De warming-up van de Ajacieden voor Ajax D1-Feyenoord D1, daarnet op een bijveld, was strak als een Noord-Koreaanse choreografie. De Rotterdammers holden wat lomp door elkaar en botsten gezellig tegen elkaar op, de Amsterdammers dansten, klapten, zongen —synchroon en sierlijk. Trainer-coach Frank de Boer had daar wat doorheen gewandeld, mompelend, de handen diep in de zakken van zijn windjas. Nu staat Ajax in de gang van de kleedkamers onder voetbalcomplex De Toekomst. De trainingspakken zijn uit, shirts in de broeken. Géén sokken over de knieën. Aanvoerder en keeper Stan Bijl (12) klapt in zijn handen: 'Jongens dit is speciaal! Feyenoord thuis. Denk erom, we gaan nog niet naar buiten, we wachten netjes in een rij tot de scheids uit zijn hok komt.'
De buitendeur zwaait open, de rij rood-witten draaft langs de draaiende camera van pa Bijl. Als altijd gaat Stan voorop, groter dan iedereen, bal tegen de borst. Hij negeert zijn vader. Boven in zijn bestuurskamer knikt Jan Olde Riekerink goedkeurend. Discipline en prestatiecultuur heersten hier altijd al -daaraan kan hij als hoofd Jeugdopleiding alleen nog eenheid toevoegen. Eén kledingcode, één trainingsplan, één warming-up.
Ruud Bijl filmt elke wedstrijd van Stan, zet samenvattingen van de wedstrijden inclusief reddingen én foutjes op de website van zijn zoon. Wel tachtig hits per dag. Niet bedoeld voor de meisjes van school die met hem willen chillen, en zeker niet voor scouts of zaakwaarnemers. Gewoon, leuk om te doen voor zijn zoon. Dat prestatiegerichte heeft Stan van hem.
Het doorzettingsvermogen van zijn moeder. Maar dat verbluffende zelfvertrouwen? Een raadsel. Na zijn stage bij Ajax heette keeperstrainer Fred Grim Stan (8) welkom bij Ajax F1. Met een tosti vierde de familie het aan de bar van het clubhuis. Danny Blind, toen hoofd Jeugdopleiding, stapte op ze af. 'Hallo, jij moet Stan zijn. Gefeliciteerd.'
Stan wees naar De Arena, een halve kilometer verderop. 'Over tien jaar sta ik daar.'
'Denk je? Dan ben je pas achttien.'
'Nou en, Maarten Stekelenburg van Ajax 1 is negentien!'
De Boer, Grim, Blind, Stekelenburg. Een maand voor zijn uitverkiezing droomde hij nog over ze, onder zijn Ajaxdekbed en Ajaxlampenkap. Dat voorjaar zat er geen vakantie in voor het gezin Bijl. Als troost gaf zijn moeder hem op voor de Talentendag van Ajax. Zes jaar later kapt hij inkomende mannetjes uit -geleerd van trainer Simon Tahamata en haalt hij met zijn zwakke linkerbeen met gemak de middellijn —eindeloos op geoefend met Arnold Mühren en keeperstrainer Jan Splinter. Van Patrick Ladru leerde hij hoe je als keeper kunt meevoetballen. In trainingspotjes zonder keeper loopt Stan nog altijd te puffen —wat dat aangaat zal-ie altijd zo'n stijve hark blijven als Edwin van der Sar —maar dan denkt hij terug aan Patrick. 'Nooit opgeven,' zei hij, want Patrick schreeuwde niet. Hij riep je bij hem, stuurde je weer het veld in en schreeuwde dan dat je het goed deed, zodat iedereen het kon horen. Kijk, daar had Stan iets aan. Niet aan judo. Goed voor coördinatie en evenwichtige spierontwikkeling, vindt Ajax. Zal best, denkt Stan, maar hij wordt liever gesard in een rondootje dan dat hij mensen door de zaal slingert. Toen hij hoorde dat één van de drie trainingsdagen voortaan voor een flink deel op de judomat zou plaatsvinden, was hij bijna weggelopen bij Ajax. Valtechnieken zijn nuttig voor een keeper, zei de judoleraar. 'Niet voor mij, ik ben groter en sterker dan iedereen.'
Looptechniek is ook niet de leukste training die Stan kan bedenken, maar daarvan had hij wel baat bij zijn revalidatie van een snoeiharde trap in de grond. Artsen van de VU zagen niks op de foto, na wat rust moest tape de pijn in zijn tweede teen maar onderdrukken. Het seizoen erop bleek er een ernstige scheur in de groeischijf te zitten. Toen zijn nieuwe trainer Heini Otto erachter kwam dat Stan de pijn al die tijd had verzwegen, was hij razend. Trainers zijn als de dood voor blessures en overbelasting. Na vijf maanden gips en gedwongen rust keerde hij terug in zijn team. Zal hij de volgende keer wél eerlijk tegen de trainer opbiechten dat hij pijn heeft? Eén klachtje bij de fysio, zo weet elke Ajacied, en je staat ernaast. Als Frank de Boer tegen Stan zou zeggen dat hij zijn absolute nummer één keeper is, dan zou Stan op zijn beurt alles tegen Frank zeggen. Maar Frank zegt dat niet.
Niet dat Stan te klagen heeft onder Frank. Hij leert veel van de trapspecialist, zoals het opendraaien bij een terugspeelbal. Beetje stugge man leek hij in het begin, maar hij is ook in voor een geintje. In de kleedkamer haalden de jongens tegen de regels in de ballen uit de netten en hielden ze hoog. Een bende was het. Frank wandelde binnen en kon zijn lachen niet houden. Een dag later kopten Stan en zijn beste vriend Jovi weer de bal over, aan weerskanten van de massagetafel. Kwam net Olde Riekerink binnen. Die werd wél boos. Frank maakte Stan aan het begin van het seizoen aanvoerder. Niet omdat hij Stan zo verantwoordelijk vindt, maar omdat hij de enige is die altijd speelt. Er is nu eenmaal geen serieuze concurrentie. Frank verwacht wel van zijn aanvoerder dat hij dingen doorbrieft van wat er zoal speelt onder de jongens. Nou, toen er was gespuugd en gevochten zei Stan gewoon dat hij er niet bij was. En toen de studiejuf van Ajax dreigde alle jongens te laten nablijven, omdat er met dingen was gegooid in het lokaal, bood hij namens iedereen excuses aan en bepleitte hij dat ze toch wel heel graag naar de training wilden. Fouten maken mag, ook van Frank. Tegen ADO Den Haag blunderde Stan, wat Ajax twee punten kostte. Frank zei: 'Volgende keer red je ons weer.'
Zelfs Stan heeft een aai over de bol nodig. Dat is iets wat hij ontdekte over zichzelf in die vijf jaar bij Ajax. CIOS-trainers zoals Dennis de Haan in de F1 en Patrick Ladru in de E1 doen dat van nature. Die voetbalden niet hoog, maar doen het pedagogisch wel volgens het boekje. Een ex-voetballer als Simon Tahamata in de E2 vindt juist dat spelers harder moeten worden en kon flink tekeer gaan. Hij legde dat van tevoren wel uit aan de ouders: de brul dient een doel. Een ander schreeuwde ook langs de lijn, maar die deed dat uit pure emotie. Woedend over niet nagekomen afspraken draaide die zich dan om naar de dug out, vloekte hartgrondig in zichzelf. De spelers op het veld konden dat gelukkig niet horen, maar de reservespelers op de bank hoorden letterlijk alles wat de man later in de teambespreking zou weglaten. Stan trekt zich er nu niks meer van aan, zo heeft hij besloten. 'Langer op je voeten blijven staan! Niet zo snel gaan liggen! Uitkomen bij die corner!'
'Laat maar even lullen,' denkt Stan dan. Aanwijzingen tijdens een wedstrijd gaan het ene oor in en het andere uit. Alleen de dingen die hij kan gebruiken, pikt hij eruit.
Stan heeft niet zoveel te vrezen van al die bozige mannen rond het veld. Die zekerheid geven zij hem zelf, in de halfjaarlijkse gesprekken. Spraken ze met Stan af dat hij zich verder van het doel opstelt? Dat-ie niet meer in het vijfmetergebied blijft staan, maar ergens tussen de vijf en de zestien, zodat hij bij een lange bal van de tegenstander eerder bij de bal is dan de spits? Dan doet hij dat voortaan. Willen ze dat hij al voor de terugspeelbal ziet waar de bal in één beweging door naar toe kan? Dan vraagt hij de keeperstrainer hem daarin te trainen.
'Je doet alles wat we vragen, Stan,' zegt Frank als hij hem laat overgaan naar de C3. 'Je bent een prima aanvoerder, een voorbeeld voor de groep. Je hebt alles gespeeld dit seizoen, je bent goed vooruit gegaan. Eigenlijk kan ik niets negatiefs bedenken.' Frank wil het gesprek afronden, kijkt nog even naar het rapport van zijn mentrix. 'O Stan, toch nog wat.
Ik lees hier dat je gedrag in de Ajaxklas niet zo goed is. Je taalgebruik en de manier waarop je met je teamgenoten in de klas om gaat is niet zo fijn. Je cijfers zijn wel goed, maar dat gedrag kan natuurlijk niet. De juf geeft wel aan dat je eigenlijk een hele lieve jongen bent met een klein hartje. Nou, we kunnen alleen maar hopen dat je nog eens serieuze concurrentie krijgt.'
Kijk, dat hoopt Stan helemaal niet. In de D2 was hij dikke maatjes met collega-keeper Bas. Die hield hem soms uit de basis, maar daar kon hij prima mee leven want Bas is een jaar ouder. In de D1 heeft hij alleen nog te maken met Xavier, de keeper van D2. Stan heeft geen behoefte aan een meer serieuze concurrent. Hij kijkt liever omlaag dan omhoog. Lekker gevoel, de beste zijn.
Zo kan Stan elke zaterdag laten zien hoe hij de oefenstof van keeperstrainer Jan Splinter perfect toepast. Bij 'in positie-uit positie' schieten drie spelers rond de goal om en om uit verschillende hoeken, brengen Stan uit positie waarna deze snel weer positie moet kiezen, die exacte positie van waaruit hij zowel de bal links als rechts kan keren. Tegen AZ demonstreerde hij een staaltje. Een aanvaller doemde op aan de hoek van het zestienmetergebied, cirkelde als een roofvogel in een baan om het doel, wachtte het moment af voor een verwoestend schot. Stan stapte behoedzaam mee, bleef in positie, redde fenomenaal.
Ajax D1-Feyenoord D1 gaat zo beginnen. Nog even
Stan inschieten. 'Zijn dat voor ballen!' schreeuwt hij. Hij wil
hóge ballen van de zijkant. Had-ie de trainer beloofd meer op te
oefenen. Maar het kleine Ajaciedje bij de cornervlag krijgt de bal
maar niet van de grond. 'Hoog! Hóger! Zó ja!'
In de wedstrijd die Ajax met 3-1 wint, schreeuwt Stan een uur lang: 'Omschakelen! Pressie! Bied je aan!' Had hij ook beloofd aan de trainer. Teamgenoten coachen, praten in het veld, aanwezig zijn, er staan als keeper. Laatst had hij een ontmoeting met de keeper van het eerste, zijn grote voorbeeld Maarten Stekelenburg. Alle D-keepers moesten hem twee vragen stellen. Stan had geen vragen, hij had eigenlijk een tip. 'Doe meer met het publiek Maarten. Als je het veld oploopt en het publiek juicht je toe, klap je even links en rechts en dat is het dan. Kijk naar Gomez van PSV! Of naar Johnny Heitinga. Die rende elke wedstrijd naar de F-side en hield dan zijn hand op zijn hart.'
'Inderdaad Stan, wees maar dankbaar voor de kansen die je krijgt,' houdt Ruud hem regelmatig voor. 'En voor al die gratis spullen. Kleding, tassen, elke dag een busje dat hem brengt en haalt. Fantastische toernooien in Italië, Spanje, Griekenland, zelfs in Japan. Stan, besef je wel wat je allemaal hebt?'
'Ja pap.'
Met zijn schoolleraren sprak Ruud af dat ze niet teveel aandacht geven aan het feit dat Stan bij Ajax speelt. Maar ja, het Ajaxbusje haalt hem op van school en dan zien al die meiden hem toch met zijn grote rode voetbaltas door de gangen sjouwen. En Stan is meidengek. Meiden komen bij hem niet op de tiende plaats zoals bij de meeste jongens, maar op twee. 'Schoolvoetbal-meiden, als dat de rangorde maar is,' denken zijn ouders. 'Nee, voetbalmeiden-school,' denkt hij.
In zijn kamer stalt Stan alle voetbalspullen uit op de vloer, naast zijn tas, tot en met zijn reservenoppen. Morgenochtend uit tegen HFC Haarlem. Als hij opstaat zal hij in één oogopslag zien of hij alles bij zich heeft. Rare jongens, die keepers. Dit doet geen enkele speler in zijn team. 'Pap kunnen we morgen wel op tijd van huis weg?' roept hij bovenaan de trap. 'Ik wil eerst nog even mijn nieuwe Adidas-handschoenen ophalen.'