20

Don Fernando Hererra stond voor de openslaande deuren stil, stak een vinger omhoog en keek Bourne aan. ‘Voor we naar binnen gaan, wil ik even iets heel duidelijk maken. In Colombia heb ik meegedaan aan de oorlogen tussen het leger en de inlandse guerrilla’s, aan de strijd tussen fascisme en socialisme. Allebei zijn zwak en vertonen gebreken, omdat ze alleen maar over anderen willen heersen.’

De donkere schaduwen van Sevilla gaven hem een intense en hongerige blik. Hij leek op een wolf die het gezicht van zijn vijand had gezien.

‘Ik en anderen zoals ik zijn getraind om een slachtoffer te doden dat zich niet meer kan verdedigen, dat niet meer kan reageren. Dat staat bekend als de perfecte misdaad. Begrijp je me?’

Hij staarde Bourne aan alsof die aan een röntgenapparaat vastzat. ‘Ik weet dat je niet bent ingehuurd door Nikolai Yevsen of Dimitri Maslov, zijn stille vennoot. Hoe ik dat weet? Hoewel ik bijna niets van je weet – ook niet je echte naam, wat het minst belangrijke aan jou is – weet ik wel dat jij niet iemand bent die zich laat inhuren. Mijn instinct vertelt me dat, instinct gedrenkt in het bloed van mijn vijanden die ik zo vaak in hun ogen heb gekeken toen ik hun ingewanden eruit trok, mannen die hun intelligentie afmeten aan hun folterkunsten.’

Bourne stond perplex. Dus Yevsen en Maslov waren partners. Maslov had hij een paar maanden geleden in Moskou ontmoet, toen de grupperovka-baas midden in een oorlog zat met een rivaliserende maffiafamilie. Als hij nu de partner van Yevsen was, dan kon dat alleen maar betekenen dat hij die oorlog had gewonnen en nu zijn macht wilde consolideren. Zat Maslov en niet Yevsen achter die aanval op hem?

‘Ik begrijp het. U bent niet bang voor Yevsen en niet voor Maslov.’

‘En ze interesseren me ook niet. Maar jij interesseert me wel. Waarom wilde je me spreken? Niet vanwege mijn Goya en het is ook de señorita niet, hoe mooi en begeerlijk ze ook is. Dus: wat wil je?’

‘Ik werd hier gevolgd door een Russische sluipmoordenaar met een litteken aan een kant van zijn nek en een tatoeage met drie schedels aan de andere kant.’

‘Ach, ja, Bogdan Machin, beter bekend als de Folteraar.’ Hererra tikte met zijn wijsvinger tegen zijn onderlip. ‘Dus jij hebt die klootzak gisteren vermoord op de Maestranza.’ Hij keek Bourne waarderend aan. ‘Ik ben onder de indruk. Machin liet slechts afval van zijn doden over en verminkingen als bij een treinramp.’

Nu was Bourne onder de indruk. Hererra’s info was snel en uitstekend. Hij knoopte zijn overhemd open en liet de borstwond zien. ‘Hij probeerde me dood te schieten op Bali. Hij kocht een Parker Hale Model M85 en een Schmidt & Bender Marksman ii Scope van Wayan. Van Wayan heb ik uw naam gekregen. Hij zei dat u Machin bij hem had aanbevolen.’

Verrast trok Hererra zijn wenkbrauwen op. ‘Je moet me geloven als ik zeg dat ik er niets van wist.’

Bourne greep de Colombiaan bij zijn overhemd en duwde hem tegen de openslaande deuren. ‘En waarom zou ik jou geloven? Kon de man die de Parker Hale kocht misschien Machin niet zijn omdat hij grijze ogen had?’

Fausto dook op in een andere deuropening aan de andere kant van de tuin, zijn geweer was op Bourne gericht. Die drukte zijn duim in Hererra’s adamsappel en zei: ‘Ik wil je niet doden, maar ik moet weten wie me op Bali wilde vermoorden.’

‘Fausto, we zijn hier allemaal beschaafde burgers,’ zei Hererra terwijl hij Bourne recht aankeek, ‘doe je wapen weg.’

Toen de jongeman had gehoorzaamd, liet Bourne de Colombiaan los. En toen gingen de openslaande deuren open en kwam Tracy naar buiten. Ze keek de drie mannen stuk voor stuk aan en vroeg: ‘Wat is er hier allemaal aan de hand?’

‘Don Hererra gaat me vertellen wat ik wil weten.’

Ze keek de Colombiaan aan. ‘En de Goya?’

‘Mag u hebben voor de volledige vraagprijs,’ zei Hererra.

‘Ik ben bereid...’

‘Señorita, probeer niet het onderste uit de kan te halen. Ik wil mijn volledige vraagprijs en gezien wat u hebt geprobeerd, mag u daar heel tevreden mee zijn.’

Ze pakte haar mobiel. ‘Ik moet even bellen.’

‘Allemachtig.’ Hererra stak een hand omhoog. ‘Fausto, breng de señorita naar een plek waar ze rustig kan bellen.’

‘Ik doe het hier wel, buiten.’

‘Zoals u wilt.’ De Colombiaan liep naar binnen. Toen Fausto de deuren had dichtgedaan en verdwenen was, vroeg hij heel zacht en heel ernstig: ‘Vertrouw je haar?’

Harvey Korman had net een grote hap middelmatige rosbief en havartikaas met rijst genomen toen tot zijn verbazing Moira Trevor en Humphry Bamber uit de Eerste Hulp-uitgang kwamen lopen zonder zijn partner Simon Held. Korman legde snel een briefje van twintig neer, stond op, wrong zich in zijn jasje en beende de koffieshop uit, die direct aan de overkant van de ziekenhuisingang lag.

Het was een speling van het lot dat Korman klein, wat lijvig met ronde wangen en bijna kaal was, meer à la Tim Conway dan zijn naamgenoot. Aan de andere kant: met zijn bouw en onaantrekkelijke voorkomen zou niemand denken dat hij een agent van de inlichtingendienst was, laat staan lid van Black River.

What the fuck? dacht hij toen hij die twee voorzichtig achtervolgde. Waar was Simon in hemelsnaam?

Noah Perlis had hem verteld dat het Trevor-mens gevaarlijk was, maar natuurlijk had hij die mededeling met een korrel zout genomen. Niet dat Simon of hij Trevor ooit had ontmoet, wat de reden was dat Perlis hen voor deze klus had uitgekozen, maar iedereen in Black River wist dat Perlis een zwak had voor Moira Trevor, wat zijn oordeel over haar kleurde. Hij had nooit haar maat mogen zijn toen ze bij Black River werkte. In de ogen van Korman had Perlis een aantal grote blunders gemaakt, waaronder Veronica Hart als dekmantel gebruiken, zodat Trevor niet hem de schuld zou geven als hij haar abrupt van haar missie afhaalde.

Maar dat was het verleden, Korman moest zich op het heden concentreren. Hij ging een hoek om en keek geschrokken om zich heen. Bamber en Trevor hadden maar een half blok voor hem gelopen. Waar waren ze verdomme gebleven?

‘Hiernaartoe! Snel!’ Moira praatte Bamber een lingeriewinkel op de hoek binnen. Die had twee deuren, een op New Hampshire Avenue NW en een op 1 Street NW. Ze praatte in haar mobiel terwijl ze hem door de winkel heen naar de andere uitgang op New Hampshire Avenue leidde, waar ze zich tussen de mensen mengden. Vijf minuten later en vier blokken verder kwam de Blue Top-taxi aanrijden die Moira had gebeld en ze stapten vlug in. Terwijl die optrok, duwde ze Bamber dieper in zijn stoel. Net voor ze zelf wilde gaan zitten zag ze in een ooghoek een glimp van de man die hen volgde, een man die grappig genoeg sprekend op Tim Conway leek. Maar er was niets grappigs aan zijn boze gezicht terwijl hij in zijn mobiel praatte. Hij bracht natuurlijk Noah op de hoogte.

‘Waarnaartoe?’ vroeg de chauffeur over zijn schouder.

Ze realiseerde zich dat ze geen flauw idee had.

‘Ik weet wel iets,’ zei Bamber aarzelend, ‘ergens waar ze ons niet kunnen vinden.’

‘Jij kent Noah niet zoals ik hem ken. Inmiddels kent hij je beter dan je eigen moeder je kent.’

‘Hij weet niets van die plek. Zelfs Steven kende die niet.’

‘Waarom zou ik iemand moeten vertrouwen?’ vroeg Bourne.

‘Omdat, mijn vriend, je moet leren om in dit leven iemand te vertrouwen. Anders word je paranoïde en ga je naar de dood verlangen.’ Hererra schonk drie vingers Asombroso Anejo-tequila in twee glazen en gaf er een aan Bourne. Hij nam een slok en zei: ‘Ik, ik vertrouw geen vrouwen, punt. Om te beginnen praten ze te veel, vooral onder elkaar.’ Hij liep naar de boekenplanken en gleed met zijn vingers langs de gebonden ruggen. ‘Door de hele geschiedenis heen is het ontelbare keren gebeurd dat mannen, van bisschoppen tot prinsen, te gronde gingen door bedgesprekken.’ Hij draaide zich om. ‘Terwijl wij vechten en doden voor macht, is dat de manier waarop de vrouwen werken.’

Bourne haalde zijn schouders op. ‘Maar je vindt vast niet dat dat hun schuld is.’

‘Nou en of ik dat vind.’ Hererra dronk zijn tequila op. ‘Die wijven zijn de wortels van alle kwaad.’

‘Dan blijft alleen u over om te vertrouwen.’ Bourne zette zijn glas onaangeroerd weg. ‘Het probleem, don Hererra, is dat u al hebt laten zien dat u niet te vertrouwen bent. U hebt me voorgelogen.’

‘En hoe vaak heb jij gelogen sinds je over mijn drempel bent gestapt?’ De grote Colombiaan liep de kamer door, pakte Bournes tequila en dronk het glas in een teug leeg. Hij likte zijn lippen af, veegde met de rug van zijn hand over zijn mond en zei: ‘De man die Wayan beschreef, de man die jou probeerde te vermoorden, was door een van jullie eigen mensen ingehuurd.’

‘Zijn naam.’

‘Boris Illyich Karpov.’

Bourne verstijfde, durfde even niet te geloven wat hij net had gehoord. ‘Dat kan niet.’

Hererra keek op. ‘Je kent die man?’

‘Waarom zou een kolonel in FSB-2 zichzelf aan een Amerikaan verhuren?’

‘Niet zomaar een Amerikaan. Aan minister van Defensie Ervin Reynolds Halliday, die, zoals we allebei weten, behoort tot de machtigste mannen ter wereld. En hij verhuurde zichzelf niet.’

Maar het kon Boris niet zijn, zei Bourne tegen zichzelf. Boris was een vriend, hij had Bourne eerst in Reykjavik geholpen en later in Moskou, waar hij Bourne had verrast door op een afspraak met Dimitri Maslov mee te komen, met wie hij duidelijk bevriend was. Waren ze meer dan vrienden? Was Boris Yevsens partner, samen met Maslov? Het koude zweet brak hem uit. Het spinnenweb waar hij in was gestapt werd iedere keer dat hij een verbindingsdraad vond, enorm veel groter.

‘Maar hier...’ Hererra rommelde in de la van de secretaire. Toen hij zich omdraaide had hij een manilla envelop in de ene en een minirecorder in de andere hand. ‘Bekijk dit maar eens.’

Bourne opende de envelop die de Colombiaan hem had gegeven en vond een paar bewakingsfoto’s, zwart-wit en korrelig, maar er waren duidelijk twee mannen te zien die een ernstig gesprek voerden. De gezichten waren van dichtbij gefotografeerd, maar door het gedempte licht was alles wat wazig.

‘Dit is in de Bierhalle in München,’ vertelde Hererra hulpvaardig.

Bourne herkende de vorm en gelaatstrekken van Boris’ gezicht. De andere man, ouder en langer, was duidelijk een Amerikaan. Het was inderdaad de minister van Defensie, Bud Halliday. Hij zag aan het elektronische datumstempel dat de foto een week eerder was genomen.

‘Fotoshop,’ zei hij en hij gaf de foto’s terug.

‘Dat zou kunnen in deze tijd, dat geef ik toe.’ Hererra gaf hem de minirecorder alsof het een prijs was. ‘Misschien zal dit je overtuigen dat de foto’s niet geshopt zijn.’

Bourne hoorde dit boven het zachte achtergrondgeluid uit toen hij op de play-knop had gedrukt:

Elimineer Jason Bourne en ik zal de volledige macht van de Amerikaanse regering inzetten om Abdulla Khoury te zetten waar hij hoort.’ Niet goed genoeg, meneer Smith. Een oog voor een oog, dat is toch de ware betekenis van quid pro quo, ja?’

‘Wij vermoorden geen mensen, kolonel Karpov.’

‘Natuurlijk niet. Geeft niet, minister Halliday. Ik ken zulke gewetensbezwaren niet.’

Na een korte pauze zei Halliday: ‘Ja, natuurlijk, in de hitte van ons gesprek vergat ik onze protocollen, meneer Jones. Stuurt u me de volledige inhoud van de harde schijf en dan wordt het geregeld. Afgesproken?’

Afgesproken.’

Bourne drukte op stop en keek Hererra aan. ‘Over welke harde schijf hebben ze het?’

‘Geen idee. Maar daar probeer ik achter te komen.’

‘Hoe bent u aan dit materiaal gekomen?’

De Colombiaan legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen en er verscheen langzaam een grijns op zijn gezicht.

‘Waarom zou Boris me willen vermoorden?’

‘Kolonel Karpov heeft me dat niet verteld toen hij met zijn verzoek kwam. Maar zoals altijd controleerde ik de telefoon waar hij mee belde. Dat was een satelliettelefoon die in Khartoum stond.’

‘In Khartoum, hè? Misschien op El Gamhuria Avenue, nummer zevenhonderdnegenenzeventig, het hoofdkwartier van Nikolai Yevsen?’

‘Nou zeg, ik ben echt onder de indruk.’

Bourne verzonk in een meditatieve stilte. Bestond er een connectie tussen Boris en Nikolai Yevsen? Konden ze bondgenoten zijn in plaats van tegenstanders? Wat voor gigantisch web kon deze twee zo verschillende mannen samen hebben gebracht, Boris dwingen hem te vermoorden, en toen ontdekt werd dat hij toch nog leefde, de Folteraar inhuren om het werk af te maken?

Ergens was het niet logisch, maar nu was er geen tijd om daarover na te denken, want Tracy kwam door de openslaande deuren naar binnen. Hererra vroeg glimlachend: ‘Heeft uw opdrachtgever een besluit genomen?’

‘Hij wil de Goya.’

‘Prachtig.’ Don Hererra wreef in zijn handen en trok een gezicht als een kat die een heel eigenaardig en lekker hapje gevangen had. ‘De wereld heeft er geen idee van wie Noah Peterson is, maar ik heb het vermoeden dat onze vriend hier dat wel weet.’ Vragend trok hij een wenkbrauw op toen hij Bourne aankeek. ‘Geen antwoord?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Geeft niet. Meneer Peterson is de baas van señorita Atherton.’

Tracy staarde hem aan. ‘Ken jij Noah? Hoe kan dat?’

‘Zijn echte naam is Noah Perlis.’ Verbijsterd keek Bourne van de een naar de ander. Het spinnenweb had er weer een compleet nieuwe dimensie bij gekregen. ‘Hij werkt voor een Amerikaans privébedrijf dat militaire opdrachten uitvoert: Black River. Ik heb vroeger wel zaken met hem gedaan.’

‘Wat weten we eigenlijk?’ vroeg Hererra. ‘De wereld is vol kameleons en, niet geheel verrassend, die kennen elkaar allemaal.’ Hij maakte een nepbuiginkje voor Tracy. ‘Señorita Atherton, wilt u deze heer alstublieft vertellen waar u die Goya gaat afleveren?’ Toen ze aarzelde, zei hij lachend: ‘Kom op, u hebt niets te verliezen. Hier vertrouwen we elkaar toch?’

‘De Goya breng ik persoonlijk naar Khartoum.’

Bourne hapte naar adem. Wat was er verdomme allemaal aan de hand? ‘Vertel me alsjeblieft niet dat je het naar El Gamhuria Avenue nummer 779 moet brengen.’

Tracy’s mond viel open.

‘Hoe hij dat weet?’ Hererra schudde zijn hoofd. ‘Dat is een vraag waar we allemaal graag het antwoord op zouden willen hebben.’