschijnlijk ook alle mensen met wie Susanne omging – en dat waren er vermoedelijk niet zo heel veel. Dat moest als een gigantische dwangbuis aanvoelen.
‘Stumper’, mompelde Louise en ze zag dat Lars Jørgensen haar vragend aankeek. Ze had er veel waardering voor dat Susanne heimelijk had geprobeerd te ontsnappen aan de dominantie van haar moeder, door voorzichtig het geluk te zoeken met een eigen man en een eigen gezin.