20
NORMAAL GESPROKEN ZOU DE TELEFOONREKENING HET BEGIN EN het einde zijn geweest, de druppel die de emmer deed overlopen. Maar Maggie was niet normaal, hielp Rose zichzelf herinneren. Maggie was haar zus. Normaal gesproken was haar telefoonrekening ongeveer veertig dollar per maand. Maar toen ze thuiskwam na de twee dagen in Chicago (de vlucht was vertraagd, haar bagage was zoek geraakt, de luchthaven bloedheet en vol met kerstreizigers) en de telefoonrekening op het aanrecht vond, was ze met stomheid geslagen dat die meer dan driehonderd dollar bedroeg. Oorzaak: een tweehonderd en zevenentwintig dollar kostend telefoongesprek naar New Mexico.
Ze beloofde zichzelf plechtig dat ze Maggie er niet meteen mee zou confronteren zodra haar zus binnen zou komen. Ze zou Maggie haar jas laten ophangen, haar schoenen laten uitdoen en dan tussen neus en lippen door zeggen dat de telefoonrekening was gekomen en vragen of Maggie misschien een nieuw vriendje in Albuquerque had. Maar toen ze naar de slaapkamer liep om haar tas uit te pakken, zag ze dat haar hele garderobe nog steeds op de grond lag en haar bed onopgemaakt was, wat betekende dat Maggie in haar bed had geslapen. En haar schoenen had gedragen, dacht Rose. En van haar verdomde pap had gegeten, als ze pap in huis had gehad.
Rose zat kokend van woede op de bank tot na middernacht, toen Maggie binnendrentelde, ruikend naar de vloer van een kroeg, met iets wat onder haar jas zat te kronkelen.
‘Je bent er!’ zei Maggie.
‘Ja, inderdaad,’ zei Rose. ‘Net als de telefoonrekening,’ zei ze, toen Maggie haar schoenen in een hoek uitschopte en haar tas op de bank liet vallen.
‘Ik heb iets voor je meegebracht!’ zei Maggie. Ze had een rode kleur en enorme pupillen en rook naar whisky. ‘Twee dingen, om precies te zijn,’ zei ze terwijl ze twee vingers in de lucht stak en haar jas met een sierlijk gebaar opende. ‘Honey Bun Twee!’ kondigde ze aan, en een klein, bolvormig bruin hondje viel op de grond. Het had natte bruine ogen en een bruinleren halsband en een koppie dat eruitzag alsof iemand het met een koekenpan had ingeslagen.
Rose keek ernaar. ‘Maggie… wat is dat?’
‘Honey Bun Twee,’ herhaalde Maggie, die naar de keuken liep. ‘Mijn cadeau aan jou!’
‘Ik mag hier geen honden hebben!’ Ondertussen was het bruine hondje het appartement doorgerend en stond nu voor haar salontafel met een blik op zijn gezicht als een douairière die niet tevreden is met haar hotelkamer.
‘Je moet hem terugbrengen,’ zei Rose.
‘Goed, goed,’ zei Maggie, die de woonkamer weer binnenkwam. ‘Ze is toch maar op bezoek.’
‘Waar komt ze dan vandaan?’
‘Van mijn nieuwe baan,’ zei Maggie. ‘Ik ben nu een hondenkapster bij de Elegant Paw.’ Ze lachte spottend naar haar zus. ‘Ik ben werknemer. Ben je nu tevreden?’
‘We moeten het hebben over de telefoonrekening,’ zei Rose, die haar voornemen om kalm en redelijk te blijven al was vergeten. ‘Heb jij naar New Mexico gebeld?’
Maggie schudde haar hoofd. ‘Ik denk het niet.’
Rose hield de rekening onder haar neus. Maggie staarde ernaar. ‘O ja.’
‘O ja, wat?’
‘Ik heb mijn tarotkaarten laten lezen. Maar god, dat was maar een halfuurtje of zo! Ik had niet gedacht dat dat zoveel zou kosten.’
‘Je tarotkaarten,’ herhaalde Rose.
‘Dat was vlak voor de audities,’ mompelde Maggie. ‘Ik moest weten of het een gunstige dag was voor een nieuwe baan.’
‘Ongelooflijk,’ zei Rose tegen het plafond.
‘Rose, moeten we daar per se nu over praten?’ vroeg Maggie. ‘Ik heb een zware avond gehad.’
‘Waarmee?’ vroeg Rose.
‘Niets. Laat maar,’ zei Maggie. ‘Ik kan wel voor mezelf zorgen. En ik betaal je de telefoonrekening terug.’
‘Maggie, vertel me nou wat er aan de hand is!’
‘Waarom?’ riep Maggie over haar schouder vanuit de badkamer. ‘Het maakt jou toch niets uit!’
‘Dat is niet waar!’ zei Rose. Het hondje keek haar nogmaals aan, liet een minachtend gesnuif horen en klauterde op de bank, waar het in een kussen begon te graven. ‘Hou daarmee op!’ riep Rose. De hond sloeg geen acht op haar, groef verder in het kussen, totdat het de juiste vorm voor hem had, krulde zich op en viel in slaap.
‘Wat is er nou gebeurd!’ gilde Rose. Geen antwoord. De badkamerdeur bleef gesloten en ze kon de douche horen lopen en het hondje horen snurken. ‘Wat was de andere verrassing voor me?’ vroeg Rose. Geen antwoord. Ze stond bij de badkamerdeur met de telefoonrekening in haar hand, maar draaide zich met weerzin om. Morgenochtend, beloofde ze zichzelf.
Alleen begon de volgende ochtend met iets wat routine was geworden in het appartement van Rose: een telefoontje over een rekening.
‘Hallo, ik ben op zoek naar Maggie Feller,’ begon zo’n telefoontje. ‘U spreekt met Lisa van Lord en Taylor.’ Of Karen van Macy’s, of Elaine van Victoria’s Secret. Vandaag was het Bill van the Gap. Als Rose ’s avonds thuiskwam, knipperde het lampje van het antwoordapparaat altijd: Strawbridge’s, Bloomingdale’s, Citibank, American Express.
‘Maggie!’ riep Rose. Haar zus lag opgerold op de bank en de hond lag opgerold op een kussen op de vloer – een kussen dat nu een patroon van kwijl had. ‘Telefoon!’
Maggie draaide zich niet om en deed haar ogen niet open – ze strekte alleen een arm uit naar de telefoon. Rose duwde die in haar hand en ging naar de badkamer. Ze hoorde nog net de stem van Maggie toen ze de deur dichtdeed. Een woedende stem die hoger en hoger werd: ‘Ja,’ en ‘Nee,’ en ‘Ik heb al lang een cheque gestuurd!’ Toen ze de douche uitkwam waren haar zus en de hond vertrokken. Geen briefje. Geen kans om opnieuw over de telefoonrekening te beginnen, of te vragen wanneer Maggie van plan was de berg kleding in haar slaapkamer op te ruimen of te vragen wat nou toch die tweede verrassing van haar was.
Rose nam de lift naar de hal en stak de straat over. Ze hoopte dat haar auto nog op dezelfde plek stond als waar ze hem voor haar reisje naar Chicago had neergezet. En ja hoor, daar stond-ie, praktisch op dezelfde plek. De goden zij dank, dacht ze, en schoof achter het stuur. Plots tikte een oude man tegen het raampje, waarvan ze zo schrok dat ze een gilletje slaakte.
‘Dat zou ik niet doen als ik u was,’ zei hij.
‘Hè?’ zei Rose.
‘Wielklem,’ zei hij. Rose stapte uit en liep naar de passagierskant. Inderdaad, een felgele wielklem zat aan het voorwiel bevestigd, samen met een feloranje briefje. ‘Wetsovertreder?’ las Rose. Maggie, dacht ze. Dit is Maggies schuld. Ze keek op haar horloge, zag dat ze genoeg tijd had om naar boven te rennen voor een verklaring van Mejuffrouw Maggie. Ze stormde terug de hal in (‘Iets vergeten?’ riep de portier haar achterna), duwde op het liftknopje, keek woedend in het spiegelplafond terwijl de lift omhoogging en liep half hollend terug naar haar appartement. ‘Maggie!’ riep ze. Geen antwoord. De douche stond aan. ‘Maggie!’ schreeuwde Rose terwijl ze op de badkamerdeur bonsde. Geen antwoord. Rose voelde aan de deurklink. De deur was niet op slot. Ze stormde de badkamer binnen, van plan het douchegordijn open te rukken, ook al was haar zus naakt, en een verklaring te eisen. Ze zette een stap in de stomerige badkamer en hield toen in. Ze kon het silhouet van haar zus zien door het plastic douchegordijn. Haar rug was naar de deur gekeerd en haar voorhoofd leunde tegen de tegels. En – nog erger – ze kon horen wat Maggie zei. Eén woord, keer op keer hetzelfde woord.
‘Stom… stom… stom… stom…’
Rose stond doodstil. Maggie deed haar denken aan een duif die ze ooit zag. Ze was op weg naar de WaWa-verswinkel op de hoek en struikelde bijna over de duif, maar in plaats van haar bang aan te kijken, had de duif Rose aangestaard met zijn kleine, rode met haat vervulde ogen. Ze viel bijna, maar toen ze zich weer herstelde, zag ze wat het probleem was. Een pootje van de duif van ernstig verminkt. Het beestje hupte op zijn goede poot rond, met de verwonde poot tegen zijn lijfje gedrukt.
Rose had even gedacht dat ze het beestje moest helpen. ‘O,’ had ze gezegd, en ze had haar hand uitgestoken, denkend… ja, wat dacht ze? Dat ze het vieze diertje zou oppakken en het naar de dierenarts zou brengen? De vogel had haar eenvoudigweg boos aangekeken, voordat het weghupte met een verschrikkelijk pathetische, gekwetste waardigheid.
Maggie was net zo, dacht Rose. Zij was ook gekwetst, maar dat kon je niet zeggen, je kon geen hulp bieden, kon niets zeggen waaruit bleek dat je wist dat Maggie pijn had of gekwetst was, dat er dingen waren die ze niet begreep, of alleen kon oplossen.
Rose ging stilletjes de badkamer uit en sloot zachtjes de deur. Maggie, dacht ze met een mengeling van medelijden en woede in haar hart. Ze liep terug naar de lift, door de hal, de zon in en pakte een taxi op de hoek. De auto, dacht ze. De telefoonrekening. De schuldeisers. De hond. De kleren op de vloer, de make-up overal op het aanrecht, de enveloppen met ‘laatste aanmaning’ in haar brievenbus. Rose sloot haar ogen. Dit moest ophouden. Maar hoe?