x
Toen ze op de deuropener drukte, hoorde ze een klik en meteen daarna zwaaide de glazen deur naar de afdeling open. Ze liep met haastige passen en haar blik op de vloer gericht. Vanuit haar ooghoeken zag ze de naaste familieleden, die zachtjes met elkaar zaten te praten. Een laborant kwam met een wagentje vol bloedmonsters uit een van de onderzoekkamers gelopen en ze wist hem ternauwernood te ontwijken.
Zonder te stoppen verontschuldigde ze zich en ze snelde verder naar de receptie. Ze sloeg bij het glazen hokje de hoek om en liep het kantoor binnen.
‘Louise Rick, recherche,’ zei ze, ‘met wie kan ik spreken?’
Een jonge verpleegster stond op en glimlachte tegen haar. ‘Een ogenblikje, dan bel ik de dokter. Ga hier maar even zitten.’ Ze wees naar de ovale witte tafel met cakeresten en kringen van gebruikte koffiekopjes.
Louise haalde de zonnebril uit haar donkere haar en legde hem op tafel, terwijl ze de verpleegster nakeek, die naar het voorkantoor liep om te bellen. Ze legde haar handen in de nek en slaakte een diepe zucht. Ze had zich agressief door de drukke middagspits heen geworsteld, langs de Kalvebod Brygge en de Folehaven, en ze had meermaals op haar stuur geslagen van frustratie als de rij auto’s weer eens stilstond. Het had een eeuwigheid geduurd om de nog geen tien kilometer vanaf het hoofdbureau in Kopenhagen naar het ziekenhuis in Hvidovre af te leggen.
Het was bijna vijf uur geweest toen de chef van de afdeling Moordzaken, Hans Suhr, haar kantoor was binnengekomen. Ze was net bezig een boodschappenlijstje te maken, maar toen ze de uitdrukking in zijn ogen zag, schoof ze haar schrijfblok aan de kant. Ze stelde zich erop in dat ze Peter zou moeten bellen om te vragen of hij boodschappen wilde doen. Hij had het vanochtend zelf al voorgesteld toen hij haar naar het werk bracht, maar ze had het optimistisch weggewuifd en gezegd dat ze het makkelijk zou halen.
‘Er is een verkrachting gemeld waar ik jou graag naartoe wil sturen.’
Haar chef was op de harde, houten stoel bij haar bureau gaan zitten.
Voor hij verder kon gaan, had Louise haar schrijfblok alweer gepakt en het boodschappenlijstje afgescheurd. Suhr schakelde haar vaak in bij verkrachtingszaken. De slachtoffers hadden het recht om door een vrouw te worden verhoord, en omdat er niet zoveel vrouwen op de afdeling werkten, belandden de zaken in de regel bij haar.
‘Ze is naar Hvidovre gebracht’, zei hij toen ze met de pen in de aanslag klaar zat. ‘Het gaat om een tweeëndertigjarige vrouw uit Valby. Haar moeder, die op de verdieping boven haar woont, ging tegen de middag naar de woning van haar dochter en vond haar met de handen op de rug vastgebonden en haar mond dichtgetapet in de slaapkamer. Er zaten bloedvlekken in het bed en de dochter was bijna bewusteloos van uitputting.’
De chef leek na te denken of hij er nog iets aan toe moest voegen. ‘De moeder heeft de tape van haar mond getrokken, voordat ze de ambulance belde’, zei hij vervolgens.
Louise bestudeerde hem terwijl hij vertelde, om zich een idee te vormen van de ernst van de rest van het verhaal. Dat het slachtoffer was vastgebonden en getapet, was voldoende om Station City contact op te laten nemen met afdeling A, en vanwege de toestand van het slachtoffer viel de verkrachting onder ernstige geweldsdelicten.
‘Susanne Hansson woont alleen, en toen de politie kwam vertelde haar moeder dat haar dochter geen vriend heeft, en ook geen kennissen met wie ze vrijwillig het bed in zou duiken.’
Louise fronste het voorhoofd. ‘Wat zegt ze zelf?’ onderbrak ze hem.
Suhr haalde de schouders op. ‘Niets. Onze collega’s van City hebben het geprobeerd toen ze in Hvidovre waren, maar dat heeft niets opgeleverd. Vervolgens heeft een van de vrouwelijke artsen even met haar gesproken, maar ik weet niet hoeveel zij te horen heeft gekregen, afgezien van het feit dat het slachtoffer bereid is om aangifte te doen van de verkrachting. Je moet zelf met haar gaan praten, en daarna moet ze naar het academisch ziekenhuis om te worden onderzocht.’
Louise knikte. Ze was opgelucht dat ze de gelegenheid kreeg om een vertrouwensrelatie met Susanne Hansson op te bouwen voordat ze naar het Centrum voor slachtoffers van seksueel geweld werd gebracht. Uit ervaring met andere grove verkrachtingszaken wist ze dat, als Susanne Hansson er zo slecht aan toe was als Suhr vertelde, een onderzoek door een forensisch arts diezelfde avond de vrouw psychisch alleen nog maar meer zou belasten. Het zou mooi zijn als ze de gelegenheid hadden een band te krijgen, zodat Susanne zich een klein beetje op haar gemak voelde.
‘Hoe is haar toestand op dit moment?’
‘Ga erheen en zoek het uit’, zei de chef. ‘Ik stuur Lars Jørgensen naar haar woning aan de Lyshøj Allé. De technische recherche is daar al bezig. Bel als je meer weet.’
Hij sloeg kordaat met zijn hand op het bureau, voor hij opstond en het kantoor verliet.
Louise had haar spijkerjas over haar arm geslagen en een snelle blik op de stapels op haar bureau geworpen. Onderweg naar het kantoor van de teamchef, waar het logboek van de dienstauto’s lag, maakte ze zich al kwaad bij het vooruitzicht dat alle wagens weg waren, zodat ze naar de garage moest om bij Svendsen te slijmen. Maar nee, er waren nog twee auto’s beschikbaar. Ze pakte een sleutel en schreef haar naam in het boek. Belachelijk om je zo op te winden, dacht ze toen ze de trap met twee treden tegelijk nam.
‘Ze komt eraan’, zei de verpleegster toen ze de telefoon had neergelegd.
Louise bedankte haar en ging staan. Ze stopte haar zonnebril in haar jaszak en pakte een lippenbalsem.
‘Ik heet Anne-Birgitte’, zei een jonge, vrouwelijke arts met een gouden ziekenfondsbrilletje. Haar hand was koud en de handdruk stevig, het lange haar was opgestoken.
Louise voelde zich in vergelijking met de arts zweterig en onverzorgd en ze compenseerde dat door haar stem scherper en formeler te laten klinken dan nodig was. ‘Hoe lang hebt u met haar gesproken?’ vroeg ze in plaats van zich voor te stellen. Ze zag de reactie toen de vriendelijke blik van de arts verdween, maar het was al te laat om terug te krabbelen.
‘Lang genoeg om te weten dat het wellicht te vroeg is om door de politie te worden ondervraagd.’
Ze keken elkaar strak aan en Louise voelde hoe een klein luchtbelletje respect werd gevormd en in haar lichaam opsteeg. Ze liet het net zo lang uit haar ogen stralen tot de vrouw tegenover haar kon zien dat ze zich gewonnen gaf.
‘Goed dat u haar zover hebt kunnen krijgen dat ze aangifte doet’, zei Louise glimlachend, en de stemming werd al wat beter.
‘Als u tijd hebt, kan ik u laten zien wat ik in het patiëntendossier heb genoteerd.’
Ze gingen naast elkaar zitten en Anne-Birgitte keek onder het praten snel het A4’tje door dat ze naast zich had liggen. ‘Haar handen en voeten waren met stevige plastic strips vastgebonden.’
Ze onderbrak zichzelf en legde uit dat het van die strips waren waarmee je kabels bij elkaar hield en die de politie ook wel als handboeien gebruikte.
‘Het ambulancepersoneel heeft ze doorgeknipt voordat ze haar hiernaartoe brachten, en toen had de moeder de tape al verwijderd die op haar mond was geplakt. Ze had een lage bloeddruk en we constateerden vochtgebrek, dus hebben we haar aan een glucose-infuus gelegd en dat hielp meteen. Het gaat nu al iets beter.’
Ze stopte, schoof de patiëntenkaart opzij en wachtte af, klaar om de vragen van de rechercheur te beantwoorden.
Louise knikte en probeerde zich te herinneren wat Suhr verder nog had gezegd voordat ze was weggereden, vragen waar ze nog geen antwoord op had gekregen.
‘Er was ook bloed’, begon ze. ‘Hoe erg zijn de verwondingen?’
‘Susanne Hansson heeft een paar krachtige slagen in het gezicht gekregen, het is gaan bloeden, en het lijkt erop dat andere delen van haar lichaam ook hebben gebloed, maar dat is al gestopt. Ik heb haar verder niet onderzocht, want dat doen ze in het academisch ziekenhuis.’
‘Hoeveel heeft ze u verteld?’
Anne-Birgitte aarzelde. ‘Niet zoveel. Ze is totaal van streek en ze wil niets zeggen of ze herinnert zich niet wat er is gebeurd. In eerste instantie wilde ze ook niet bevestigen dat er sprake was van een misdrijf. Maar daarover kan geen enkele twijfel bestaan.’
Louise zag de strakke trek om de mond van de arts en noteerde dat het een constatering was die voor haar eigen rekening kwam.
‘Misdrijf?’ schreef ze op en ze legde haar hand op het papier om haar notitie te verbergen.
‘Weet u of ze de dader kende?’
‘Ze praat veel te onsamenhangend om die conclusie te kunnen trekken, maar ze knikte toen ik vroeg of ze de verkrachting bij de politie wilde melden en dus heb ik dat doorgegeven aan de twee agenten die samen met haar hierheen waren gekomen.’
Louise stopte het schrijfblok weer in haar tas. Hier viel niet meer informatie te halen, ze kon net zo goed zelf naar Susanne Hansson toe gaan.
Ze stond op en wachtte tot Anne-Birgitte hetzelfde zou doen, maar de arts bleef naar de cakekruimels op de tafel zitten staren.
‘De patiënte verkeert in een psychische shock’, zei ze terwijl ze opkeek. ‘Ze maakt totaal niet de indruk dat ze iemand is die vrijwillig meedoet aan kinky seks waarbij haar mond wordt afgeplakt en ze aan handen en voeten wordt vastgebonden – en geslagen.’
Louise wilde haar onderbreken, maar de arts was haar voor.
‘Ze is geestelijk en lichamelijk mishandeld, en ik sta erop dat u dat respecteert.’
‘Natuurlijk’, zei ze geïrriteerd. Het was niet de eerste keer dat ze zich terechtgewezen voelde, omdat de politie bij een aangifte van verkrachting beroepshalve wel twijfel moest hebben.
‘Ik ga ervan uit dat het geen probleem is haar naar het academisch ziekenhuis over te brengen?’
‘Nee, dat zal haar toestand niet verslechteren. Zullen we gaan?’
Louise liep achter de dokter aan, maar bleef buiten op de gang staan terwijl Anne-Birgitte de kamer binnenliep om te zeggen dat er iemand van de recherche was. Even later werd de deur opengegooid en kwam er een dame van ergens in de vijftig op haar af die haar arm vastpakte. Louise had al snel in de gaten dat dit de moeder moest zijn.
‘U moet snappen dat er iets vreselijks is gebeurd.’
Louise deed een stap achteruit, waardoor de vrouw haar arm nog steviger vastpakte.
‘Volgens mij is uw dochter degene met wie ik moet praten’, zei Louise en ze duwde de hand van de vrouw weg, waarna ze naar de rij stoelen wees die langs de muur stond. ‘U kunt hier zolang wachten terwijl ik bij haar ben.’
Ze dirigeerde de moeder in de richting van de stoelen voordat de vrouw kon protesteren. Ze duwde haar vriendelijk op een stoel.
‘Als ik met Susanne klaar ben, rijden we naar het academisch ziekenhuis. U kunt dus beter naar huis gaan en daar wachten. Als u me uw telefoonnummer geeft, neem ik contact met u op zodra we klaar zijn met de onderzoeken en het verhoor op het politiebureau.’
Ze haalde haar schrijfblok weer tevoorschijn en gaf de moeder een leeg vel.
‘Ik ga mee’, zei de moeder terwijl ze het vel papier negeerde.
Louise ging op haar hurken naast de stoel zitten. ‘Ik kan u niet tegenhouden, maar ik wil u ervoor waarschuwen dat u heel lang moet wachten voordat iemand tijd heeft om met u te praten. Op dit moment gaat het in de eerste plaats om uw dochter, en het is duidelijk dat u er voor haar moet zijn. Maar als we een kans willen maken om uit te zoeken hoe ze in deze situatie is terechtgekomen, moeten we in alle rust met haar kunnen spreken en moet er een aantal onderzoeken in gang worden gezet.’
Het leek erop dat de vrouw het door begon te krijgen.
‘Dan kan ik naar huis gaan om haar woning een beetje op te ruimen’, zei ze, vooral tegen zichzelf.
Louise legde haar hand op de schouder van de vrouw. ‘Op dit moment is de politie in de woning, dus het duurt nog even voordat u naar binnen mag. Ik stel voor dat u naar huis gaat. Het moet voor u een grote schok zijn geweest om haar daar zo te vinden.’
De moeder knikte, maar Louise zag dat ze opnieuw wilde protesteren, dus maakte ze snel een einde aan het gesprek. ‘Ik neem later vanavond contact met u op’, zei ze en ze haastte zich naar de ziekenkamer.
Ze had dit soort gesprekken al heel wat keren gevoerd en ze had al snel de inschatting gemaakt of het een voor- of een nadeel zou zijn dat de moeder aanwezig was als Susanne Hansson werd onderzocht en verhoord. Alles zei haar dat enig voordeel ver te zoeken was.
Het ziekenhuisbed stond bij het raam, en het gordijn wapperde lichtjes toen er een zuchtje wind de kamer binnenkwam. Susanne lag naar buiten te kijken en draaide haar hoofd pas om op het moment dat Louise vlak bij het bed stond.
‘Dag, ik heet Louise Rick, ik ben van de recherche. Kunnen we even praten?’
Susanne keek dwars door haar heen. Ze had zich in haar eigen wereldje teruggetrokken.
Jammer, dacht Louise. Daarbinnen vergaat het je slechter dan erbuiten.
‘Je hebt iets vreselijks meegemaakt’, zei ze terwijl ze naar het toegetakelde gezicht keek. ‘Ik weet wel dat ze je al hebben onderzocht en ik kan me ook goed voorstellen dat je het liefst met rust gelaten wilt worden, maar ik wil je graag meenemen naar het academisch ziekenhuis, waar het Centrum voor slachtoffers van seksueel geweld is gevestigd. Zij doen het echte onderzoek bij de aangifte van een verkrachting.’
Er kwam geen reactie, dus Louise vervolgde: ‘Als je zelf kunt lopen, stel ik voor dat we er in mijn auto naartoe rijden, maar ik kan ook een ambulance voor je regelen.’
Eindelijk reageerde Susanne, en ze richtte haar blik op Louise. Die overwoog snel waar ze het meest mee opschoot: doen alsof ze alle tijd van de wereld had totdat Susanne Hansson zich in staat voelde met haar te praten, of druk uitoefenen om een reactie uit te lokken.
Ze besloot een tussenvorm te kiezen. ‘Er zit een forensisch arts in het Centrum voor slachtoffers van seksueel geweld klaar. Hij zal je onderzoeken en daarna volgt er een politieverhoor. Eigenlijk had ik ook gehoopt dat wij tweeën nog even met elkaar konden praten vóór het medisch onderzoek.’
Susanne Hansson onderbrak haar. Haar stem klonk hees en toen de woorden kwamen, kon Louise bijna niet zien dat ze haar mond bewoog. Ze had wondjes in haar mondhoeken en het was duidelijk dat ze het gevoel had alsof de tape er nog steeds zat.
‘Een forensisch arts onderzoekt mensen die zijn overleden. Waarom moet hij mij onderzoeken?’
Louise leunde naar voren om te kunnen horen wat ze zei. Ze had een stoel naar het bed getrokken en was gaan zitten.
‘Forensisch artsen verrichten sectie op overledenen, maar ze onderzoeken ook levende mensen’, zei ze en ze probeerde het luchtig te laten klinken, ‘ze worden er altijd bij geroepen als een slachtoffer van seksueel geweld in het centrum moet worden onderzocht.’
Er liepen tranen over Susannes wangen. Louise pakte haar hand, maar zorgde ervoor dat ze het infuus niet aanraakte. Ze aaide geruststellend over Susannes arm terwijl ze sprak. ‘We moeten de sporen veiligstellen die de dader ongetwijfeld op je heeft achtergelaten…’
De stille tranen gingen over in heftig snikken. Het huilen kwam uit haar lichaam omhoog als een emmer die uit een diepe put wordt opgetrokken.
Louise veranderde van tactiek. Ze zou Susanne nu de tijd geven die ze nodig had. Iets begon zich in de vrouw los te maken en het was de moeite waard daarop te wachten, vond ze.
Uiteindelijk stopte het huilen.
‘Ik kan wel met jou meerijden,’ zei Susanne en ze droogde haar ogen, ‘maar ik heb geen kleren bij me.’
Het klonk verontschuldigend, alsof ze zich ervoor schaamde dat ze naakt was geweest toen men haar naar het ziekenhuis had gebracht.
‘We zorgen er wel voor dat de verpleegster een badjas en een paar pantoffels voor je regelt.’
Susanne knikte en toen Louise ging staan om iemand te zoeken die haar aan kleding kon helpen, merkte ze dat de vrouw haar nakeek.