x

‘We kunnen je niet dwingen mee te gaan. Persoonlijk vind ik dat je het niet moet doen.’

Dat laatste was eruit voor Louise er erg in had.

‘Ik ga mee’, zei Susanne met een beslistheid die aangaf dat er over het onderwerp geen discussie mogelijk was.

Ze was twee dagen in het academisch ziekenhuis opgenomen geweest en had lange gesprekken met Jakobsen gevoerd. Louise had onmiddellijk een verandering gemerkt. Haar bewegingen waren rustiger en opener geworden. Haar gezicht vertoonde ook niet meer zulke duidelijke sporen van de klappen, maar het gebied rond haar linkeroog en linkerjukbeen was nog steeds verkleurd.

‘Ik wilde toch al naar dat feest’, ging ze na een korte pauze verder. ‘Vanaf het moment dat ik jou er aan de telefoon over hoorde. Als hij komt, zie ik hem weer.’

Louise staarde haar aan. Haar verbijsterde uitroep werd gesmoord, omdat Susanne een geruststellend handgebaar maakte.

‘Nee, zo bedoel ik het niet. Maar hij zit de hele tijd in mijn hoofd en ik word er gek van dat ik geen beeld van hem kan oproepen. Ik kan me niet herinneren hoe hij eruitziet. Jakobsen noemt dat een natuurlijke en nuttige verdringing’, zei ze op een toon die aangaf dat ze het er niet mee eens was dat het hielp om haar te ontzien. ‘Maar ik geloof niet dat ik het gebeurde achter me kan laten voor ik hem weer voor me zie en besef dat ik zelf geen schuld heb aan wat er is gebeurd.’

Louise vond het ongelooflijk wat een crisispsycholoog vermocht, maar ze was niet helemaal gerust op deze nieuwe Susanne, die zich zo duidelijk voor haar ogen manifesteerde. Als Jakobsen ’s ochtends niet op het hoofdbureau was langsgekomen om erover mee te praten of het verstandig was om Susanne mee te nemen naar het feest, dan had ze de mogelijkheid niet eens willen overwegen.

Jakobsen vond het goed dat ze haar vroegen of ze mee wilde helpen. Tegelijkertijd had hij hen in vertrouwen genomen over de hel waarin Susanne haar hele volwassen leven had geleefd, in de wurggreep van een moeder wier echtgenoot haar in de steek had gelaten op het moment dat ze de ‘z’ van zwanger had uitgesproken.

De moeder had haar dochter opgevoed met het idee dat zij twee bij elkaar hoorden. Daarmee had ze Susanne met een afschuwelijke moederbinding opgezadeld die vele andere jonge meisjes met doorgesneden polsen op een psychiatrische afdeling zou hebben doen belanden, of die voor een vreselijke opstandigheid zou hebben gezorgd die waarschijnlijk gevolgen voor de rest van hun leven zou hebben gekregen.

Maar Susanne was niet in opstand gekomen. Ze had zich geschikt. Ze had zich aangepast aan de machtige bezitsdrang van haar moeder en had haar jeugd en een deel van haar volwassen leven opgeofferd voor ze eindelijk de stap durfde zetten om te proberen zich uit die biologische dwangbuis te bevrijden. En dan was het zo verschrikkelijk fout afgelopen als je je maar kon voorstellen, had Jakobsen verteld terwijl hij met een zorgelijk gezicht over zijn baard had gestreken.

‘Die moeder moet weg’, had hij verder gezegd. ‘Ik ben bij haar langsgegaan om erachter te komen in hoeverre ze zich bewust is van het feit wat ze met het leven van haar dochter doet. Het is treurig om te moeten vaststellen dat ze haar dochter gebruikt als een schild tegen de eenzaamheid en tevens als een trofee tegenover de man die haar in de steek heeft gelaten. Hoewel die daar waarschijnlijk nooit achter zal komen. Zij zou in therapie moeten, want eigenlijk is die vrouw gewoon ziek.’

Louise kon alleen instemmend knikken. De paar keer dat ze Susannes moeder had ontmoet, had ze precies hetzelfde gedacht.

‘Dit gaat er gebeuren’, legde Louise uit toen ze met een kopje koffie voor zich in het café van het academisch ziekenhuis tegenover Susanne zat. ‘Ik kom je morgenavond halen en dan gaan we er samen naartoe.’

Susanne zou de volgende ochtend uit het ziekenhuis worden ontslagen. Jakobsen had een tijdelijke woning op een geheim adres weten te regelen. Daar zou ze maandag over kunnen beschikken, maar tot die tijd moest ze in haar woning aan de Lyshøj Allé in Valby blijven.

‘Als we bij het feest aankomen, kijken we om ons heen en hopen we natuurlijk dat hij er is. Verder doen we niks. Als jij hem ziet, zeg je het tegen mij, maar je mag onder geen enkel beding contact met hem zoeken. Als hij je ziet, gaan we naar buiten. We willen hem niet aanhouden terwijl hij binnen is, en misschien komt hij achter je aan als hij ziet dat je weggaat. Wij hebben buiten mensen klaarstaan om hem op te vangen. Maar denk eraan’, voegde Louise eraan toe toen ze Susanne geconcentreerd zag knikken, ‘het is allemaal een gok. Er is maar een kleine kans dat hij er is. Hij heeft net twee grove misdaden begaan, en waarschijnlijk houdt hij zich schuil.’

Voordat Louise het academisch ziekenhuis verliet, overwoog ze Flemming Larsen te bellen om te vragen of hij zin had om een kop koffie te drinken. Ze had niet meer met hem gesproken sinds hij bij haar thuis was geweest, en nu ze hier toch was… Maar misschien was het beter om hun relatie louter zakelijk te houden.

De vorige avond had ze Camilla gebeld om haar over haar privésituatie in te lichten. Eerst had haar vriendin geweigerd te geloven dat Peter iemand anders had.

‘Hij is niet goed bij zijn hoofd’, had ze verontwaardigd uitgeroepen en ze had in één adem voorgesteld dat zij met hem zou gaan praten om hem ervan te weerhouden.

‘Ben je helemaal gek’, onderbrak Louise haar. ‘Jij moet niet proberen te zorgen dat hij terugkomt. Als hij terug wil komen moet dat alleen zijn omdat hij dat wil en omdat hij het gevoel heeft dat dat het enige juiste is. En ik ben er niet eens helemaal zeker van dat hij het moet proberen’, concludeerde ze.

‘Nee, jij bent niet iemand bij wie je een spijtoptantenregeling krijgt’, zei Camilla hartelijk. ‘En bij jou kom je in elk geval niet op je knieën terugkruipen zonder er rekening mee te houden dat jij je best zult doen om iemands vinger even lekker tussen de deur te krijgen.’

Louise glimlachte. Ze wist niet of ze zo spijkerhard zou zijn, maar ze zag zichzelf ook niet als iemand die je eerst in de steek liet en door wie je vervolgens weer met open arme werd ontvangen.

Ze liet het idee varen om met Flemming een kop koffie te drinken en ging naar het politiebureau.

‘Ik haal Susanne thuis op. Moeten we hiernaartoe komen of direct naar het feest gaan?’ vroeg ze toen ze in de deuropening van Heilmanns kantoor stond.

‘We verzamelen hier. Dan spreken we door wat we doen als hij er is. Ik moet er zeker van zijn dat iedereen begrijpt dat we binnen niets anders gaan doen dan zoeken.’

Louise knikte en wilde afscheid nemen, toen Heilmann vroeg hoe het met haar ging. Toen ze ’s ochtends op het werk was verschenen, had Louise wel gemerkt dat haar teamchef in de gaten had dat er iets mis was. Het had Lars Jørgensen ook niet veel tijd gekost om te constateren dat er iets in het gedrag van zijn collega was veranderd. Hij had discreet zijn ene wenkbrauw opgetrokken toen ze een pakje sigaretten op het bureau had gegooid en hem ervan had verzekerd dat ze niet in hun gezamenlijke kantoor zou roken. Hij had slechts geknikt en niks gevraagd. Hij ging er waarschijnlijk van uit dat er ooit wel een verklaring zou komen. Die had ze hem na de lunch gegeven, toen ze had opgegeven om te doen alsof ze onverstoorbaar aan het werk was.

‘Je mag hier gerust roken’, was zijn eerste reactie. Daarna zei hij met de beste bedoelingen allerlei opbeurende dingen tegen haar, maar ze deed net of ze het niet hoorde.

Toch ging ze gewetensvol naar de lunchruimte als ze behoefte had aan een sigaret.

‘Het gaat al een stuk beter’, zei ze ontwijkend. Ze had geen zin om nog meer mensen over haar privéproblemen in te lichten.

Louise zag aan Heilmanns blik dat ze daar niet in trapte, maar haar teamchef was tactisch genoeg om niet verder te vragen.