25
Nu Tracy het in de gaten had, was er niets meer aan te doen, bedacht Bourne. Soraya en de Egyptenaar waren maar een paar stappen bij hen vandaan, dus liep Bourne naar Soraya toe.
‘Hallo zusje,’ zei hij en hij kuste haar warm op beide wangen. Voordat ze de tijd had om te antwoorden, keerde hij zich naar haar metgezel en stak zijn hand uit. ‘Adam Stone. Ik ben Soraya’s halfbroer.’
De Egyptenaar schudde hem kort de hand. ‘Amun Chalthoum.’ Maar zijn wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Ik wist niet dat Soraya een broer had.’
Bournes lach kwam gemakkelijk. ‘Ik ben het zwarte schaap, ben ik bang. Niemand in de familie praat graag over mij.’
Inmiddels was Tracy naast hem komen staan en hij stelde iedereen aan elkaar voor.
Soraya speelde in op zijn voorzetje en zei tegen hem: ‘Er is iets mis met mama’s gezondheid waarvan ik vind dat je het moet weten.’
‘Willen jullie ons even excuseren?’ vroeg Bourne aan Tracy en Chalthoum.
Toen de twee ver genoeg weg waren om hun de benodigde privacy te geven, zei Soraya: ‘Jason, wat is er verdomme aan de hand?’ Ze keek nog steeds naar hem alsof ze haar ogen niet kon geloven.
‘Dat is een lang verhaal,’ zei hij, ‘en daar hebben we nu geen tijd voor.’ Hij leidde Soraya nog een paar stappen bij de anderen vandaan. ‘Arkadin leeft nog. Hij had me op Bali bijna vermoord.’
‘Geen wonder dat je niet wilt dat iemand weet dat je nog leeft.’
Bourne keek even naar Chalthoum. ‘Wat doe je met die Egyptenaar?’
‘Amun is van de Egyptische inlichtingendienst. We hebben geprobeerd uit te zoeken wie het Amerikaanse vliegtuig heeft neergeschoten.’
‘Ik dacht de Iraniërs...’
‘Ons onderzoeksteam heeft achterhaald dat het een Iraanse Kowsar 3-raket was die het vliegtuig heeft neergehaald,’ zei Soraya, ‘maar vreemd genoeg lijkt het nu alsof een eenheid van vier Amerikaanse militairen die raket via Soedan naar Egypte heeft gebracht. Daarom zijn we nu op weg naar Khartoum.’
Bourne kon de draden van het spinnenweb ineens dezelfde richting in voelen gaan en hij boog naar Soraya om haar zacht en dringend te zeggen: ‘Luister goed, waar Arkadin ook mee bezig is, Nikolai Yevsen en Black River zijn er ook bij betrokken. Ik vroeg me al af wat het gemeenschappelijk belang van die drie was. Het zou wel eens kunnen zijn dat die eenheid van vier man waarnaar je op zoek bent helemaal geen militairen zijn, maar personeelsleden van Black River.’ Hij wees haar op het rood-met-witte vliegtuig waar hij en Tracy naar op weg waren. ‘Het gerucht gaat dat Air Afrika eigendom is van Yevsen, wat veel duidelijk zou maken – hij heeft een manier nodig om de illegale wapenleveranties bij zijn klanten te brengen.’
Terwijl Soraya naar het vliegtuig keek, vervolgde hij: ‘Als je gelijk hebt over die Amerikaanse eenheid, waar denk je dan dat ze een Iraanse Kowsar 3-raket mogelijk vandaan gehaald hebben, van de Iraniërs zelf?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Yevsen is waarschijnlijk de enige wapenhandelaar ter wereld met genoeg contacten en macht om er een te leveren.’
‘Maar waarom zou Black River...’
‘Black River is er alleen voor het zware werk,’ zei Bourne. ‘Het is degene die ze heeft ingehuurd die alles bepaalt. Je hebt de krantenkoppen gelezen. Ik denk dat een hooggeplaatst persoon in de Amerikaanse regering oorlog met Iran wil. Jij weet beter dan ik wie dat zou kunnen zijn.’
‘Bud Halliday,’ zei Soraya. ‘De minister van Defensie.’
‘Halliday is degene die me dood wil hebben.’
Ze liet haar blik even peinzend op hem rusten. ‘Nu is dit allemaal nog speculatie, dus er is niets wat ik kan gebruiken. Ik heb bewijs nodig van die connecties, dus moeten we contact met elkaar houden. Ik ben bereikbaar op een satelliettelefoon,’ zei ze uiteindelijk, en ratelde een rij getallen op die hij moest onthouden. Hij knikte, gaf haar het nummer van zijn satelliettelefoon en stond op het punt om het gesprek te beëindigen toen zij zei: ‘Er is nog iets. CI-directeur Hart is gisteren gedood door een autobom. Een man die M. Everett Danziger heet is de nieuwe CI-directeur en hij heeft me al teruggeroepen uit het veldwerk.’
‘Een bevel dat je klaarblijkelijk weigert te gehoorzamen. Goed van je.’
Soraya trok een grimas. ‘Wie weet wat voor moeilijkheden ik hierdoor krijg.’ Ze pakte hem bij zijn arm. ‘Jason, luister, dit is het moeilijkste deel. Om de een of andere reden was Moira bij CI-directeur Hart toen de autobom ontplofte. Moira overleefde de klap doordat ze na afloop bij een eerste hulp is geweest. Maar nu is ze totaal van de aardbodem verdwenen.’ Ze kneep in zijn arm. ‘Ik dacht dat je dat zou willen weten.’
Ze kuste hem zoals hij haar even tevoren gekust had. Terwijl ze terugliep naar de Egyptenaar, die duidelijk ongeduldig was geworden door het oponthoud, voelde Bourne zich alsof hij zijn lichaam was ontstegen. Hij leek van grote hoogte neer te kijken op de vier mensen op de landingsbaan. Hij zag dat Soraya iets tegen Chalthoum zei, zag de Egyptenaar knikken, zag hen allebei naar het kleine militaire vliegtuig lopen. Hij zag Tracy naar hem staren met een uitdrukking van zowel nieuwsgierigheid als consternatie op haar gezicht, hij zag zichzelf een stukje verderop staan, zo stil alsof hij in barnsteen was uitgehouwen. Hij zag al deze dingen zonder een spoor van emotie of bewustzijn van het vervolg, overspoeld als hij werd door beelden van Moira op Bali met de zon in haar ogen, waardoor ze lichtgevend, sprankelend, fluorescerend, onvergetelijk werd. Het was alsof hij haar ten minste in zijn herinnering moest beschermen en haar zo ver kon houden van alle gevaren uit de buitenwereld. Het was een absurde impuls, maar – zo hield hij zichzelf voor – wel een volkomen menselijke. Waar was ze? Hoe zwaar was ze gewond? En bovenal doemde de verschrikkelijke vraag in hem op: was de autobom die Veronica Hart doodde voor haar bedoeld? Des te zorgelijker was het dat haar nummer buiten gebruik was, toen hij haar probeerde te bellen, wat inhield dat ze een andere telefoon had genomen.
Hij was zo diep in zichzelf verzonken dat het even duurde voordat hij in de gaten had dat Tracy tegen hem praatte. Ze stond vlak voor hem, haar gezicht vol bezorgdheid.
‘Adam, wat is er aan de hand? Heb je slecht nieuws ontvangen van je zus?’
‘Wat?’ Hij was nog steeds zo afgeleid door de draaikolk van emoties dat hij de strakke controle over zichzelf even kwijt was. ‘Ja, ze vertelde me dat onze moeder gisteren onverwacht overleden is.’
‘O, wat erg. Is er iets wat ik kan doen om je te helpen?”
Zijn mond glimlachte, hoewel hij nog altijd ver weg was. ‘Dat is erg aardig, maar nee. Er is momenteel niets wat wie dan ook kan doen.’
M. Errol Danziger had een ziel als een kwade vuist. Vanaf zijn puberteit had hij zich ervoor ingespannen om alles te weten wat er te weten was over moslims. Hij had de geschiedenis van Perzië en van het Arabische schiereiland bestudeerd, hij sprak zowel vloeiend Arabisch als Farsi, hij kon hele delen uit de Koran uit het hoofd reciteren, evenals een veelheid aan islamitische gebeden. Hij had zich de verschillen tussen de soennieten en de sjiieten eigen gemaakt en verachtte de beide groeperingen met evenveel overgave. Al jaren gebruikte hij zijn kennis van het Midden-Oosten in dienst van een vernietigende kracht tegen degenen die zijn land wilden schaden.
Zijn intense – sommigen zeiden: obsessieve – antipathie tegen alle soorten moslims zou heel goed afkomstig kunnen zijn van zijn middelbareschooljaren in het zuiden, toen er op het schoolplein het gerucht rondging dat hij Syrisch bloed zou hebben, wat hem het doelwit maakte van eindeloze grappen en plagerijen. Uiteindelijk werd hij onvermijdelijk en systematisch geisoleerd en daarna uitgestoten uit het sociale leven. Dat het gerucht gebaseerd was op waarheid – Danzigers grootvader van vaderskant was van Syrische komaf – maakte zijn ellende compleet.
Hij liet dit miserabele verleden achter zich om precies 08.00 uur, toen hij formeel de leiding kreeg over CI. Hij moest nog zijn opwachting maken op Capitol Hill, om zich absurde en irrelevante vragen te laten stellen door zelfvoldane wetgevers die zouden proberen indruk te maken op hun kiezers met vergezochte vragen die ze kregen aangereikt door hun assistenten. Maar Halliday had hem verzekerd dat dit opzitten en pootjes geven een formaliteit was. De minister van Defensie had zich verzekerd van meer dan genoeg stemmen om zijn voordracht er zonder strijd of zelfs veel debat doorgedrukt te krijgen.
Om precies 08.05 uur belegde hij een vergadering met de hogere staf in de grootste vergaderzaal van het CI-hoofdkwartier, een verlengd ovaal zonder ramen, omdat glas een uitstekende geleider van geluid was en omdat een expert met een op de zaal gerichte verrekijker hun lippen zou kunnen lezen. Danziger was heel duidelijk voor zijn gehoor: de hoofden van de zeven directoraten, hun onmiddellijke ondergeschikten en de chefs van alle afdelingen die aan de diverse directoraten waren toegewezen.
De ruime zaal was verlicht door indirecte lampen die verborgen werden door enorme kroonlijsten die in de randen van het plafond waren ingebouwd. Speciaal ontworpen en gemaakt tapijt was zo dik dat het alle geluiden absorbeerde, zodat alle aanwezigen gedwongen waren hun volle aandacht te richten op degene die aan het woord was.
Deze morgen was dat M. Errol Danziger, ook bekend als De Arabier, die als hij om zich heen keek rond de ovalen tafel niets dan bleke en bezorgde gezichten zag van mensen die nog altijd het schokkende nieuws aan het verwerken waren dat hij door de president was aangesteld als nieuwe CI-directeur. Hij was er vrij zeker van dat ze allemaal verwacht hadden dat een van de zeven aanzittende afdelingsdirecteuren zou worden benoemd en waarschijnlijk Dick Symes, inlichtingendirecteur en degene van de zeven diensthoofden met de meeste dienstjaren.
Daarom richtte hij zijn blik als laatste op Symes en hield hij zijn ogen bij het begin van zijn inaugurale toespraak tot de manschappen strak gevestigd op Symes. Nadat hij de organisatiestructuur van CI bestudeerd had, had hij besloten te proberen Symes tot een bondgenoot te maken, omdat hij bondgenoten nodig zou hebben; hij zou een kader van getrouwe CI-leden aan zijn kant moeten krijgen die hij naar zijn wil kon kneden, die hij langzaam kon indoctrineren met het nieuwe beleid en die – als discipelen van de nieuwe religie die hij de CI wilde brengen – het evangelie zouden verspreiden zoals uitverkorenen dat behoren te doen. Zij zouden zijn werk voor hem moeten doen, werk dat moeilijk, zo niet onmogelijk zou zijn om door hemzelf gedaan te worden. Omdat het zijn missie was het CI-personeel niet te vervangen, maar van binnenuit te hervormen, totdat er een nieuw CI zou ontstaan langs de lijnen van de blauwdruk die Bud Halliday voor hem had opgezet.
Om dat te kunnen bereiken, had hij al besloten om Symes na een passende tussentijd te promoveren tot adjunct-directeur van CI. Op die manier zou hij eerst door vleierij en dan door rekrutering zijn macht in CI grondvesten.
‘Goedemorgen, heren. Ik neem aan dat u allemaal geruchten hebt gehoord – en ik hoop dat ik het mis heb, maar voor het geval dat niet zo is – mijn doel is om vanochtend duidelijkheid te scheppen. Niemand zal worden ontslagen, niemand zal worden overgeplaatst, niemand zal andere taken toebedeeld krijgen, hoewel dat in de natuurlijke loop der dingen misschien onvermijdelijk wel gebeurt, als we verdergaan. Ik heb begrepen dat er hier altijd verschuivingen zijn en dat is logisch in iedere organisch groeiende organisatie. Als voorbereiding op dit moment heb ik de bewogen geschiedenis van CI bestudeerd, en ik kan gerust zeggen dat niemand het erfgoed van deze geweldige organisatie beter begrijpt dan ik. Laat me u verzekeren – en mijn deur staat altijd open voor discussie over dit onderwerp of wat u maar van het hart moet – dat er niets zal veranderen, dat het erfgoed van de Oude Man – die ik, mag ik wel zeggen, al heb bewonderd toen ik als jongeman net uit de collegebanken kwam – mij als bijzonder belangrijk voor ogen staat. In alle eerlijkheid en bescheidenheid wil ik graag met u delen dat het mij een voorrecht en een eer is me onder u te bevinden, om deel van u te gaan uitmaken, om deze geweldige organisatie de toekomst in te leiden.’
De rond de tafel zittende mannen waren muisstil en probeerden dit langgerekte voorwoord te ontleden, terwijl ze tegelijkertijd hun onzinmeters aflazen. Het was een merkwaardig feit dat Danziger zich het uitdijende ritme van het Arabisch zo grondig eigen had gemaakt dat het doorklonk in zijn Engels, vooral als hij een groep toesprak. Waar een woord voldoende was, verscheen een zin, waar een zin voldoende was, een hele alinea.
Terwijl de vergaderzaal overspoeld werd door een merkbaar gevoel van opluchting, ging hij zitten, sloeg het dossier open dat voor hem lag en bladerde door de eerste helft ervan. Plotseling keek hij op. ‘Soraya Moore, de directeur van Typhon, is niet aanwezig omdat ze momenteel een opdracht heeft. U moet weten dat we haar opdracht hebben geannuleerd en haar bevolen hebben terug te komen voor een grondig verslag.’
Hij zag dat er enkele hoofden verschrikt heen en weer gingen, maar er werd totaal niet gemompeld. Met een laatste blik op zijn aantekeningen zei hij: ‘Meneer Doll, hoe komt het dat uw baas, meneer Marks, vanochtend niet aanwezig is?’
Rory Doll hoestte in zijn vuist. ‘Ik geloof dat hij in het veld is, meneer.’
Terwijl De Arabier naar Doll keek, een blonde, magere man met helblauwe ogen, glimlachte hij triomfantelijk. ‘U gelooft dat hij in het veld is of u weet dat hij in het veld is?’
‘Ik weet het, meneer. Hij heeft het me zelf verteld.’
‘Goed dan.’ Danziger glimlachte nog altijd. ‘Waar in het veld?’
‘Daar heeft hij geen mededelingen over gedaan, meneer.’
‘En ik neem aan dat u het hem niet gevraagd heeft.’
‘Meneer, met alle respect, als directeur Marks had gewild dat ik het wist, zou hij het me wel gezegd hebben.’
Zonder zijn ogen van Marks’ adjudant af te halen sloot De Arabier het dossier dat voor hem lag. Het leek alsof iedereen in de zaal zijn adem inhield. ‘Zeer goed. Een gezonde veiligheidsprocedure is altijd op zijn plaats’ zei de nieuwe CI-directeur. ‘Zorg er alstublieft voor dat Marks direct naar me toe komt als hij terugkeert.’
Zijn blik liet Doll eindelijk los en ging de tafel rond, om even te blijven rusten op elk van de beleidsmakers. ‘Oké, zullen we doorgaan? Vanaf dit moment zullen alle middelen van CI gebruikt gaan worden voor de ondermijning en vernietiging van het huidige regime in Iran.’
Een golf van opwinding ging als een veenbrand langs alle aanwezigen.
‘Over enkele ogenblikken zal ik u uitleg geven over de overkoepelende operatie om gebruik te maken van een nieuwe pro-Amerikaanse inheemse Iraanse ondergrondse groepering, die klaarstaat om met onze steun het regime in Iran van binnenuit omver te werpen.’
‘Als het gaat om de politiecommissaris in dit stadje,’ zei Willard, ‘dan heeft het geen zin om het gewicht van je functie in de schaal te gooien. Ik zeg dat omdat deze commissaris gewend is de dingen op zijn eigen manier te doen, zelfs met de burgemeester. Hij raakt niet onder de indruk van Feds en is niet bang om dat te zeggen.’
Willard en Peter Marks liepen de stenen treden op van een in rode baksteen opgetrokken huis dat ver genoeg buiten Dupont Circle stond om niet snobistisch te zijn, maar dichtbij genoeg om deel uit te maken van de bij dit gebied horende verstedelijking. Dat kwam geheel door Willard. Nadat hij zich ervan verzekerd had dat Lester Burrows, de politiecommissaris, de hele dag weg zou zijn, waren ze meteen naar deze straat en naar dit bepaalde huis gegaan.
‘Omdat de zaken zo liggen, is het enige verstandige dat we kunnen doen hem bewerken met psychologie. Honing is binnen de rondweg een krachtig instrument, zeker als het gaat om de gemeentepolitie.’
‘Ken je commissaris Burrows?’
‘Of ik hem ken?’ zei Willard. ‘Hij en ik hebben samen op school gezeten, we hebben samen Othello gespeeld. Hij was een geweldige Moor, laat dat duidelijk zijn, hij speelde angstwekkend goed – ik wist dat zijn woede echt was, omdat ik wist waar die vandaan kwam.’ Hij knikte, alsof hij in zichzelf praatte. ‘Lester Burrows is een Afrikaanse Amerikaan die de armoede uit zijn jeugd op alle mogelijke manieren ontstegen is. Wat niet wil zeggen dat hij die vergeten is, zeker niet, maar hij heeft – anders dan zijn voorganger – altijd volledig opengestaan voor omkoping. Lester Burrows is een goeie vent onder de gemene manier van doen die hij heeft gecultiveerd om zichzelf, zijn ambt en zijn mensen te beschermen.’
‘Dus hij luistert naar jou,’ zei Marks.
‘Dat zou ik niet weten.’ Willards ogen glinsterden. ‘Maar hij zal me beslist niet wegsturen.’
Er was een koperen klopper in de vorm van een olifant, die Willard gebruikte om hun aanwezigheid aan te kondigen.
‘Wat is dit voor huis?’ vroeg Marks.
‘Dat zul je snel genoeg zien. Laat mij het woord nou maar doen, dan komt alles goed.’
De deur ging open en onthulde een jonge Afrikaans-Amerikaanse vrouw, gekleed in een modieus zakenpak. Ze knipperde even met haar ogen en zei: ‘Freddy, ben jij dat echt?’
Willard grinnikte. ‘Dat is een tijd geleden, hè Reese?’
‘Jaren en jaren.’ De jonge vrouw glimlachte breed. ‘Nou, blijf daar nu niet zo staan, kom binnen. Hij zal zich rot lachen als hij jou ziet.’
‘Als hij mij het vel over mijn oren trekt, bedoel je.’
Nu was het de beurt aan de jonge vrouw om te grinniken, een warm, rijk geluid dat het oor van de luisteraar leek te strelen.
‘Reese, dit is een vriend van me, Peter Marks.’
De jonge vrouw stak zonder omhaal haar hand uit. Ze had een nogal vierkant gezicht met een agressieve kin en sprekende ogen met de kleur van whisky. ‘Iedere vriend van Freddy...’ Haar glimlach verbreedde zich. ‘Reese Williams.’
‘De sterke rechterhand van de commissaris,’ voegde Willard daaraan toe.
‘O ja.’ Ze lachte. ‘Wat zou hij zonder mij moeten?’
Ze leidde hen door een zacht verlichte hal met houten panelen, waarop foto’s hingen en waterverfschilderijen van Afrikaanse dieren, vooral olifanten, met hier en daar neushoorns, zebra’s en giraffen.
Algauw gingen ze door een paar klapdeuren, die Reese opengooide. Daarachter bevond zich een blauwe wolk van aromatische sigarenrook, het discrete geluid van glazen en het snelle delen van kaarten op een tafel met een groen laken, midden in de bibliotheek. Zes mannen – onder wie commissaris Burrows – en een vrouw zaten rond de tafel te pokeren. Allemaal bekleedden ze hoge functies in de politieke infrastructuur van het district. Degenen die Marks niet direct kende, identificeerde Willard voor hem.
Terwijl zij in de deuropening bleven staan, ging Reese voor hen uit naar de tafel, waar Burrows geduldig zijn kaarten zat uit te spelen. Ze bleef vlak achter zijn rechterschouder staan wachten tot hij een aanzienlijke pot had binnengehaald, leunde toen naar hem over en fluisterde in zijn oor.
Meteen keek de commissaris op en verscheen er een brede grijns op zijn gezicht. ‘Wel verdomme!’ riep hij uit. Hij schoof zijn stoel achteruit en ging staan. ‘Ik mag worst heten met een touwtje erom als dat Freddy Fucking Willard niet is!’ Hij liep naar hen toe en omarmde Willard. Burrows was een massieve man met een hoofd als een bowlingbal, die eruitzag als een uitpuilende saucijs. Zijn met sproeten bezaaide wangen vormden een scherp contrast met de manipulerende ogen en de nadenkende mond van een doorgewinterde politieman.
Willard stelde Marks voor en de commissaris schudde hem de hand met die sinistere warmte die kenmerkend is voor mensen met een publieke functie, die aan- en uitgaat met de snelheid van een bliksemschicht.
‘Als je bent gekomen om mee te spelen,’ zei Burrows, ‘ben je hier op het juiste moment.’
‘Eigenlijk zijn we gekomen om u iets te vragen over de rechercheurs Sampson en Montgomery,’ zei Marks impulsief.
Het gezicht van de commissaris betrok. ‘Wie zijn Sampson en Montgomery?’
‘Met alle respect, meneer, u weet wie ze zijn.’
‘Zeg jongen, ben jij soms helderziend?’ Burrows keerde zich naar Willard. ‘Freddy, wie is dit verdomme, dat hij me denkt te kunnen vertellen wat ik al dan niet weet?’
‘Let maar niet op hem, Lester.’ Willard ging tussen Marks en de commissaris in staan. ‘Peter is een beetje geprikkeld sinds hij zijn pillen niet meer slikt.’
‘Nou, geef die vent dan een handje pillen,’ zei Burrows. ‘Hij moet leren zijn bek te houden.’
‘Dat zal ik beslist doen,’ zei Willard, terwijl hij Marks beetpakte om hem uit de vuurlinie te houden. ‘Heb je in de tussentijd misschien nog een plekje aan tafel?’
Noah Perlis zat in de naar limoen geurende schaduw van de rijk begroeide daktuin op 779 El Gamhuria Avenue, van waaraf hij heel Khartoum kon overzien: de rokerige en slome stad strekte zich rechts van hem uit, terwijl aan zijn linkerkant de stromen van de Blauwe en de Witte Nijl de stad in drieën deelden. In het centrum van Khartoum stond de foeilelijke, door Chinezen gebouwde Vriendschapshal en het merkwaardige, futuristische El-Fatah-gebouw, dat leek op de neuskegel van een immense raket, wat een ongemakkelijke combinatie vormde met de traditionele moskeeën en de oude piramides van de stad. Maar de slecht passende tweeslachtigheid was een teken van de tijd: de bekrompen moslimreligie zocht zijn weg in de vreemde moderne wereld.
Perlis had zijn laptop opengeklapt, de laatste versie van het Bardem-programma doorliep de laatste van de scenario’s: de verrassingsaanval van Arkadin en zijn eenheid van tweeëntwintig man in dat deel van Iran waar, net als in Palestina, de melk en honing vloeiden, in de vorm van olie.
Hij deed nooit één ding als hij er tegelijk ook twee, of liefst drie kon doen. Perlis was een man wiens gedachten zo snel en onrustig waren dat hij een soort intern web van doelen, vraagstukken en verbanden nodig had om ervoor te zorgen dat zijn geest niet implodeerde tot een chaos. Dus terwijl hij de waarschijnlijkheden van Pinpricks eindfase bestudeerde die door het programma werd uitgespuwd, dacht hij na over de duivelse overeenkomst die hij had moeten sluiten met Dimitri Maslov, en daardoor met Leonid Arkadin. Eerst en vooral ergerde het hem dat hij een partnerschap had moeten sluiten met Russen, wier corruptie en losse levensstijl hij zowel verafschuwde als jaloers bekeek. Hoe kon zo’n stelletje verachtelijke varkens zo baden in geld? Hoewel het leven natuurlijk nooit rechtvaardig was, bedacht hij, kon het soms zelfs echt kwaadwillend zijn. Maar wat kon hij eraan doen? Hij had veel andere mogelijkheden geprobeerd, maar uiteindelijk was Maslov de enige manier gebleken om bij Nikolai Yevsen te komen, die op dezelfde manier over Amerikanen dacht als hij, Perlis, over Russen. Daardoor was hij gedwongen geweest een deal te sluiten met te veel partners – te veel partners bij wie oplichting en bedriegerij al vrijwel vanaf hun geboorte in hun aard ingebakken zaten. Er moesten maatregelen worden getroffen tegen de dreiging van zulk verraad, en dat betekende dat de planning en de manuren verdrievoudigd werden. Natuurlijk betekende dat ook dat hij de vergoeding die hij in rekening bracht bij Bud Halliday kon verdrievoudigen – niet dat de prijs de minister iets deed, want de Amerikaanse Munt drukte dollars alsof het confetti was. Bij de laatste bestuursvergadering van Black River had de Stuurcommissie zich zelfs zo bezorgd getoond over de dreiging van hyperinflatie, dat ze er unaniem vóór gestemd hadden om hun dollars de komende zes maanden om te zetten in onbewerkt goud, en dat ze hun klanten lieten weten dat het bedrijf vanaf 1 september nog slechts uitbetaald wilde worden in goud of diamanten. Wat hem dwarszat over die vergadering was dat Oliver Liss, een van de oprichters en zijn directe leidinggevende, er niet bij aanwezig was.
Tegelijkertijd dacht hij aan Moira. Zij was net zo irritant geworden als een vuiltje in zijn oog. Zij had een vast plekje in zijn gedachten sinds ze plotseling bij Black River was weggegaan en een tijdje later haar eigen bedrijf was begonnen als directe concurrent van hem. Want vergis je niet, Perlis had haar desertie en daarop volgende verraad heel persoonlijk genomen. Het was niet voor het eerst geweest, maar hij had zichzelf gezworen dat het voor het laatst was. De eerste keer... nou ja, er waren goede redenen om niet aan die eerste keer te denken. Dat had hij jaren niet gedaan en hij wilde er nu niet mee beginnen.
Bovendien, hoe kon hij anders denken over acties die hem direct zijn beste personeel kostten? Als een afgewezen geliefde zon hij op wraak, zijn lang weggedrukte sympathie voor haar veranderde in regelrechte haat – hij haatte niet alleen haar, maar ook zichzelf. Toen ze nog onder hem viel, had hij zijn kaarten niet goed gespeeld – hij moest verbitterd toegeven dat hij het zelfs helemaal verkeerd had gespeeld. En nu was ze weg, buiten zijn invloedssfeer, en ze stond nu recht tegenover hem. Hij putte er wel enige troost uit dat haar minnaar, Jason Bourne, dood was. Hij wenste haar nu alle kwaads toe, hij wilde haar niet alleen verslagen zien, maar zelfs ongenadig vernederd; niets minder dan dat zou zijn honger naar wraak kunnen stillen.
Toen de satelliettelefoon ging, nam hij aan dat het Bud Halliday was, om hem het teken te geven voor de laatste fase van Pinprick. Maar in plaats daarvan ontdekte hij dat hij Humphry Bamber aan de lijn had.
‘Bamber,’ riep hij. ‘Waar ben je, verdomme?’
‘Weer in mijn kantoor, goddank.’ Bambers stem klonk dun en metaalachtig. ‘Ik ben er eindelijk in geslaagd te ontsnappen, want die vrouw, Moira Nog-iets, was te zwaar gewond door die explosie om me al te lang te kunnen vasthouden.’
‘Ik heb gehoord over de explosie,’ zei Noah naar waarheid, hoewel hij er vanzelfsprekend niet aan toevoegde dat hij daar opdracht voor had gegeven, om Veronica Hart en Moira ervan te weerhouden dat ze via Bamber iets over Bardem zouden horen. ‘Gaat het goed met je?’
‘Niets dat niet door een paar dagen rust overgaat,’ zei Bamber. ‘Maar luister, Noah, er zit een foutje in de versie van Bardem waar jij mee werkt.’
Noah staarde naar de rivieren, het begin en het eind van het leven in noord-Afrika. ‘Wat voor foutje? Als het programma nog een veiligheidsaanpassing nodig heeft, kun je dat vergeten, want ik ben er bijna klaar mee.’
‘Nee, zoiets is het niet. Het is een berekeningsfout, het programma produceert niet de correcte gegevens.’
Nu was Noah gealarmeerd. ‘Hoe heeft dat verdomme kunnen gebeuren, Bamber? Ik heb je bakken met geld betaald voor die software en nu vertel je me dat...’
‘Kalm even, Noah, ik heb die interne fout al opgelost en gecorrigeerd. Het enige wat ik nu nog hoef te doen, is het programma naar jou uploaden, maar daar moet je al je programma’s voor uitschakelen.’
‘Weet ik, weet ik. Jezus, alsof ik het protocol nou nog niet weet, na al die verschillende versies van Bardem waar we mee gewerkt hebben.’
‘Noah, je hebt geen idee hoe complex dit programma is – ik bedoel, kom op, letterlijk miljoenen factoren moesten in de architectuur van de software meegewogen worden, en in opdracht van jou ook nog eens met de snelheid van het licht.’
‘Opzouten, Bamber. Het laatste wat ik nu nodig heb is een preek van jou. Zorg verdomme nou maar dat het gebeurt.’ Perlis’ vingers raasden over het toetsenbord van zijn laptop en sloten alle programma’s af. ‘Weet je zeker dat alle gegevens die ik in het programma heb ingevoerd er nog steeds in zitten als ik de nieuwe versie opstart?’
‘Absoluut, Noah. Daarom heeft Bardem zo’n monsterlijk grote opslag.’
‘Er kan maar beter niks ontbreken,’ zei Noah, terwijl hij daar in stilte aan toevoegde: Niet op dit late moment. We zijn nu bijna bij de finish.
‘Laat me maar weten als je er klaar voor bent,’ antwoordde Bamber.
Alle programma’s waren afgesloten, maar het duurde een paar minuten voordat hij door het ene na het andere opzettelijk ingevoerde protocol heen was voordat hij Black Rivers eigen veiligheidssoftware had uitgeschakeld. Terwijl dat gebeurde, zette hij de lijn met Bamber in de wacht en draaide hij een nummer op een tweede satelliettelefoon.
‘Er moet iemand in slaap gebracht worden,’ zei hij. ‘Ja, nu meteen. Blijf even hangen, dan stuur ik zo de gegevens door.’
Hij schakelde de lijn met Bamber weer in. ‘Helemaal klaar,’ zei hij.
‘Daar gaan we!’