15
De stier schoot ineens naar voren, besproeide Bournes gezicht met warme mist. De ogen van het beest keken omhoog en zijn massieve kop raakte met een harde klap de grond bij Bournes voeten. Die probeerde wanhopig helder te blijven denken, veegde zijn ogen schoon met zijn onderarm, legde zijn hoofd weer tegen het muurtje en zag de bewaker die hij bewusteloos had geslagen en in de antichambre had getrokken.
Hij stond er in klassieke sluipschuttershouding: gespreide benen, voeten stevig op de grond, een hand om de kolf van zijn pistool, waarmee hij de stier twee keer had beschoten. En nu die dood was, richtte hij het op Bourne.
‘Levántese!’ riep hij. ‘Sta op en laat je handen zien.’
‘Oke,’ zei Bourne. ‘Momentje.’ Met een hand trok hij zich aan de bovenkant van het muurtje op en krabbelde overeind. Onopvallend legde hij het mes boven op het muurtje en stak zijn handen op, met de palmen naar voren.
‘Wat doe jij hier?’ De bewaker was razend. ‘Klootzak, moet je nou kijken wat ik heb moeten doen. Weet jij wel hoeveel een stier kost?’
Bourne wees naar het verscheurde lichaam van Scarface. ‘Ik deed niets. Hij was het, een professionele moordenaar. Ik probeerde te ontvluchten.’
De bewaker fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wie? Hoe bedoel je?’ In een paar stappen was hij bij Bourne en toen zag hij de overblijfselen van Scarface. ‘Madre de Dios!’ schreeuwde hij.
Bourne sprong over het muurtje en de bewaker viel naar achteren. De twee mannen graaiden allebei naar het pistool tot Bourne de bewaker aan de zijkant van zijn nek sloeg en de man bewusteloos raakte.
Voor hij van hem af rolde, controleerde Bourne zijn polsslag, die regelmatig was. Vervolgens klom hij weer terug over het muurtje, hield zijn hoofd onder de kraan bij de spekstenen gootsteen en liet het koude water het stierenbloed van zich afspoelen. Hij werd ook meteen een stuk helderder.
Met de schoonste doek die hij kon vinden wreef hij zichzelf droog. Hij was nog steeds duizelig toen hij terugliep naar de gekleurde drukte in de corrida, waar de triomferende matador langzaam en majestueus door de arena paradeerde met de afgesneden stierenoren hoog naar het publiek opgeheven.
Het beest zelf lag midden in de corrida, verminkt en vergeten, de vliegen zoemden om zijn roerloze kop.
Soraya voelde Amun naast zich alsof hij een kleine atoomcentrale was. Hoeveel leugens had hij haar verteld, vroeg ze zich af. Had hij machtige vijanden hoog in de Egyptische regering, of waren het dezelfde mensen die hem hadden bevolen om een Kowsar 3-projectiel te regelen en in dat Amerikaanse vliegtuig te schieten?
‘Wat zeer lastig is,’ zei hij, en hij verbrak daarmee de stilte, ‘is dat de Iraniërs hulp moeten hebben gehad om hier te komen. Het zal makkelijk zijn geweest om door de chaos in Irak te komen, maar wat voor keus hadden ze daarna? Ze zullen niet de noordelijke route hebben genomen, via Jordanië en door de Sinaï, want dat is veel te link. De Jordaniërs zouden ze hebben doodgeschoten en de Sinaï is een veel te open gebied en er wordt veel te veel gepatrouilleerd.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, ze zijn vast via Saoedi-Arabië en de Rode Zee gekomen en dan was het meest logische landingspunt Al Ghardaqah.’
Soraya kende deze toeristische stad aan de Rode Zee, een relaxed, zonovergoten mekka voor overspannen mensen, zoiets als Miami Beach. Amun had gelijk: de rustige, carnavaleske sfeer was een perfecte landingsplek voor een kleine terroristische groep. Ze konden doorgaan voor toeristen of beter: voor Egyptische vissers, zodat ze ongemerkt konden komen en vertrekken.
Amun trapte het gaspedaal diep in en racete langs auto’s en vrachtwagens. ‘Ik heb een klein vliegtuig geregeld dat ons naar Al Ghardaqah zal brengen zodra we op het vliegveld zijn. We ontbijten aan boord en kunnen dan ondertussen een strategie bedenken.
Soraya belde Veronica Hart, die onmiddellijk opnam.
Zodra ze was bijgepraat zei Hart: ‘Morgen zal de president de Veiligheidsraad toespreken. Hij zal vragen om een formele veroordeling van Iran.’
‘Zonder duidelijke bewijzen?’
‘Halliday en zijn NSA-mensen hebben de president ervan overtuigd dat hun geschreven rapport alle bewijs is dat we nodig hebben.’
‘Ik neem aan dat jij het daar niet mee eens was,’ zei Soraya.
‘Inderdaad. Als we een uitglijder maken, net als met die WMD’s in Iran, en er wordt vervolgens bewezen dat wij fout zitten, dan wordt het een ongekende ramp, zowel politiek als militair, omdat we dan de wereld in een grotere oorlog hebben verwikkeld dan iemand aankan en dat geldt ook voor onszelf, ongeacht wat Halliday beweert. Jij moet zorgen voor het definitieve bewijs van Iraanse inmenging.’
‘Daar werken Chalthoum en ik aan, maar het is hier heel gecompliceerd geworden.’
‘Wat bedoel je?’
‘Chalthoum heeft de theorie dat de Iraniërs hulp moeten hebben gehad met het vervoeren van het projectiel en dat ben ik met hem eens.’ Ze herhaalde het logistieke verhaal van Amun. ‘Veel mensen van de 9/11-ramp waren Saoedi’s. Als diezelfde groep nu samenwerkt met een Iraans terroristisch netwerk of, nog veel gevaarlijker, met de Iraanse regering, zijn de implicaties gigantisch. De Iraniërs zijn namelijk sjiitisch en de overgrote meerderheid van de Saoedi’s is wahabiet, een tak van de soennitische richting. Zoals je weet zijn de sjiieten en de soennieten bloedvijanden. Dat leidt tot de mogelijkheid dat ze op de een of andere manier een wapenstilstand hebben gesloten of een gezamenlijk doel hebben.’
Hart hield haar adem in. ‘Lieve God in de hemel, we hebben het nu over een nachtmerriescenario waar wij en de Europese inlichtingendiensten al jaren bang voor zijn.’
‘En terecht,’ zei Soraya, ‘want dat betekent dat een verenigde islam zichzelf opmaakt voor een vernietigingsoorlog met het westen.’
Bourne voelde de wond bij zijn hart zo hard kloppen dat hij bang was dat die weer was opengegaan. Hij verliet de kooi en liep direct naar de toiletten, waar hij in ieder geval het bloed van zijn kleren kon wassen. Maar halverwege zag hij twee agenten aan komen lopen, duidelijk op weg naar de kooi. Had iemand in de corrida iets gezien en alarm geslagen? Of was de bewaker weer bijgekomen? Er was geen tijd voor speculaties, hij draaide zich acuut om en liep wat wankelend de oprit op, de schitterende Sevillaanse schemering in. Achter zich hoorde hij iemand roepen. Naar hem? Zonder achterom te kijken, zochten zijn ogen naar Tracy. Maar alsof die intuïtief wist dat het steeds gevaarlijker werd, was die al uit haar stoel gekomen en hem aan het zoeken. Toen ze elkaar zagen, liep ze niet naar hem toe, maar naar de dichtstbijzijnde uitgang waardoor hij voor de verandering eens achter haar aan liep.
Het lawaai in de corrida nam af nu het publiek stond, de benen strekte, wat ronddrentelde en praatte, wat te drinken ging halen en naar de wc ging. In de arena trokken mannen het kadaver van de verslagen stier weg, schoffelden aarde over het verse bloed en maakten alles klaar voor een nieuwe stier.
Bourne voelde de pijn in zijn borst ontploffen als een bom. Hij wankelde en viel tegen twee vrouwen aan, die zich omdraaiden en zagen hoe hij weer rechtop probeerde te staan. Zelfs in deze wankele toestand merkte hij dat er steeds meer politie het stadion binnenkwam. Zonder enige twijfel was het alarm afgegaan.
Een van de agenten die in de catacomben van de corrida op hem af was gekomen, zocht hem nu blijkbaar. Hij gleed door de mensenmassa, was duidelijk blij dat iedereen aan het bewegen was, waardoor hijzelf makkelijker kon bewegen naar de uitgang waar Tracy op hem stond te wachten.
Maar de agent moest hem hebben gezien, want hij kwam nu achter Bourne aan, worstelde zich door de menigte heen. Bourne probeerde de afstand naar de uitgang in te schatten en vroeg zich af of hij dat ging redden, aangezien de agent hem op de hielen zat. Even later kwam Tracy uit de menigte tevoorschijn. Zonder naar hem te kijken liep ze langs hem heen in de tegenovergestelde richting. Waar was ze mee bezig?
Nog steeds doorlopend, keek hij even over zijn schouder en zag haar bij de agent. Hij hoorde flarden van haar stem, hard, klagend dat haar mobiel uit haar handtas was gestolen. De agent gedroeg zich heel ongeduldig, maar toen hij weg wilde lopen, ging Tracy zo hard praten dat iedereen in de buurt naar hen keek en de agent gedwongen was naar haar te luisteren.
Hoewel hij barstte van de pijn, kon Bourne een glimlach niet onderdrukken. Drie treden verder was hij bij de uitgang, maar toen het zover was voelde hij een pijnsteek in zijn borstkas, viel tegen de betonnen muur en hapte naar adem terwijl mensen langs hem heen liepen.
‘Kom op,’ siste Tracy in zijn oor, terwijl ze haar arm om de zijne sloeg en hem de drukte in trok naar de oprit en de gang waar massa’s mensen stonden te roken en kletsten over de kunsten van de matador. Achter de mensenmassa waren de glazen deuren naar buiten.
Op de een of andere manier had ze de politie ontlopen om hem te zoeken. Hij concentreerde zich volledig op zijn ademhaling om door de pijn heen te komen.
‘Christus, wat is er met jou gebeurd? Ben je erg gewond?’
‘Valt wel mee.’
‘Echt waar? Je ziet eruit alsof je dood bent.’
Op dat moment liepen drie agenten via de voordeuren de corrida binnen.
Moira en Veronica besloten de sedan te nemen die Moira had gehuurd, omdat de witte Buick zo onopvallend was. Ze vonden Humphry Bamber, de beste vriend van de overleden ondersecretaris in zijn fitnessclub. Hij had net zijn work-out gedaan en een van de verzorgers had hem uit de sauna gehaald. Hij verscheen op helblauwe slippers, met een handdoek om zijn middel geslagen en een andere, kleinere, om zijn nek, waarmee hij het zweet van zijn gezicht veegde.
Echt, dacht Moira, hij hoefde verder niets meer aan te trekken. Zijn lichaam was goed getraind, zo goed gevormd als van een professionele atleet. Eigenlijk zag hij eruit alsof hij het merendeel van zijn tijd in de fitnessruimte zijn wasbord en zijn biceps trainde.
Hij begroette hen met een raadselachtig lachje. Hij had dik blond haar dat over zijn voorhoofd viel en waardoor hij er jongensachtig uitzag. Zijn uit elkaar liggende, heldere ogen keken hen schattend aan, wat Moira raar genoeg prettig vond.
‘Dames, wat kan ik voor u betekenen? Marty zei dat het dringend was.’ Hij doelde op de verzorger.
‘Het is inderdaad dringend. Kunnen we hier ergens onder vier ogen spreken?’
Bamber keek minder opgewekt. ‘Zijn jullie van de politie?’
‘En als dat zo zou zijn?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Dan was ik nog nieuwsgieriger dan ik nu al ben.’
Hart dreunde haar gegevens op, waarna hij zijn wenkbrauwen optrok.
‘Word ik verdacht van het doorspelen van geheimen aan de vijand?’
‘Welke vijand?’ vroeg Moira.
Daar moest hij om lachen. ‘Ik mag jou wel. Hoe heet je?’
‘Moira Trevor.’
‘O.’ Nu keek Bamber helemaal niet meer opgewekt. ‘Ik ben voor jou gewaarschuwd.’
‘Gewaarschuwd? Door wie?’ Maar Moira dacht dat ze het antwoord al kende.
‘Een man. Noah Petersen.’
Moira herinnerde zich dat Noah de mobiel van Jay Weston van haar af had gepakt op de plaats delict. Op die manier had hij natuurlijk Bamber gevonden.
‘Hij zei...’
‘Zijn echte naam is Perlis,’ onderbrak Moira hem. ‘Noah Perlis. Je moet niets geloven van wat hij je heeft verteld.’
‘Hij zei dat je dat zou zeggen.’
Moira lachte bitter. Hart zei: ‘Ergens onder vier ogen graag, meneer Bamber.’
Hij knikte en ging hun voor naar een ongebruikt kantoor. Ze liepen naar binnen en hij sloot de deur. Toen ze alle drie zaten zei Hart: ‘Ik ben bang dat we slecht nieuws hebben. Steve Stevenson is dood.’
Bamber keek geschokt. ‘Wat?’
‘Hij werd doodgeschoten. Heeft meneer Peters – Perlis je dat niet verteld?’
Bamber schudde zijn hoofd. Hij trok de kleinere handdoek dichter om zijn schouders alsof hij het plotseling koud had gekregen. Moira kon hem geen ongelijk geven.
‘Mijn God.’ Hij schudde ongelovig zijn hoofd en keek hen bijna smekend aan. ‘Dit moet de een of andere fout zijn, een van die bureaucratische dwalingen waar Steve altijd over klaagde.’
‘Ik ben bang van niet,’ zei Hart.
‘Noah... een van de mannen van meneer Perlis heeft uw vriend doodgeschoten,’ vertelde Moira. Ze negeerde Harts waarschuwende blik. ‘Meneer Perlis is een gevaarlijke man die werkt voor een gevaarlijke organisatie.’
‘Ik...’ Bamber harkte afwezig met een hand door zijn haren. ‘Shit, ik weet niet wie ik moet geloven.’ Hij keek van de een naar de ander. ‘Kan ik Steves lichaam zien?’
Hart knikte. ‘Dat kan worden geregeld zodra we hier klaar zijn.’
‘Ah.’ Bamber keek haar berouwvol aan. ‘Als een soort beloning, hè?’
Hart zei niets en vervolgens knikte hij. ‘Oké, hoe kan ik jullie helpen?’
‘Ik weet niet of u dat kunt.’ Ze keek veelzeggend naar Moira. ‘Want als u dat zou kunnen, dan had meneer Perlis u niet in leven gelaten.’
Voor het eerst keek Bamber echt geschrokken. ‘Waar hebt u het over?’ vroeg hij met begrijpelijke verontwaardiging. ‘Steve en ik zijn goede vrienden vanaf de universiteit, meer niet.’
Sinds Bamber op het toneel was verschenen had Moira zich al afgevraagd hoe deze belegen bal een eeuwenlange vriendschap kon hebben met Steve Stevenson, een man die nog geen softbal van een voetbal kon onderscheiden en dat helemaal niet erg vond. En zonet had Bamber iets gezegd waardoor een aantal dingen die ze eerder niet begreep op hun plaats vielen.
‘Volgens mij is er een andere reden waarom Noah erop vertrouwde dat een waarschuwing voor u voldoende was. Heb ik gelijk, meneer Bamber?’ vroeg ze.
Bamber fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik weet niet waar u het over hebt.’
‘Waar bent u zó bang voor dat Noah er zeker van was dat u niet zou gaan praten?’
Abrupt stond hij op. ‘Ik heb genoeg van dit gesprek.’
‘Gaat u zitten, meneer Bamber,’ zei Hart.
‘U en ondersecretaris Stevenson waren meer dan kamergenoten tijdens uw studie,’ drong Moira aan. ‘Jullie waren veel meer dan goede vrienden. Dat klopt toch?’
Bamber ging zitten, alsof ineens alle kracht uit zijn benen was verdwenen. ‘Ik wil bescherming tegen Noah en zijn mensen.’
‘Dat krijgt u,’ zei Hart.
Hij keek haar onbewogen aan. ‘Ik maak geen grapje.’
Ze haalde haar mobiel tevoorschijn en toetste een nummer in. ‘Tommy,’ zei ze in de telefoon. ‘Ik heb nú een veiligheidsteam nodig.’ Ze gaf haar assistent het adres van de fitnessclub. ‘En Tommy… geen woord tegen iemand buiten het team, begrepen? Mooi.’
Ze borg haar mobiel weer op en zei tegen Bamber: ‘Ik ook niet.’
‘Mooi,’ zuchtte hij opgelucht. En tegen Moira zei hij met een klein lachje: ‘Je hebt gelijk over Steve en mij, en Noah wist dat geen van ons tweeën het zou overleven als onze relatie openbaar zou worden gemaakt.’
Moira hapte naar adem. ‘Je noemde hem Noah. Betekent dat dat je hem kent?’
‘In zekere zin werk ik voor hem. Dat is de andere, belangrijke reden dat hij me met rust moet laten. Ik maak namelijk een maatwerk softwareprogramma voor hem. Er zitten nog een paar kleine problemen in en ik ben de enige die die kan oplossen.’
‘Grappig,’ vond Hart, ‘je ziet er helemaal niet als een techno uit.’
‘Tja, Steve vond dat een van mijn charmes. Ik heb nooit geleken op wat ik ben.’
‘En waarvoor is dat softwareprogramma?’ wilde Moira weten.
‘Het is een hoog geperfectioneerd statistisch analyseprogramma dat miljoenen factoren kan verwerken. Wat hij ermee wil, weet ik niet, hij heeft er heel goed voor gezorgd dat ik met die kant niet te maken kreeg, dat hoorde bij onze afspraak en was de reden dat ik meer geld vroeg, en heb gekregen.’
‘Maar je zei dat je nog lastige dingen moest oplossen.’
‘Klopt. Maar het is noodzakelijk dat ik met een schone kopie van het programma werk. Als ik klaar ben, stuur ik het elektronisch naar Noahs laptop. Wat er daarna mee gebeurt, weet ik niet.’
‘Noem eens wat,’ vroeg Moira.
Hij zuchtte. ‘Oké, dit is wat ik vermoed. Vanwege de complexiteit van het programma is het bijna zeker dat hij het gaat gebruiken op een echte-wereld-basis.’
‘Er zijn labscenario’s en echte-wereldscenario’s. Je kunt je voorstellen dat iets wat probeert te voorspellen wat er zou gaan gebeuren tijdens bepaalde echte-wereldsituaties ongelooflijk complex moet zijn vanwege alle factoren die er invloed op uitoefenen.’
‘Miljoenen factoren.’
Hij knikte. ‘Waarin mijn programma voorziet.’
Ineens kreeg Moira een ingeving waar ze van schrok. ‘Heb je dat programma een naam gegeven?’
‘Inderdaad.’ Bamber keek een beetje gegeneerd. ‘Het is een privégrapje tussen Steve en mij.’ Doordat hij de tegenwoordige tijd gebruikte, bedacht hij ineens weer dat zijn vriend en geliefde dood was. Hij stopte, liet zijn hoofd hangen en mompelde: ‘Jezus, jezus, Steve.’
Moira wachtte even en schraapte toen haar keel. ‘Meneer Bamber, het spijt ons echt van uw verlies. Ik kende ondersecretaris Stevenson, ik heb met hem samengewerkt. Hij hielp me altijd, ook als hem dat niet goed uitkwam.’
Bamber keek haar met rode ogen aan. ‘Ja, zo was Steve.’
‘De naam van dat programma dat je voor Noah Perlis hebt gemaakt?’
‘O, dat. Dat is niets, ik zei al dat het een grap was omdat Steve en ik allebei houden – hielden – van Javier…’
‘Bardem,’ vulde Moira aan.
Bamber keek verbaasd. ‘Ja, hoe weet jij dat?’
Moira dacht: Pinprickbardem.