48
‘OKÉ,’ ZEI ROSE, TERWIJL ZE PLAATSNAM OP DE PASSAGIERSSTOEL van haar auto. ‘Oké, dus je zweert op straffe van meineed, zoals omschreven in het wetboek van Pennsylvania, dat er niemand, maar dan ook niemand anders van Lewis, Dommel en Fenick op dit huwelijk aanwezig zal zijn?’ Dit was heel belangrijk. Ze had al heel veel besproken met Simon – dode moeder, verdwenen zuster, vreselijke stiefmoeder – maar aan Jim Danvers waren ze nog niet toegekomen. En het laatste wat Rose wilde was dat dit onderwerp besproken moest worden op het huwelijk van twee studievrienden van Simon, enkele maanden voordat ze zelf zouden trouwen.
‘Voorzover ik weet niet,’ zei Simon, die zijn das rechttrok en de motor startte.
‘Voorzover jij weet niet,’ herhaalde Rose. Ze klapte het spiegeltje neer, controleerde haar make-up en veegde een streepje slecht uitgesmeerde camouflagecrème onder haar rechteroog weg. ‘Ik moet dus oppassen voor skateboards.’
‘Heb ik dat niet verteld?’ vroeg Simon. ‘Don Dommel is van zijn skateboard gevallen, heeft met zijn hoofd een railing geraakt en Het Licht gezien. Hij slikt nu medicijnen. Hij mediteert. Rond lunchtijd wordt er iedere dag yoga gegeven. Het hele kantoor ruikt naar wierook en de secretaresses moeten de telefoon opnemen met “Namasté”.’
‘Huh,’ zei Rose.
‘Rose,’ zei Simon. ‘Het is maar een huwelijk. Maak je niet zo druk.’
Rose begon in haar tas te wroeten op zoek naar een lippenstift. Ze vond dat Simon makkelijk praten had. Hij was niet degene die iets uit te leggen had. Ze begon te begrijpen waarom Maggie zich altijd zo defensief opstelde. Het was een heel veilig gevoel om met een titel door het leven te gaan, of je nu dokter, advocaat of student was, dat maakte niet uit. Het was echt moeilijk om steeds maar weer aan mensen uit te leggen wie je was. Als je niet in een hokje gestopt kon worden, kwam het er eigenlijk op neer dat je moest uitleggen wat je deed. ‘Nou, ik wil graag acteren, maar ben nu tijdelijk aan het werk als serveerster’, of: ‘Ik ben eigenlijk advocaat, maar de afgelopen tien maanden heb ik een hondenuitlaatservice gerund.’
‘Het wordt best leuk, Rose,’ zei Simon. ‘Je hoeft alleen mijn vrienden te feliciteren, champagne te drinken, met mij te dansen...’
‘Je hebt niet verteld dat er gedanst ging worden,’ zei Rose geschrokken. Voor het eerst sinds ze van kantoor was weggebleven, had ze haar voeten weer in schoenen met hoge hakken gewurmd. Houd moed, hield ze zichzelf voor. ‘Het wordt een leuke dag!’ Ze slikte. Ze wist zeker dat het een vreselijke dag ging worden. Ze kwam nooit goed uit de verf op dit soort grote bijeenkomsten en dat was een van de redenen waarom ze een beetje tegen haar eigen huwelijk opzag. Ze torste te veel herinneringen met zich mee aan bar mitswa’s en dansfeesten op country clubs waar ze zich altijd het langste, lelijkste, schuchterste meisje had gevoeld. Ze trok zich meestal terug in een hoekje, op een strategische positie ten opzichte van de leverworst en miniatuurhotdogs. Ze redeneerde daarbij als volgt: als niemand haar zou opmerken, dan zou het ook geen pijn doen dat niemand haar ten dans vroeg. Zo stond ze daar urenlang in haar eentje hapjes te eten en keek toe hoe Maggie de limbowedstrijd won.
Tel er 18 jaar bij, voeg een verloofde toe en daar ging ze weer, dacht ze, terwijl ze achter Simon aan door een met witte satijnen linten versierde deur stapte. De leverworst en de hotdogs hadden plaatsgemaakt voor rauwkost en champagne, en er zou geen limbodansend zusje zijn om haar aandacht af te leiden. Rose pakte een programma. ‘De bruid heet Penelope?’
‘Iedereen noemt haar Lopey,’ zei Simon.
‘Lopey. Hm-hm,’ zei Rose.
‘Ik zal je aan een paar mensen voorstellen,’ zei Simon. En hij stelde haar voor aan James, Aidan, Leslie en Heather. James en Aidan waren ook studievrienden van Simon. Leslie werkte op een reclamebureau, Heather was inkoopster bij Macy’s. Het waren slanke vrouwen met nauwsluitende jurken aan (die van Heather was roomwit, die van Leslie geel), met een kasjmieren omslagdoek losjes om hun schouders gedrapeerd. Rose keek de zaal rond, en voelde de wanhoop in zich opwellen toen ze ontdekte dat de aanwezige vrouwen – echt zonder uitzondering – gekleed waren in eenvoudige jurkjes met een omslagdoek en elegante open schoenen. En daar stond zij, met verkeerde kleren aan, in de verkeerde kleur, met pumps in plaats van open schoenen, met een dikke kralenketting in plaats van parels, en ze wist zeker dat haar haar zich uit alle macht probeerde los te wurmen uit de schildpadkammetjes die ze er een uur geleden had ingestoken. Shit. Maggie had wel geweten wat voor kleren ze had moeten dragen, dacht Rose mistroostig. Waar was die zus als je haar nodig had?
‘En wat doe jij?’ vroeg Heather. Of misschien was het Leslie wel. Ze waren allebei blond, alleen had de een een pagekopje en droeg de ander haar haar in een nette wrong. Ze hadden dezelfde frisse huid, die een goede afkomst en een regelmatige bloostelling aan de lucht in de paskamers van Talbots verraadt.
Rose friemelde aan haar kralenketting, en vroeg zich af of het iemand zou opvallen als ze die tijdens de plechtigheid onopvallend in haar tas zou laten glijden. ‘Ik ben advocaat.’
‘O!’ zei Leslie. Of Heather. ‘Ben je een collega van Simon?’
‘Nou... eigenlijk ben ik...’ Rose wierp Simon een wanhopige blik toe, maar hij ging helemaal op in het gesprek met zijn vrienden. Ze veegde haar klamme voorhoofd af, zich met schrik bedenkend dat ze daarmee ook haar make-up wegveegde. ‘Ik werkte bij Lewis, Dommel en Fenick, maar ik heb een tijdje vrij genomen.’
‘O,’ zei Leslie.
‘Leuk,’ zei Heather. ‘En jullie gaan trouwen, hè?’
‘Ja, inderdaad!’ zei Rose, op iets te luide toon, en pakte Simon zo bij zijn onderarm dat haar verlovingsring goed te zien zou zijn, voor het geval ze zouden denken dat ze stond te liegen.
‘Ik heb drie maanden verlof genomen om mijn huwelijk te organiseren,’ zei Heather. ‘Ik weet nog zo goed hoe het was. Al die afspraken... het menu, de bloemen...’
‘Ik ben parttime gaan werken,’ viel Leslie haar bij. ‘Ik had genoeg te doen hoor, voor de Junior League en zo, maar het grootste deel van mijn tijd ging op aan de organisatie van het huwelijk.’
‘Sorry, ik moet even weg,’ mompelde Rose, die wist dat het nog maar enkele seconden zou duren voor ze over hun jurken begonnen en ze de waarheid zou moeten vertellen, namelijk dat ze sinds die rampzalige middag met Amy niet meer naar een jurk op zoek was geweest. Geen jurk, geen baan, zouden hun ogen haar zeggen, geen lid van de Junior League. Wat bén jij voor een bruid?
Rose liep haastig terug naar de hal en ging naar buiten, het bakstenen pad op, waar een lange, in een pak geklede man op haar leek te wachten. Rose bleef staan en keek naar zijn frisse, witte overhemd, zijn rood-goud gestreepte das, hoekige kaaklijn, gebronsde huid, glinsterende ogen. Jim Danvers.
‘Hallo, Rose,’ zei hij.
Hij was niets veranderd. Maar wat had ze dan gedacht? Dat hij in die tien maanden zonder haar ineengeschrompeld zou zijn en zijn laatste adem zou hebben uitgeblazen? Dat hij kaal geworden zou zijn, dat hij op zijn leeftijd nog acne gekregen zou hebben, dat er haar uit zijn oren zou groeien?
Rose knikte naar hem en hoopte dat hij niet zou zien dat haar knieën trilden, dat haar handen en zelfs haar nek beefden. Trouwens, nu ze eens goed keek, er groeide haar uit zijn oren. Niet veel, dat niet, niet van die afgrijselijke toefjes die ze bij andere mannen wel had waargenomen, maar toch... Oorhaar. Het onweerlegbare bewijs dat hij niet perfect was. Nou ja, het feit dat hij met haar zusje naar bed was geweest kon natuurlijk ook worden opgevat als bewijs van zijn gebrek aan perfectie, maar toch vond ze dat oorhaar wel iets geruststellends hebben.
‘Hoe ben jij hier terechtgekomen?’ vroeg hij. Zijn stem klonk hoger dan ze zich herinnerde. Kon het zijn dat Jim Danvers zenuwachtig was?
Rose schudde haar haar naar achteren. ‘O, Lopey en ik kennen elkaar al heel lang. We hebben samen paardgereden en we zongen tijdens onze studie samen in een koor. We zaten bij dezelfde studentenvereniging en zijn heel vaak met z’n vieren uit geweest...’
Jim schudde zijn hoofd. ‘Lopey is vegetarisch en ik denk dat ze uit principiële overwegingen nooit paard zou willen rijden. Verder was ze tijdens haar studie een verstokte lesbienne, dus als jullie al met z’n vieren zijn uitgeweest, dan zou dat in gezelschap van louter vrouwen geweest moeten zijn.’
‘Ah,’ zei Rose, ‘ik moet dan in de war zijn met Trip.’
Jim stiet een kort, vreugdeloos lachje uit. ‘Rose,’ begon hij. ‘Ik wil je al zo lang spreken.’
‘Bof ik even,’ zei Rose.
‘Ik heb je gemist,’ zei hij.
‘Hoe kon het ook anders?’ zei ze. ‘Kom, dan stel ik je aan mijn verloofde voor.’
Zijn ogen verwijdden zich een fractie. ‘Loop eerst een stukje met me mee,’ zei hij.
‘Liever niet.’
‘Alsjeblieft, het is mooi weer.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Je bent zo mooi,’ mompelde hij.
Ze keek hem fel aan. ‘Luister Jim. Je hebt genoeg lol met me gehad, dus waarom laat je me nu niet met rust? Ik weet zeker dat er genoeg vrouwen zijn die van je onder de indruk zullen zijn.’
Nu maakte Jim een gekwelde indruk. ‘Rose, het spijt me. Het spijt me als ik je beledigd heb.’
‘Je bent met mijn zusje naar bed geweest,’ zei ze. ‘Ik ben iets meer dan alleen beledigd.’
Hij nam haar bij de arm en trok haar richting een houten bank, ging naast haar zitten en keek haar indringend aan. ‘Ik wil al een hele tijd met je praten. Zoals we uit elkaar zijn gegaan... wat ik heb gedaan...’ Hij pakte haar handen. ‘Ik wilde dat het goed tussen ons zou gaan,’ zei hij met een gebroken stem. ‘Ik kon geen weerstand bieden. Ik ben zo stom geweest. Ik heb alles verpest wat we samen hadden kunnen hebben, en ik heb me maandenlang zo rot gevoeld...’
‘Alsjeblieft,’ zei ze. ‘Ik heb me zo’n beetje mijn hele leven rot gevoeld over mezelf. Denk je nu echt dat ik medelijden heb met jou?’
‘Ik wil het goedmaken,’ zei hij. ‘Ik wil de boel rechtzetten.’
‘Vergeet het maar,’ zei ze. ‘Het is uit. Ik heb nu mijn eigen leven. Ik ga trouwen...’
‘Gefeliciteerd,’ zei hij verdrietig.
‘Ach, toe nou,’ zei ze. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je ook maar één seconde hebt gedacht dat jij en ik... dat we zouden gaan...’
Hij knipperde met zijn ogen. Zag ze daar tranen in zijn ogen? Ongelooflijk, dacht Rose, die zich voelde alsof ze iets bestudeerde onder een microscoop. Zou hij op commando kunnen huilen?
Hij pakte haar handen in de zijne en ze wist vooraf precies hij zou gaan zeggen en doen.
‘Rose, het spijt me,’ begon hij, en ze knikte, omdat ze niet anders had verwacht dan dat hij zo zou beginnen. ‘Wat ik heb gedaan is onvergeeflijk,’ zei hij, ‘en als er iets is waarmee ik het goed kan maken...’
Ze schudde haar hoofd en stond op. ‘Je kunt het niet goedmaken,’ zei ze. ‘Het spijt je. Het spijt mij ook. Niet alleen omdat ik heel teleurgesteld in je was, maar...’ En opeens werd haar keel samengeknepen, alsof ze een sok probeerde door te slikken. ‘Omdat je mijn...’ Mijn leven hebt verpest? dacht ze. Nee, dat was niet waar. Ze leidde een leuk leven, of zou dat tenminste gaan leiden zodra haar carrière weer van de grond wilde komen, en ze was nu met Simon. Simon, die zo lief was, die het beste in haar naar boven bracht, die haar aan het lachen maakte. De korte, dramatisch geëindigde affaire die ze met Jim had gehad, leek nu niet meer dan een nachtmerrie van een hele tijd geleden. Zij was niet blijvend beschadigd, maar iets anders was dat wel – de relatie met haar zusje. ‘Vanwege Maggie,’ zei ze ten slotte.
Nu trok hij haar terug op de bank en hij begon tegen haar over haar toekomst. Hij vertelde hoe naar hij zich had gevoeld toen ze Lewis, Dommel en Fenick had verlaten, dat dat toch niet nodig was geweest, dat hun relatie op het werk geen gevolgen voor haar zou hebben gehad, en hij vroeg haar of ze goed terecht was gekomen. Als ze hulp nodig had, kon hij haar die bieden, het was toch het minste wat hij voor haar kon doen, en...
‘Hou op! Alsjeblieft!’ zei Rose. In de verte hoorde ze het strijkkwartet en het kraken van de kerkdeuren die gesloten werden. ‘We moeten naar binnen.’
‘Het spijt me,’ zei hij.
‘Goed, excuses geaccepteerd,’ zei Rose stijfjes. En toen, omdat hij er zo verdrietig bij zat – en omdat ze ondanks haar verdwenen zusje, haar gemene stiefmoeder en het ontbreken van een carrière als advocaat toch zo gelukkig was – boog ze zich naar hem over en kuste hem lichtjes op zijn wang. ‘Het is goed,’ zei ze. ‘Ik hoop dat je gelukkig wordt.’
‘O, Rose,’ kreunde hij, en sloeg zijn armen om haar heen.
En plotseling stond Simon daar, met wijdopen ogen. ‘Het gaat beginnen,’ zei hij kalm. ‘We moeten naar binnen.’
Rose keek hem aan. Zijn gezicht was nog bleker dan anders. ‘Simon,’ zei ze. O, god. Ze zou er alles voor overhebben om hem deze pijn te besparen.
‘Kom mee,’ zei hij, op zachte, vlakke toon en hij liep met haar terug naar de kerk, waar de bruidsmeisjes al rozenblaadjes strooiend door het middenpad richting het altaar liepen.
Simon zat er de hele dienst stil bij. Tijdens het eten was hij weinig spraakzaam. Toen het orkest begon te spelen, vertrok hij pijlsnel richting bar en stond daar biertjes te drinken tot Rose hem er eindelijk van had overtuigd dat ze moesten praten en dat het op een rustige plek moest gebeuren. Hij hield het portier van de auto voor haar open. Het was een gebaar dat altijd aardig leek, maar dat nu iets ironisch had. ‘Nou,’ begon hij. ‘Interessante middag.’ Zijn blik was strak vooruit gericht en hij had vuurrode vlekjes op zijn bleke wangen.
‘Simon, het spijt me dat je dat moest zien,’ zei Rose.
‘Spijt het je dat het is gebeurd, of dat ik het zag?’ vroeg Simon.
‘Laat het me uitleggen,’ zei ze. ‘Ik was van plan het je te vertellen...’
‘Je zoende hem,’ zei Simon.
‘Het was een afscheidszoen,’ zei Rose.
‘Een afscheid van wat?’ vroeg Simon. ‘Wat heeft er zich tussen jullie afgespeeld?’
Rose zuchtte. ‘We hebben een tijdje een relatie gehad.’
‘Een partner die het met een medewerker doet? Dat is gedurfd,’ zei Simon.
Rose kneep haar ogen dicht. ‘Ik weet het. Het was zo stom. Een grote fout van ons allebei.’
‘Wanneer is deze relatie begonnen? En waarom is het niks geworden?’
‘Ontrouw,’ zei Rose rustig.
‘Van jou of van hem?’ vroeg Simon fel.
‘Van hem! Natuurlijk van hem! Kom op, Simon, je kent me toch?’ Rose keek hem even van opzij aan. Hij negeerde haar. ‘Toch?’
Simon zweeg. Rose staarde naar buiten, naar de vage omtrekken van bomen, gebouwen en andere auto’s. Hoeveel stellen zaten er nu in de auto ruzie te maken, vroeg ze zich af. En hoeveel vrouwen zouden er beter in slagen om hun gedrag te verklaren dan zij?
‘Kijk, het belangrijkste is dat het voorbij is,’ zei ze, terwijl hij de auto voor hun gebouw parkeerde. ‘Het is echt, absoluut, voor altijd voorbij, en het spijt me dat je hebt gezien wat je hebt gezien, maar het heeft niets om het lijf. Ik zit echt niet op Jim Danvers te wachten. En dat was precies wat ik hem aan het vertellen was toen jij ons samen zag.’
Simon ademde met een zucht uit. ‘Ik geloof je,’ zei hij, ‘maar ik wil weten wat er gebeurd is. Ik wil het begrijpen.’
‘Hoezo? Ik vraag jou toch ook niets over je ex-vriendinnen?’
‘Dit is iets anders.’
‘Hoezo?’ Rose liep achter hem aan naar de slaapkamer, waar ze eindelijk haar kralenketting afdeed.
‘Omdat wat er ook gebeurd moge zijn tussen jullie zo erg voor je was dat je nooit meer een voet over de drempel hebt gezet van een advocatenkantoor.’
‘Niet van ieder advocatenkantoor,’ zei Rose. ‘Ik had alleen moeite met dat ene kantoor.’
‘Draai er nou maar niet langer omheen. Er is iets gebeurd... En ik wil weten wat het was.’
‘Iedereen heeft een verleden! Jij bent bevriend met mensen die Lopey heten, dat had je me ook wel eens eerder mogen vertellen...’
‘Maar ik weet niets over jouw verleden!’
‘Wat wil je weten?’ vroeg ze hem. ‘Waarom is dat zo belangrijk?’
‘Omdat ik wil weten wie je bent!’
Rose schudde haar hoofd. ‘Simon, je doet net of ik één groot mysterie voor je ben. Ik had een...’ ze zocht naar het minst pijnlijke woord. ‘Een relatie met deze vent. We zijn op een nare manier uit elkaar gegaan. En het is uit. Meer is er niet over te zeggen!’
‘Waarom is het uitgegaan?’ vroeg Simon weer.
‘Hij heeft iets gedaan,’ begon Rose. ‘Iets met iemand...’ Ze slikte.
‘Zodra het je behaagt het me te vertellen,’ zei Simon koeltjes, ‘ben ik één en al oor.’
Hij liep de badkamer in. Hij sloeg de deur achter zich dicht en Rose hoorde dat hij de douche aanzette. Ze liep terug naar de zitkamer en boog zich voorover om het stapeltje post op te rapen waar ze bij het binnenkomen overheen waren gestapt. Rekening, rekening, aanbieding voor een creditcard, een envelop met haar naam erop, haar naam, geschreven in een heel vertrouwd handschrift met grote, losse krullen.
Rose plofte neer op de bank. Met trillende handen opende ze de envelop en nam er een enkel velletje papier van een kladblok uit.
‘Lieve Rose’, las ze. Enkele woorden sprongen direct in het oog. ‘Oma. Sorry. Florida. Ella. Verzoening.’
‘O, god,’ zuchtte Rose. Ze dwong zichzelf om het briefje twee keer te lezen en liep daarna snel naar de slaapkamer. Simon stond voor het bed met een handdoek om zijn middel. Hij keek serieus. Zonder iets te zeggen gaf Rose hem de brief.
‘Mijn... oma,’ zei ze. Het woord voelde vreemd aan in haar mond. ‘Een brief van Maggie. Ze logeert bij mijn oma.’
Nu leek Simon nog meer van streek dan eerst. ‘Heb je een oma? Zie je nou wat ik bedoel, Rose? Ik wist niet eens dat je een oma had!’
‘Ik wist het ook niet,’ zei Rose. ‘Ik bedoel, ik wist wel dat ik er een had, maar ik weet niets over haar.’ Het leek of ze plotseling onder water getrokken werd, zo langzaam ging alles en zo vreemd kwam het haar voor. ‘Ik moet...’ zei ze. ‘Ik moet ze eigenlijk bellen.’ Ze ging op het bed zitten, voelde zich duizelig. Een oma. Haar moeders moeder. Die dus niet in een of ander bejaardentehuis woonde, zoals Rose altijd gedacht had, of het moest zo zijn dat ze jonge, dakloze vrouwen daar tegenwoordig ook lieten slapen. ‘Ik moet eigenlijk bellen. Ik zou...’
Simon staarde haar aan. ‘Wist je echt niet dat je een oma had?’
‘Ik wist natuurlijk dat mijn moeder ergens vandaan gekomen is. Maar ik dacht dat ze... ik weet het niet. Oud of ziek. In een tehuis. Mijn vader zei altijd dat ze in een bejaardentehuis zat.’ Rose staarde naar de brief en voelde haar maag samentrekken. Haar vader had tegen haar gelogen. Waarom had haar vader gelogen over zoiets belangrijks als dit?
‘Waar is de telefoon?’ vroeg ze, opspringend.
‘Hé, wacht even. Wie ga je bellen? Wat ga je zeggen?’
Rose legde de telefoon neer en pakte haar sleutelbos. ‘Ik moet erheen.’
‘Waarheen?’
Rose negeerde hem, haastte zich naar de deur, rende naar de lift en rende met bonkend hart de straat uit, naar haar auto.
Twintig minuten later stond Rose op dezelfde plek als waar ze in november nog met haar zus had gestaan – voor Sydelles huis, wachtend op permissie om naar binnen te gaan. Ze drukte lang op de bel. De hond sloeg aan. Na enige tijd ging er een lamp aan.
‘Rose?’ Sydelle stond bij de voordeur met haar ogen te knipperen. ‘Wat kom je doen?’ Het gezicht van haar stiefmoeder had iets vreemds in het felle licht. Rose moest even kijken voor ze wist wat er zo anders was – haar ogen. Ze duwde haar stiefmoeder Maggies brief in haar handen. ‘Zeg jij het maar.’
‘Ik heb mijn bril niet op,’ zei Sydelle ontwijkend, haar met kant afgezette kamerjas wat strakker om zich heen trekkend en haar lippen samenpersend. Ze wierp een blik op de kale plek langs het pad, waar Maggie in november een struik uit de grond had getrokken.
‘Ik zal het je even uitleggen,’ zei Rose. ‘Deze brief is van Maggie. Ze woont bij mijn oma. Mijn oma, van wie ik altijd heb gedacht dat ze dement was.’
‘O,’ zei Sydelle. ‘O. Uhh...’
Rose keek haar strak aan. Ze kon zich niet herinneren dat haar stiefmoeder ooit met haar mond vol tanden had gestaan. Maar daar stond ze, geheel in verlegenheid gebracht en grimassend onder haar laagje nachtcrème.
‘Ik wil naar binnen,’ zei Rose.
‘Natuurlijk!’ zei Sydelle met een vreemde, beverige stem, en deed een stapje opzij.
Rose beende langs haar en bleef onder aan de trap staan. ‘Papa!’ riep ze.
Sydelle legde haar hand op Rose’ schouder. Rose schudde hem van zich af. ‘Het was allemaal jouw idee, of niet soms?’ zei ze, haar stiefmoeder kwaad aankijkend. ‘O, Michael, ze hebben geen oma nodig. Ze hebben mij toch!’
Sydelle stapte achteruit alsof Rose haar een klap in haar gezicht gegeven had. ‘Zo is het niet gegaan,’ zei ze met bevende stem. ‘Ik heb nooit gedacht dat ik een vervanging zou kunnen zijn voor... wat jullie moesten missen.’
‘O nee? En hoe is het dan wel gebeurd?’ vroeg Rose bars. Het voelde alsof iedere cel in haar lichaam zo barstensvol woede zat dat ze ieder ogenblik zou kunnen ontploffen.
‘Leg me dat dan nu maar eens uit!’
Michael Feller kwam de trap af gesneld, gekleed in een joggingbroek en een wit T-shirt. Hij poetste zijn bril met een zakdoek. Zijn dunne haar hing als een mistflard boven zijn kale hoofd. ‘Rose? Wat is er aan de hand?’
‘Ik zal je vertellen wat er aan de hand is: ik heb een oma die niet in een bejaardentehuis zit en Maggie woont bij haar en niemand vond het blijkbaar nodig mij hiervan op de hoogte te stellen,’ zei Rose.
‘Rose,’ zei Sydelle, en stak haar hand naar haar uit.
Rose weerde het gebaar af. ‘Raak me niet aan,’ zei ze. Sydelle vertrok haar gezicht.
‘Zo is het genoeg!’ zei Michael.
‘Nee,’ zei Rose. Haar handen trilden, haar wangen brandden. ’Nee, het is niet genoeg. Het is niet eens een goed begin. Hoe kon je?’ gilde ze, terwijl Sydelle in een hoekje van haar net behangen hal van ellende ineenkromp. ‘Ik weet heus wel dat je ons nooit gemogen hebt. Maar een oma verzwijgen? Dat is zelfs voor jouw doen wel iets heel ergs, Sydelle.’
‘Je moet haar niet de schuld geven,’ zei Michael Feller, die de trap afkwam en Rose bij haar schouders pakte. ‘Het was niet haar idee, maar het mijne.’
Rose gaapte hem aan. ‘Gelul,’ zei ze. ‘Jij zou nooit...’ ze keek haar vader aan, keek naar zijn bleke grijze ogen en zijn hoge, witte voorhoofd, naar haar verdrietige, goeiige vader. ‘Jij zou nooit...’
‘Laten we even gaan zitten,’ zei Michael Feller.
Sydelle keek Rose aan. ‘Het was niet mijn idee,’ zei ze met een vlakke, monotone stem. ‘En het spijt me...’ Haar stem stierf weg. Rose staarde haar stiefmoeder aan. Ze had er nog nooit zo weinig monsterlijk uitgezien, nog nooit zo meelijwekkend. Ondanks de permanente lippenstift en gladde huid leek haar gezicht smal en kwetsbaar. Rose staarde haar aan en probeerde zich te herinneren wanneer ze deze woorden eerder had gehoord, of Sydelle ooit had gezegd dat iets haar speet. Ze kwam tot de conclusie dat ze zich niet kon herinneren dat Sydelle zich ooit voor iets verontschuldigd had.
‘Je hebt geen idee...’ Sydelle haalde diep adem. ‘Je hebt er geen idee van hoe het was om in dit huis te wonen. Je hebt er geen idee van hoe het was om jarenlang niet goed genoeg te zijn. Nooit de eerste keus te zijn, nooit echt gewaardeerd te worden. Nooit kon ik iets goed doen.’
‘Goh, dat spijt me nou,’ zei Rose op hooghartige toon, met een stemmetje dat ze van haar zusje geleend zou kunnen hebben.
Sydelle richtte haar hoofd op een keek Rose aan. ‘Ik kon nooit iets goed doen,’ zei ze, en knipperde met haar pas gelifte oogleden. ‘Maggie en jij hebben me nooit een kans gegeven. Jullie alledrie trouwens niet.’
‘Sydelle,’ zei Michael zachtjes.
‘Toe dan,’ zei Sydelle. ‘Vertel jij het haar maar. Vertel haar alles maar. Het is hoog tijd dat ze het hoort.’
Rose keek haar stiefmoeder aan en zag voor het eerst dat onder de make-up, de Botox-injecties, de dieettips en de neerbuigendheid een heel kwetsbare vrouw school. Ze keek en zag een vrouw van over de zestig, wier magere lijf benig en weinig uitnodigend was en wier gezicht wel een gemene karikatuur leek, een ruw geschetste tekening van een vrouw in plaats van een vrouw van vlees en bloed. Ze keek en zag het verdriet van Sydelles leven – een echtgenoot die nog altijd hield van zijn dode vrouw, een man die haar verlaten had, een volwassen dochter die al lang het huis uit was.
‘Rose,’ zei haar vader. Rose volgde hem naar Sydelles zitkamer. De leren banken gingen schuil onder suède overtrekken, maar ze waren nog altijd verblindend wit. Ze nam plaats aan het ene uiteinde, haar vader aan het andere.
‘Het spijt me van Sydelle,’ begon hij, en keek richting de hal. Hij wachtte op haar, dacht Rose. Wachtte op haar, wilde haar het vuile werk laten opknappen.
‘Ze heeft het heel moeilijk, de laatste tijd,’ zei haar vader. ‘Marcia gaat scheiden. Haar moeder heeft het daar heel moeilijk mee.’
Rose haalde haar schouders op. Ze kon weinig medelijden opbrengen voor Sydelle en Mijn Marcia, die nooit veel tijd of aandacht had besteed aan haar stiefzusjes. Ze was er alleen maar op gericht geweest om haar spullen uit hun handen te houden terwijl zij haar opleiding volgde.
‘Ze heeft zich aangesloten bij Joden voor Jezus,’ zei hij, en keek de andere kant op.
‘Dat meen je niet.’
‘Ja, dat dachten wij eerst ook, dat ze een grapje maakte.’
‘O god,’ zei Rose, die zich bedacht wat voor een kwelling dit moest zijn voor Sydelle, die mezoeza’s op iedere deur van het huis gehangen had, zelfs op die van de badkamer en de wc, en die afkeurend knorde bij iedere kerstman die ze in het winkelcentrum zag. ‘Dus ze heeft zich bekeerd tot het christendom?’
Haar vader schudde meewarig zijn hoofd. ‘We zijn vorig weekeinde bij haar op bezoek geweest en er hing een grote kerstkrans op haar deur.’
‘Ho, ho, ho,’ zei Rose vreugdeloos.
‘Rose,’ zei haar vader waarschuwend. Rose richtte haar hoofd op en keek hem aan.
‘Oké, nu terug naar een belangrijker onderwerp. Mijn oma.’
Michael Feller slikte. ‘Heeft ze je opgebeld? Ella?’
‘Maggie heeft me een briefje geschreven,’ zei Rose. ‘Ze vertelde dat ze bij deze... bij Ella woonde. Hoe zit dat nou?’
Haar vader zweeg.
‘Pap?’
‘Ik schaam me zo,’ zei Michael uiteindelijk. ‘Ik had je al zo lang geleden moeten vertellen over je oma.’ Hij vouwde zijn handen rond zijn knie en wiegde heen en weer. Het was duidelijk dat hij wenste dat er een jaarverslag of een Wall Street Journal voorhanden was die hem hier doorheen zou helpen. ‘De moeder van je moeder,’ begon hij. ‘Ella Hirsch. Ze is heel lang geleden naar Florida verhuisd. Na...’ Hij wachtte even. ’Na de dood van je moeder.’
‘Je zei altijd dat ze in een bejaardentehuis woonde,’ zei Rose.
Michael Feller balde zijn vuisten en zette ze op zijn dijen. ‘Dat was ook zo,’ zei hij. ‘Alleen was het een iets ander tehuis dan jullie dachten.’
Rose staarde haar vader aan. ‘Wat bedoel je?’
‘Nou ja, ze woont met bejaarden, maar wel op zichzelf.’
‘Je hebt tegen ons gelogen,’zei Rose met vlakke stem.
‘Ik heb niet de volledige waarheid verteld,’ zei haar vader. Het was duidelijk dat het een zin was die hij al een hele tijd geleden geformuleerd had en die hij jarenlang voor zichzelf had gerepeteerd.
Michael haalde diep adem. ‘Nadat je moeder...’ zijn stem stierf weg.
‘Was overleden,’ vulde Rose aan.
‘Was overleden,’ zei Michael. ‘Na haar dood was ik boos. Ik voelde...’ Hij wachtte even en keek naar Sydelles glazen koffietafel met het metalen frame.
‘Boos op mama’s moeder? Boos op Ella?’
‘Ze hebben wel geprobeerd me iets over Caroline te vertellen, maar ik wilde het niet horen. Ik was zo verliefd op haar...’ Rose vertrok haar gezicht bij het horen van het verdriet in haar vaders stem. ’Ik hield zoveel van haar. En ik was zo kwaad op hen. Je moeder slikte medicijnen toen ik haar leerde kennen. Ze was stabiel. Maar ze vond het heel erg dat de medicijnen haar veranderden. Ik probeerde haar ertoe te bewegen ze toch in te nemen, en Ella deed dat ook, en dan ging het weer een tijdlang goed, maar...’ Hij zuchtte, zette zijn bril af, alsof hij het gewicht ervan niet langer op zijn neus kon velen. ’Ze hield van jullie. Ze hield van ons allemaal. Maar ze kon niet...’ Michaels stem bleef in zijn keel steken. ‘En het maakte ook niet uit. Het heeft mijn gevoelens voor haar niet veranderd.’
‘Wat voor een vrouw was ze?’
Haar vader keek verbaasd. ‘Weet je dat dan niet meer?’
‘Je hebt niet bepaald een huisaltaartje voor haar ingericht.’ Ze gebaarde naar Sydelles supernette zitkamer – de smaakvolle schilderijen aan de wanden, de boekenkasten waar geen boeken in stonden maar glazen objecten en een uitvergrote foto van Mijn Marcia’s huwelijk. ‘Er is geen foto van haar te bekennen. Je praatte nooit over haar. Ik dacht altijd dat Sydelle dat niet wilde.’
‘Dat komt niet door Sydelle,’ zei Michael. ‘Het komt door mij. Het deed te veel pijn. De aanblik van haar gezicht deed pijn. Ik dacht dat het jou en Maggie ook pijn zou doen.’
‘Ik weet het niet,’ zei Rose. ‘Ik wou...’ Ze keek naar haar schoenen op het dikke, wollen kleed. ‘Ik wou dat ze geen geheim voor ons was geweest.’
Michael zweeg. ‘Ik herinner me nog de eerste keer dat ik haar zag. Ze liep rond op de campus van de Universiteit van Michigan, met haar fiets aan haar hand, en ze lachte en het leek of er een alarm in mijn hoofd afging. Het was de mooiste vrouw die ik ooit had gezien. Ze droeg een roze sjaaltje in haar haar...’ Haar vaders stem stierf weg.
Rose herinnerde zich flarden, losse beelden, stukken van verhalen, een lieve, zangerige stem, een zachte wang tegen die van haar. ‘Slaap lekker, meisje. Slaap maar lekker, liefje.’ En iedereen had gelogen, zowel door wat ze hadden gezegd als door wat ze geheim hadden gehouden. Ella had tegen haar vader gelogen over Caroline – of tenminste, ze had hem de waarheid verteld, maar hij had niet willen luisteren. En haar vader had tegen zijn dochters gelogen over Ella – dat wil zeggen, hij had hun maar een piepklein deel van de waarheid verteld en de rest verzwegen.
Ze stond op, haar vuisten gebald. Leugens, leugens, leugens, en wat was nu de waarheid? Haar moeder was gek geweest en was nu dood. Haar vader was hertrouwd met een gemene heks en had zijn dochters aan haar zorgen toevertrouwd. Haar oma was in een konijnenhol verdwenen en Maggie had haar opgespoord. En zij wist niets, helemaal niets.
‘Je hebt je gewoon van haar ontdaan. Ik kan me uit mijn jeugd niet één foto van haar herinneren, heb nooit spullen van haar gezien...’
‘Het deed te veel pijn,’ zei Michael. ‘Het was al erg genoeg om jullie twee om me heen te hebben.’
‘Goh, nou bedankt.’
‘Nee, nee, zo bedoel ik het niet...’ Hij pakte Rose’ hand en het gebaar schokte Rose zo dat ze met stomheid geslagen was. Ze kon zich niet herinneren dat haar vader haar ooit had aangeraakt, behalve die ene keer dat ze als twaalfjarig meisje uit de badkamer gekomen was en had gefluisterd dat ze ongesteld geworden was. ‘Jullie deden me zo sterk aan haar denken. Bij alles wat jullie deden moest ik aan Caroline denken.’
‘En toen ben je met haar getrouwd,’ zei Rose, met een hoofdknik richting de hal, waar haar stiefmoeder vermoedelijk nog altijd stond.
Haar vader zuchtte. ‘Sydelle heeft erg haar best gedaan.’
Rose lachte kort, blaffend haast. ’Tuurlijk. Ze is geweldig. Ze had alleen de pest aan Maggie en mij.’
‘Ze was jaloers,’ zei Michael.
Rose wist niet wat ze hoorde. ‘Jaloers? Waarop? Jaloers op mij? Hoe kom je daar nou bij. Het was altijd Mijn Marcia voor, Mijn Marcia na. En zelfs al was ze jaloers, dat maakt haar gedrag niet minder vreselijk. En jij hebt haar niet tegengehouden!’
Haar vader kromp ineen op de bank. ‘Rose...’
‘Wat Rose?’
‘Ik moet je iets geven. Het is veel te laat, maar toch...’
Hij snelde de trap op en kwam weer naar beneden met een schoenendoos in zijn hand. ‘Deze zijn van haar. Van je oma,’ zei hij. ‘Ze woont in Florida,’ zei hij. ‘Ze heeft jarenlang geprobeerd contact te houden met mij, met jou en Maggie. Maar ik heb daar een stokje voor gestoken.’ Hij stak zijn hand in de doos en pakte er een gekreukelde en verschoten envelop uit. ‘Mejuffrouw Rose Feller’ stond erop. ‘Dit was de laatste kaart die ze je heeft gestuurd.’
Rose wipte de envelop met haar duim open; de vijftien jaar oude lijm liet gemakkelijk los. In de envelop zat een kaart met een bos bloemen op de voorzijde. Op het paars-roze boeket zat een glitterlaagje, dat afgaf op Rose’ vingertoppen. ‘Een fijne zestiende verjaardag!’ stond er in zilveren letters boven het boeket. En aan de binnenzijde... Rose opende de kaart. Een briefje van twintig dollar en een foto dwarrelden neer op haar schoot. ‘Voor mijn kleindochter,’ stond er in een schuin handschrift. ‘Ik wens je veel geluk en liefde toe op deze bijzondere dag.’ Daaronder stond haar naam. En haar adres. En haar telefoonnummer. En een P.S. ‘Rose, ik zou het zo leuk vinden als je eens iets van je liet horen. Je kunt me altijd bellen!!!’ Die drie uitroeptekens, die maakten haar het meest verdrietig, dacht Rose. Ze bekeek de foto. Het was een foto van een klein meisje – een rond gezichtje, bruine ogen, met twee staartjes met rode strikjes, een rechte pony en een ernstige blik, op schoot bij een oudere vrouw. De vrouw lachte. Het kleine meisje niet. Rose keek op de achterzijde. ‘Rose en oma, 1975’ stond er, met dezelfde blauwe inkt, in hetzelfde schuine handschrift. 1975. Ze moest toen drie zijn geweest.
Rose stond op. ’Ik moet ervandoor,’ zei ze.
‘Rose,’ riep haar vader haar hulpeloos na. Ze deed net of ze hem niet hoorde en liep naar buiten. Achter het stuur, met de kaart nog altijd in haar handen, sloot ze haar ogen, herinnerde zich haar moeders stem, haar moeders lachende mond met roze lippenstift, een gebruinde arm met armbanden van achter een fototoestel. ‘Lach eens, liefje! Waarom kijk je zo stuurs? Lach eens, Rosie Posy. Lach eens lief, schatje.’