56
‘BEN JE ZOVER?’ VROEG ELLA, ZOEKEND IN HAAR MAP MET PAPIE-ren. ‘Misschien moet je even gaan zitten.’
‘Ik ben een oude man,’ zei Lewis. ‘Ik ga er altijd graag even bij zitten.’ Hij nam plaats op de stoel achter zijn bureau op de redactie van de Golden Acres Gazette en keek Ella vol verwachting aan. Ella schraapte haar keel en keek even opzij naar Maggie. Maggie lachte haar bemoedigend toe en Ella begon het gedicht dat Maggie en zij samen geschreven hadden voor te dragen. Het heette ‘De seniorenschreeuw’.
‘Ik zag de beste geesten van mijn generatie
kapotgaan aan bejaarde momenten,
dyspepsie, vergeetachtigheid, een en al polyester
zichzelf naar de invalidenparkeerplaats slepend
om vier uur, klaar voor het 65+-menu.’
‘O jee,’ zei Lewis, zijn lachen inhoudend. ‘Je kan wel merken dat jullie Alan Ginsburg hebben ontdekt.’
‘Dat is ook zo,’ zei Maggie trots. ‘Ik wil natuurlijk wel genoemd worden.’
‘Als coauteur,’ zei Ella.
‘Ja, ja, wat je wilt,’ antwoordde Maggie.
‘Hoe staat het met de geheime missie?’ vroeg Lewis.
Maggie keek bedrukt. ‘Het is moeilijker dan ik dacht,’ zei ze. ‘Maar ik denk dat het wel gaat lukken. Jullie helpen me wel, hè?’
‘Natuurlijk,’ zei Lewis. Maggie knikte, sprong van de rand van het bureau en pakte haar tasje van de grond.
‘Ik moet ervandoor,’ zei ze. ‘Mevrouw Gantz wacht op haar badpakken. Ik zie jullie om vier uur in het appartement.’
Ella keek haar glimlachend na.
‘Zeg eens, liefje,’ zei Lewis. ‘Hoe gaat het oma-zijn?’
‘Prima,’ zei Ella. ‘Nou, in ieder geval beter. Met Maggie gaat het uitstekend. De zaak begint echt te lopen. Ze heeft er haar handen vol aan.’
‘En Rose?’ vroeg Lewis.
‘Ik geloof dat ze een beetje gek wordt van haar huwelijk. En van Maggie. Ze geven zoveel om elkaar. Daar ben ik inmiddels wel van overtuigd.’ Ella herinnerde zich dat Rose in de maanden voor haar komst met enige regelmaat opdook in Maggies verhalen. Het was Ella opgevallen dat ze daarbij nooit haar naam noemde. Ze had het altijd over ‘mijn zus’. ‘Mijn zus en ik gingen vroeger altijd met mijn vader naar footballwedstrijden kijken.’ Of: ‘Mijn zus en ik sliepen samen op een kamer, omdat Sydelle de Verschrikkelijke mij uit de mijne had verjaagd, zodat er een logeerkamer zou zijn voor Mijn Marcia.’ Ella was dankbaar voor ieder woord, voor iedere flard informatie, iedere glimp die ze kon opvangen van deze twee kleine meisjes, vooral in de eerste weken dat Maggie in Florida was, omdat ze toen nauwelijks iets gezegd had. Ze kon ze soms bijna voor zich zien, in de kamer met de twee bedjes, Rose op haar buik op de grond liggend, met haar neus in een boek – uit de Nancy Drew-reeks, besloot Ella. Ja, dat paste wel bij haar. En Maggie was een klein meisje met een – wat? Een rode overall, dacht Ella. Maggie sprong op en neer door de kamer, op en neer, tot haar rode benen en bruine haar niet meer van elkaar te onderscheiden waren en ze riep: ‘The quick! Brown! Fox! Jumped over! The lazy dog!’
‘Ik wou,’ zei Ella, en sloot toen haar mond. Wat wilde ze eigenlijk? Wat wilde ze het allerliefst? ‘Ik wou dat ik die twee met elkaar kon verzoenen. Ik zou Maggie zo graag het leven geven dat ze zo graag wil leiden, en Rose helpen bij de omgang met haar stiefmoeder, en gewoon...’ Ze hief haar linkerhand op en maakte een gebaar alsof ze met een toverstafje zwaaide. ‘Alles rechtzetten. Alles voor ze rechtzetten.’
‘Dat is anders niet wat opa’s en oma’s meestal doen,’ zei Lewis.
‘Nee?’ vroeg Ella somber.
Lewis schudde zijn hoofd.
‘Wat doen ze dan wel?’ vroeg Ella droevig, een en al spijt over al die jaren waarin ze het antwoord gaandeweg had kunnen leren.
Lewis staarde in gedachten naar het plafond. ‘Ik denk dat je je kleinkinderen onvoorwaardelijke liefde geeft, en steun, en zo nu en dan een financiële injectie. Je biedt ze een plek om heen te gaan als ze daar behoefte aan hebben en je probeert ze niet te vertellen wat ze wel en niet moeten doen, want dat doen hun ouders al veel te vaak. En je geeft ze de ruimte om hun problemen zelf op te lossen.’
Ella sloot haar ogen. ‘Ik vraag me af of Rose een hekel aan me heeft,’ zei ze, zo zachtjes dat Lewis haar bijna niet kon verstaan. Ze had het niet tegen hem gezegd, of tegen Maggie, of tegen wie dan ook, maar toen ze Rose voor het eerst had ontmoet, was ze zowel opgetogen als doodsbang geweest. Diep in haar hart wilde ze nog steeds dat Rose haar al die vragen zou stellen waarop ze het antwoord niet zou weten.
‘Hoe kan iemand nu een hekel aan je hebben?’ vroeg Lewis vriendelijk. ‘Je moet niet zo piekeren. Het zijn pientere meiden. Ze zullen het jou niet kwalijk nemen dat je er al die tijd niet voor ze was, omdat het jouw schuld niet was, en ze kunnen niet van jou verwachten dat je alles voor ze rechtzet. Dat kan niemand van je verwachten.’
‘Is het dan stom dat ik dat blijf proberen?’ vroeg Ella.
Lewis lachte naar haar en pakte haar hand. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik vind juist dat het je nog liever maakt dan je al was.’