x

Ze hield haar hand tegen haar hals, die was gaan bloeden toen hij het broodmes weghaalde. Het voelde onprettig aan, zoals het haar blouse in sijpelde en tussen haar borsten door liep, en ze durfde niet te kijken.

Vanuit de keuken geurde het naar versgebakken brood. Op de salontafel stonden kopjes en brandende kaarsjes.

Hij blies er een paar uit, een ader aan de zijkant van zijn hals klopte. Ze keek vanuit haar ooghoeken naar hem zonder zich te bewegen.

Haar blouse plakte. Ze boog haar hoofd om het bloeden te stoppen en legde haar kin op haar borst. De wond stak en ze was ineens bang dat er op die manier misschien juist meer bloed uit geperst werd, dus bracht ze haar hoofd weer omhoog en keek recht voor zich uit. Ze huilde niet.

Met een langzame beweging legde hij het broodmes op de tafel.

Ze had zijn silhouet niet herkend door de matglazen deur toen hij aanbelde, ze was totaal niet voorbereid en kon niet reageren voor hij binnen was.

Met zijn armen naar voren gestrekt om zich te kunnen afweren was hij langzaam naar haar toe gelopen, en hij had haar verzekerd dat hij haar geen kwaad wilde doen, maar alleen met haar wilde praten.

Ze was voetje voor voetje achteruitgelopen, terwijl hij steeds dichterbij kwam.

‘Je moet naar me luisteren’, smeekte hij toen ze in de keuken stonden.

Gek genoeg was ze niet bang geweest. Met haar rug tegen de koelkast had ze staan luisteren toen hij vertelde dat hij niemand had vermoord. Dat het allemaal een misverstand was. Zijn stem had indringend en oprecht geklonken en daardoor geloofde ze wat hij zei.

Haar blik was over zijn gezicht gegleden terwijl hij sprak.

Ineens herinnerde ze zich zijn ogen. Ze kreeg zin om dichterbij te komen. Ze deden haar denken aan bosmeren. Ze waren donker en hadden een groen schijnsel.

Nu staarde ze vertwijfeld naar het broodmes dat op de salontafel lag. De snijwond brandde en haar lichaam was verlamd. De angst, die was verdwenen toen hij met zijn rustige stem tegen haar begon te praten, was teruggekeerd en lag als een ijskap om haar heen. Dat was gebeurd toen ze het gevaarlijke schijnsel in zijn blik herkende en de verwrongen uitdrukking op zijn gezicht zag. Die was veranderd op het moment dat de telefoon ging. Hij beval haar stil te blijven zitten en niet op te nemen. Met snelle sprongen was hij naar de keuken gerend, en toen hij terug was hadden de kartels van het stalen mes zich in de dunne huid van haar hals geboord terwijl hij haar hardhandig beetpakte.

‘Neem dan op’, snauwde hij.

Ze reageerde mechanisch, had gesproken met een stem die niet de hare leek en was verbaasd over hoe rustig ze was gebleven.

Ze voelde hoe het bloed een vlek op haar borst maakte.

Met een haast onzichtbare beweging gebaarde hij dat ze moest gaan staan. Hij pakte het broodmes van de salontafel en bleef vlak achter haar lopen toen hij haar naar de deur van de slaapkamer leidde.