25

In oktober is het meestal een week mooi weer en die week kwam deze keer aan het eind van de maand. Die ‘kleine zomer’ begon op de dag dat Hannah aan een week vakantie begon. Ze wilde dat ze een paar dagen geleden niet zo haastig een zesdaagse vakantie op Kreta had geboekt. Ze had daar zo lang mee gewacht omdat ze natuurlijk had gedacht dat zij en Bal inmiddels samen ergens heen zouden gaan. Maar Bal had na hun noodlottige trip naar Somerset niet meer met haar gepraat, behalve wanneer dat voor hun werk nodig was. Zij had alleen tegen hem gepraat als het echt moest. En nu zou ze in haar eentje weggaan. Ze had zich nog nooit zo weinig op een vakantie verheugd.

Damon had diep nagedacht om zich te herinneren wie de man was die hij Colin Fry’s appartement had zien binnengaan, maar dat had niets opgeleverd. Hij zag de witte brandtrap in zijn dromen, maar het gezicht kon hij zich niet meer voor de geest halen. Maakte dat iets uit? Damon dacht van wel, want Wexford zei altijd dat in een moordzaak alles, hoe klein het ook was, van belang was.

In de Kingsmarkham Courier verscheen een verhaal van twee bladzijden waarin Darren Lovelace, die blijkbaar tot chef verslaggeving was gepromoveerd, nostalgisch over de tijd schreef waarin Scotland Yard werd ingeschakeld om moorden te onderzoeken zoals zich in augustus en september bij hen in de buurt hadden voorgedaan. De tijd voordat er afdelingen Moordzaken en Ernstige Delicten bestonden. Er moest, schreef hij, een Britse versie van de fbi komen in combinatie met de verplichte afvloeiing van ‘mensen die in andermans tijd leefden’, zoals Wexford.

Wexford las het en leed eronder. Hij wist dat de dingen de volgende dag nooit zo erg leken en dat ze twee dagen later al bijna vergeten waren. Daar had hij natuurlijk niet veel aan toen hij het las. Hij sloeg de Courier weer open en keek naar de oude foto van hemzelf als bierdrinker. Er was een tijd dat regionale kranten neutraal waren, niet kwetsend, bang als ze waren dat hun lezers aanstoot zouden nemen. Darren Lovelace mocht de politie dan, niet geheel conform de werkelijkheid, een fraaier verleden dan heden toedichten. Hij, Wexford, verlangde met nostalgie terug naar de tijd waarin de vergaderingen van de gemeenteraad, de bloemententoonstelling en de eindexamenresultaten op de middelbare school groot nieuws voor de Courier waren. Hij verkreukelde de krant met zijn twee handen en gooide hem net in de prullenbak, toen er een meneer Bartlow werd aangekondigd. Wilde Wexford hem ontvangen?

‘Stuur hem maar naar boven.’

Omdat Hannah naar Megans vader was geweest om hem te ondervragen, had Wexford hem nooit ontmoet. Toen Bartlow zich had voorgesteld, zei hij eerst dat hij net van de begrafenis van zijn ex-schoonmoeder kwam. ‘Grace Morgan,’ zei hij. ‘Misschien hebt u haar ontmoet. Ze was een sympathiek oud mens, de beste van het stel. Drieënnegentig is een mooie leeftijd, maar ik zal haar missen, al ben ik misschien de enige. Ik had eerder naar u toe moeten komen. Omdat ik toch voor de begrafenis in Kingsmarkham moest zijn, besloot ik hier ook maar even langs te gaan.’

‘Waar komt u voor, meneer Bartlow?’

‘Nou, mijn dochter Megan. Natuurlijk mijn dochter Megan.’

‘Ja. Mijn deelneming,’ zei Wexford.

‘Ze heeft het me niet verteld, weet u.’ Wexford hoefde niet te vragen wie ‘ze’ was. ‘Ik moest het op de televisie zien,’ zei Bartlow. ‘Tenminste, mijn vrouw zag het en vertelde het me. Zij bracht me het verschrikkelijke nieuws. Afgezien van Lara heb ik nog twee kinderen bij mijn vrouw, maar dat wil niet zeggen dat je niet verdrietig bent om het kind dat er niet meer is.’

‘Daar twijfel ik niet aan.’

Bartlow verschoof op zijn stoel. ‘Ik wil u iets vertellen en misschien vindt u het maar onzin. Eigenlijk is het ook niets bijzonders. Er is een rechercheur bij me geweest, een jonge vrouw, en ik dacht erover om het haar te vertellen, maar eerlijk gezegd was ik bang dat ze het belachelijk zou vinden. Maar het wil niet uit mijn hoofd. Mijn vrouw zei eerst dat het niets bijzonders is en dat ik het moet vergeten, maar toen ik gisteren zei dat ik naar de begrafenis van oude Gracie zou gaan, zei ze dat ik hierheen moest gaan. Dan was ik ervan verlost. Als u denkt dat het onzin is, nou ja, dan moet u dat maar zeggen.’

‘Probeert u het maar,’ zei Wexford.

‘Goed. Het is het volgende. Ik heb de jongedame verteld dat Meg op de dag van het zomerfeest in Pauceley bij ons was. Nou, op het feest dronken we met zijn allen thee en toen zei Megan dat ze graag voor donker thuis wilde zijn. Daar was ik het mee eens. Ik vond het nooit prettig als Lara en zij alleen buiten waren wanneer het donker was. Maar toen dat haar overkwam, was het toch overdag?’ Hij zag Wexford knikken en ging verder. ‘Ik bracht haar naar de bushalte in Sewingbury. Dat is nog geen kilometer van de plaats van het feest vandaan. De bus gaat maar eens in de twee uur en ik wilde dat ze ruimschoots op tijd was. We liepen door een straat die Pauceley Avenue heet. Dat zijn grote huizen en op het pad van een van die huizen stapte een man uit zijn auto. Ik kende hem van gezicht, maar niet van naam.

Megan staarde naar hem. We konden hem alleen maar van opzij zien. Hij leek vijfendertig tot veertig en hij had een dikke bos donker haar. Zoals ik al zei, staarde Megan naar hem. Hij keek niet naar ons, maar hij ging het huis in en ik zei tegen Megan, alsof ik een grapje maakte: “Die zul je niet vergeten.” En zij zei: “Dat is geen grap. Ik zál hem niet vergeten.” En dat is eigenlijk alles. Ze stapte in de bus en dat, nou, dat was de laatste keer dat ik haar zag. Nu ik het u heb verteld, lijkt het me nog grotere onzin dan ik al dacht.’

‘Ik denk van niet,’ zei Wexford, en hij voegde eraan toe: ‘Weet u toevallig het nummer van het huis?’

‘Nee, dat niet, maar de naam viel me wel op. Het was zo… Nou, wie denkt hij wel dat hij is? Het heet “The Manor”. Het landhuis.’

Wexford, Burden en Damon Coleman keken weer naar de website van Surrage-Samphire; om precies te zijn naar de foto’s van de twee broers. ‘Geen twijfel mogelijk,’ zei Damon. ‘Dat is de man die ik het huis van Colin Fry zag binnengaan. Ross, met al dat donkere haar. Dat is hem. Ik heb hem de eerste keer twee keer gezien. Toen hij zelf naar binnen ging en toen hij de deur opendeed voor de vrouw. Ik ben later teruggegaan, en toen zag ik ze samen naar buiten komen.’

‘Zou je hem herkennen? Kun je hem identificeren?’

‘Ja.’

‘En de vrouw?’

‘Dat zou iedereen kunnen zijn. Ik kon niet eens haar leeftijd schatten. Ik kan alleen zeggen dat ze geen tiener was. Nogal lang – nou ja, een meter zeventig of zo – en niet dik. Het regende vrij hard en ze had een doek om haar hoofd en gebruikte een paraplu.’

‘Damon is erg grondig te werk gegaan,’ zei Wexford tegen Burden toen ze alleen waren. ‘Maar wat zegt dit? Goed, dus Ross Samphire, die zich zo ontroerend kan voordoen als een toegewijde huisvader, pleegt stiekem overspel, maar overspel is geen misdrijf. Ik vind het belangrijker wat Gary Bartlow zag toen hij met Megan naar de bushalte in Sewingbury liep. De man die uit de auto stapte, was natuurlijk Ross en Megan herkende hem. Dat bewijst in feite wat we altijd al hebben gezegd…’

‘Wat jíj altijd hebt gezegd,’ onderbrak Burden hem grootmoedig.

‘Goed, wat ik altijd heb gezegd. Megan herkende de man die ze op 24 juni in Yorstone Wood had gezien. Nu ze wist waar hij woonde en achter zijn naam kon komen, had ze er geen enkele moeite mee om hem te chanteren.’

‘En dat is bijzonder gevaarlijk wanneer je met een man als Ross Samphire te maken hebt.’

Wexford zweeg een tijdje. Als hij op deze manier nadacht, zich concentreerde, bleef hij altijd roerloos zitten, zijn handen ontspannen op het bureau, zijn blik strak op de muur tegenover hem gericht zonder iets te zien. Burden had hem vaak zo meegemaakt en dan wachtte hij altijd rustig af, want hij wilde Wexfords gedachten niet verstoren. Ten slotte zei Wexford: ‘Dus Ross was de man die naar de Yorstone Bridge ging om Amber te doden door een brok beton op haar te gooien? Dat kan niet. Hij was met zijn vrouw en kinderen in Spanje. Trouwens, ik zou zeggen dat hij niet alleen volslagen meedogenloos, maar ook erg efficiënt is. Nietwaar?’

‘Ja, dat is zo.’

‘Hij zou nooit voor die methode van een brok beton hebben gekozen. Dat is te riskant; het kan te gemakkelijk misgaan. Als hij Megan in Victoria Terrace had vermoord, waarom zou hij haar lichaam dan in die kast leggen, laat staan het daar vier dagen laten liggen?’

‘Maar het eerste moet hij hebben gedaan, anders zou Megan hem niet hebben herkend en hij heeft haar vermoord omdát ze hem herkende.’

‘Dat weet ik,’ zei Wexford. ‘Maar het wil er niet bij me in dat hij zo klungelig te werk ging. Dat is niets voor Ross. Daarentegen zou het typisch iets voor Rick zijn.’

‘Een bordeel?’ Colin Fry trok zijn bovenlip naar binnen en keek Hannah en Damon ongelovig aan. ‘Ik weet niet wat u bedoelt. Als je een bordeel houdt, heb je daar meisjes. Als je je huis voor een avond aan een vriend uitleent, heb je toch geen bordeel?’

‘Vertelt u ons precies wat u doet, meneer Fry,’ zei Hannah. ‘Krijgt u er geld voor?’

‘En ga ons niet vertellen dat u het allemaal uit de goedheid van uw hart doet,’ zei Damon. ‘U en uw vriendin waren uit toen dat stel kwam. De week daarvoor, toen er een ander stel kwam, was u ook uit.’

‘Nou en?’

‘Meneer Fry, als u ons wilt vertellen wie die mensen waren die hier donderdagavond kwamen, de man om…’ Damon keek in zijn notitieboekje. ‘De man om zeven uur twaalf en de vrouw om zeven uur zestien; dan maken we ons misschien niet zo druk om wat u hebt gedaan.’

Hoewel ze er vrij zeker van was dat Fry niets illegaals had gedaan, voegde Hannah daaraan toe: ‘Let wel, we beloven niets. Maar het zou kunnen.’

‘Het was Ross Samphire, Colin?’ zei Damon.

Op dat moment kwam Emma binnen. Ze bracht kopjes thee die door niemand waren aangeboden en die, ontdekte Damon algauw, ondrinkbaar waren geworden doordat er ongelooflijk veel suiker in zat. Hij deed zijn best om zijn ogen niet groter te laten worden toen ze zich bukte om Colin zijn kopje te geven en haar korte rokje omhoog kwam, zodat hij de bovenkant van haar kousen en haar zwarte kanten jarretelles kon zien. Zo vreemd was het niet om dit appartement met een bordeel te vergelijken…

‘Goed,’ zei Colin. ‘Het was Ross. Hij vermoordt me als hij te weten komt dat ik het jullie heb verteld.’ Te laat besefte hij wat hij had gezegd. Hij hield meteen zijn hand over zijn mond.

‘Jij hebt het ons niet verteld. Wij hebben het jou verteld. Hoeveel betaalt hij je?’

‘Twintig pond per uur,’ zei Colin nors.

‘En hij is hier drie uur geweest. Dat is gemakkelijk verdiend. Heb je nog meer cliënten? Niet liegen. We weten dat je ze hebt.’

‘Het zijn allemaal vrienden,’ zei Emma om Colin te hulp te schieten. ‘Ze wíllen betalen. We bewijzen ze een dienst. Wat kan het voor kwaad als ze de woning gebruiken wanneer wij er niet zijn? We willen graag uitgaan. Het geld is een soort cadeautje.’

‘Goed. Wie was die vrouw bij Ross?’

Emma had zich als woordvoerster opgeworpen en ze was er veel beter in dan Colin. Ze zou nooit hebben toegegeven dat het geld dat ze kregen een betaling voor iets was. Het was een cadeautje, gegeven uit dankbaarheid voor bewezen diensten. Hannah wist dat Emma loog, maar toen ze antwoord gaf op deze vraag, wist ze dat het de waarheid was.

‘Ik weet het niet. Colin weet het niet. Hij zou Colin haar naam niet vertellen. Waarom zou hij?’

Ja, waarom zou hij? Hannah – voor wie het idee dat een getrouwde man een ruimte huurde waar hij met een andere vrouw dan zijn echtgenote naar bed kon gaan – zo vreemd was dat ze het zich bijna niet kon voorstellen, probeerde zich in de positie van zo’n man te verplaatsen. Ze stelde zich voor dat ze met de vriend praatte die zijn appartement uitleende en toen dat haar min of meer gelukt was, merkte ze dat ze onder die omstandigheden de naam van de vrouw niet zou hebben genoemd. Wat zou dat voor zin hebben?

‘Goed,’ zei ze. ‘Dat is voorlopig alles. We willen graag dat je later vandaag op het politiebureau langskomt. Zullen we zeggen, om drie uur?’

‘Dan werk ik,’ zei Colin bijna jengelend. ‘Ik zou nu ook aan het werk moeten zijn.’

‘Lieve help,’ zei Damon. ‘Aangezien je voor Ross Samphire werkt, heeft hij er vast wel alle begrip voor.’

Hij reed. Hannah zat naast hem en wilde dat het Bal was. Het hielp ook al niet dat Bal de afgelopen week deze auto had gebruikt, terwijl Damon de zijne gebruikte en dat hij een Mars en zijn exemplaar van de New Statesman met de naam ‘Bhattacharya’ daarop geschreven, op de achterbank had laten liggen. Hannah had een afschuwelijk verlangen om de voorwerpen aan te raken die hij had aangeraakt, ja zelfs om zijn naam op het tijdschrift naar haar lippen te brengen. Idioot, zei ze tegen zichzelf. Dat kreeg je er nou van als twee mensen in elkaars ogen keken, sentimenteel tegen elkaar deden en dan uit elkaar gingen in plaats van de gezonde optie: de liefde bedrijven.

Slechtgehumeurd liep ze het politiebureau in.