17

Prinsip zat onder het slagersblokschilderij. Hij trok zijn spijkerschoenen heen en weer over de vloerbedekking alsof hij daar met alle geweld een groef in wilde maken. Sandra Warner ergerde zich daaraan en zei dat hij moest ophouden.

‘Dat gaat niet. Het zijn mijn zenuwen,’ zei hij. ‘Wat ik heb doorgemaakt.’

‘Ik heb dat ook doorgemaakt,’ zei Sandra.

Sinds Wexford haar voor het laatst had gezien, had ze haar haar gitzwart laten verven. Niet omdat ze in de rouw was, dacht Wexford, dat zou te bizar zijn, maar hij vond het wel een onfortuinlijk toeval. Er hingen kolossale ringen van een goudkleurig metaal, elk zo groot als een armband, aan haar oren. Ze droeg een erg korte, rode rok en een strak T-shirt. Prinsip en zij zaten allebei te kettingroken. Er was vaak voorgesteld om van het politiebureau van Kingsmarkham een rookvrije zone te maken, maar de korpscommandant, zelf roker, en Wexford, die het een beetje hardvochtig vond, hadden zich daartegen verzet en het besluit was voor onbepaalde tijd uitgesteld. Nu, dacht Wexford, betaalde hij de prijs voor die verdraagzaamheid. In zijn keel kwam iets opzetten wat op astma leek.

Hij deed zijn best om niet te hoesten, en daardoor hoestte hij des te harder. Natuurlijk dachten Prinsip en Sandra dat hij opzettelijk hoestte, en Prinsip stak weer een sigaret aan met de peuk van de vorige. Intussen bleef hij met zijn rechterschoen over de vloerbedekking schrapen.

Omdat Wexford tijdelijk geen woord kon uitbrengen, nam Burden de ondervraging over: ‘U hebt geen idee wie die man zou kunnen zijn?’

‘Ik heb mijn eigen ideeën,’ zei Prinsip.

‘Goed. Mogen we ze horen?’

‘Het is de vader, hè?’

‘De vader?’

Sandra streek een lange, zwarte haarlok weg en antwoordde in zijn plaats. ‘Luistert u maar niet naar hem. Het is een obsessie voor hem. Hij heeft de obsessie dat Meg met een kerel omging en dat dat de vader is van het kind dat ze droeg. Nou, je kunt het hem niet kwalijk nemen. Er moet iemand zijn geweest. Je wordt niet zwanger van vlaggetjes verkopen in een souvenirwinkel.’

‘Dus u denkt, mevrouw Warner, dat die man…’ Burden aarzelde even. Hoe kon hij dit het best onder woorden brengen? ‘U denkt dat die man een… eh, relatie met Megan had?’ Hij zag Wexford huiveren en wendde zich van hem af. ‘Meneer Prinsip?’

‘Allicht,’ zei Prinsip. ‘Wat anders? Als ik hem had gezien, had ik hem vermoord.’ Hoe traag van begrip hij ook was, het scheen op de een of andere manier toch tot Keith Prinsip door te dringen dat hij dat soort dingen beter niet tegen de politie kon zeggen. Hij verbeterde zijn woorden. ‘Dan had hij er spijt van gekregen.’ Omdat hij niet goed wist wat hij suggereerde, voegde hij eraan toe: ‘Dan had hij het geen tweede keer gedaan.’

Omdat ze vond dat ze de deugd van haar dochter moest verdedigen, zei Sandra: ‘Zoiets was het niet. Die kerel was misschien een klant in de winkel, iemand die ze één keer heeft ontmoet. Ik denk dat het kind dat ze droeg van Keithie was. Iedereen weet dat een vasectomie niet honderd procent zeker is.’ Ze lachte Prinsip vol genegenheid toe. ‘Niet als een kerel zo jong en fit is als Keithie.’

De jonge en fitte Prinsip slaakte een diepe zucht. De huid van zijn gezicht was grauw en slap, zijn borst was ingevallen en zijn handen beefden. ‘Hou eens op met wat je met die vloerbedekking doet, Keithie,’ zei Sandra, ‘en neem nog een saffie. En geef mij er ook een.’

Wexford kon weer enigszins praten: ‘We denken dat die man Megans moordenaar is. Ik weet dat dit alles erg schokkend voor u is, maar ik vind toch dat ik het moet uitleggen. We denken dat Megan hem van de Yorstone Bridge vandaan zag komen. De kans is groot dat ze dreigde naar ons toe te gaan, tenzij hij haar betaalde. Ik vind het jammer dat ik u dit moet vertellen.’

Dat laatste had hij niet hoeven te zeggen, want Sandra had hem niet begrepen. ‘Ja, nou, ik weet niet waar u het over hebt. Wie is die kerel?’

Burden zou willen zuchten, maar zijn gezicht bleef kalm en geduldig. ‘We hoopten dat u ons dat kon vertellen, mevrouw Warner.’ Hij keek van haar naar Prinsip en toen weer naar haar. ‘Heeft Megan hier iets over gezegd tegen u – tegen een van u?’ Heeft ze ooit gezegd dat ze een man had gezien die misschien dat ongeluk onder de Yorstone Bridge had veroorzaakt? Heeft ze niets gezegd over een man die ze had gezien op de avond dat ze bij haar oma was geweest? Dat ze hem zou herkennen als ze hem terugzag?’

‘Het zegt me niks,’ zei Prinsip.

‘Mij ook niet, Keithie.’

Een brok beton, een baksteen, misschien twee soorten baksteen… ‘Kent u iemand die in de bouw werkt, mevrouw Warner?’ vroeg Wexford. ‘Of Megan? Of u, meneer Prinsip?’

‘Alleen mijn Lee,’ zei Sandra, ‘en die is daar al uit sinds hij het in ‘96 aan zijn rug kreeg.’

‘Ik denk dat ze hem gewoon op straat zag,’ zei Burden, toen ze weg waren. ‘Ze zag hem en herkende hem als de man die ze bij de brug had gezien.’

Wexford ging verder met de reconstructie. ‘We moeten wel bedenken dat ze Capuchon waarschijnlijk niet kende toen ze hem voor het eerst zag. Hij was gewoon een man die ‘savonds door het bos liep. Het was donker en ze was misschien niet bang, maar toch wel een beetje geschrokken. Ze was zich goed van hem bewust. Dat is de reden waarom ze hem later herkende. Ik denk dat ze zich hem niet had herinnerd als ze hem die eerste keer bij klaarlichte dag in High Street had gezien, maar ze zag hem in het donker in het bos. Natuurlijk in het licht van haar fietslamp.’

‘Waar zag ze hem dan terug?’

‘Als we dat wisten, zouden we dicht bij de oplossing van de hele zaak zijn.’

Ze gingen naar Wexfords kamer, waar de zonwering al wekenlang halfdicht was om het felle licht buiten te sluiten. Die ochtend was die hardnekkige zon voor het eerst achter een dunne bewolking versluierd geweest en daarna helemaal aan het oog onttrokken door stapelwolken. Wexford trok de zonwering omhoog en keek naar een hemelpanorama van wolken als bergketens. Het was of hij uit een vliegtuig naar buiten keek: de witte, grijze en purperen dampen slingerden zich door elkaar heen en vormden een fantastisch landschap.

‘Het is nog steeds warm,’ zei hij, en toen: ‘We hebben nooit een persoonlijkheidsanalyse gedaan van de man die we zoeken. Het is toch een man?’

‘Ik denk van wel. We moeten aannemen dat het een man is, al moeten we de mogelijkheid openhouden dat het een erg sterke vrouw is.’

‘Hij zit tegen de middelbare leeftijd aan, denk ik. Veertig of een beetje meer. Hij kent de omgeving goed. Hij heeft een auto. Misschien is hij werkloos. Daarnaast doet hij iets illegaals.’

‘Drugshandel,’ zei Burden.

Delenda est Carthago . Hij doet iets illegaals. In die sfeer ligt zijn motief om Amber in juni te willen vermoorden. Het was ook zijn motief om haar in augustus om het leven te brengen.’

‘Maar niet zijn motief om Megan te doden?’

‘We zijn het er al over eens dat hij dat waarschijnlijk deed omdat hij door haar werd gechanteerd.’

‘Maar dat werkt niet,’ zei Burden. ‘Die twee meisjes kenden elkaar. Ze zijn samen met drugs naar Frankfurt geweest. En kom nou niet aanzetten met dat “ delenda “-gedoe. Ze gingen samen naar Frankfurt – voor záken. Niet omdat ze vriendinnen waren, maar ze kenden elkaar via Megans zus Lara. Ze kenden ook allebei Capuchon. Capuchon kende hen. Hij liet hen die reis maken. Dat betekent dat Megan hem al kende toen ze hem die avond in het bos zag. Hij was in zekere zin haar werkgever.’

‘Nou?’

‘Zou ze het hebben aangedurfd hem te chanteren? Ze moet hebben geweten dat hij meedogenloos was. Ze moet ongeveer hebben geweten waartoe hij in staat was. Nee, dat wíst ze. Ze wist dat hij eerst had geprobeerd Amber te doden en dat het hem later gelukt was.’

Wexford ging achter zijn bureau zitten. De lucht voelde drukkend aan. Hij begon het gevoel te krijgen dat mensen hebben als de luchtdruk plotseling daalt: vermoeidheid, een pulserende pijn in het hoofd. ‘Dat werkt niet, Mike,’ zei hij. ‘Omdat jij denkt dat er drugs achter zitten, omdat jij denkt dat Capuchon die meisjes gebruikte om drugs voor hem te smokkelen. O, ik weet best dat ze iets deden wat niet door de beugel kon, dat staat wel vast, maar er was geen dealer bij betrokken; geen genadeloos type dat hen betaalde om drugs naar Duitsland te smokkelen. Hoeveel van je oude drugsconnecties heb je hierover ondervraagd?’

‘Negenentwintig,’ zei Burden meteen.

‘En heb je van een van hen iets over Amber en Megan gehoord? Nee toch?’

‘Nu je het zegt: nee.’

‘Die meisjes kenden Capuchon niet. Ze kenden hem geen van beiden, totdat Megan hem in het bos zag. Ze herkende hem toen niet, want ze had hem nooit eerder gezien. Een tijdje later – waarschijnlijk weken later – las ze of vertelde iemand haar over het brok beton dat van die brug was gevallen en hoorde ze dat Amber bij dat ongeluk betrokken was. Ze besefte dat de man die ze had gezien wel eens de dader zou kunnen zijn. De weken gingen voorbij en in die tijd ontmoetten de meisjes elkaar misschien om iets te doen wat in verband stond met de reis naar Frankfurt die ze samen hadden gemaakt. Toen werd Amber vermoord. In de dagen of weken daarna zag Megan de man met de capuchon – op straat, in de winkel, in een auto – en herkende ze hem. Ze kwam erachter waar hij woonde en ze benaderde hem. Misschien heeft hij haar één keer betaald, maar Capuchon verspilt geen tijd. Toen ze de tweede keer om geld vroeg, vermoordde hij haar. Ja?’

Burden knikte, al was hij niet overtuigd. Hij keek uit het raam. Ver weg roffelde de donder als kanonschoten bij een belegerde stad op grote afstand. ‘Wat nu?’ zei hij. Hij liep naar de deur zonder op antwoord te wachten. Wexford bleef staan en keek naar de donkere wolken die zich samenpakten. Hij keek naar het vergeelde gras, de droge bladeren aan de bomen en de stoffige straat en toen zag hij Lara Bartlow door High Street naar het politiebureau lopen. Hij had haar niet gevraagd te komen. Niemand had haar dat gevraagd. Ze kwam uit eigen beweging. Een beetje opgewonden pakte hij de telefoon en vroeg de brigadier van dienst om Lara Bartlow meteen naar hem door te sturen.

Ze droeg hetzelfde zwarte broekpak als de vorige keer. Haar witte T-shirt was erg wit en ze droeg geen make-up. Ze kwam zelfverzekerd binnen, bijna zonder enige aarzeling. ‘Mag ik gaan zitten?’

‘Neem die stoel maar.’ Wexford ging achter zijn bureau zitten. ‘Ik ga hier zitten. Wat wilde je me vertellen?’

‘Ik heb dingen niet verteld die ik had moeten vertellen. Die dag in uw auto, bedoel ik. Toen u me een lift naar school gaf.’ Ze zweeg even en keek hem rustig aan. ‘Meg was toen niet dood.’ Ze verbeterde zichzelf. ‘Nou, dat was ze wel, maar ik wist het niet. Ik wilde mijn zus niet verraden. Maar je kunt niet… nou ja, verraden… je kunt niet iemand min of meer verraden die dood is. Maar ik wilde dat ze niet bij die Prinsip was geweest. Ik wilde dat ze hem er eerst uit had gegooid.’

‘Je weet dat Megan zwanger was?’

‘Ja, dat weet ik. Niet dat Meg het me heeft verteld. Mam zei het. Het was niet van die Keith, daar ben ik blij om, al weet ik niet waarom ik dat zeg. De arme baby is ook dood, nietwaar?’

‘Wat bedoelde je met “verraden”, Lara?’

Ze keek hem rustig aan. Ze zag er niet beter uit dan haar zus, al had Megan een gezicht gehad dat hij onvoltooid zou willen noemen, alsof het van klei was gemaakt en de pottenbakker er genoeg van had gekregen en naar huis was gegaan. De neus was te breed en te lang geweest, de ogen klein, de mond groot en onregelmatig. Lara’s huid was even licht en zou rood worden als ze de middelbare leeftijd bereikte. Haar haar was net stro, maar er zat karakter in die trekken, een zekere bekwaamheid, vastbeslotenheid en misschien ook een eigenschap waardoor ze tegen de verdrukking in zou doorzetten.

‘Allereerst moet ik zeggen dat ik niet weet wat ze in hun schild voerden, Amber en zij. “Samen in zaken”, noemde Meg het. Natuurlijk vroeg ik wat voor zaken dat waren en ze zei dat ze dat alleen kon vertellen aan iemand die er ook in zat, iemand die “de kwalificatie” had.’

‘De kwalificatie?’ vroeg Wexford.

‘Die had ik niet, zei ze, en dus hoefde ik niet te denken dat ik erbij kon komen. Als ik het niet wist, zei ze, kon ik het aan niemand doorvertellen. Dat stond me niet aan, want ze had Amber via mij leren kennen. Ik bedoel, Amber was míjn vriendin. Ik zei dat ik evengoed naar de politie kon gaan. Het is niet in strijd met de wet, zei ze, en toen dacht ze even na en zei, nou misschien toch wel, als het zo gaat als ik denk dat het gaat.’

‘Ging het niet om drugs, Lara?’

Ze schudde heftig met haar hoofd. ‘Nee, dat weet ik zeker. Meg wilde niets met drugs te maken hebben. Die Keith rookt wiet en hij heeft ook wel eens speed en ecstacy gebruikt. Meg heeft ook een keer ecstacy geprobeerd. Dat was nadat haar baby was geboren – u weet dat ze een baby heeft gehad toen ze vijftien was? – en daar werd ze hartstikke ziek van. Ze brachten haar naar het ziekenhuis, maar ze heeft niet verteld wat ze mankeerde – nou ja, mam zei tegen ze dat het voedselvergiftiging was. Daarna heeft Meg het spul nooit meer aangeraakt en ze heeft echt niet gedeald. Dat weet ik zeker.’

Het leek erop dat Carthago eindelijk verwoest was… ‘Die zaken, zoals je het noemt, Lara – ik neem aan dat het erom ging geld te verdienen?’

‘Dat heb ik haar gevraagd. Ze zei dat je er niet schatrijk van kon worden, maar dat het lekker wat opleverde. Toen ze naar Frankfurt gingen, heeft ze Amber daar geïntroduceerd. Ze zouden wat mensen ontmoeten en er zou een “transactie” zijn, zoals Meg het noemde. Dat woord had ze van Amber, zei ze.’

‘Maar wat hield het in?’ vroeg Wexford.

‘Dat wilde ik natuurlijk ook graag weten. Je moet het me vertellen, zei ik. Nou, je komt het vanzelf een keer te weten,’ zei ze. Nu denk ik ook dat ze het leuk vond om mysterieus te doen. Eén ding weet ik zeker. Het begon met internet. Ze had toen nog geen toegang tot internet, maar Amber wel. Later, toen ze een beetje geld had verdiend, kochten zij en Keith een computer en alle accessoires, cd-spelers en een digitale camera, noem maar op. Maar toen had ze die dingen nog niet. Ik denk dat het op die manier met hen tweeën is begonnen; hun soort partnerschap, bedoel ik. Meg ging op een avond met me mee naar de Bling-Bling. Prinsip was naar zijn oude vader in Birmingham. Ik denk dat hij geld had gekregen om weg te gaan. Anders zou hij daar niet zo vaak heen zijn gegaan. Hoe dan ook, Meg kwam naar de club. Dat was… o, in de winter. In februari, denk ik. Amber was er met Ben Miller en Samantha en – ik weet niet meer hoe het ter sprake kwam – Amber zei dat ze iets had opgezocht op internet en toen zei Meg, o, wat ben je een bofkont, of zoiets. Weet je, ik denk dat ze zich tot dan toe in het internetcafé had moeten behelpen. Ik weet dat ze bij Amber thuis in Brimhurst is geweest, want ze zei tegen mij dat het een heel groot huis was. Ze noemde het een villa. Dat was haar woord, een villa.’

Februari, dacht hij. ‘Wanneer was die reis naar Frankfurt precies?’ vroeg hij. ‘Fris mijn geheugen eens op.’

‘Ze was nooit eerder in Europa geweest,’ zei Lara. ‘Nou ja, een keer naar Frankrijk om goedkope drank en sigaretten te halen met die Keith. Ze stuurde me een kaartje met een afbeelding van het hotel waar Amber en zij logeerden.’

Opnieuw maakte zijn hart een sprongetje. ‘Heb je dat nog?’

‘Nee. Dat heb ik niet bewaard.’

‘Jammer.’

‘Mam kreeg er ook een. Ik weet de datum nog. Het was 22 mei.’

Een maand later had Amber dat auto-ongeluk gehad. De Hillands hadden haar de flat al aangeboden en begin juli was ze achttien geworden. Ze ging nooit meer weg en Megan blijkbaar ook niet. Op 11 augustus werd Amber vermoord en drie weken later, op 1 september, Megan ook.

‘Ga je vaak naar je oma, Lara?’

Die vraag kwam als een verrassing en hij zag dat ze het niet prettig vond. ‘Niet zo vaak als ik zou moeten. Het moet wel twee maanden geleden zijn.’ Ze keek hem weer met die kalme blik aan. ‘Eerlijk gezegd ga ik niet graag door het bos. Dat vind ik griezelig.’

‘O ja? Waarom?’

‘Er zijn hier sinds augustus twee meisjes vermoord. Ik wil niet de derde zijn. De man die Amber met dat stuk beton probeerde te vermoorden, kan door dat bos zijn gegaan.’

‘Megan heeft nooit tegen je gezegd wie het zou kunnen zijn? Ik denk dat het iemand was die ze kende.’

‘Ze kende niemand, behalve ons, mam en Lee en mij, eh, en oma, en Keith’s familie en daar had ze de pest aan.’

‘De baby die werd geadopteerd – heeft ze hem ooit teruggezien? Was het een hij of een zij?’

‘Het was een meisje. Nee, ze heeft haar nooit meer gezien. Ze was mijn zus en ik hield van haar, u moet niet denken dat het niet zo is, maar ze kon erg gevoelloos zijn als het op kinderen aankwam. Ze wilde ze nooit hebben, zei ze, en ze was blij dat Kili – dat was haar baby – weg was. Ze had er nooit spijt van dat ze haar had laten adopteren. Ik denk dat ze met dit kind hetzelfde zou hebben gedaan.’