4

De auto reed Mill Lane in. Langs de kant zochten geüniformeerde agenten – zonder jasje en pet – in de greppel en het veld aan de andere kant van de heg naar het wapen. Afzettingslint, langs de rand van het wegdek gespannen, scheidde het terrein af. Aan de overkant van de weg stond een oude man tussen de zonnebloemen naar de zoekende agenten te kijken. Hij steunde op een stok.

‘Het is al zo lang droog,’ zei Wexford. ‘De dader kan overal in die berm een auto hebben geparkeerd zonder een spoor achter te laten.’

Het huis dat Clifton heette, stond merkwaardig stil en passief tussen de bomen en struiken. Het zag eruit alsof het rustte, zichzelf in slaap had gebracht, zoals huizen er vaak uitzien wanneer het erg warm is. Zodra de bittere kou van de winter dreigde, stonden ze er weer alert en afwachtend bij. Er stonden ramen wijd open, maar er was niemand te zien. Hoewel het al avond was, liepen ze tegen een muur van hitte op zodra ze het gekoelde auto-interieur uit kwamen.

‘Net of je uit het vliegtuig stapt als je op vakantie naar Griekenland gaat,’ zei Wexford. ‘Je kunt het niet geloven, zo goed voelt het aan. Zelfs midden in de nacht. Maar we hebben hier bijna nooit warme nachten. Waarom eigenlijk niet?’

‘Geen idee. Het zal wel iets met de Golfstroom te maken hebben. Zoals de meeste weersomstandigheden.’

‘De Golfstroom maakt dingen warm, niet koud.’

Deze keer kwam niemand hen tegemoet. Wexford belde aan en Diana Marshalson deed open. Ze had het kleine jongetje weer bij zich. Hij kon overeind blijven staan door zich aan de zijkant van haar wijde broek vast te klampen.

‘Ik ging er vanmorgen van uit dat hij van u was,’ zei Wexford. ‘Maar Amber was zijn moeder, nietwaar?’

‘Dat had ik u misschien moeten vertellen.’

Wexford en Burden zeiden daar niets op. ‘Is Brand de afkorting van iets of is het zijn volledige naam?’

Ze trok een grimas, haar neus omhoog en haar mond omlaag. ‘Jammer genoeg is het zijn naam. Maar ja, met die rare namen van tegenwoordig valt het eigenlijk nog mee. Mijn man is op. Hij zal met u praten – maar wilt u een beetje voorzichtig met hem omgaan? Het is een zware schok voor hem.’

Ze bracht hen naar de grote huiskamer waar haar man op de grijze bank lag, ondersteund door grijs met witte kussens. Wexford had ontdekt dat hij nog geen zestig was, maar met zijn sliertige witte haar, de kale plek op zijn schedel, zijn diep doorgroefde gezicht en slappe buik leek hij veel ouder. Nu waren dit natuurlijk geen normale omstandigheden. Hij had zojuist een verschrikkelijk verlies geleden. Toen de rechercheurs binnenkwamen, keek hij om en hield zijn blik op het kind gericht.

‘O god, hij lijkt zo op haar,’ zei hij. ‘Zoals zij was toen ze zo oud was.’

Hij had een ingelijste foto in zijn handen en liet hem aan Wexford zien. ‘Is hij niet het evenbeeld van zijn… zijn moeder?’

Wexford keek naar het gezicht van een jonge heilige die visioenen had. ‘Ja. Ja, dat is hij. Hij is een leuk jongetje.’ Toen voegde hij eraan toe: ‘Ze was mooi.’ Toen hij Diana Marshalson zag kijken, schrok hij bijna. Ze keek geërgerd, leek het wel. Misschien had ze die dag te vaak gehoord hoe mooi Amber was geweest en hoe goed Brand eruitzag.

Hij stelde zich voor en sprak enkele meelevende woorden. ‘Denkt u dat u een paar vragen kunt beantwoorden, meneer Marshalson?’

‘O, ja. Dat moet. Ik weet het.’

‘Dit is inspecteur Burden, een van mijn naaste medewerkers. Mevrouw Marshalson, wilt u ons een kwartier of zo alleen laten? Dan wil ik straks graag nog even met u praten.’

Ze pakte Brand op en zette hem weer op haar rechterheup. Dat was een handige manier om een kind te dragen, vond Wexford, tenminste voor een vrouw, niet voor een man. Maar in tegenstelling tot andere manieren van dragen, had je niet veel gelegenheid om genegenheid te tonen. Zoals hij daar zat, kon de jongen zijn wang niet tegen de hare leggen en kon ze hem niet dicht tegen haar borst houden. Miste hij zijn moeder? Dat moest wel. Voorzover hij dat kon, moest hij hebben gevraagd waar ze was. Toen herinnerde Wexford zich dat hij die morgen ‘Mama, mama’ had gezegd.

‘Gaat u zitten,’ zei Marshalson met doffe stem.

‘Dank u. Het spijt me dat ik u onder zulke omstandigheden vragen moet stellen, maar het is helaas onvermijdelijk. Hoe laat verwachtte u uw dochter gisteravond thuis, meneer Marshalson?’

‘Ik verwachtte haar niet echt op een bepaalde tijd. Ik wist dat ze een lift naar huis zou krijgen. Nou ja, ik dacht dat ze om twee uur thuis zou zijn.’

Wexford moest grote moeite doen om niets van zijn afkeuring te laten blijken. Burden deed daar helemaal geen moeite voor. ‘Gebeurde dat vaker?’

‘Amber was van school afgegaan. Toen Brand geboren was, ging ze weer naar school.’ Zijn stem beefde en sloeg over en hij schraapte zijn keel. ‘Haar eindexamenresultaten zijn binnengekomen. Ze kwamen vanmorgen met de post. Drie negens en een acht. Ze had naar Oxford kunnen gaan.’ De tranen sprongen in zijn ogen en bleven daar glanzen. ‘Na… Na alles wat ze had doorgemaakt, wilde ik haar niet verbieden om uit te gaan.’

‘Doorgemaakt?’

Wexford wierp zijn vriend een waarschuwende blik toe, maar Burden ging opzettelijk aan die blik voorbij.

‘Dat ze zwanger werd, bedoel ik, en de baby kreeg. Dat ze met haar vriendje brak. Nou ja, ik noem hem eerder een verleider. Een bederver.’

‘Bedoelt u nu Brands vader, meneer Marshalson?’

‘O, ja, er is nooit een ander geweest,’ verdedigde Marshalson zijn dode dochter. ‘Ik denk dat hij haar heeft verkracht. Nou, de… de eerste keer… als er andere keren waren, wat ik betwijfel.’

Alsof ouders wisten… ‘Mogen we zijn naam weten?’ Dat was Burden. Wexford kon merken dat hij nu moeite moest doen om zijn puriteinse walging niet in zijn stem te laten doorklinken. ‘Is het iemand uit de omgeving?’

‘Hij heet Daniel Hilland en hij studeert aan de universiteit van Edinburgh, maar hij is daar nu natuurlijk niet, het is zomervakantie. Zijn ouders wonen in de buurt, in Little Sewingbury. Ik heb hun telefoonnummer wel ergens.’

‘Doet u geen moeite. We vinden het wel. En de vrienden bij wie Amber gisteravond was? Vooral degene die haar aan het begin van het weggetje heeft afgezet. Als we hun namen kunnen krijgen, laten we u met rust.’

‘Rust!’ zei Marshalson, en de sluisdeuren van zijn woordenstroom gingen open. De tranen liepen over zijn gezicht en zijn stem beefde. ‘Rust! Ik herinner me niet wat dat is. Lang, lang geleden. Niet meer sinds ik met Diana trouwde. Dat kan zij niet helpen, dat zeg ik niet, het is niet haar schuld. Amber… Nou, ze werd zwanger en dat was verschrikkelijk, een vreselijke schok. Ze kreeg de baby en liet hem door ons verzorgen. Door Diana. Daar kwam het op neer.’ Zijn lip trilde. ‘Diana moest haar werk op de zaak opgeven. Maar dat was allemaal nog niets in vergelijking met dit. Hoe kan ik nu nog naar hem kijken? Hij lijkt zoveel op haar. Hij lijkt op haar toen ze nog een klein meisje was.’

Wexford dacht dat Marshalson in snikken zou uitbarsten, maar hij kreeg zichzelf met veel moeite onder controle. Hij haalde diep adem en legde zijn hoofd tegen de grijs met witte kussens. Toen hij zijn ogen dicht had, zei hij: ‘Sorry. Ik moet me beheersen. Die vrienden – vraagt u het Diana. Zij weet het wel.’

‘U ging naar buiten om Amber te zoeken,’ zei Burden. ‘Waarom deed u dat?’

Marshalson schudde zijn hoofd, niet om iets te ontkennen, maar misschien van verdriet. ‘Ik sliep nooit goed als ze uit was. Nooit. En ik deed er goed aan om niet te slapen, hè? Het waren geen onnodige zorgen, zoals Diana zei, hè? Het was gerechtvaardigd.’

‘Misschien wel, maar wat hoopte u te bereiken door om… was het niet vijf uur… door om vijf uur ‘smorgens naar buiten te gaan?’

‘Dat weet ik niet. Om die tijd doe je irrationele dingen. Ik dacht dat ik haar misschien uit de auto van die jongen zou zien stappen. Tijd zegt ze niets op die leeftijd. Ze worden niet moe. Ik dacht dat ik misschien met haar naar huis zou kunnen lopen, arm in arm, met mijn prinsesje, mijn arme kleine engeltje…’

Burden zei iets waarvan Wexford dacht dat hijzelf het niet zou durven zeggen, iets waarvoor hij niet de genadeloze doelgerichtheid bezat. ‘Bent u eerder het weggetje opgegaan? Bijvoorbeeld om twee of drie uur?’

Als George Marshalson het doel van Burdens vraag begreep, liet hij dat niet blijken. ‘Eén keer maar. Ik ben alleen om vijf uur naar buiten gegaan. Ik had al eerder door het huis gelopen. Ik had gezien dat haar bed leeg was, maar ik ging pas om vijf uur naar buiten…’ Zijn laatste woorden gingen over in een snik.

Toen ze op de gang waren, keek Wexford of hij ergens een teken van leven zag. Een van de deuren, van licht hout, met een handgreep in de vorm van een roestvrijstalen buis en in één vlak met de muur, stond op een kier. Daarachter hoorde Wexford plotseling de stem van het kind: ‘Mama, mama.’

De woorden ‘het ging recht door mijn hart’ kwamen bij hem op en hij zei tegen zichzelf dat hij zich niet als een sentimentele idioot moest gedragen. Hij duwde de deur wijd open en ging naar binnen, gevolgd door Burden. Brand, die blijkbaar met het uur beter leerde lopen, zoals bij kinderen van zijn leeftijd wel vaker het geval is, wendde zich van de buitendeur af waarvoor hij had gestaan en herhaalde teleurgesteld zijn verdrietige mantra: ‘Mama, mama.’

Diana Marshalson zat op de vloer tussen houten speelgoed, een pluchen hond op wielen en allerlei gekleurde bouwblokken. ‘Ik hoop dat het niet zo doorgaat. Ik bedoel, ik hoop dat hij haar vergeet. Dat is beter voor hem.’

Wexford wachtte tot ze blijk gaf van medelijden met de kleine jongen en diens verdriet om zijn moeder, maar er kwam niets. Brand liet zich op handen en knieën zakken en kroop met een verbaasd gezicht naar haar toe. Het leek erop dat ze hem in haar armen zou nemen om hem te troosten, maar dat deed ze niet. Ze stond op.

‘Gaat u zitten. Wat kan ik voor u doen?’

Ze bevonden zich in een soort studeerkamer met een bureau, een archiefkast en een computer, maar ook met zacht meubilair, bekleed met lichtgrijze en oranje tweed. De glazen deur waardoor Brand had gekeken, in de hoop zijn moeder te zien, kwam uit op een grote tuin die voor het merendeel uit gazon en struiken bestond. De buitensporige hitte van de afgelopen weken had het gras net zo geel gemaakt als de heuvels van Californië. Burden stelde Diana Marshalson de vraag die hij niet opnieuw aan haar diep getroffen echtgenoot had willen stellen.

‘Ik ken haar vrienden alleen bij hun voornaam. Nou, behalve degene die haar altijd bij het begin van Mill Lane afzette. Hij heet Ben Miller en ik geloof dat hij in Myfleet woont. Ja, dat is zo. Helpt dat?’

‘Ja zeker,’ zei Wexford. ‘Misschien kunt u ons de namen van vrienden geven die u kent.’

‘Zoals ik al zei, weet ik geen achternamen. Er was een Chris en een Megan, en een Veryan. Die is hier een of twee keer geweest. O, en Sam – ik weet niet of het Samuel of Samantha is – en Lara. Ik denk dat Lara en Megan zussen zijn. Natuurlijk kan ik niet zeggen of ze gisteravond iemand van hen heeft ontmoet. Nee, Brand, nu niet. Di is bezig.’ Ze duwde het kind nog net niet weg. Met haar handen op zijn schouders boog ze zich naar hem toe en schudde een paar keer met haar hoofd. ‘Nee, Brand, hoor je me? Ga maar met je hondje spelen. Ga maar met hem wandelen door de kamer.’ Ze sprak op koele toon, meer als een schooljuffrouw uit Wexfords eigen jeugd dan als de kleuterleidsters van tegenwoordig. ‘Ik weet niet hoe ik me moet redden,’ zei ze tegen de rechercheurs. ‘Het was al moeilijk genoeg toen Amber hier een deel van de dag was. En ze was niet eens mijn dochter. Ik heb het wel slecht getroffen, hè?’

Wexford zat bijna nooit om woorden verlegen, maar nu wel. Hij stond op. Burden stond ook op. Brand liep door de kamer en trok de hond op wielen achter zich aan. In plaats van ‘Mama’ zei hij deze keer ‘Di’ en toen: ‘Di, Di, Di.’

Waarschijnlijk was dat niet de eerste keer, maar toch verwachtte Wexford een zekere blijdschap in de ogen van Diana Marshalson te zien. Maar ze glimlachte niet toen ze de kleine jongen de afkorting van haar naam hoorde herhalen. Ze keek hem even aan en wendde zich toen af.

‘Vanaf zijn geboorte heb ik het meeste werk van dit kind gehad,’ zei ze. ‘Het is eigenlijk niet eerlijk, hè? Amber had van meet af aan een hekel aan me. Ze zou een hekel aan iedereen hebben gehad die met haar vader trouwde. O, ik zeg niet dat het een vete was. Ze raakte wel aan me gewend en ze accepteerde me min of meer, maar ze heeft altijd een hekel aan me gehad. Maar toen hij was geboren en zij naar school ging, was ik de enige die voor hem kon zorgen. Na een tijdje gaf ik mijn baan op. Ik had een partnerschap met George, maar ik moest dat opgeven. Ze heeft het me nooit gevraagd; ze vond het vanzelfsprekend. Omdat ik zelf geen kinderen had, moest ik het leuk vinden om op haar kind te passen. Als ze ‘savonds uitging, tot diep in de nacht, moest ik opstaan en naar hem toe gaan als hij huilde. Maar ja, klagen heeft geen zin, hè? Geen enkele zin. Wilt u verder nog iets weten?’

Na een blik op Wexford zei Burden: ‘Nu niet, mevrouw Marshalson, dank u. Maar we komen vast nog wel eens terug.’

Zwijgend liepen ze van de benauwde warmte de folterende hitte in, een augustusmaand die hard op weg was de warmste uit de geschiedenis te worden. Heel even, voordat de hitte smorend werd, genoot Wexford ervan en hield hij zijn gezicht naar de zon. Intussen barstte Burden los.

‘God beware me, maar ik krijg slapeloze nachten om dat kind. Het arme jongetje! Zijn opa kan niet naar hem kijken omdat hij dan meteen aan zijn dode dochter moet denken. Zijn stiefoma steekt niet onder stoelen of banken dat hij haar tot last is. Zijn moeder is dood en zo te horen won ze ook geen prijzen voor zorgzaamheid. En ze zijn niet arm, ze zouden zich een goed kindermeisje kunnen veroorloven, iemand die van hem zou kunnen houden. Ik word er misselijk van.’

‘Rustig maar, Mike. Ik ben hier het emotionele type, weet je nog wel? Laten we de rollen niet omdraaien.’

Ze stapten in de auto. Omdat die zo lang had stilgestaan, was hij van binnen warm geworden. Donaldson startte de motor en zette de airco aan. De zoekers liepen nog altijd door het veld.

‘Ik zou daarheen gaan om te kijken of ze al iets hebben gevonden,’ zei Wexford, ‘maar ik heb een persconferentie om halfzeven. O ja, ik ben het helemaal met je eens wat die Marshalsons en dat jongetje betreft.’

‘Waarom heeft het meisje hem gehouden? Als ze niet om hem gaf, had ze hem beter kunnen laten adopteren. Veel mensen zouden… zouden gek op hem zijn. Het is zo verkeerd. Dat meisje was nog maar net van school en ze ging al uit tot diep in de nacht. Ik weet niet wat er met die jonge mensen gebeurt en zo snel ook allemaal nog. In twintig jaar is hun hele levenshouding veranderd.’

‘Misschien moeten we hen wat beter leren kennen voordat we ons een oordeel vormen.’ Wexford voelde dat het zweet over zijn borst liep en had graag gewild dat hij een schoon overhemd bij zich had dat hij kon aantrekken voordat de journalisten kwamen. ‘Ze hebben de zwaarste schok te verduren gekregen die je je maar kunt voorstellen. Weet je wat ik nog het ergst vond? Dat Brand om zijn moeder riep.’

‘Blijkbaar deed het Diana niet veel. Je hart zou ervan breken, maar het leek wel of het haar koud liet.’ Hij keek Wexford bijna argwanend aan. ‘Wat denk je nu?’

Wexford loog bijna nooit, maar hij vond het deze keer niet nodig om naar waarheid te antwoorden. ‘Alleen dat ik honderd keer liever met de landelijke pers te maken zou hebben dan met die nieuwe kerel van de Courier .’

Hij ging in gedachten terug naar wat hem werkelijk bezighield: zijn dochter.