x
‘Ik wil vóór de ochtendbriefing graag even met je praten.’
Heilmann tikte Louise op de schouder, die net koffie stond in te schenken in het kleine keukentje achter de lunchruimte, waar haar collega’s al binnenstroomden voor de dinsdagochtendbriefing.
De teamchef zag er gespannen en ernstig uit, en Louise merkte dat ze zich voorbereidde op wat eraan zat te komen. Klootzak, dacht ze terwijl ze de nek met het donkere, golvende haar voor zich zag, voor ze met Heilmann meeliep naar haar kantoor. Ze ging op het puntje van de stoel zitten en klemde haar kaken op elkaar. Ze maakte een paar bewegingen met haar kin en masseerde zichzelf onder haar slapen om haar kaakspieren te laten ontspannen.
Heilmann keek haar onderzoekend aan.
Ze liet haar handen verlegen op haar schoot zakken en werd steeds onrustiger, omdat haar chef niets zei.
‘Susanne Hansson heeft vannacht geprobeerd zelfmoord te plegen.’
De stilte was verpletterend. Louises armen voelden zwaar aan.
‘Ze ligt in het ziekenhuis van Hvidovre. Eigenlijk hebben we er niets mee te maken, maar niemand twijfelt eraan waarom ze tot deze trieste daad is gekomen. Haar moeder heeft de ambulance gebeld.’
Precies een week nadat ze haar de eerste keer heeft gevonden, dacht Louise treurig. Ze zag het verlegen en gehavende gezicht van Susanne voor zich en voelde dat het haar meer deed dan ze wilde.
Er werd op Heilmanns deur geklopt en Suhr stak zijn hoofd om de hoek.
‘Komen jullie?’
‘Begin maar vast, we komen er zo aan’, antwoordde Heilmann met een handgebaar.
‘Haar moeder heeft Suhr vanochtend om zes uur thuis gebeld, dus ze heeft waarschijnlijk het halve telefoonboek doorgenomen’, ging Heilmann mat glimlachend verder. ‘Ik vind dat je met Susanne moet gaan praten. Ik krijg de indruk dat er iets is wat ze ons niet heeft verteld. Iets wat zich diep in haar heeft vastgebeten. Dit is een tragische reactie en ze moet natuurlijk ook professionele hulp krijgen.’
Louise knikte en was het volledig met haar eens.
‘Niet dat je haar onder druk moet zetten, maar misschien weet ze zich iets te herinneren waar we wat aan hebben. Iets wat door de shock in eerste instantie is verdrongen. Dat komt vaker voor.’
‘Natuurlijk zal ik met haar praten. Ik kan meteen gaan.’
‘Je kunt beter eerst even meegaan naar de ochtendbriefing, dan kun je daarna vertrekken.’
Heilmann stond op en liep naar de automap die in de kast achter haar lag. Ze schreef Louise op de lijst en gooide haar de autosleutel toe. Met zijn tweeën liepen ze naar de lunchruimte, waar de briefing inmiddels was begonnen. Ze waren net gaan zitten, toen Willumsen de deur opengooide en de chef Moordzaken onderbrak.
Louise volgde het tafereel aandachtig. De inspecteur die haar had bevolen mee te gaan naar Nykøbing Sjælland begon te vloeken en te tieren. Hij negeerde de anderen in het vertrek en richtte zich rechtstreeks tot Suhr.
De moord op de buitenlandse vrouw was sinds de arrestatie van de ex-echtgenoot terechtgekomen in de categorie opgeloste, maar nog niet afgeronde zaken. Nu bleek dat de getuige die rond één uur het lawaai in de woning van de vrouw had gehoord, was ingestort en had bekend dat ze het verhaal had verzonnen, omdat zij op de dag waarop het lijk was gevonden bezoek van een journalist had gehad. De journalist zat samen met een fotograaf bij haar in de keuken, en aangezien ze er toch zaten vond de vrouw dat ze ook iets moest bijdragen aan de vreselijke tragedie die zich in de woning onder haar had afgespeeld. Daarom had ze verteld dat ze lawaai had gehoord. De dag erna had het in de krant gestaan en toen de politie vervolgens was teruggekomen om te vragen waarom ze dat niet meteen had verteld toen ze haar hadden ondervraagd, durfde ze niet toe te geven dat ze zich had laten meeslepen en dat het verhaal niet klopte. Zo was haar valse verklaring een eigen leven gaan leiden.
‘Godsamme, wat een hufters!’ snauwde Willumsen. ‘Nou hebben we niks meer om hem vast te houden.’
Hij draaide zich om en keek naar de collega’s van de vijf onderzoeksteams, en vervolgens verliet hij de vergaderruimte. Het was Louise niet helemaal duidelijk of hij boos was op de getuige of op de journalisten. Ze schudde zijn woede-uitbarsting van zich af en concentreerde zich op Suhr, die vertelde waar de andere teams mee bezig waren. Toen hij de vergadering afsloot, bereidde Louise zich voor om te vertrekken.
‘Jullie drijven mijn dochter de dood in!’
De aantijging galmde door de ziekenkamer. De moeder van Susanne was gaan staan en was al naar Louise toe gelopen voor ze de deur achter zich dicht had kunnen doen.
‘Op deze manier kan ze niet leven’, ging Susannes moeder verder. ‘We lezen in de krant dat er een gewelddadige crimineel vrije rondloopt en jullie doen niets anders dan bij mensen thuis zitten koffiedrinken! Eerst waren wíj het slachtoffer en nu heeft hij die arme vrouw vermoord…’
De stem klonk schel en opgewonden, maar in het geheel niet verdrietig.
Louise keek naar het ziekenhuisbed. Susanne lag er net zo bij als de eerste keer dat ze elkaar hadden ontmoet. Ze had haar hoofd naar de deur gedraaid en keek in de richting van haar moeder. De aanblik deed Louise pijn. De aanval van Susannes moeder had hetzelfde effect als het agressieve keffen van schoothondjes. Je moest je enorm inhouden om ze niet een ontzettende rotschop te verkopen om ze hun bek te laten houden.
‘Ik verzoek u om de kamer te verlaten terwijl ik met Susanne praat.’
Louise vertrok geen spier en legde zo veel mogelijk gezag in haar stem.
‘Geen sprake van’, tierde Susannes moeder. ‘Mijn dochter heeft genoeg geleden. Ik sta erop bij het gesprek aanwezig te zijn en haar te beschermen. Dat is jullie tot nu toe in elk geval niet gelukt.’
Ze liep demonstratief naar het bed en ging op de rand zitten. Susanne bleef kijken naar de plek waar haar moeder zojuist had gestaan.
Louise probeerde nogmaals de moeder buiten te laten wachten terwijl zij met Susanne praatte. Maar toen de moeder tekeer bleef gaan en haar beschuldigingen er uiteindelijk op neerkwamen dat de politie schuldig was aan de zelfmoordpoging van haar dochter, gaf Louise het op.
‘Nu ga ik naar buiten en bel ik mijn collega, dan kan hij u verwijderen terwijl ik mijn werk doe.’
Dat zorgde ervoor dat de stem van Susannes moeder een octaaf lager werd. ‘Iemand moet toch op haar letten’, zei ze bijna jammerend.
Dat was voor Louise de druppel die de emmer deed overlopen. Ze stapte op de vrouw af en pakte haar stevig bij de arm, waarna ze haar de kamer uit leidde. Ze zette haar op een stoel op de gang neer en deed de deur hard achter zich dicht toen ze weer naar binnen ging. Susannes ogen volgden haar en Louise had het idee dat ze een lichte sprankeling in de verder uitdrukkingsloze ogen zag.
Ze trok een stoel naar het bed toe en liet de stilte even hangen, terwijl ze naar woorden zocht en afwoog of ze het zakelijk of juist persoonlijk moest aanpakken.
‘Het spijt me dat het zo slecht met je gaat’, zei ze.
De woorden veroorzaakten geen enkele reactie. Susanne had een glas vol paracetamol en tien slaappillen van haar moeder ingenomen, maar had vlak daarna moeten overgeven, dus de pillen waren nog niet echt gaan werken. Haar moeder was toegesneld, was al snel te weten gekomen wat er aan de hand was en had vervolgens een ambulance gebeld. Onder andere omstandigheden zou een dergelijke patiënt alweer naar huis zijn gestuurd, maar omdat het hier om een verkrachting ging en Susanne weigerde iets te zeggen tegen de doktoren die haar aan het praten probeerden te krijgen, lag ze nu op een psycholoog te wachten.
‘Wil je liever met Jakobsen van het academisch ziekenhuis praten, in plaats van met de psycholoog van hier?’
Louise had geen idee of dat mogelijk was, maar realiseerde zich dat pas toen ze het al had gezegd. Het was duidelijk dat Susanne veel aan het gesprek met Jakobsen had gehad en misschien vond ze het gemakkelijker om met hem verder te praten.
‘Ja, graag.’
Susanne knikte zwakjes, maar draaide haar hoofd en keek Louise aan. De verkleuringen waren nog steeds duidelijk te zien, haast donkergeel nu, maar de zwellingen waren afgenomen. Iets aan haar gezicht gaf Louise het idee dat Susanne langzaam aan het wegkwijnen was. Net als Karin Hvenegaard uit Rodøvre. Louise stak haar hand uit en pakte Susannes arm beet, om te zorgen dat ze contact met de vrouw hield.
‘Ik kijk even of hij er is en dan praat ik met de mensen van de afdeling hier. Wil je me niet vertellen waarom je dit hebt gedaan, voordat ik naar buiten ga om te bellen?’
Stilte. Susannes blik was weer afwezig.
Louise wachtte.
‘Lig je te denken aan de vrouw die hij heeft vermoord?’ vroeg ze vervolgens. ‘Ben je bang dat hij terugkomt?’
‘Ik wilde helemaal niet dood!’
Dat was het enige wat ze zei. Meer kwam er niet.
‘Heb je de pillen daarom weer uitgespuugd?’
Susanne keek Louise aandachtig aan.
‘Nee, daarom heb ik ze genomen!’
Het was moeilijk te begrijpen wat Susanne bedoelde.
Susanne liet haar blik over het dekbed glijden en Louise was bang dat ze zich weer in haar eigen wereldje terugtrok en dat het gesprek was afgelopen.
Vervolgens schudde Susanne haar hoofd en zei zachtjes: ‘Ik wil liever door hem worden vermoord dan stikken door het leven dat ik nu heb.’
De tranen liepen geluidloos over haar wangen.
Louise aaide haar over haar arm en voelde hoe de verborgen klomp achter haar borstbeen explosief begon te groeien tot een gigantisch blok graniet. Susanne hoefde niets meer te zeggen. Haar boodschap was overgekomen, en die was buitengewoon treurig.
‘Susanne, je hoeft geen zelfmoord te plegen om te voorkomen dat je moeder je verstikt. Je kunt verhuizen en het contact met haar een tijdje verbreken’, zei Louise met klem. ‘Sla met je vuist op tafel en vertel haar dat je volwassen bent, en zeg dat zij zich niet met jouw leven moet bemoeien.’
Ze hoopte dat het niet te hard klonk.
‘Ze lacht me uit omdat ik op deze manier heb geprobeerd een man te zoeken.’
De woorden vulden de ziekenkamer.
‘Ik was liever afgelopen maandag doodgegaan, want dan was dat in elk geval samen met iemand anders geweest.’
Er viel niets meer te zeggen. Louise bleef een poosje zitten terwijl ze Susanne over haar arm aaide. Haar hersenen waren al bezig te kijken hoe snel Susanne naar een ander adres kon verhuizen. Niet alleen om te voorkomen dat fesper Bjergholdt haar weer opzocht, maar ook om haar uit de buurt van haar moeder te krijgen. Ze moest Heilmann vertellen hoe het in elkaar zat en daarna moest Susanne met Jakobsen praten. Als de crisispsycholoog geen spreekuur in het academisch ziekenhuis had, moest ze Susanne als de donder naar zijn privéadres brengen. Ze vroeg zich af of iemand met Susannes moeder moest gaan praten, om te vertellen wat ze met haar gedrag aanrichtte.
Ze wist wel dat het geen zin had om dat gesprek zelf te voeren. De moeder was ongetwijfeld zo gezagsgetrouw dat ze pas iets aannam als het van de hoogste instantie kwam.
Louise verwachtte dat Susannes moeder zou komen met beschuldigingen aan het adres van de politie dat die er niet in slaagde om kwetsbare personen met zelfmoordneigingen te beschermen. Misschien was Suhr in staat om haar op haar plek te zetten, dacht ze toen ze opstond om naar de deur te lopen.
‘Blijf hier!’
Ze draaide zich om en glimlachte geruststellend.
‘Ik moet met een verpleegster praten als ik je mee wil nemen’, zei ze.
‘Ik wil niet dat ze weer binnenkomt.’
Louise liep terug en trok aan het koord dat naast het bed hing en even later kwam er een verpleegster. Voordat de deur dichtging zag Louise in een glimp hoe de moeder van Susanne was gaan staan en mee naar binnen wilde. De verpleegster stak haar hand op, alsof de moeder een verkeersdeelnemer was die ze tegenhield, en tot Louises verbazing ging de vrouw weer zitten.
‘Ik wil graag toestemming om de patiënt mee te nemen naar het academisch ziekenhuis, voor een gesprek met de crisispsycholoog met wie ze vorige week na de verkrachting heeft gesproken. Kan dat?’
De verpleegster keek haar wat verbaasd aan en zei dat daar geen bezwaar tegen was.
Louise glimlachte en bedankte haar, en ze was blij dat er geen probleem van werd gemaakt dat de afdeling al een afspraak had gemaakt met hun eigen psycholoog.
‘Ik geef jullie haar patiëntgegevens mee’, zei de verpleegster. ‘Susanne is vannacht onderzocht toen ze binnen werd gebracht. Meer hebben we nog niet kunnen doen.’
‘En verder wil de patiënte graag uitrusten voordat we vertrekken’, zei Louise. ‘Dat betekent dat ze graag even alleen wil zijn.’
De verpleegster glimlachte.
‘Dat zal ik aan de familie doorgeven.’
Louise overwoog of ze Heilmann en Jakobsen moest bellen voor ze met Susanne uit het ziekenhuis vertrok, maar concludeerde dat ze dat net zo goed kon doen als ze in de auto zaten. Als Jakobsen geen tijd had, moesten ze maar op het politiebureau wachten tot hij een gaatje voor haar vrij kon maken.
‘Heb je ook kleren bij je?’
Ze zag al voor zich hoe ze Susanne voor de tweede keer in een ochtendjas van het ziekenhuis mee moest nemen, maar Susanne knikte en wees naar de kast. Louise liep erheen en zag dat haar kleren keurig op de hangertjes waren gehangen. Ze pakte ze en legde ze op het bed.
‘Ik kan buiten wachten terwijl je je aankleedt.’
‘Je mag gerust blijven.’
De smekende klank in Susannes stem verontrustte Louise. Ze had op dit moment niet genoeg kracht om veel gevoel in haar stem te leggen, maar Louise dacht dat achter de woorden een panische angst schuilging om alleen te zijn voor het geval Susannes moeder weer binnen zou komen. Louise ging bij het raam staan en keek naar buiten. Susanne had haar benen over de rand van het bed gezwaaid en was bezig haar kleren aan te trekken, toen de verpleegster binnenkwam en een kopie van de patiëntgegevens op het nachtkastje legde en vervolgens doorliep naar Louise.
‘We gingen ervan uit dat we Susanne konden uitschrijven nadat ze met de psycholoog had gesproken, maar zoals de arts heeft genoteerd wilden we een aantal gesprekken plannen. Maar dat kan ook net zo goed in het academisch ziekenhuis gebeuren, als zij al een behandelingsplan hebben opgesteld.’
Ze pauzeerde kort, voordat ze zachtjes vervolgde: ‘Ik heb het gevoel dat er nog heel wat gesprekken nodig zullen zijn.’
Ze maakte een hoofdbeweging richting de deur.
Louise knikte en nam afscheid, voor ze Susanne bij de arm pakte en haar mee naar buiten nam.
‘Ik heb je moeder gevraagd naar de gemeenschappelijke ruimte te gaan’, zei de verpleegster. ‘Jullie kunnen rechts die gang in lopen, dan zal ik haar wel vertellen dat jullie zijn vertrokken.’
Op weg naar de auto pakte Louise haar mobiele telefoon. Ze was toch van mening dat ze beter haar teamchef op de hoogte kon brengen. Ze hielp Susanne op de passagiersstoel, sloot het portier en belde daarna het rechtstreekse nummer van Heilmann.
‘Dit is zo’n treurig persoonlijk drama dat het bijna ondraaglijk is.’
Ze vatte kort samen hoe Susannes zelfmoordpoging het resultaat was van haar wanhopige wens te vluchten voor haar moeders bezitsdrang en haar dominante gedrag om Susannes leven en relaties te controleren.
‘Het is vreselijk als de dood als enige mogelijkheid wordt gezien om te ontsnappen. Ik bel Jakobsen en bereid hem erop voor dat jullie onderweg zijn’, zei de teamchef terwijl Louise haar portier opende en instapte.
‘Dank je.’
‘Mocht hij pas later tijd hebben, kom dan hierheen’, voegde Heilmann er na even nadenken aan toe. ‘Ik moet zo meteen naar Suhr voor overleg, zodat we kunnen afspreken wat we naar buiten brengen over de dader en wat er in de waarschuwing moet staan.’
Het was ondoordacht van haar, maar Louise hoorde zichzelf eruit flappen dat ze daar misschien even mee moesten wachten.
‘Als jullie dat opsporingsbericht nog even vasthouden, kan het zijn dat ik hem vrijdag tegenkom.’
Ze had er onmiddellijk spijt van. Vooral omdat Susanne schrok en stijf van spanning vooroverleunde. Louise had het gevoel dat haar woorden de telefoonverbinding met het politiebureau deden kraken.
‘Dat moet je even uitleggen’, zei Heilmann.
‘Liefst niet in detail nu.’
Ze moest proberen uit te vinden hoe ze het idee zo kon presenteren dat de chef Moordzaken haar niet meteen als labiel bestempelde en haar liet overplaatsen naar de afdeling Brandstichting, die ook bij afdeling A hoorde.
‘Vrijdag is er een datingfeest waar hij misschien wel naartoe gaat. Het is maar een idee, maar jij moet Suhr zien tegen te houden tot we de mogelijkheid hebben besproken.’
‘Ja, ja, ja’, zei Suhr ongeduldig, waarbij hij een hand opstak om haar tot zwijgen te brengen. ‘Camilla Lind heeft de voordelen en de risico’s uitgelegd. Ik denk dat ik haar gelijk moet geven dat het een poging waard is.’
Louise verborg haar handen op de rug en kneep zichzelf hard in haar wijsvinger, zodat ze niet ontplofte. Die Camilla durfde wel, zeg!
‘De vraag is natuurlijk of we het risico wel kunnen nemen om niets openbaar te maken als het om twee van die ernstige zaken gaat’, zei Heilmann verstandig.
Louise had haar innerlijke balans nog niet helemaal teruggevonden.
Ze had Susanne bij Jakobsen afgezet, die in de deur van zijn kantoor klaar had gestaan. Hij had zijn arm vaderlijk om Susannes schouders gelegd en haar mee naar binnen genomen. Toen hij haar op de comfortabele bank had laten plaatsnemen was hij naar buiten gekomen en had hij Louise meegedeeld dat hij Susanne daar graag wilde houden en dat Louise dus niet hoefde te wachten. Ze spraken af om later even te bellen.
Onderweg terug naar het bureau had ze zitten nadenken hoe ze Camilla’s idee het beste kon presenteren, zonder te onthullen dat het van een journalist afkomstig was. Maar die moeite had ze zich dus kunnen besparen.
‘Het probleem is natuurlijk dat wij hem misschien niet herkennen. We hebben hem alleen op de bewakingsvideo gezien en dat heeft ons niet zo heel veel opgeleverd’, zei de chef.
Het verbaasde Louise dat Suhr het idee serieus nam en er al de mogelijkheid van een arrestatie in zag.
‘Nee, maar ik heb genoeg van hem gezien om er zeker van te zijn dat ik zijn markante profiel en houding kan herkennen als ik hem zie. Je hoeft…’
Hij hief weer zijn hand op om haar tot zwijgen te brengen.
‘Die vrouw moet mee.’
Zijn opmerking hing even in de lucht, voordat Heilmann en Louise begrepen wat hij bedoelde en gezamenlijk riepen: ‘Geen sprake van!’
Louise schudde haar hoofd en voegde er verontwaardigd aan toe: ‘Ze heeft net een zelfmoordpoging gedaan.’
‘Dat was toch niet vanwege hem, voorzover ik het heb begrepen’, reageerde Suhr.
Ze bestudeerde hem een tijdje. Normaal gesproken was hij een zeer menselijke chef en had hij niet die barse toon waar Willumsen om bekendstond. Maar af en toe kon hij besluiten nemen waardoor hij hard en gevoelloos leek. Tegelijkertijd zag ze ook wel in waarom hij het voorstelde.
‘We moeten eerst horen wat Jakobsen ervan zegt’, bracht Heilmann ertegen in.
‘Misschien moeten we het hele idee laten rusten en ons beperken tot het verzoek tot opsporing, zoals we oorspronkelijk van plan waren’, stelde Louise voor.
‘Nee, ik geloof dat we de gok moeten wagen’, zei Suhr. ‘Er ontstaat een heleboel heisa als we komen met een waarschuwing en met zo’n vaag signalement als we nu hebben. We gaan dit proberen en als het niets oplevert, zoeken we de publiciteit.’
‘Jij brengt Jakobsen op de hoogte en verzekert je van zijn instemming’, zei hij tegen Heilmann. ‘We komen even bij elkaar als jullie hebben uitgewerkt hoe we dit moeten aanpakken. Neem Thomas Toft en Michael Stig mee, die hebben vast ook wel behoefte om er even uit te zijn.’
‘Is het niet een goed idee om Lars Jørgensen mee te nemen?’ wierp Louise tegen. ‘Hij heeft de video’s immers ook gezien!’
Suhr knikte afwezig. In gedachten was hij al bij het volgende punt van zijn agenda. Toen hij de deur uit wilde lopen vroeg Louise hoe het ging met de gearresteerde verdachte van de moord op de buitenlandse vrouw.
Hij draaide zich om en keek haar verbeten aan, maar vervolgens verslapten zijn kaakspieren en haalde hij eventjes zijn schouders op.
‘Dat gaat helemaal niet. Hij had het geluk dat John Bro aanwezig was toen hij bij de rechter-commissaris werd voorgeleid.’
Ze had medelijden met Suhr en Willumsen. Het maakte zaken een stuk lastiger als ze een agressieve advocaat tegenover zich vonden. Ze had zelf ook met John Bro te maken gehad toen hij een drugsbaron verdedigde. Zijn pogingen om bewijzen voor de onschuld van zijn cliënt te vinden hadden echter wel indirect Camilla’s leven gered. Ze kon niets negatiefs over hem zeggen, maar het was een feit dat je bij de pinken moest zijn en met zeer sterke bewijzen moest komen als hij je tegenstander was.
‘Wat is er met hun kinderen gebeurd?’
‘Die worden door een zus opgevangen. De man is daar woedend over. Hij vertelt aan iedereen die het wil horen dat hij beide kinderen binnenkort het land uit zal sturen. Hij beweert dat het uitsluitend is om hun veiligheid te garanderen en om de rust en de balans terug te vinden die hun moeder had verstoord toen ze uit hun gemeenschappelijke woning was vertrokken.’
Louise was gaan staan. Heilmann was al teruggelopen naar haar kantoor.
‘Als hij het niet heeft gedaan, wie dan? Hebben jullie andere verdachten op het oog?’
‘Hij was het.’
De chef wilde nog iets zeggen, maar bedacht zich en vertelde toen dat ze iedereen in de familie- en vriendenkring van de vrouw hadden verhoord.
‘We zijn er ook erg op verdacht dat het een soort eerwraak kan zijn’, zei hij. ‘Niet omdat ze weigerde te trouwen met iemand die haar familie voor haar had uitgekozen, maar omdat ze zijn familie te schande heeft gemaakt door het huwelijk te beëindigen. Haar eigen vader zou ook een motief kunnen hebben, als hij de scheiding van zijn dochter niet wilde accepteren, omdat deze in ging tegen een keuze die hij had gemaakt.’
Suhr beëindigde het gesprek door glimlachend zijn schouders op te halen.
‘Als we ons niet zo hadden vastgeklampt aan de getuigenverklaring en er niet zo zeker van waren geweest dat de moord rond één uur was gepleegd, dan hadden we hem te pakken gehad. Hij heeft de kinderen vermoedelijk ’s ochtends eerder gehaald en ze later weer teruggebracht, zoals hij zegt, maar is waarschijnlijk tussen elf en twaalf teruggekeerd. Of ’s middags, vlak voor het tijdstip waarop hij zegt haar te hebben gevonden. Geen van de getuigen heeft hem zien komen of gaan, maar ze hebben verder ook niemand anders haar woning zien binnengaan of verlaten.’
Hij bromde en voegde eraan toe dat de man de mediageile getuige die hem zijn vrijheid had geschonken, wel een fles rode wijn cadeau mocht doen. Daarna sloeg hij een keer met zijn vlakke hand tegen de deurpost en liep naar het voorkantoor, waar zijn secretaresse zat.
Louise ging terug naar haar kamer. Het zoemde in haar hoofd. De irritatie over Camilla’s bemoeienis was afgenomen, maar ze besloot haar niet te vertellen dat ze van plan waren naar het feest te gaan. En al helemaal niet dat ze Susanne misschien meenamen.