29
‘Het komt door!’ zei Humphry Bamber.
‘Hoeveel is het?’ vroeg Moira.
Bamber keek toe hoe de getallen over zijn scherm gingen, terwijl het downloadvenster de heimelijke aftapping van Noah Perlis’ laptop registreerde.
‘Alles,’ zei hij, toen het groene balkje de honderd procent had bereikt. ‘Nu gaan we onder de motorkap kijken wat er aan de hand is.’
Haar adrenalineniveau was hoog en ze verloor haar geduld naarmate de minuten verder tikten. Ze ijsbeerde door zijn werkruimte, die rook naar verhit metaal en ronddraaiende harde schijven, de geur van het geld van de eenentwintigste eeuw. De kamer lag achter in het kantoor, het schemerige noorderlicht vormde inhammen tussen de schaduwen die afkomstig waren van de hoge stapels elektronische apparatuur, waarvan de ventilatoren en motoren bromden en zoemden als een dierentuin. De enige twee plekken aan de muur die niet vol waren met instrumenten of planken die doorzakten van de computerspullen, dozen lege dvd’s of stroom- of USB-draden van alle mogelijke lengten en soorten, werden ingenomen door een raam en een ingelijste foto van Bamber op de middelbare school in vol football-tenue, staande in de driepuntenzone. Hij was toen nog knapper dan nu.
Toen Moira’s wandeling door de kamer haar langs het raam voerde, bleef ze staan en keek naar de straat aan de achterkant van het gebouw. In het gebouw aan de overkant waren fluorescerende lampen aan, waardoor er een kantoor te zien was vol archiefkasten, grote kopieermachines en identieke bureaus. Mensen van middelbare leeftijd haastten zich heen en weer, en omklemden mappen of rapporten op dezelfde manier waarop een verdrinkende man een stuk drijfhout vasthoudt. Op de verdieping boven die levende doden keek ze door hoge zolderramen het atelier van een schilderes in, waar een jonge vrouw verf gooide op een enorm doek dat tegen een volkomen witte muur was geplaatst. Haar concentratie was zo intens, doordat ze opging in het beeld dat ze wilde vastleggen, dat ze zich niet bewust was van haar omgeving.
‘Schiet je al op?’ vroeg Moira, terwijl ze zich weer naar de kamer keerde.
Bamber was net zo geconcentreerd bezig als de kunstenares aan de overkant van de straat. Hij moest zichzelf ertoe zetten om te antwoorden: ‘Nog een paar minuten en dan weet ik het,’ mompelde hij uiteindelijk.
Moira knikte. Ze stond op het punt om haar nerveuze wandeling te hervatten, toen een plotselinge beweging haar aandacht weer naar de straat trok. Er parkeerde een auto bij het einde van het huizenblok en er stapte een man uit. Iets aan de manier waarop hij zich bewoog zorgde ervoor dat er alarmbellen afgingen in haar hoofd. Hij keek met kleine hoofdbewegingen om zich heen alsof hij ergens en nergens naar zocht: daardoor gingen de haren achter in haar nek overeind staan. Toen hij bij Bambers gebouw aankwam, bleef hij staan. Hij bleef vlak bij de achterdeur staan, haalde een set lopers uit zijn zak en stak de ene na de andere in het slot, totdat hij de juiste had gevonden.
Moira bukte zich en haalde de Lady Hawk uit haar dijholster.
‘Bijna klaar!’ Bambers stem klonk onmiskenbaar triomfantelijk.
De deur zwaaide open en de man ging het gebouw binnen. ‘Noah Perlis lijkt het middelpunt van deze crisis te zijn,’ zei Peter Marks. ‘Hij heeft de dood van Jay Weston geregisseerd, hij heeft de gemeentepolitie van de zaak gehaald, hij heeft Moira’s nieuwe organisatie geïnfiltreerd en haar op de vlucht gejaagd.’
‘Noah is Black River,’ zei Willard. ‘En hoe geheim en machtig dat stelletje huurlingen ook is, ik betwijfel ten zeerste of ze de kracht hebben om dat allemaal voor elkaar te krijgen zonder dat er vragen gesteld worden.’
‘Denk je niet dat Perlis hierachter zit?’
‘Dat heb ik niet gezegd.’ Willard wreef over de stoppels op zijn wang. ‘Maar in dit geval moet ik wel geloven dat Black River hulp van boven heeft gehad.’
De twee mannen zaten tegenover elkaar in een met harige koeienhuid bedekt hokje in een nachtkroeg, waar binnen een klagerig Tammy Wynette-liedje te horen was op de jukebox en buiten het voortdurende gedreun van langsrijdende vuilniswagens. Een paar magere hoeren dansten met elkaar, omdat ze de hoop op klanten hadden opgegeven. Een oude man met een weerbarstige witte kuif zat op een barkruk over zijn drankje gebogen, terwijl een andere bejaarde man, die de dollar in de jukebox had gegooid, met een aanvaardbare Ierse tenorstem een duet aanging met Tammy, waarbij hem de tranen in zijn ogen stonden. De geur van oude drank en nog oudere wanhoop kleefde aan elk versleten meubelstuk in dit café. De barman stond met een voet op de voetenstang over zijn buik heen een krant te lezen, met hetzelfde enthousiasme waarmee een aangeschoten student een leerboek openslaat.
‘Van wat ik ervan heb begrepen,’ vervolgde Willard, ‘is Black Rivers grootste klant tegenwoordig de NSA, in de persoon van de minister van Defensie, die hen heeft voorgedragen bij de president.’
Marks keek hem verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat allemaal?’
Willard glimlachte, terwijl hij zijn whiskyglaasje tussen zijn vingers liet draaien. ‘Laten we zeggen dat ik na al die jaren als informant in een NSA-huis wat meer weet dan anderen – zelfs meer dan mensen als jij, Peter.’ Hij gleed van de bank af en liep langs de twee hoeren, die hem een zoentje toebliezen. De jukebox speelde nu Don Henleys ‘The Boys of Summer’, dat de Ierse tenor steeds erger aan het huilen leek te maken naarmate hij harder meezong.
Toen Willard terugkeerde naar het bankje, was dat met een fles single malt whisky. Hij vulde zijn glaasje en goot wat bij dat van Marks. ‘Voordat we verdergaan,’ zei hij, ‘vroeg ik me af waarom jij onze verbazingwekkende informatie over Noah Perlis en Black River niet gerapporteerd hebt aan De Arabier.’
‘M. Errol Danziger is de nieuwe CI-directeur,’ zei Marks bedachtzaam, ‘maar ik ben er niet zeker van of ik wel iets aan hem wil rapporteren, zeker als de NSA erbij betrokken is. Hij is door en door een man van minister Halliday.’
Willard nam een slok van zijn single malt. ‘Dus wat ga je doen? Opstappen?’
Marks schudde zijn hoofd. ‘Ik houd te veel van CI. Dat is mijn leven.’ Hij boog zijn hoofd. ‘Ik kan hetzelfde wel aan jou vragen: ga jij opstappen?’
‘Inderdaad niet.’ Willard gooide nog wat whisky naar binnen. ‘Maar ik ben van plan op mijn eigen manier te gaan.’
Marks schudde zijn hoofd. ‘Ik kan je niet volgen.’
Er was iets te zien aan Willards gezicht, een zweem van bedachtzaamheid, of misschien vocht zijn aangeboren geslotenheid om voorrang met zijn behoefte om te rekruteren, want hij zei: ‘Heb jij Alex Conklin gekend?’
‘Niemand kende Conklin – niet echt.’
‘Ik wel. Dat zeg ik niet om op te scheppen, gewoon als keihard feit. Alex en ik werkten samen. Ik wist wat hij met Treadstone aan het opbouwen was. Ik ben er niet zeker van dat ik het er toen mee eens was, maar ik was toen een stuk jonger. Ik had niet zulke dingen meegemaakt als Alex. Hoe dan ook, hij vertrouwde me alle Treadstone-geheimen toe.’
‘Ik dacht dat de Treadstone-dossiers vernietigd waren.’
Willard knikte. ‘Wat de Oude Man niet door de versnipperaar heeft gehaald, heeft Alex zelf gedaan. Dat was tenminste zijn verhaal.’
Marks dacht even na. ‘Zeg jij nu dat de Treadstone-dossiers nog steeds bestaan?’
‘Alex was Alex, dus hij heeft beslist een kopie van die dossiers gemaakt. Slechts twee mensen weten waar die dossiers zijn opgeslagen, en een van hen is dood.’
Marks dronk zijn single malt leeg en leunde achterover, waarbij hij Willard onderzoekend aankeek. ‘Wil jij Treadstone opnieuw opzetten?’
Willard vulde hun beide glazen met de fles. ‘Het is al opnieuw opgezet, Peter. Ik wil weten of jij deel wilt gaan uitmaken van Treadstone.’
‘Ze zijn hier niet meer dan achtenveertig uur geleden geweest, mogelijk zelfs maar vierentwintig.’ Yusef, Soraya’s plaatselijke agent in Khartoum, was een kleine man met een huid die de kleur had van grondig gelooid leer. Hij had grote, vochtige ogen en heel kleine oren, maar hij hoorde alles. Hij was een van de topagenten van Typhon, omdat hij slim en handig genoeg was om gebruik te maken van de ondergrondse jeugd die de stad tot leven had gebracht door hun verbinding met het internet. ‘Het is de ongebluste kalk, zie je. Degene die ze heeft gedumpt moet gewild hebben dat ze totaal vernietigd werden op een manier waarop dat zelfs met vuur niet lukt, want de ongebluste kalk vreet alles weg, inclusief botten en tanden, die gebruikt zouden kunnen worden om de overblijfselen te identificeren.’
Soraya had op weg van het vliegveld contact met Yusef opgenomen en op aandringen van Amun Chalthoum een ontmoeting geregeld, ondanks het feit dat ze gevolgd werden – of misschien wel juist daarom. ‘Die mannen zijn gestuurd door mijn vijanden,’ had Amun tegen haar gezegd in de auto. ‘Ik wil dat ze zo dichtbij komen dat we ze kunnen grijpen.’
Yusef had over de dode mannen gehoord van een jongetje dat langs het graf was gekomen terwijl hij en zijn vrienden op onderzoek waren naar de Ansar-forten bij Sabaloga Gorge, die ooit gebruikt waren om de troepenschepen aan te vallen die in 1885 op weg waren om de Britse generaal Gordon en zijn uitgeputte mannen te hulp te schieten. De jongen en zijn vrienden woonden in het nabijgelegen dorp, maar een netwerk van kinderen in Khartoum hoorde in hun internetchatroom algauw over de ontdekking van de lijken.
Nadat hij hen een paar Glocks en munitie had gegeven, had Yusef hen ongeveer honderd kilometer naar het noorden gebracht, door de woestijn met zijn snijdende wind en brute zon. Ze gebruikten twee op vier wielen aangedreven voertuigen, zoals Yusef had geadviseerd, want de ruwe wegen en de onbetrouwbaarheid van Soedanese voertuigen maakten het reizen met slechts één auto dwaasheid.
‘Je kunt zien wat er nog van die mannen over is,’ zei Yusef nu, terwijl ze in het ondiepe gat staarden, dat haastig was uitgegraven in de harde grond van een van de oude afbrokkelende forten, ‘ondanks de ongebluste kalk’.
Soraya wapperde een wolk vliegen weg terwijl ze neerhurkte. ‘Genoeg om te zien dat ze allemaal achter in hun hoofd zijn geschoten.’ Er verscheen een rimpel boven haar neus. De ongebluste kalk had in ieder geval afgerekend met de stank van rottende lichamen.
‘Executie, militaire stijl,’ zei Chalthoum. ‘Maar weten we zeker dat deze vier de mannen zijn naar wie wij op zoek zijn?’
‘Dit zijn ze inderdaad,’ zei Soraya. ‘De ontbinding is nog minimaal. Ik herken biefstuketers uit het midden van Amerika meteen als ik ze zie.’ Ze keek omhoog naar Amun. ‘Er is maar één reden waarom Amerikanen op een militaire manier geëxecuteerd zijn in Khartoum en hiernaartoe zijn gebracht.’
Chalthoum knikte. ‘Om een fors los eindje weg te werken.’
Op dat moment voelde Yusef zijn mobiel trillen. Hij haalde het toestel tevoorschijn, bracht het naar zijn oor en klapte het dicht. ‘Mijn uitkijk zegt dat uw metgezellen hier zijn,’ vertelde hij hen.
Bourne keek op toen er een bekend figuur in de deuropening verscheen. De man met de donkere, dreigende borstelwenkbrauwen had een AK-47 vast en droeg een kevlar vest. Hij staarde naar het op de grond liggende lichaam van de vleermuisman.
‘Nikolai, jij klootzak,’ zei hij in het Russisch, vol keelklanken, ‘wie heeft jou verdomme vermoord voordat ik je mee terug kon nemen naar Moedertje Rusland? Nu zal ik het genot niet meer smaken om jou te laten zingen als een vogeltje.’
Bij het zien van Jason bleef hij stokstijf staan.
‘Jason!’ baste kolonel Boris Karpov, als een Russische os. ‘Ik had kunnen weten dat jij in het hart van dit verdomde doolhof zat.’
Zijn blik ging verder naar beneden, naar het bebloede lichaam van de jonge vrouw die in Bournes armen lag. Meteen riep hij een hospik.
‘Het is te laat voor haar, Boris,’ zei Bourne met een doodse stem.
Karpov liep door de kamer en knielde naast Bourne. Zijn stompe vingers bewogen voorzichtig over de glasscherven die uit Tracy’s rug staken.
‘Wat een verschrikkelijke manier om te sterven.’
‘Alle manieren zijn verschrikkelijk, Boris.’
Karpov gaf Bourne een heupflacon. ‘Maar al te waar.’
De hospik van Boris’ aanvalsteam, ook in militaire kledij, kwam buiten adem aanrennen. Hij ging naar Tracy, probeerde een hartslag te ontdekken en schudde verdrietig zijn hoofd.
‘Gewonden?’ vroeg Karpov, zonder zijn ogen van Bourne af te houden.
‘Eén dode, twee gewonden, niet ernstig.’
‘Wie is er dood?’
‘Milinkov.’
Karpov knikte. ‘Tragisch, maar het gebouw is veroverd.’
Bourne voelde het vuur van de slivovitsj tot aan zijn maag toe branden. Het was prettig te voelen hoe de warmte zich verspreidde en hij weer op krachten kwam.
‘Boris,’ zei hij zacht, ‘laat jouw mannen Tracy meenemen. Ik wil haar niet achterlaten.’
‘Natuurlijk.’ Boris gaf een teken aan de hospik, die Tracy uit Bournes schoot tilde.
Bourne keek toe hoe ze uit de vergaderzaal werd gedragen. Hij voelde haar verlies, haar worsteling om in het reine te komen met haar dubbelleven en haar gevoel van isolement, omdat ze half in de schaduwen leefde van een wereld waar de meeste mensen zich niet bewust van waren, laat staan dat ze die konden begrijpen. Haar strijd was de zijne, en de pijn die ze gevoeld had vanwege haar leven kwam hem maar al te bekend voor. Hij wilde haar niet zien gaan, wilde haar niet loslaten, alsof een deel van hem, dat hij plotseling gevonden had, net zo abrupt van hem was weggerukt.
‘Wat is dit?’ vroeg Boris, die het schilderij omhooghield.
‘Dat is een Goya, een tot nog toe onbekend werk uit zijn beroemde serie Zwarte Schilderijen, waardoor het zo goed als onbetaalbaar is.’
Boris grinnikte. ‘Ik hoop niet dat jij het wilt hebben, Jason.’
‘De buit behoort toe aan de overwinnaar, Boris. Dus Yevsen was jouw missie in Khartoum.’
Karpov knikte. ‘Ik werk nu al maandenlang in Noord-Afrika om te proberen Nikolai Yevsens wapen smokkelende leveranciers, klanten en leveringscircuit op te sporen. En jij?’
‘Ik heb gesproken met Ivan Volkin...’
‘Ja, dat vertelde hij me. Die oude man heeft een zwak voor je.’
‘Toen Arkadin ontdekte dat zijn poging om mij te vermoorden mislukt was, bedacht hij een ander plan, met de bedoeling om mij hier te krijgen. Waarom weet ik niet.’
Met een snelle blik naar het lichaam dat aan de andere kant van de kamer lag, zei Karpov: ‘Het is een raadsel, een van de vele raadsels hier. Wij hoopten Yevsens leverancier en zijn klantenlijst te vinden, maar de harde schijven van zijn servers blijken helemaal schoongeveegd te zijn.’
‘Dat heeft Yevsen zelf niet gedaan,’ zei Bourne. Hij ging staan en Boris met hem. ‘Hij was hier met Tracy, hij had geen idee van jullie inval.’
Boris krabde op zijn hoofd. ‘Waarom zou Arkadin jou hierheen sturen, en dan nog wel in gezelschap van die prachtige jonge vrouw?’
‘Jammer dat we het Yevsen niet kunnen vragen,’ zei Bourne. ‘Wat ons met de vraag laat zitten: wie heeft Yevsens servers schoongeveegd? Iemand is er met zijn complete netwerk vandoor gegaan. Het moet een van Yevsens eigen mensen geweest zijn – iemand die hoog genoeg was om toegang te hebben tot de servers.’
‘Iedereen die ooit iets tegen Nikolai Yevsen heeft durven ondernemen is verdwenen.’
‘Voorgoed.’ Bourne, die eindelijk genoeg van de zijden draden had nagetrokken om een idee te krijgen van het spinnenweb, boog zijn hoofd en vroeg Karpov met hem mee te lopen. ‘Maar moet je hem nu zien, ineens is hij voor niemand meer een gevaar, inclusief Arkadin.’
Het gezicht van Boris betrok. ‘Arkadin?’
Samen liepen ze door de gang, die nu onder controle was van Boris’ militaire eenheid, naar het herentoilet.
‘Ik laat de hospik wel even naar je kijken.’
Bourne wuifde zijn woorden weg. ‘Het gaat prima, Boris.’ Hij was vol bewondering over het bereik van Arkadins demonische genialiteit.
Binnen ging Bourne naar de rij wastafels, waar hij het bloed en de stukjes glas van zich afwaste. Terwijl hij dat deed, gaf Karpov hem een rol papieren handdoekjes.
‘Denk maar eens na, Boris: waarom zou Arkadin mij hierheen willen lokken – en dan nog wel, zoals jij zei, in gezelschap van een mooie jonge vrouw?’ Het deed Bourne pijn om over Tracy te praten, maar hoewel hij nog steeds aan haar dacht, moest hij ook een mysterie ontrafelen – en een dodelijke vijand tegemoet treden.
Plotseling lichtten Karpovs ogen op. ‘Arkadin gokte erop dat jij Yevsen zou doden?’
Bourne smeet lauw water in zijn gezicht, waardoor hij de sneetjes en wonden voelde prikken als naalden. ‘Of dat Yevsen mij zou doden. In elk van beide gevallen zou hij winnen.’
Karpov schudde zich als een hond die uit de regen kwam. ‘Als jouw theorie waar is, dan heeft hij misschien geweten van mijn inval. Hij wilde niet dat Yevsen hem of iemand anders zou verraden. Verdomme, ik heb die man ernstig onderschat.’
Bourne keerde zijn met bloed bevlekte gezicht naar de kolonel. ‘Hij is meer dan een man, Boris. Net als ik is hij afgestudeerd op Treadstone. Alex Conklin heeft Arkadin getraind, net als hij mij getraind heeft, om de ultieme undercover moordmachine te worden, die geheime opdrachten kon uitvoeren die voor ieder ander onmogelijk waren.’
‘En waar is die duivelse afgestudeerde nu?’ vroeg Boris.
Bourne veegde zijn gezicht af met een vuist vol papieren handdoekjes. Na afloop waren ze roze. ‘Dat heeft Tracy me verteld voordat ze stierf. Yevsen zei dat hij in Nagorno Karabach, Azerbeidjan, is.’
‘Bergland, dat ken ik goed,’ zei Boris. ‘Ik heb ontdekt dat Yevsen daar een van zijn belangrijkste tussenstops had voor de Air Afrika-vluchten waarmee zijn illegale wapens over het hele continent werden verspreid. Er wonen inheemse stammen – allemaal fanatieke moslims.’
‘Dat klinkt logisch.’ Bourne keek naar zijn gezicht in de spiegel en maakte rapport op van de schade, die oppervlakkig maar vrij fors was. Wiens spiegelbeeld keek er terug naar hem? Tracy zou die vraag beslist hebben kunnen begrijpen, omdat ze die zichzelf vaak genoeg gesteld had. ‘Ivan vertelde me dat Arkadin de Oosterse Broederschap heeft overgenomen, wat inhoudt dat hij ook de leider is van de Zwarte Legioen-terroristen. Misschien probeert hij uit te breiden met de multimiljoen-dollar-business van Yevsen.’
Toen zag Bourne de Goya die Karpov tegen de betegelde muur had gezet. ‘Ken jij een man die Noah Peterson, of Perlis, heet?’
‘Nee, waarom?’
‘Hij is een van de leidinggevenden van Black River.’
‘Het Amerikaanse risicomanagementbedrijf – ook bekend als privéaannemers voor jullie regering – ook bekend als huurlingen.’
‘Alle drie de keren raak.’ Bourne liep terug de gang in, waar het rook naar buskruit en dood. ‘Tracy bracht de Goya naar Noah, maar ik geloof nu dat het eigenlijk een betaling aan Yevsen was, voor bewezen diensten. Dat is de enige logische uitleg waarom Noah hier was.’
‘Dus Yevsen, Black River en Arkadin zitten samen ergens in.’
Bourne knikte. ‘Hebben jij of je mannen een Amerikaan gezien toen jullie dit gebouw binnenvielen?’
Karpov trok een kleine walkie-talkie van de strook klittenband op zijn vest en sprak erin. Nadat het antwoord krakend was ontvangen, schudde hij zijn hoofd. ‘Jij bent de enige Amerikaan in het gebouw, Jason. Maar er is een Soedanees van twijfelachtig pluimage die zegt dat hij ondervraagd is door een Amerikaan, vlak voordat de inval begon.’
Perlis moest zijn weggelokt door Bournes afleidingsmanoeuvre met de rondhangende man. Waar was hij heen gegaan? Bourne kon voelen dat hij het midden van het web bereikte, waar de dodelijke spin geduldig lag te wachten. ‘En omdat Black Rivers belangrijkste klant de NSA is, bestaat er een goede kans dat het te maken heeft met de opgeklopte spanning in Iran.’
‘Denk je dat Nikolai Yevsen een invasie-eenheid van Black River aan het bewapenen is om Iran binnen te vallen?’
‘Hoogst onwaarschijnlijk,’ zei Bourne. ‘De NSA kan genoeg eersteklas wapensystemen leveren die Yevsen nooit in handen zou kunnen krijgen. Bovendien zouden ze daar Arkadins hulp niet voor nodig hebben. Nee, de Amerikanen hebben de raket geïdentificeerd waarmee het vliegtuig is neergehaald – het is Iraans, een Kowsar 3.’
Karpov knikte. ‘Nu begint het in elkaar te passen. Deze Goya is een betaling aan Yevsen voor de levering van die Kowsar 3.’
Op dat moment zag Karpov dat een van zijn mannen door de hal naar hen toe kwam rennen. Hij keek even naar Bourne en overhandigde zijn commandant vervolgens een vel opkrullend thermisch papier – duidelijk een print van een draagbare printer.
‘Haal Lirov,’ zei Karpov, toen hij het document had bekeken. ‘Zeg hem dat hij al zijn materiaal moet meenemen. Ik wil dat deze man van onder tot boven wordt gecontroleerd.’
De soldaat knikte zwijgend en rende weg.
‘Ik had je gezegd dat het niet nodig is...’
Karpov stak zijn hand op. ‘Wacht, dit wil je horen. Mijn IT-man heeft toch iets van Yevsens servers weten te redden – blijkbaar waren die nog niet helemaal schoongeveegd.’ Hij gaf Bourne het vel thermisch papier. ‘Hier zijn Yevsens laatste drie transacties.’
Bourne keek snel door de informatie. ‘De Kowsar 3.’
‘Precies. Zoals wij al vermoedden, heeft Yevsen een Iraanse Kowsar 3 gekocht en die verkocht aan Black River.’
‘Waar ga je heen?’ vroeg Humphry Bamber, terwijl hij zich in zijn stoel omdraaide. ‘En waarom heb je een pistool?’
‘Iemand weet dat je hier bent,’ zei Moira.
‘Lieve God,’ kreunde Bamber en hij wilde opstaan.
‘Blijf hier.’ Moira drukte hem met een stevige hand neer. Ze kon voelen dat hij trilde. ‘We weten dat er iemand aankomt en we weten wat hij wil.’
‘Ja, mij doodmaken. Je verwacht toch niet dat ik hier blijf zitten wachten op een kogel in mijn rug?’
‘Ik verwacht dat je doet wat je tot nu toe gedaan hebt: mij helpen.’ Ze keek naar zijn benauwde gezicht. ‘Kan ik op je rekenen?’
Hij slikte moeizaam en knikte.
‘Oké, laat me dan zien waar het toilet is.’
Dondie Parker hield van zijn werk – bijna te veel, zeiden sommigen. Anderen, zoals zijn baas Noah Perlis, waardeerden de bijna religieuze inzet waarmee hij zijn opdrachten uitvoerde. Parker mocht Perlis. Het scheen hem toe alsof zij tweeën zich in hetzelfde grijze gebied aan de rand van de maatschappij bevonden, de plek waar ze allebei van alles konden laten gebeuren – de een met zijn commando’s, de ander met zijn handen en zijn favoriete wapens.
Nadat Parker door de achterdeur Humphry Bambers gebouw was binnengegaan, dacht hij na over zijn levenswerk, dat hij bij zichzelf wel vergeleek met een gepolijste houten doos vol met de duurste en meest aromatische sigaren. De climax van iedere opdracht, de dood van ieder doelwit, lag in die doos om door hem te worden bezocht op ieder moment dat hij wilde. Een voor een kon hij ze eruit halen, tussen zijn vingers rollen en proeven. Zij namen de plaats in van militaire linten – eremedailles – ter nagedachtenis van acties die noodzakelijk waren, zoals Noah hem keer op keer gezegd had, voor het welzijn en de veiligheid van het vaderland. Parker hield van dat woord ‘vaderland,’ dat klonk zoveel krachtiger en beeldender, mannelijker dan het woord ‘natie’.
Parker deed zijn schoenen uit, bond de veters aan elkaar, slingerde ze over zijn schouder en liep de trap op. Toen hij de tweede verdieping bereikte, ging hij de gang door naar de andere kant, waar het raam uitkeek op de brandtrap. Hij deed het raam open, klom eruit en ging verdieping na verdieping omhoog, als een vlieg die tegen een muur op loopt.
Noah Perlis had Dondie Parker in een van de plaatselijke ghetto-gyms gevonden. Parker was lid van een boksclub, een van de beste deelnemers aan de regionale weltergewichtwedstrijden. Hij was een uitzonderlijke bokser, omdat hij snel leerde, een enorm uithoudingsvermogen had en een manier had gevonden om zijn moordende agressie in banen te leiden. Aan de andere kant hield hij niet erg van hersenschuddingen en gebroken ribben, dus toen Noah interesse in hem toonde, luisterde Parker maar al te graag naar zijn voorstel.
Het was niet overdreven om te zeggen dat Dondie Parker alles te danken had aan Noah, iets waar hij zich altijd van bewust was, vooral als hij, zoals nu, een opdracht uitvoerde die rechtstreeks van Noah afkomstig was. Noah rapporteerde slechts aan één man, Oliver Liss, die zo hoog in de rangorde van Black River stond, dat hij in een ander universum leek te verkeren. Parker was zo goed in wat hij deed, dat Oliver Liss hem nu en dan opbelde om hem een persoonlijke opdracht te geven, die Parker onmiddellijk uitvoerde, zonder het aan iemand te vertellen, inclusief Noah. Als Noah al iets wist van die buitengewone opdrachten, dan zei hij daar nooit iets over tegen Parker, en Parker liet de slapende honden maar al te graag met rust.
Hij had de verdieping van Humphry Bambers kantoor bereikt. En nu – nadat hij nog eens gekeken had naar de platte-grond van het gebouw, die Noah naar zijn mobiel had doorgestuurd – kroop hij over de andere kant van de brandtrap naar beneden, waar hij door een raam naar binnen keek. Hij zag allerlei elektronische apparatuur, waarvan het meeste in werking was, dus wist hij dat Bamber er moest zijn. Hij maakte zijn veters los en deed zijn schoenen aan. Toen haalde hij zijn inbraaksetje tevoorschijn en maakte hij met weinig moeite het raam open. Hij trok zijn op maat gemaakte SIG Sauer en klom naar binnen.
Hij draaide zich om toen hij hoorde dat er iemand aan het urineren was. Grinnikend bij zichzelf ging hij op weg naar het geluid van urine op porselein. Het enige wat nog beter zou zijn, was Bamber neerschieten terwijl hij op de troon zat.
De deur stond een stukje open en hij kon naar binnen gluren. Door een wig van licht zag hij Bamber wijdbeens voor het toilet staan. Verder zag hij een hoekje van de wastafel en, tegen de achtermuur, een badkuip met een douchegordijn vol vrolijk dansende vissen, die zo schattig waren dat hij de neiging moest onderdrukken om te braken.
Hij tuurde door de spleet tussen de deur en de deurpost waar de scharnieren aan vastzaten. Omdat hij zag dat er niemand achter de deur verstopt was, deed hij die met zijn vrije hand open, terwijl hij de SIG ter hoogte van Bambers hoofd bracht.
‘Hé, schoonheid.’ Zijn gegrinnik kwam diep uit zijn keel. ‘Noah zegt: hallo en vaarwel.’
Bamber schrok, zoals Parker verwacht had, maar in plaats dat hij zich naar hem omdraaide, zakte hij in elkaar alsof hij met een bijl geraakt was. Terwijl Parker verbaasd naar hem staarde, vouwden de vrolijk dansende visjes zich op als een accordeon. In een fractie van een seconde zag Parker een vrouw naar hem kijken. Wie is dat verdomme? Noah had me niet gezegd... Toen spuwde het oog van haar Lady Hawk vuur en hij draaide een onvrijwillige pirouette, omdat de kogel zijn kaakbeen brak.
Hij schreeuwde, niet van de pijn of angst, maar van woede. Hij leegde zijn pistool, schoot kogel na kogel, maar er zat bloed in zijn ogen. Hij voelde niets, de uitbarsting van adrenaline en andere endorfines maakte hem een ogenblik lang immuun voor de pijn. Hij schonk geen aandacht aan Bamber, die in een foetushouding opgerold lag onder het toilet, maar sprong naar de vrouw toe – een vrouw, verdomme! – terwijl hij met het handvat van zijn SIG een hoek naar haar kin uitdeelde. Ze ontweek hem, waardoor ze tegen de tegelmuur klapte en uitgleed over het verraderlijk gebogen porselein, zodat ze op één knie terechtkwam.
Parker haalde nog een keer gemeen naar haar uit met de SIG. Ze dook weg, maar de voorkant raakte toch de brug van haar neus. Hij zag de glazige blik in haar ogen komen en wist dat hij haar te pakken had. Hij stond net op het punt om de dikke zool van zijn schoen in haar plexus solaris te planten, toen haar Lady Hawk weer vuur spuugde.
Parker heeft er nooit iets van gevoeld. De kogel explodeerde door zijn rechteroog en rukte de achterkant van zijn hoofd af.