20

De bedrijfsleider kwam aan de lijn. En nu werd er een domper op Wexfords opwinding gezet. Het bleek dat die ansichtkaart hem op een dwaalspoor had gebracht. Want Frau Stadler, die vlug op gastenlijsten in een computer keek en dat nogmaals deed toen hij daarom vroeg, kon geen gegevens vinden waaruit bleek dat een Megan Bartlow en een Amber Marshalson daar in mei of op enige andere tijd hadden verbleven, hetzij samen, hetzij afzonderlijk. Hij vroeg haar of het mogelijk was om onder een valse naam in haar hotel te logeren. Frau Stadler reageerde geschokt. ‘We vragen onze gasten om paspoorten en houden die twaalf uur onder ons. Als een gast een vals paspoort had…’ Ze liet de monsterlijke suggestie in de lucht hangen.

‘Een ansichtkaart die op 22 mei vanuit uw hotel naar Engeland werd gestuurd,’ zei Wexford. ‘Kan een toerist die ergens anders logeert uw hotel binnengaan en bij de receptie een ansichtkaart kopen? Gebeurt dat?’

‘We houden daar niet van. We – wat is het woord? – ontmoedigen het. Maar natuurlijk gebeurt het. Het gebeurt vooral wanneer er veel mensen bij de receptie zijn en het personeel het druk heeft. Het is mogelijk dat een van de dames waar u het over heeft het hotel is binnengegaan, daar misschien zelfs thee heeft gedronken of iemand in de bar heeft ontmoet en een ansichtkaart heeft gekocht. Dat kunnen we niet voorkomen.’

Hij kon zich dat maar al te gemakkelijk voorstellen. Zijn internetvaardigheden stonden nog in de kinderschoenen – ze kwamen misschien nooit verder dan een tweede jeugd – en toen hij zijn eerste poging deed een lijst van hotels in Frankfurt op te roepen, kwam hij in een lijst van Frankenstein-films terecht. Maar ten slotte kreeg hij wat hij wilde. Die Vier Pferde (blijkbaar genoemd naar de vier ruiters van de Apocalyps toen het hotel of zijn voorganger een herberg in de Middeleeuwen was) had vier sterren gekregen en werd beschreven als ‘comfortabel met luxe kamers, uitstekende keuken met een ster in de Michelin-gids en aangename stadstuin’. Duidelijk niet het soort hotel dat Megan of Amber zouden hebben gebruikt. Waarschijnlijk hadden ze in een of ander pension gelogeerd en waren ze, zoals Ingrid Stadler had geopperd, naar Die Vier Pferde gegaan om de ansichtkaart of -kaarten te kopen nadat ze iets in de bar hadden gedronken. Jonge mensen houden van zoiets: ‘voor de lol’ doen alsof ze in een viersterrenhotel logeren, terwijl ze in werkelijkheid een kamer delen in een groezelig pension met een badkamer aan het eind van de gang. Evengoed wist hij nu nog steeds niet waarom ze naar Frankfurt waren gegaan.

Als iemand op de vlucht sloeg zodra hij hoorde dat je van de politie was, sprak het vanzelf dat je de achtervolging inzette. Burden deed dat al sinds zijn achttiende. Soms had hij zo iemand te pakken gekregen en soms niet. Deze achtervolging behoorde tot de tweede categorie. Rick Samphire had een grote voorsprong en hoewel hij er niet erg fit had uitgezien, lukte het hem ergens buiten de geïmproviseerde deuren van het oude bankgebouw te verdwijnen. Burden sjokte de marmeren trap weer op naar Ross, die rustig verder was gegaan met zijn werk.

‘Wat had dat te betekenen?’ vroeg Burden.

Ross keek hem aan met de innemende glimlach die blijkbaar zijn handelsmerk was en legde zijn gereedschap neer. Hij sprak geduldig. ‘Tja, mijn broer is… nou, niet gestoord, dat zou ik niet willen zeggen. Hij is niet geestesziek, maar hij is erg nerveus. Hij heeft veel te verduren gehad.’

‘O ja?’

‘Mensen hebben hem slecht behandeld. Het is verschrikkelijk om je kinderen te verliezen, vooral wanneer je denkt dat je niets hebt gedaan om zo’n lot te verdienen.’

‘En dus rent hij weg zodra hij een politieman ziet?’

‘Eh, ja. Dat doet hij. Omdat u er toch wel achter komt, zal ik het u maar vertellen. Hij is een paar keer veroordeeld. Hij heeft in de gevangenis gezeten. Maar hij doet geen kwaad. Ik wil u best vertellen dat ik het als een van de missies in mijn leven zie om op hem te passen. Hij is mijn tweelingbroer, weet u. Eerlijk gezegd kan hij de baan van bedrijfssecretaris niet aan; hij is geen echte boekhouder, maar… zoals ik al zei: ik pas op hem. U zult me wel belachelijk vinden als ik zeg dat ik van hem houd.’

Burden keek naar het trieste glimlachje, de rimpels bij die blauwe ogen, de markante opgetrokken wenkbrauwen. Hij was niet van plan een mening te geven over broederliefde of wat dan ook. ‘U bent tweelingbroers? U lijkt niet erg op uw broer.’

‘Vroeger wel.’

Ross zei dat op spijtige toon, maar toch hoorde hij volgens Burden wel graag dat zijn broer en hij niet op elkaar leken. Eerlijk gezegd zou niemand er zo uit willen zien als Rick Samphire. ‘Waar woont hij?’

‘Potter’s Lane 26, Pomfret. Pakt u hem niet te hard aan. Hij doet geen kwaad.’

Toen Wexford en Burden in Potter’s Lane kwamen, was Rick nog niet thuis. Het was een straat met verschillende huizen, evenwijdig met de straat waar Paula Vincent woonde. Nummer 26 was een bungalow. Hij stond tussen een kleine villa van rode baksteen en een doelmatig ontworpen appartementenblok uit de jaren dertig met metalen raamkozijnen en een zonnestralenpatroon in het glas van de deur. Ricks bungalow zag er naargeestig uit met afgebladderde verf, een laag dak waarop pannen ontbraken en barsten in het betonnen pad. Nergens groeide een plant of boom. Het tuinmuurtje was weggehaald en de vroegere voortuin was met beton bedekt om als parkeerplaats voor Ricks auto te dienen.

Na een minuut of tien zagen ze een blauwe Volvo om de hoek van Pomfret High Road komen en op het beton voor het huis tot stilstand komen. De man die door Burden over de trap was achtervolgd, stapte uit en liep zonder in hun richting te kijken het pad op, zijn schouders ingetrokken en zijn hoofd naar voren gebogen tegen de regen. Hij liep als iemand die geen weerstand meer bood en alle hoop had laten varen. Zodra hij door de voordeur naar binnen was gegaan en hem achter zich dicht had gedaan zonder achterom te kijken, verlieten Wexford en Burden hun auto en staken ze de straat over. Toen ze nog maar halverwege waren, maakte Rick Samphire de deur open en bleef hij met gebogen hoofd op hen staan wachten. Hij stond daar alsof hij op zijn executie wachtte.

Van het interieur van het huis zou Wexford later zeggen dat hij zelfmoord zou plegen als hij daar moest wonen. In het kleine kamertje aan de achterkant waar Rick hen heen bracht, bevonden zich een televisietoestel en een oude bank, bekleed met gescheurd en erg vuil rood fluweel; en een keukenkruk met plastic zitting. Het raam had geen gordijnen en de vloerplanken waren kaal. Aan de muur hing alleen een kalender met sombere schilderijen van zeilschepen.

Maar wat ze buiten deze kamer hadden gezien, in de smalle gang van de voordeur naar de achterkant van dit kleine huis, had hun beiden de hoop gegeven dat ze naar de juiste plaats waren gekomen en de juiste man tegenover zich hadden. Aan het eind van die gang, aan een van de gekromde hoorns van de staande kapstok, hing een grijze fleecetrui met een capuchon.

Het was niet aan Rick Samphire te zien of hij hen naar dat kledingstuk zag kijken. Zijn trieste gezicht vertoonde geen verandering. Zijn ogen leken dood. Wexford en Burden gingen zitten en na een korte aarzeling deed Rick dat ook. Hij liet zich op de rand van de kruk zakken en zijn handen hingen slap tussen zijn knieën. Wexford vroeg hem of hij Amber Marshalson kende en liet hem haar foto zien, waarna hij hetzelfde deed met betrekking tot Megan Bartlow.

Het antwoord was ongewoon: ‘Ik weet het niet.’

‘U hebt ze niet gekend, meneer Samphire, of u weet niet of u hen hebt gekend.’

‘Ik weet het niet,’ zei Rick opnieuw. ‘Ik weet niet of ik hen heb gekend. Misschien heb ik hen gezien. Ik kan het me niet herinneren. Ik heb een slecht geheugen. Mijn ex-vrouw heeft mijn geheugen vernietigd.’

Burden besloot daar niet op in te gaan en vroeg hem of hij Yorstone Wood kende.

‘Waar?’ Ricks sombere stemming was veranderd. Hij was plotseling een beetje voorzichtig geworden. Blijkbaar besefte hij dat hij op zijn woorden moest letten, op zijn hoede moest zijn.

‘Yorstone Wood. Het ligt ten zuiden van de weg van Kingsmarkham naar Lewes, ongeveer halverwege tussen Stringfield en Pomfret Monachorum. Bent u daar ooit geweest?’

‘Ik ga het bos niet in,’ zei Samphire. ‘Waarom zou ik?’

‘Dat weet ik niet, meneer Samphire. Vertelt u het me eens.’

Wexford vroeg hem: ‘Was u op de avond van 24 juni in Yorstone Wood? Parkeerde u uw auto in het bos en liep u naar de Yorstone Bridge met een rugzak waarin u een wapen in de vorm van een brok beton had?’

‘In de vorm van wat?’

‘Een brok beton.’

‘Ik ben daar nooit geweest. Nooit.’

‘Toen u in Yorstone Wood was en later toen u in Mill Lane in Brimhurst was, droeg u toen die grijze fleecetrui met capuchon?’

Stilte. Toen zei Rick met een langzame, agressieve stem: ‘Ik wil niet met u praten. Ik heb al genoeg moeilijkheden met de politie gehad. Ze moeten me altijd hebben. Daardoor ben ik mijn huis en mijn geld en mijn kinderen kwijtgeraakt.’

‘Meneer Samphire,’ zei Wexford, ‘we willen graag weten waar u zich bevond op de avond van 24 juni, de nacht van 10 op 11 augustus en de ochtend van 1 september. Dit is erg belangrijk. Misschien wilt u erover nadenken en het ons vertellen als we morgen terugkomen.’

‘Ik ben hier morgen niet. Dan ben ik in het oude bankgebouw.’

‘Dan spreken we u daar,’ zei Burden. ‘Om negen uur.’

De blauwe Volvo die op het beton stond, was een oude auto, misschien wel vijftien jaar oud. De lak had zijn glans al lang geleden verloren en was dof geworden. De auto zat onder de krassen, sommige oud, sommige niet zo oud en sommige blijkbaar nieuw. Voordat ze weggingen, liepen ze om de auto heen en keken naar de krassen.

Wexfords hele team zat in zijn kamer en hij vertelde dat Rick een strafblad had. ‘We weten nog niet waarvoor. Ik weet niet of hij die twee meisjes heeft vermoord. Tot nu toe heb ik geen idee waar hij op de desbetreffende tijden was. Misschien kan hij bevredigende alibi’s verschaffen en misschien niet. We hoeven geen motief te vinden, zoals jullie weten, maar ik denk dat we allemaal graag willen weten waarom die op het eerste gezicht zo zinloze en doelloze moorden zijn gepleegd. Wat ik beslist niet wil, is dat dit politiekorps de reputatie krijgt mensen te arresteren en terecht te laten staan tegen wie maar weinig bewijs is aan te voeren en over wie we nauwelijks iets weten. We moeten ons niets aantrekken van wat de Courier over ons schrijft. Daarvoor kunnen we onze ogen en oren sluiten. Vanwege de reputatie van dit korps gaan we niet over tot de arrestatie van een man die we na zesendertig uur toch weer moeten vrijlaten, omdat het bewijs zwak is en hij met een beetje hulp van zijn vrienden een rotsvast alibi kan verschaffen.’

Burden zei: ‘Zijn auto heeft krassen, misschien van die lage takken in Yorstone Wood, en hij heeft een fleecetrui met capuchon. Dat geldt waarschijnlijk voor minstens honderd andere mannen in de omgeving.’

Hannah stak haar hand op. ‘We denken dat het motief iets te maken heeft met criminele praktijken van Amber en Megan, nietwaar baas?’

‘Ik weet niet of het criminele praktijken waren, Hannah. Misschien was het niet eens verboden. Maar ja, ik geloof dat ze allebei zijn vermoord om iets wat daarmee te maken heeft.’

‘Wat die veroordelingen betreft,’ zei Barry Vine. ‘Ik heb het in mijn rapport gezet, maar misschien is het voor iedereen hier nuttig om te weten waarvoor Rick Samphire was veroordeeld. Een keer voor mishandeling van zijn toenmalige vrouw, Alison. Hij brak haar kaak en schopte twee van haar ribben kapot. En een keer omdat hij bij een café in Myringham een man in elkaar had geslagen.’

Wexford bedankte hem en zei: ‘Ik wil graag dat jullie allemaal onderzoek doen naar de achtergrond van de Samphires. Niet alleen Rick, maar ook Ross. Tot nu toe hebben we alleen lofprijzingen van allerlei mensen gehoord en ik denk niet dat iemand zo volmaakt kan zijn.’ Hij keek in Burdens richting. ‘Nee Mike, ik ben het niet met je eens dat iemand de grenzen van de betamelijkheid overschrijdt als hij een nogal gewaagd naakt in zijn huiskamer heeft hangen.’

Vine en Coleman lachten en Burden was zo sportief om mee te lachen.

‘En zou iemand zo goed willen zijn de website van Surrage-Samphire op te roepen en daar zo veel mogelijk informatie uit te halen? Dat lijkt me geen slecht begin.’

Hij ging achter Bal in de open kantoorruimte staan. Toen die het programma verliet dat hij had bestudeerd, vroeg Wexford hem de website van Samphire op te roepen. Bal had ‘www.surrog’ ingetypt toen Wexford hem tegenhield: ‘Sinds wanneer kun jij niet spellen, Bal?’

Bal keek op en liet zijn handen boven de toetsen hangen. ‘Wat deed ik verkeerd?’

Wexford gaf geen antwoord. Hij keek naar Bals spelfout. ‘Misschien deed je het juist heel goed. Verander niets, maar wil je er een a, een c en een y achter zetten?’

Verbaasd deed Bal wat hij zei.

‘Gefeliciteerd.’ Wexford klopte hem op zijn schouder. ‘Door niet te kunnen spellen heb je een raadsel opgelost dat me al twee maanden dwarszit. Wil je dan nu alles afdrukken wat je onder “surrogacy” (draagmoederschap) kunt vinden? Alles wat erover vermeld staat.’