15
‘ER IS IEMAND VOOR JE,’ ZEI DE SECRETARESSE VAN ROSE. ROSE KEEK op van haar computer en zag haar zusje, schitterend in een zwartleren broek, een klein spijkerjasje en de rode cowboylaarzen van Rose, haar kantoor binnen lopen.
‘Goed nieuws!’ zei Maggie stralend.
Laat het alsjeblieft een baan zijn, bad Rose. ‘Wat is er?’
‘Ik heb een sollicitatiegesprek gehad! Bij een geweldige, nieuwe kroeg!’
‘Geweldig!’ zei Rose en probeerde net zo enthousiast te zijn als Maggie. ‘Dat is goed nieuws! Wanneer weet je of je het geworden bent?’
‘Dat weet ik niet zeker,’ zei Maggie, die boeken en mappen uit Rose’ koffertje haalde en weer teruglegde. ‘Misschien na de feestdagen.’
‘Maar is het nu juist op die dagen niet het drukste?’
‘Jezus Rose, dat weet ik niet!’ Maggie pakte de plastic pop van het bureau op, Xena, Warrior Princess – een verjaardagscadeautje van Amy – en zette die op zijn kop. ‘Kun je misschien proberen een beetje blijer voor me te zijn?’
‘Tuurlijk,’ zei Rose. ‘En heb jij al geprobeerd mijn kleding terug te hangen?’ De afgelopen nachten was de stapel van haar bed naar de vloer verhuisd, maar nog niet in de kast beland.
‘Ik heb een begin gemaakt,’ zei Maggie en liet zich in de stoel tegenover Rose’ bureau vallen. ‘Dat komt allemaal in orde! Het is niet zo’n probleem.’
‘Nee, voor jou natuurlijk niet,’ zei Rose.
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
Rose stond op. ‘Ik bedoel dat je bij me woont zonder huur te betalen, je nog geen baan hebt…’
‘Ik zeg je net, ik heb een gesprek gehad!’
‘Ik heb niet het idee dat je genoeg je best doet.’
‘Dat doe ik wel!’ schreeuwde Maggie. ‘Wat weet jij daar nou van?’
‘Ssst!’
Maggie gooide de deur dicht en keek haar zus dreigend aan.
‘Zo moeilijk kan het niet zijn om een baan te vinden!’ zei Rose. ‘Ik zie overal vacaturebordjes voor de ramen! Elke winkel, elk restaurant…’
‘Ik wil niet meer in een winkel werken. Ik wil niet meer in de bediening.’
‘Wat wil je eigenlijk wel?’ vroeg Rose. ‘Een beetje lanterfanten als een prinsesje, wachtend op een telefoontje van MTV?’
Maggie kreeg een rood gezicht alsof ze was geslagen. ‘Waarom ben je zo gemeen?’
Rose beet op haar lip. Dit hadden ze al vaker meegemaakt, of eigenlijk, Maggie had dit al vaker gedaan… met haar vader, met goedbedoelende vriendjes, een bezorgde docent of baas. Verschillende mensen, dezelfde stappen. Maggie kon precies inschatten wanneer Rose haar excuses zou aanbieden. En een tel voordat Rose haar mond opende, het moment waarop ze de lucht inademde en de woorden ‘het spijt me’ met haar lippen vormde, begon Maggie weer te praten.
‘Ik doe erg mijn best,’ zei ze en sloeg haar handen voor haar ogen. ‘Ik doe mijn uiterste best. Het is niet gemakkelijk voor mij, Rose, weet je dat? Het is niet voor iedereen zo gemakkelijk als voor jou.’
‘Dat weet ik,’ zei Rose zachtjes. ‘Ik weet dat je je best doet.’
‘Ik probeer het. Elke dag opnieuw,’ zei Maggie. ‘Ik ben geen klaploper. Ik zit niet de hele dag een beetje medelijden met mezelf te hebben. Ik ga op zoek naar een baan… elke… dag. En ik weet dat ik nooit advocaat word, zoals jij…’
Rose maakte een protesterend geluid. Maggie riep iets luider. ‘… maar dat betekent niet dat ik maar een beetje zit te niksen. Ik doe mijn best, Rose, ik doe vreselijk mijn b-b-b-best…’
Rose liep naar haar toe om haar te knuffelen. Maggie verstijfde.
‘Goed,’ zei Rose. ‘Goed, maak je niet druk. Je vindt heus wel een baan…’
‘Dat is altijd nog gelukt,’ zei Maggie en veranderde op slag van een huilerige Renée Zellweger in een vastberaden Sally Field. Ze droogde haar tranen, snoot haar neus, rechtte haar rug en keek haar zus aan.
‘Het spijt me,’ zei Rose. ‘Het spijt me werkelijk heel erg.’ Ze vroeg zich vertwijfeld af waarvoor ze nu precies haar excuses aanbod. Het was nu meer dan een maand geleden. Er was nog nergens uit gebleken dat Maggie van plan was weg te gaan. Haar kleding en toiletspullen, cd-hoesjes en aanstekers lagen overal in Rose’ appartement, dat met de dag kleiner leek te worden, en gisterenavond had Rose haar vinger gebrand aan een goedje in een pan dat op hete karamel leek, maar Maggies wenkbrauwenwas bleek te zijn. ‘Luister,’ zei ze hulpeloos, ‘heb je al gegeten? We kunnen uit eten gaan, misschien naar de film of zo…’
Maggie wreef in haar ogen en tuurde naar haar zus. ‘Weet je wat we zouden moeten doen? Laten we uitgaan. Echt uitgaan. Naar een disco of zo.’
‘Ik weet het niet,’ zei Rose. ‘Je moet altijd zo lang in de rij staan voor je daar binnen bent. En dan is het er zo rokerig en lawaaiig…’
‘Kom op nou. Voor één keertje. Ik zal je helpen met je kleding…’
‘Goed dan,’ zei Rose onwillig. ‘Ik geloof dat er in een van die gelegenheden in Delaware Avenue een feestje van het bedrijf wordt gehouden.’
‘Wat voor feestje?’ vroeg Maggie.
Rose doorzocht haar post en vond de uitnodiging. ‘Een cocktailparty voor de feestdagen,’ las ze voor. ‘Hapjes, drankjes, gratis spelletjes. Misschien kunnen we daar naartoe gaan.’
‘Om te beginnen,’ zei Maggie. Ze deed de deur open en stapte het kantoor uit. ‘Laten we gaan!’
In het appartement van Rose viste Maggie een zwart topje en een zwarte rok uit de stapel naast het bed. ‘Ga douchen,’ zei ze, ‘en denk aan de vochtinbrengende crème!’
Toen Rose de badkamer uitkwam, had Maggie haar gigantische make-updoos geopend en een rij producten klaargezet. Twee soorten foundation, drie verschillende camouflagestiften, een vijftal oogschaduw- en rougedoosjes, borsteltjes voor de ogen, de wangen, de lippen… Rose ging op het toilet zitten en voelde zich duizelig.
‘Waar komt dit allemaal vandaan?’ vroeg ze.
‘Overal en nergens,’ zei Maggie en sleep een grijs oogpotlood.
Rose keek weer naar de doos. ‘En hoeveel heeft dat niet allemaal gekost?’
‘Geen idee,’ zei Maggie die het gezicht van haar zus met vlugge, zelfverzekerde streken insmeerde met een lotion. ‘Maar hoeveel het ook was, het was het helemaal waard. Wacht nou maar eventjes!’
Rose zat stil als een fotomodel. Maggie had alleen al voor haar oogleden vijftien minuten nodig. Ze werd onrustig toen Maggie foundation op de rug van haar hand mengde, die opbracht, een paar passen achteruit deed om het resultaat te bekijken, poeder aanbracht en rouge. Rose was verveeld geraakt tegen de tijd dat Maggie de wimperkruller te voorschijn haalde en het lippenpenseel pakte, maar ze moest toegeven, het effect was… gewoonweg overweldigend.
‘Ben ik dat?’ vroeg ze toen ze zichzelf in de spiegel bekeek, de nieuwe schaduwen onder haar jukbeenderen bewonderde en haar ogen zag glinsteren onder de gouden en crèmekleurige oogschaduw die Maggie had aangebracht.
‘Is het niet geweldig? Ik wil je elke dag wel opmaken,’ zei Maggie. ‘Je moet dan echter wel eerst een serieuze huidverzorgingskuur gaan volgen. Je móet echt scrubben,’ zei ze op dezelfde toon als een ander zou zeggen: ‘Je móet het brandende gebouw verlaten.’ Ze hield een zwarte rok en top in de ene hand, een paar schoenen in de andere. ‘Hier, pas dit eens aan.’
Rose wurmde zich in de rok en het zwarte topje met de laag uitgesneden hals. De kleding was strakker dan wat ze doorgaans droeg…
‘Ik weet het niet,’ zei ze terwijl ze zichzelf dwong in de spiegel te kijken, zonder steeds naar haar gezicht te staren. ‘Vind je niet dat ik er een beetje…’ Het woord ‘ordinair’ lag op haar lippen. Haar benen leken langer dan normaal en slank in de zwarte kousen en ze had een behoorlijke decolleté. Maggie was tevreden.
‘Je ziet er geweldig uit!’ zei ze en sprenkelde wat uit haar geliefde fles Coco op Rose. Twintig minuten later was Rose’ haar opgestoken, zaten haar voeten in een paar zwarte, suède schoenen met hak en waren ze de deur uit.
‘Dit feestje is waardeloos,’ zei Maggie die van haar dirty martini slurpte.
Rose trok aan haar laag uitgesneden hals en tuurde naar de mensen. Ze kon niet veel zien zonder haar bril, maar Maggie wilde natuurlijk niet dat ze die op had. ‘Jongens flirten niet met brildragende meisjes!’ had ze zangerig gezegd, waarna ze bleef doordrammen over de juiste laserbehandelingen, die nieuwslezers en fotomodellen ook hadden gehad.
Ze waren in Dave & Buster, een veredelde instuif voor volwassenen, gelegen aan de alles behalve pittoreske oever van de Delaware River, waar het advocatenkantoor de halfjaarlijkse feestavond voor jonge medewerkers hield. Op het naamplaatje van Rose, dat naast haar prachtige decolleté hing, stond IK BEN ROSE FELLER en daarachter tussen haakjes PROCESRECHT. Maggie had in eerste instantie opgeschreven IK BEN AAN HET DRINKEN, maar Rose wilde niet dat ze die opspeldde. Nu stond er IK BEN MONIQUE, wat Rose deed wanhopen, maar ze vond het de moeite van een ruzie niet waard.
Het was er vergeven van de jonge advocaten, die aan het netwerken waren en biertjes dronken van ambachtelijke brouwerijen en toekeken hoe Don Dommel en zijn dreadlocksprotégé hun trucs lieten zien op de Virtuele Groene Helling. Tegen een muur van de zaal was een buffet klaargezet, ze meende groenten en dipsausjes te zien en een roestvrijstalen pan met gebakken dingetjes, maar Maggie had haar daar weggetrokken. ‘Meng je tussen de anderen!’ had ze gezegd.
En nu porde Maggie haar in de zij en wees naar een vlek in de vorm van een man bij het tafelvoetbalspel. ‘Wie is dat?’ wilde ze weten.
Rose tuurde naar de man. Ze kon alleen maar zien dat hij blond was en brede schouders had. ‘Weet het niet,’ zei ze.
Maggie gooide haar haar naar achteren. Maggie zag er vanzelfsprekend ongelooflijk uit. Maggie droeg de zwarte leren broek die volgens Rose minstens tweehonderd dollar had gekost, want zij had de bon op het aanrecht gevonden, en een klein, zilverkleurig haltertopje met blote rug. Ze had haar haar recht omlaag geföhnd – waar ze bijna een uur mee bezig was geweest – en droeg aan haar slanke polsen rijen zilveren armbandjes. Maggie droeg lichtroze lippenstift, dikke lagen mascara en langs haar ogen een zilverkleurig lijntje. Ze zag eruit als een bezoeker uit de toekomst, of anders uit een televisieshow.
‘Nou,’ kondigde ze aan, ‘ik ga met hem praten.’ Ze ging met haar vingers door haar kastanjebruine haar, dat in een perfect gladde, rechte lijn hing, trok een gezicht naar Rose, vroeg of ze lippenstift op haar tanden had en mengde zich onder de mensen. Rose trok weer aan haar shirt. Haar voeten deden pijn, maar Maggie had geen tegenspraak geduld over de schoenen.
‘Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden,’ had ze gezegd, terwijl ze twee passen achteruit deed om haar zus te bekijken voordat ze zich hardop afvroeg of Rose geen panty met corrigerend broekje had die haar wat meer steun zou geven.
Rose tuurde naar de andere kant van de zaal, waar haar zus de niets vermoedende jurist zou inpakken door met haar armbanden te rinkelen en haar haar naar achteren te gooien. Toen bewoog ze voorzichtig richting het buffet, keek een keer schuldig achterom en schepte een bordje vol met saus, crackers, worteltjes, kaas en een lepel gebakken wat-dan-ook. Ze vond een tafeltje in een hoekje, schopte haar schoenen uit en begon te eten.
Een andere vlek in de vorm van een man – deze keer kort en bleek, met wilde rode krullen – kwam op haar af. ‘Rose Feller?’ vroeg hij.
Rose slikte en knikte, terwijl ze probeerde zijn naamkaartje te lezen.
‘Simon Stein,’ zei de man. ‘We zaten naast elkaar bij het peppraatje.’
‘Aha,’ zei Rose en probeerde zo te knikken dat hij zou denken dat ze hem herkende.
‘Ik heb je koffie gegeven,’ zei hij.
‘O ja, natuurlijk!’ zei Rose, die het zich weer herinnerde. ‘Je hebt mijn leven gered! Dank je!’
Simon knikte bescheiden. ‘Dus wij worden elkaars reisgenootjes,’ zei hij.
Rose staarde hem aan. Het enige reisje dat ze zou maken was voor een wervingsdag bij de Universiteit van Chicago Law School op maandag. Zij alleen, met Jim.
‘Ik val in voor Jim Danvers,’ zei Simon. Rose voelde haar hart ineenkrimpen.
‘O,’ zei ze.
‘Hij had het druk en vroeg me of ik niet wilde gaan.’
‘O,’ zei Rose opnieuw.
‘Zeg, woon jij in Center City? Dan kun je met mij meerijden naar de luchthaven.’
‘O,’ zei Rose voor de derde keer, maar voegde er een woord aan toe ter variatie: ‘Prima.’
Simon leunde naar haar toe. ‘Zeg,’ zei hij, ‘je speelt niet toevallig softbal?’
Rose schudde haar hoofd. Die ene keer dat ze met het spel had kennisgemaakt, was tijdens de gymles op school, toen ze door een bal werd geraakt op haar borst. En dat was helemaal niet ‘soft’.
‘We hebben namelijk een team. “Verzoek Afgewezen”,’ zei Simon, alsof hij niet gezien had dat zij met haar hoofd had geschud. ‘Een gemengd team. Alleen hebben we te weinig vrouwen. We moeten verstek laten gaan als we er niet een paar weten te vinden.’
‘Sorry,’ zei Rose.
‘Het is een eenvoudig spel,’ zei Simon. Rose bedacht dat hij waarschijnlijk een strafpleiter was. De mannelijke strafpleiters beten zich doorgaans als een terriër in hun zaak vast. ‘Lekker bewegen, frisse lucht…’
‘Zie ik eruit alsof ik beweging en frisse lucht nodig heb?’ vroeg ze en keek toen spottend naar zichzelf. ‘Laat maar.’
Simon Stein ging door met zijn pleidooi. ‘Het is gezellig. Je ontmoet veel mensen.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee echt, je wilt mij niet in je team. Ik ben hopeloos.’
Een vrouw kwam bij hen staan en haakte haar arm in die van Simon. ‘Schat, kom je een potje poolbiljart met me spelen?’ koerde ze. Rose rilde even. Dit was het meisje dat ze Vijfennegentig noemde, omdat 1995 het jaar was dat ze aan Harvard afstudeerde, iets wat ze elke keer als ze met Rose praatte, vermeldde.
‘Rose, dit is Felice Russo,’ zei Simon.
‘We kennen elkaar,’ zei Rose. Felice streek met een hand over Simons haar, dat daar volgens Rose echt niet netter van ging zitten. Op dat moment kwam Maggie terug, met rode wangen en een sigaret in haar hand.
‘Waardeloos feestje,’ kondigde ze aan, en keek rond. ‘Stel me eens voor.’
‘Maggie, dit zijn Simon en Felice,’ zei Rose. ‘We zijn collega’s.’
‘O,’ zei Maggie en inhaleerde diep van haar sigaret. ‘Geweldig.’
‘Wat een prachtige armband,’ zei Felice wijzend naar Maggies pols. ‘Is het inheems?’
Maggie staarde haar aan. ‘Hè? Ik heb het in South Street gekocht.’
‘O,’ zei Felice. ‘Ik moest denken aan dat boetiekje in Boston waar ze ook van dit soort sieraden hadden. Toen ik er op de universiteit zat, heb ik daar wel eens wat gekocht.’
Daar gaan we weer, dacht Rose.
‘Ik ben één keer in Boston geweest,’ zei Maggie. ‘Een vriendin van me zat op Northeastern University.’
Drie… twee… een…
‘O echt?’ zei Felice. ‘In welk jaar? Ik zat op Harvard…’
Rose grijnsde. En verbeeldde ze het zich nou, of moest Simon Stein ook lachen?
‘Kom we gaan zitten,’ zei hij, en ze verhuisden naar een cocktailtafeltje met dunne pootjes. Felice kakelde nog steeds over Cambridge in de winter. Maggie nam grote slokken martini. Rose dacht verlangend aan het buffet.
‘Dus je denkt er nog even over?’ vroeg Simon, ‘over het softballen?’
‘O eh… vooruit,’ zei ze.
‘Het is echt gezellig,’ zei hij.
‘Vind je ook niet?’ zei Felice. ‘Op de universiteit speelde ik squash. Dat hebben niet veel scholen natuurlijk…’
En nu wist ze het zeker. Simon Stein rolde wel degelijk met zijn ogen.
‘We gaan ook naar happy hour,’ zei hij.
‘O ja?’ vroeg Rose beleefd. ‘Waar?’
Terwijl Simon een hele trits kroegen opnoemde waar Verzoek Afgewezen was geweest, waren Maggie en Felice over televisie aan het praten.
‘O, de Simpsons. Ik vind de Simpsons geweldig! Weet je nog,’ vroeg Felice, terwijl ze voorover leunde alsof ze een belangrijk geheim wilde vertellen, ‘van die aflevering over de moeder van Homer, dat ze een vals rijbewijs had?’
‘Nee,’ zei Simon.
‘Nee,’ zei Rose.
‘Ik houd niet van tekenfilms,’ zei Maggie.
Felice sloeg er geen acht op.
‘Het adres op het rijbewijs was Bow Street 44, waar in het echt het humoristische magazine Harvard Lampoon gevestigd is!’
Maggie staarde Felice een poosje aan en boog zich toen naar haar zus. ‘Weet je,’ fluisterde ze niet bepaald zachtjes, ‘ik denk dat Felice op Harvard heeft gezeten.’
Simon begon te hoesten en nam een grote slok van zijn biertje. ‘Een momentje,’ mompelde Rose en pakte haar zus bij de pols en sleepte haar naar de deur.
‘Niet aardig,’ zei Rose.
‘Hou op, zeg!’ zei Maggie. ‘Dat is toch precies wat ze wil horen? En waar slaat dat op ‘ik zat op de universiteit van Boston’? Iedereen weet dat dat Harvard is, toch? Waarom zegt ze dat dan niet gewoon?’
‘Omdat ze een snob is, maar dat niet wil laten merken,’ zei Rose.
‘O, geweldig van haar,’ zei Maggie. ‘Je vindt haar vast het einde.’
‘Niet echt,’ zei Rose. ‘Ze is akelig.’
‘Akelig!’ schaterde Maggie. Ze trok haar zus naar de uitgang. ‘Kom op, laten we weggaan van deze akeligheid.’
‘Naar huis?’ vroeg Rose hoopvol.
Maggie schudde haar hoofd. ‘Naar iets veel leukers.’
Later – veel, veel later – zaten de zusjes tegenover elkaar in het International House of Pancakes.
Ze waren naar een club geweest. En toen naar een disco die nog later open was. En toen naar een afterparty. En toen, of ze moest zich vreselijk vergissen of last hebben van door wodka opgeroepen hallucinaties, was er karaoke. Ze schudde haar hoofd om helder te worden, maar ze herinnerde het zich goed: ze stond op het podium, haar schoenen al lang uitgeschopt, vals te jammeren op ‘Midnight train to Georgia’ van Gladys Knight and the Pips, terwijl Maggie achter haar stond te dansen, haar eigen persoonlijke Pip.
‘He’s leaving…’ zong Rose improviserend.
‘All aboard! All aboard! All aboard!’ zong Maggie op de achtergrond.
O god, dacht Rose en zakte onderuit in haar stoel. Geen wodka meer, zei ze streng tegen zichzelf. Ze beet op haar lip toen ze dacht aan de reden dat ze zo dronken was geworden. Jim, die hun reisje naar Chicago afzegde, haar achterlatend met Simon Stein. ‘Ik denk dat jij meer om hem geeft dan andersom,’ had Amy gezegd en het leek er nu verdomd veel op dat ze gelijk had. Wat had ze verkeerd gedaan? Hoe kon ze hem terugwinnen?
‘Weten de dames het al?’ vroeg een verveeld uitziende serveerster met haar pen in de aanslag.
Rose liet haar vinger over de kaart glijden alsof het braille was. ‘Pannenkoekjes graag,’ zei ze uiteindelijk.
‘Welke?’ vroeg de serveerster.
‘Zij wil die van karnemelk,’ zei Maggie die de kaart uit de handen van Rose pakte. ‘Ik ook. En graag twee grote jus d’orange en een kan koffie alsjeblieft.’
De serveerster liep weg.
‘Ik wist niet dat je kon zingen!’ zei Maggie toen Rose begon te hikken.
‘Ik zing niet,’ zei Rose, ‘ik procedeer.’
Maggie leegde vier zakjes zoetjes in haar koffiekop die net door de serveerster was gebracht. ‘Was het niet lachen?’
‘Lachen,’ herhaalde Rose. Ze hikte weer. De eyeliner en mascara die Maggie die avond zo zorgvuldig had aangebracht, waren uitgelopen. Ze zag eruit als een wasbeer. ‘Wat ben je nu eigenlijk van plan?’ vroeg ze.
‘Waarmee?’ vroeg Maggie.
‘Met je leven,’ zei Rose.
Maggie fronste haar voorhoofd. ‘Nu weet ik weer waarom we nooit samen uitgaan. Je hebt een paar spritzers op en begint alweer over een tienstappenplan om mijn leven te veranderen.’
‘Ik wil alleen maar helpen,’ zei Rose. ‘Je hebt een doel nodig.’
De serveerster bracht de borden en een kan warme stroop.
‘Wacht,’ zei Rose. Ze keek de serveerster dronken aan. ‘Hebben jullie vacatures?’
‘Ik dacht het wel,’ zei de serveerster. ‘Ik zal een aanmeldingsformulier geven als ik de rekening kom brengen.’
‘Vind je niet dat je een beetje overgekwalificeerd bent?’ vroeg Maggie. ‘Ik bedoel, universiteit, meester in de rechten… wil je echt alleen maar pannenkoeken serveren?’
‘Nee joh, ik niet, maar jij,’ zei Rose.
‘O, je wilt dat ik pannenkoeken ga serveren,’ zei Maggie.
‘Ik wil dat je íets doet,’ zei Rose, grote gebaren makend. ‘Ik wil dat je meebetaalt aan de telefoonrekening. En me misschien af en toe wat geld geeft voor de boodschappen.’
‘Ik eet nooit iets!’ zei Maggie, wat niet helemaal waar was. Ze at niet veel – een muffin hier, wat melk met cornflakes daar. Maar veel kostte het niet. En het was nou ook weer niet zo dat Rose het niet kon betalen. Ze had de bankafschriften van haar zus gezien, natuurlijk in chronologische volgorde bewaard in een manillamap waarop stond ‘bankafschriften’. Toch kon ze het zich voorstellen dat Rose door de keuken liep met zo’n gele, juridische blocnote en dingen opschreef als: Eén Oriëntaalse kip van Lean Cuisine! Een half glas sinaasappelsap! Twee pakken magnetronpopcorn! Drie theelepels zout!
Maggie voelde haar gezicht warm worden. ‘Ik zal je geld geven,’ zei ze bits.
‘Je hebt helemaal geen geld,’ zei Rose.
‘Dan zorg ik dat ik wat krijg,’ zei Maggie.
‘Wanneer?’ vroeg Rose. ‘Wanneer zal deze speciale gebeurtenis plaatsvinden?’
‘Ik heb een sollicitatiegesprek.’
‘Wat mooi is, maar dat is nog geen baan.’
‘Krijg de tering. Ik ga ervandoor,’ zei Maggie en smeet haar servet op tafel.
‘Blijf zitten,’ zei Rose vermoeid. ‘Eet je ontbijt. Ik ga naar het toilet.’
Rose ging weg. Maggie ging weer zitten en prikte in haar eten. Ze at niets. Toen de serveerster met het formulier kwam, gapte Maggie een pen uit de tas van haar zus, en twintig dollar uit haar portemonnee, en vulde de naam van Rose op het formulier in, vinkte alle hokjes aan met werktijden dat ze beschikbaar was en bij ruimte voor aanvullingen voegde ze toe ‘Ik doe alles!’ Toen gaf ze het formulier terug aan de serveerster, goot bosbessensiroop over de pannenkoeken van haar zus, die dat helemaal niet lekker vond, en wandelde het restaurant uit.
Rose kwam terug en keek verbaasd naar haar geruïneerde ontbijt.
‘Je vriendin is vertrokken,’ zei de serveerster.
Rose schudde langzaam haar hoofd. ‘Ze is mijn vriendin niet, ze is mijn zus,’ zei ze. Ze betaalde de rekening, trok haar jas aan, trok een gezicht van de pijn in haar voeten vol blaren en liep strompelend de deur uit.