2
George Marshalson had slecht geslapen. Hij sliep altijd slecht als ze er niet was. Kort nadat ze was vertrokken, was hij naar bed gegaan. Hij had een uur of twee geslapen en daarna had hij wakker gelegen. Het feit dat Diana naast hem lag, kon hem niet meer tot rust brengen. Het was augustus en het was een warme avond, vochtig en klam ondanks de wijd openstaande ramen. Hij lag naar de geluiden van de nacht te luisteren: het sijpelen van de langzaam stromende rivier en een vogel waarvan hij de naam niet kende die een spookachtige kreet liet horen.
Hij drukte op de knop van de wekker om het schermpje te laten oplichten en zag dat het nog maar 11.41 uur was. Hij werd er opeens scherp aan herinnerd dat zijn prostaatklier, zoals bij de meeste mannen van zijn leeftijd, niet meer zo goed functioneerde als hij zou willen. Hij trok de lange gordijnen een stukje open en voelde een luchtstroom op zijn gezicht. De lucht was onbewolkt en de maan was opgekomen. Na weken van hitte waren de bladeren van de bomen verdroogd. Het weggetje waarlangs die bomen stonden, was niet meer te zien, alleen nog het weelderige bladerdak, roerloos in de warme lucht. Wat zou het geweldig zijn, dacht hij, als er iets was gebeurd waardoor ze eerder naar huis ging. Dat die ellendige club zijn deuren sloot bijvoorbeeld, of zelfs een inval van de politie, al deed Amber eigenlijk geen dingen die de aandacht van de politie zouden trekken – of wel? Je wist het tegenwoordig nooit met die jonge mensen. Toch zou het mooi zijn om die gordijnen dicht te doen, ze weer open te doen en haar dan over het pad te zien lopen…
Er waren nachten geweest dat hij Mill Lane, het weggetje waar hun huis aan stond, op ging om naar haar uit te kijken. Een nutteloze bezigheid, te onzinnig om iemand erover te vertellen. Zelfs Diana had het nooit geweten. Hij was naar buiten gegaan en naar de hoek gelopen – twee- of driehonderd meter – en had naar weerskanten van de doorgaande weg tussen Myfleet en Kingsmarkham gekeken. Daarna was hij teruggelopen. Dat had geen enkele zin, maar bezorgde ouders of minnaars deden dat nu eenmaal. Hij zou het nu ook kunnen doen, maar het was nog te vroeg. Ze zou in die club zijn, een ondergrondse ruimte, geloofde hij, en met haar vriendinnen de dingen doen die ze deden, wat dat ook mocht zijn. Hij liet de gordijnen terugvallen en keek naar Diana. Ze sliep geluidloos, haar ene hand tegen haar wang. Ze werd weer jong als ze sliep, zoals ze dat ook van mensen zeiden die pas gestorven waren. Zou ze iemand hebben, dacht hij, ‘een ander’, zoals ze dan zeggen? Het leek hem plotseling iets obsceens om een bed met een man te delen terwijl je een minnaar had. Maar misschien had ze die niet, waarschijnlijk niet. Ze voelde gewoon niets voor hem, en hij niets voor haar. Trouwens, het kon hem niet schelen. De weinige keren dat hij erover nadacht, besefte hij dat hij eigenlijk niet veel meer om iets of iemand gaf, alleen om Amber.
Hij viel in een rusteloze slaap. Toen werd hij plotseling wakker van een geluid. Een auto buiten? Misschien had die jongen haar thuisgebracht. Hij zette haar meestal op de hoek af, maar misschien was hij doorgereden naar het huis. Opnieuw liet hij het schermpje van de wekker oplichten. 01.56 uur. Ongeveer de tijd waarop ze thuiskwam. Ze maakte meestal erg weinig geluid, want ze wilde Diana en hem niet storen en vooral het kind niet wakker maken. Misschien wás ze thuis. Misschien was het geluid dat hij had gehoord de voordeur die dichtging. Hij lag te luisteren. Stilte. Toen liet die vogel, wat het ook was, zijn trieste kreet weer horen. Twee uur, halfdrie, tien voor drie… Hij stond op en ging naar de overloop. Als ze was thuisgekomen, had ze de deur van haar slaapkamer dichtgedaan. Die stond nog wijd open.
Hij keek naar de chaotische slordigheid, het onopgemaakte bed, de kleren die lukraak in het rond lagen en ergerde zich minder dan anders, omdat het maanlicht een zachte glans over alles legde. Ze was niet thuis. Drie uur was erg laat en het was nu na drieën. Hij ging naar beneden, liep op blote voeten over de brede houten vloer van de hal, het enige koele oppervlak in het huis, en zei tegen zichzelf dat ze vast wel in de huiskamer zou zitten, of in de keuken. Ze zou iets eten en dat prikwater drinken waar ze allemaal zo gek op waren. Ze was er niet. Wat heeft het voor zin om weer naar bed te gaan, dacht hij, slapen doe ik toch niet. Maar wat moest hij dan doen? ‘sNachts kon je niets doen, want dat was de tijd om te slapen. Toen hij de trap opging, hoorde hij een kreet die niet van die vogel kwam, maar van de baby. Als het aan George lag, lieten ze de baby gewoon doorhuilen, al had hij Amber nooit laten huilen. Hij ging de slaapkamer in en zag Diana naakt op de rand van het bed zitten. Zo sliep ze. Dat had ze altijd gedaan. Natuurlijk had hij dat mooi gevonden toen ze elkaar nog maar pas kenden, toen ze nog maar net getrouwd waren. Nu vond hij het… ongepast. Op zijn leeftijd en zelfs op de hare. Ze stond op zonder iets tegen hem te zeggen, trok de blauwe zijden ochtendjas aan die ze had uitgedaan toen ze naar bed ging en ging bij de baby kijken.
Ze had ongeveer tien minuten nodig om hem tot bedaren te brengen. Toen ze terugkwam, had hij het licht aangedaan en zat hij rechtop in bed.
‘Ze is nog niet thuis,’ zei ze.
‘Dat weet ik.’
‘Je zult voet bij stuk moeten houden, hè? Je moet tegen haar zeggen dat zulk gedrag volstrekt onaanvaardbaar is. Als ze onder ons dak wil wonen en de voordelen daarvan wil hebben, moet ze om uiterlijk twaalf uur thuis zijn. Ze is godbetert nog maar achttien.’
‘Ze gaat toch weg, in november?’
Diana gaf geen antwoord. Ze is daar blij om, dacht hij. Hij deed het licht uit en hoorde in de duisternis dat de blauwe zijde van haar naakte lichaam gleed. De gladde, warme huid van haar dij kwam even tegen hem aan. Hij huiverde ondanks de warmte.
De maan was weg, maar het was nog geen ochtend. Hij lag een uur wakker, stond toen op, ging naar de badkamer en trok zijn kleren aan. Oudemannenkleren, volgens Amber, een flanellen broek, een overhemd met een boord en manchetten, sokken en veterschoenen; maar hij wist niet wat hij anders zou moeten dragen. Waarschijnlijk had hij een tijdje geslapen nadat Diana weer in bed was gekomen. Ze zeiden soms ook dat je had geslapen als je zelf zeker wist dat je dat niet had gedaan. Misschien was ze intussen thuisgekomen. Hij stond voor het raam van de slaapkamer te wachten, vijf minuten, tien minuten, en ging toen pas naar de overloop. Hij had het nog even willen uitstellen: de opluchting als haar deur eindelijk dicht was of de schrik als hij nog open was.
Hij was open.
Hij bracht zijn angst nu eindelijk onder woorden: er moest haar iets zijn overkomen. Datgene wat meisjes van achttien overkomt die ‘snachts alleen buiten zijn. Het was tien voor vijf en het begon licht te worden. Er stond een vaal schijnsel aan de hemel, met die kleur die geen naam heeft en niet te beschrijven is of je moest hem al met een parel vergelijken. De lucht, urenlang warm en benauwd geweest, voelde nu fris en koel aan. Hij dacht: ik loop naar de hoek, ik loop over de weg, desnoods kilometers, tot ik haar vind. En als ik haar niet vind, ben ik tenminste niet thuis, niet in dat bed naast die vrouw, met die huilende baby op de achtergrond.
De enige huizen aan Mill Lane waren dat van hemzelf en honderd meter verderop, aan de andere kant, drie kleine, vrijstaande huizen naast elkaar. Niemand scheen te weten waarom ze daar honderdvijftig jaar geleden waren neergezet, of voor wie. Voor het middelste stond een auto in de berm. George vroeg zich even af of John Brooks zijn auto daar ‘snachts liet staan terwijl hij toch ruimte genoeg had bij zijn huis. Het was een vluchtige gedachte, en hij moest meteen weer aan Amber denken, die hulp had gekregen van Brooks toen ze Diana’s computer probeerde te gebruiken. Waarom had ze het niet aan Diana zelf gevraagd? Ze hadden altijd al een hekel aan elkaar gehad, die twee, van meet af aan. Hoe kon iemand nu een hekel hebben aan zijn kleine Amber?
Maar waar was ze? Wat was er met haar gebeurd? Hij liep aan de kant van Jewel Terrace, waar de drie villa’s stonden, bereikte het eind van Mill Lane en keek in beide richtingen van Myfleet Road. Die was daar lang en recht, een tweebaansweg met velden en bossen aan weerskanten, met kattenogen in het midden, maar geen verkeersborden of wegwijzers, afgezien van het bord naar brimhurst st john dat naar Mill Lane wees. Het had geen zin om over de weg te lopen. Hij kon beter teruggaan en de auto halen. Of hij kon die jongen bellen, die Ben Miller. Natuurlijk belde je niet zo gauw iemand om vijf uur ‘smorgens, en trouwens, Miller was Ambers vriendje niet. Ze had geen vriendje, maar dat kon hem niet zoveel schelen. O, wat een opluchting zou het zijn als ze bij de Millers in Myfleet was – alleen zou ze daar niet zijn. Waarom zou ze daar zijn?
Hij draaide zich om en liep aan de andere kant terug. Misschien was ze naar een van haar vriendinnen in Kingsmarkham gegaan, Lara of… heette ze Megan? Of Samantha of Chris. Hij wist dat hij zich aan strohalmen vastklampte. Hij voelde dat ze van hem wegdreven. De zon kwam op en het werd al een beetje warm. Hij stapte de berm in om zachte grond onder zijn voeten te hebben, keek naar links, de schaduw van de bomen in, en zag daar iets wits glimmen, half verscholen in het hoog opschietend onkruid. Het was of er een hamer tegen zijn hart sloeg. Er ging een golf van angst door hem heen. Een ogenblik kon hij zich niet verroeren, kon hij daar alleen maar staan, blind voor alles om hem heen. Hij deed een stap in de richting van het witte ding. Hij moest gaan kijken, al was dat het moeilijkst wat hij ooit had gedaan. Hij zag haar uitgestrekte hand, dat stomme witte horloge met het Gollum-gezicht, en hij viel naar voren. Misschien viel hij flauw, dat wist hij niet, of misschien kon hij op dat moment gewoon niets anders doen dan over haar lichaam heen liggen.
Hij wist niet hoe lang hij daar al lag. Hij wilde doodgaan. Hij dacht dat als hij maar genoeg zijn best deed, hij dood zou gaan en dan zouden ze samen gevonden worden. Het gebeurde niet. De bezorger die kranten naar zijn huis en Jewel Terrace bracht, liet zijn auto op de hoek staan en vond hem en haar toen hij over het weggetje liep. Toen hij niet wilde opstaan, belde de bezorger de politie en wachtte tot die er was.