4. TACTIEK

Schichtige ogen van D-pupilen prikken in de rug van Aloys Wijnker, hoofd Opleiding van AZ. De eerste weken van elk seizoen geven ze hem dagelijks een handje, totdat hij zegt dat het echt niet nodig is. Ze blijven hem en de trainers daarna met groot ontzag benaderen. Na afloop van de training hoeven die nooit te vragen wie de doelen, pylonen en netten met ballen van het veld afdraagt. Ze vechten er om.

Het kantoortje van Aloys bevindt zich schuin boven de kleedkamers. Hij hoort de bravoure al van ver. Loopt hij zomaar langs, verstommen de stemmen meteen. 'Dan ben ik die grote boze man. Dat wil ik helemaal niet zijn. Maar ze schieten in de houding als kadetten.'

Hij dacht dat het gedonder zou aanzwellen zodra hij weer uit zicht was, maar hij gelooft nu dat ze echt geen rottigheid uithalen. Ze vinden de opleiding veel te belangrijk. Dat willen ze tonen. Lukt dat niet altijd met prestaties, dan met het gewenste gedrag. 'Toen ze een internationaal toernooi wonnen, deden ze zo overdreven blij, gekunsteld. Het hele weekend stelden ze maar correcte vragen. Trainer, trainer, wat kan ik het beste doen, als hij naar binnentrekt en ik doorschuif en...'

 

Je hebt de trainers wel in de gaten, hoe ze jou in de gaten hebben. Hoe ze elk POP-gesprek vragen wat jouw einddoel is, je droom, en hoe jij daar dan denkt te komen. Was het bij de F-jes nog één schitterende Van Persie-snelweg naar Arsenal, nu is het een kronkelig pad dat op zijn best eindigt bij het eerste van deze club, zeg je berekenend. 'Plus mijn havo-diploma.' Die loopbaan wil je systematisch plannen, zoals Marc Overmars dat ooit ook deed. Je gaf het juiste, want realistische antwoord, zo blijkt uit hun tevreden reactie.

Als je maar niet stil komt te staan. En dat is het 'm nou net. Jij wilt wel, maar je lichaam niet. De groeispurt schijnt te zijn begonnen. De reset van de voetbalmachine die jouw lijf is. Was het maar waar. Bij je teamgenoten ja, dat is te zien onder de douche. Grote zwaaipiemels, indrukwekkende knikkerzakken eronder, haar erop. Donkere jongens hebben ronde kogelschouders, polsen met aders eroverheen. Een jongen met okselhaar, een baardje. Allemaal niet voor jou weggelegd. Nee, jij bent bedeeld met 'groeiknoppen'. Wat? Door de verandering van je hormoonhuishouding is bij jou toevallig sprake van wat beginnende borstvorming. Een harde plek onder de tepels. Ze schemeren door je microvezelshirt heen. 'Verdwijnt vanzelf weer hoor,' zegt de dokter. Vandaar dat je altijd als laatste doucht. Als laatrijpe stond je toch al op achterstand van je harige teamgenoten. Krachttraining en looptraining hebben op hun mannenspieren veel meer effect dan op jouw meisjesachtige lendenen. Zo vergroten zij hun biologische voorsprong nóg meer. Als ze het mentaal aankunnen, beloofde het hoofd Opleiding, mogen ze het een leeftijdscategorie hoger proberen.

Kan jou het schelen. Op je zestiende heb je ze ingehaald en is iedereen weer gelijk. Ondertussen lijdt jouw verfijnde balbehandeling, opgedaan in de onderbouw, minder dan bij hen onder groeipijnen. Sommige van die houthakkers met benen als bielzen houden plots geen bal meer bij zich, glunder je. En op de maandelijkse meting is het helemaal lachen. Van jongens die meer dan één centimeter per maand groeien, wordt de fysieke belasting tijdelijk beperkt. Die mogen op de bank plaatsnemen.

 

 

O ja, ouders

'Micky, je gaat niet over,' zegt trainer van Ajax D1 Robin Pronk in de documentaire over Ajax Daar Hoorden Zij Engelen Zingen. 'Je komt gewoon tekort voor het Ajaxniveau. Nog vragen?' Micky hapt naar adem, maar krijgt de kans niet iets te zeggen. Zijn moeder is hem voor. 'Voor mij persoonlijk is het toch positief. Wij waren zo gebonden door zijn voetbal. En ach, nu kunnen we weer lekker lang op vakantie en hij kan weer eens laat naar een film kijken. Dat zijn toch ook leuke dingen.' Micky wil het liefst door de grond zakken.

Na zaakwaarnemers zijn ouders de lastigste personen om mee om te gaan, vinden trainers én spelers. Natuurlijk luisteren de meeste ouders op ouderavonden netjes naar alle wensen van de BVO. Ze moedigen voortaan alleen nog positief aan, coachen nooit, bemoeien zich nooit met de leiding, letten op hun taalgebruik, leggen geen druk op de zoon, zorgen voor een prettige sfeer thuis, zorgen slechts dat hij goed in zijn vel zit. Het gaat de een beter af dan de ander. De trainer wil ouders op afstand houden én hun tegelijk het gevoel geven dat ze dingen bij hem kwijt kunnen. Hij moet ruis zien te voorkomen. Ouders mogen van hem verwachten dat hij ze opbelt als hun zoon een slepende blessure heeft of weinig speelt. Hij informeert ze over het belang van rust, blessurepreventie en hij spreekt spelers aan die fastfood eten. Een diëtiste staat hem bij. Van alle spelers wordt drie keer per jaar het vetpercentage gemeten. 'Veel gewoonten en leefomstandigheden kunnen we vanaf het veld niet controleren, daarin moeten we ouders vertrouwen,' zeggen ze bij PSV. 'Bij echte moeilijkheden thuis kunnen we niet meer doen dan de jongen het gevoel van veiligheid bieden. Het ergste zijn de situaties waarbij we niet weten dat er iets ernstigs speelt en de speler beoordelen alsof er niks aan de hand is.' Als ouders scheiden, helpt de club ze bij het zoeken naar een gastgezin. Bij psychische problemen schakelen ze externe specialisten in.

 

 

Na een paar maanden in de middenbouw dringt het tot je door: technisch ga je hier weinig nieuws meer leren. Oké, de wreeftrap komt erbij, het raken van de bal, de juiste balsnelheid. Het benaderen van een bal voor een aanname krijgt aandacht, de lichaamshouding en het ingedraaid staan. Verder zijn alle basisvormen in de onderbouw eigenlijk al eens aangereikt. Je hebt ze herhaald en herhaald en je zult ze de rest van je carrière blijven herhalen tot ze zijn ingesleten in je vezels.

 

De Zwarte Voedingslijst voor jonge SC Heerenveenspelers

- aardappelkroketjes

- karbonade

- paté

- spek

- bavarois

- kokosbrood

- pindakaas

- sprits

- boterkoek

- krab

- pindasaus

- Twix

- croissants

- lekkerbekjes

- pudding

- vette jus

- creamcrackers

- margarine met minder

- roomboter

- vissticks

- crèmesoepen

dan 40% linolzuur

- roomkaas

- volle chocolademelk

- fritessaus

- Mars

- sandwichspread

- volle kwark

- frituurvet

- mayonaise

- sardines

- volle melk

- gebak

- milkshake

- satésaus

- volle yoghurt en vla

- gefrituurde vis

- Nuts

- slagroom

- volle vruchtenyoghurt

- gepaneerd vlees

- paling

- slasaus

- worst

- gevulde koek

- patat

- slavinken

- zure room

 

Ook over vijftien jaar in het eerste van Manchester United slalom je nog om oranje pylonen. Een slalom is trouwens moeilijk zat voor een lompe prof van dertig —of een houterige C-pupil die worstelt met zijn lichaam. Nu snap je waarom ze je dit al vanaf je zesde laten doen. Tot je twaalfde is een driedubbele schaar zoveel makkelijker te leren dan daarna. Je benen voerden de bewegingen probleemloos uit, je hoofd stelde geen vragen en legde ze kritiekloos vast op je harde schijf. Maar wat moet je eigenlijk met een enkele schaar naar links met een opwippertje naar rechts, als je op je droge turbo toch wel iedereen voorbij kachelt? 'Zonder techniek kun jij de tactiek niet uitvoeren,' legt de trainer uit. Samenspelen met anderen, wat tactiek in essentie is, kan alleen als jij niet meer naar beneden kijkt, naar de bal, maar óver de bal. Naar medespelers, tegenstanders, lege ruimte. 'Maar zelfs sterspeler Christiano Ronaldo concentreert zich op zijn voetenwerk,' zeg je nog. 'Die heeft ogen in zijn rug,' antwoordt de trainer. 'Hij leerde op zijn twaalfde in Portugal dat een simpel kaatsballetje op een inlopende medespeler soms meer gevaar sticht dan de briljantste actie'

Ligt je niet zo, dat kaatsen? Samenspelen hoe dan ook niet? Doe maar waar je goed in bent, zeggen ze in de D1 vooralsnog. Ontwikkel je acties verder, tot in perfectie. Maak het jóuw ding, zodat je er altijd op kunt terugvallen. Maak van die 8 een 10. Als je maar domineert in 1:1, het hoogste gebod in de opleiding. Frontaal, zijwaarts, of met een man in je rug. Er lopen al zoveel grijze muizen rond in het profvoetbal. Alleen de absolute top blinkt uit in een bijzondere passeerbeweging.

 

 

O ja, school

Alle junioren van PSV, Feyenoord, AZ en SC Heerenveen gaan na de basisschool naar de Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport-school (LOOT). Samen met andere jonge topsporters —boksers, biljarters, schoonspringers —volgen ze flexibele lesroosters en krijgen ze alle ruimte voor trainingen en wedstrijden, vrijstelling van gymnastiek en uitstel of vermindering van huiswerk. Harris Medunjanin, Khalid Boulahrouz, Klaas-Jan Huntelaar, Nicky Hofs en Robin van Persie haalden zo hun vmbo- of vwo-diploma.

Om kwart over acht 's ochtends stappen de jongens in een busje dat ze van huis naar het trainingsveld brengt voor de ochtendtraining. Van daar brengt het busje ze naar school, dan weer terug voor de middagtraining om voor het avondeten thuis te zijn. 'Grote voordeel hiervan is dat ze vaker kunnen trainen,' zegt Aloys Wijnker van AZ. Bij Ajax, waar jongens naar hun eigen school blijven gaan, trainen ze alleen aan het einde van de middag en 's avonds. 'Ajaxspelers behouden makkelijker hun oude schoolvrienden, maar zien hun gezin minder vaak dan die van ons. Het is maar wat je belangrijk vindt.'

Wim Dusseldorp van SC Heerenveen heeft zijn twijfels over het gesleep met kinderen in busjes. 'Kinderen van elf moeten na school een kop thee en een stuk cake krijgen. Desnoods van een gastmoeder. Nu doen ze hun huiswerk hier in het spelershome van het eerste. Ze amuseren zich fantastisch, maar het is niet ideaal.' Ajax haalt de kinderen 's middags op bij het Johan Cruyff College of andere scholen om ze op De Toekomst in echte klaslokalen huiswerk te laten maken, te laten trainen en samen te laten eten. Studiecoördinatoren en huiswerkbegeleiders wijken die uren niet van hun zijde. Ajaxtrainers vinden het jammer dat ze de jongens niet 's ochtends kunnen trainen, maar voor de jaarlijks tientallen afvallers bij Ajax is het wel zo fijn dat ze niet opnieuw van school moeten wisselen. Bovendien zitten de scholen in de omgeving niet te wachten op een stroom van sfeerbepalende Ajacieden.

'Het is de plicht van het kind school op één te zetten en voetbal op twee,' zeggen BVO's als ze weer eens wordt verweten jonge spelers een gouden toekomst als prof voor te houden. 'Wij verwachten van een topvoetballer dat hij ook het optimale haalt uit zijn studie,' zeggen ze bij PAF. 'Slechte prestaties op school hebben consequenties: extra studie-uren in plaats van training. Of uitsluiting van een toernooi.' Wangedrag op school betekent zelfs einde opleiding. 'Een Amsterdamse jongen trapte zoveel rotzooi op zijn school in Alkmaar, dat we hem wegstuurden,' zegt Aloys. 'Hoewel hij bij AZ zijn best deed.' Olde Riekerink van Ajax zou dat nooit doen. 'Andersom misbruiken we het voetbal wel om hem te laten studeren.'

 

 

'De wereld draait niet om jou alleen,' zo tappen ze een jaar later in de C2 uit een ander vaatje. Pas je aan, neem je verantwoordelijkheden naar team en tactiek toe. Prima dat je uitblinkt in dat dingetje van je, goed dat je van een 8 een 9 maakte,

maar nu ga je werken aan je tekort. Je zwakke been, je matige kopstoot. Maak van die 4 een 6. Na de training willen ze je ten minste een half uur zien oefenen op de lange bal plus kaats, op een inlopende medespeler. Of jij je verworvenheden uit de F- en E-jeugd weer wilt afstaan, jezelf wilt wegcijferen.

 

C = D —E —F

 

Het is deze week eigenlijk Beckhamweek voor de D-pupilen op De Herdgang, maar het waait zo ijzig hard dat passen en trappen geen zin heeft. Jefta Bresser, techniektrainer van PSV D1, bladert door zijn map met techniekvormen. Een beetje weerstand in de oefening is prima, maar het moet wel leuk blijven voor de jongens.

Ander thema dan maar. Iets met korte passjes over de grond. Zijn vinger gaat langs 25 uitgebeelde bewegingen, verdeeld over thema's. Wordt het de 'Messi', frontale dribbel 1 tegen 1? Of de 'Zidane 1', zijwaartse dribbel met richtingsverandering, kappen en draaien? De 'Zidane 2', uit een drukke situatie naar een vrije ruimte komen? Wat is dit, de 'Okocha'? Die man speelt al niet meer! Voor die serie moet Jefta nodig een andere naam verzinnen, die man zegt de jongens dus niks. Misschien toch maar weer de 'Kaka' dan, met een man in je rug de bal aannemen en deze in één beweging goed richting doel leggen.

De namen klinken opwindend en innovatief, de vormen zelf zijn zo oud als Wiel Coerver. Moest de oude leermeester het nog overbrengen met onduidelijke zwart-witplaatjes in boeken en vinden jongeren hem in de vhs-video's 'Kappen en Draaien' gewoon niet meer zo cool —het geluk van een trainer als Jefta is dat hij allemaal flitsende digitale videootjes heeft van de meest populaire grootmeesters. 'De Messi-dribbel, laat maar zien jongens!'

'Hoe bedoelt u trainer?'

'Loop maar even mee naar mijn laptop'

 

Op het kunstgras van veld 6 legt Jefta —muts op, handschoenen aan —de Kaka stil. 'Dit hebben ze dus al tig keer gedaan, maar ik zie geen focus,' moppert hij. 'Ik verwacht dat ze dit foutloos doen'

Hij doet het nog één keer voor. Hij duwt zijn rug tegen de Belgische gelegenheidsverdediger Ollie aan, laat zich strak inpassen door ex-Elinkwijker Jeroen, neemt de bal aan, draait in slow motion, roept luid: 'Kaka creëert zo zijn eigen ruimte, tussen hem en de tegenstander, en draait daar dan in. Kijk zo. En dan neemt hij de bal met de binnenkant linksom óf met de buitenkant rechtsom zijn tegenstander. Maar-niet-iets-daar-tussen-in!'

Frontaal passeert hij een tweede man, werkt af op doel. 'Nu jullie.'

Het gaat beter, tijd om de weerstand te verhogen. Eerst: gespeelde weerstand,

je verdediger is je vriend. Daarna verdedigt die op een lijn en mag hij niet vooruit of achteruit. Vervolgens mag hij wél instappen of een tackle inzetten, maar niet meerennen naar het doel.

Door de verdediger in zijn mogelijkheden te beperken, ontwikkelt hij zich ook, vindt Jefta. Er blijft voor hem namelijk genoeg over om zich op te concentreren: laag zitten, op de voorvoeten staan, oog op de bal houden, ingedraaid staan, aanvaller de kant van diens zwakke been op dwingen en dan het allermoeilijkste: het moment van instappen. Precies in de beweging van de aanvaller. Als diens balcontrole minimaal is. Kwestie van gevoel, beseft Jefta, bijna niet aan te leren. Bij Go Ahead Eagles, waar hijzelf is opgeleid, kwam hij op de training nooit langs Dennis Hulstra. 'Altijd die bloktackle van hem' borrelt op uit het binnenste van Jefta. Bob uit PSV D2 heeft dat ook. Puur intuïtie.

 

De KNVB en clubs als SC Heerenveen en FC Groningen vinden het maar onzin, al die techniekoefeningen zonder maximale weerstand. Het gaat er toch om wat je met die techniek in de wedstrijd doet? Dat vindt Jefta dus niet. 'Het is net autorijles. In het begin lukte het mij niet tegelijk gas te geven, te schakelen, in de achteruitkijkspiegel te kijken en de richtingaanwijzer aan te zetten. Door alles apart te leren, eerst zonder weerstand en daarna door ze te combineren, leerde ik autorijden in het drukke hartje van Amsterdam'

Je begint in een situatie van 1:0, zonder tegenstander. Dan bouwt PSV dat op naar 1:1, dan 1:2, en zo verder tot 11:11. De KNVB doet dat precies andersom. Hun regiocoaches beginnen met 11:11 en redeneren van daaruit terug tot partijtjes van liefst 2:2. Maar altijd in een partijvorm. Het doel van het domineren van 1:1, vindt de KNVB, is een situatie van 2:1 creëren, een man-meer-situatie, overtal. En dat kan alléén met positiespel. 'Wij denken dat er nóg een manier is: techniek,' zegt Jefta. 'En dat begint bij 1:0'

Hij breidt de Kaka uit tot een ingewikkelde figuur, twee doelen en veel positiewisseling. 'Zo voer ik de weerstand verder op. Tot slot voeren ze de beweging uit in een zeer stressvolle situatie onder grote druk, als een automobilist op de périférique van Parijs. Een speler zal dan terugvallen op zijn voorkeursbeweging, maar voert hem uit in perfectie.'

 

'Atilla! Wat denk je ervan?' Een lange blonde jongen sjokt over het veld,

schudt zwaar met zijn hoofd. Oud-PSV-D3-spits, vorig jaar vertrokken naar Utrecht waar hij om disciplinaire redenen weer is weggestuurd. Hij is op proef terug bij PSV, zijn laatste kans.

'Het geheim van de Johan Cruijff-kap, Atilla, is dat je in bewéging blijft. Het heeft geen zin stil te staan en die bal dan achter je standbeen langs te tikken, want dan kap je hem in je tegenstander. Met de Cruijff-kap wil je 180 graden de andere kant op voetballen, en om in die aanvoerrichting te komen heb je vaart nodig' Met afgrijzen constateert Jefta dat Atilla een jaar heeft stilgestaan in Utrecht. 'Ze doen daar echt niks aan techniek.' Vergelijk dat nou eens met zijn middenvelder Ollie. Oké, natuurtalent, belangrijke verbindingsspeler in zijn D1. Maar die beheerst dus nu al die hele klapper met plaatjes en dat is meer dan het arsenaal van Wesley Sneijder. Als Wesley in zijn jeugd meer had geoefend op de 1:1 frontaal —en niet alleen maar op die overbekende Kaka-beweging van hem —was hij nu geen dertig maar vijftig miljoen euro waard geweest. Dat weet Jefta zeker. 'Atilla, heb je er alles aan gedaan? Je bent spits, maar verdedigen is ook best belangrijk hoor!' Jefta geeft het sein voor een partijtje 7:7. De winnaars verdienen een kruisje, de speler met de meeste kruisjes aan het einde van het seizoen krijgt een cadeaubon. Atilla speelt opvallend veel over, kaatst, kopt de enige goal van de eerste helft laag in de hoek, haalt in drie grote stappen een verdediger in, glijdt de bal weg voor zijn voeten. 'Lekker Atilla!' In de rust neemt Jefta hem in een wurggreep, wrijft met zijn knokkels over zijn bol. 'Ouwe reus'

 

D-spelers met natte haren voegen zich één voor één bij hun ouders in het clubhuis. Het was enkelen opgevallen dat het woord 'tactiek' weer precies nul keer viel op veld 6. Zelfs niet bij het partijtje. Techniek, techniek en nog eens techniek. Ze weten het, dat is PSV, maar sommigen kunnen er niet aan wennen. 'Die dribbelaars uit Utrecht gaan in een actie liefst vijf keer dezelfde man voorbij' klaagt een Belgische vader. 'Bij Ajax en Feyenoord hadden ze al lang gezegd dat hij over moest spelen. Dit gaat hier een keer ten koste van de teamspirit. In elk geval van het plezier van jongens die willen samenspelen, zoals mijn zoon.' Op een toernooi in Den Haag had zelfs een scheidsrechter zich niet langer kunnen beheersen. Hij beet een PSV-speler toe: 'Je moet niet zo veel pingelen en die bal eens een keer afgeven!' Jefta haalt zijn schouders op. 'Tactiek wordt overschat,' zegt hij terwijl hij in zijn klapper de kap- en draaicyclus opzoekt voor de training van D3. 'Techniek maakt het verschil. Kijk maar naar de bondscoach. Die wordt doodnerveus als Robin van Persie is geblesseerd. Mijn voorganger die nu voor FC Porto werkt, zei: "Techniek vervaagt tactiek." Wat een coach ook uitstippelt, als de techniek het laat afweten, staat hij met lege handen. Daarom doe ik niks aan positiespel. Dat is gewoon jezelf aanbieden in de lijn van de bal zonder dat een tegenstander erbij kan, meer niet. Verandert de rest van je leven eigenlijk niets aan. Het is zinvoller je te verdiepen in een beweging waarin jij je thuis voelt. Man in de rug? Kaka'

 

Ze maken daar in Eindhoven een grote denkfout, vinden ze in Amsterdam. Tactiek is niet alleen een kwestie van formatie, positiespel, patronen en looplijnen, van samenspel. Niet bij Ajax althans. Tactiek is hier in de

allereerste plaats iets heel individueels. 'Het Individuele Spelidee.' Als Ajaxjeugdspeler heb je het Individuele Spelidee nodig bij balbezit. Het komt erop neer dat je in de wedstrijd op zaterdag vroegtijdig patronen herkent uit de training, dat je weet wat er gaat gebeuren en dat je daarop anticipeert. Je relateert dat aan je technische vaardigheden, kiest de beste oplossing en voert die uit. Alles in een fractie van een seconde. Bied ik nu aan en loop ik vrij, maak ik een loopactie of sta ik juist stil? Hoe neem ik de bal aan? Pass ik met de juiste snelheid en richting, zonder stuit? Of ga ik dribbelen? Tot waar dan?

Het Individuele Spelidee is vrij makkelijk aan te leren, zeggen ze bij Ajax. Ook nog op je vijftiende, dus het heeft niet zo veel haast. Wat dat betreft hebben PSV-trainers gelijk als ze zeggen dat tactiek wel losloopt. Maar tactiek is méér dan alleen het Individuele Spelidee. Het is ook teamtactiek. Als Ajaxjeugdspeler heb je teamtactiek nodig bij balbezit van de tegenstander of bij de omschakeling na balverlies. Teamtactiek bestaat uit speelstijl, formatie en speelwijze.

 

De bekendste elftalformaties

4-4-2: meest gebruikte opstelling ter wereld. Vier verdedigers geven elkaar rugdekking bij een tegenaanval. Bij een aanval 'schuiven' de twee flankspelers indien nodig op het middenveld 'in' naar de voorhoede.


4-4-2 ruit: iets aanvallender dan gewone 4-4-2. Hiermee laat je meer ruimte aan de tegenstander op de flanken, maar dankzij balvaste en technisch vaardige middenvelders ben je centraal op het middenveld de baas. 1 Terwijl de twee aanvallers voorin 'gaten' trekken, ontstaat ruimte voor de aanvallende middenvelder 'met de punt naar voren' —en diens dribbel, schot of steekpass. De controlerende middenvelder achter hem speelt 'met de punt naar achteren'.

 

4-3-3: aanvallender dan 4-4-2. Het klassieke Ajax- en Oranjesysteem met twee vleugelaanvallers. Soms ook gebruikt door ploegen die eigenlijk liever in 4-4-2 spelen (en verdedigen en wachten op een counter) maar van een ploeg móeten winnen die zelf het spel niet gaat maken. Voor meer 'balans' op het middenveld stellen coaches soms 4-2-3-1 op, waarbij twee middenvelders duidelijk controlerend zijn en drie aanvallend.

 

3-4-3: nog aanvallender dan 4-3-3. Drie verdedigers spelen op een lijn, twee centrale middenvelders verdelen het spel door de bal diep te geven aan de twee flankaanvallers. Weinig gebruikte formatie omdat de tegenstander meestal met twee of drie aanvallers speelt, waartegen geen rugdekking meer is.

 

3-4-3 ruit: nog aanvallender dan 3-4-3. In feite een viermansvoorhoede. Het Nederlands elftal speelde op het EK 2008 tijdelijk zelfs met een vijfmansvoorhoede.

 

5-3-2: zeer verdedigende V-opstelling. Komt van pas als je beduidend minder goed bent dan de tegenstander. Deze loopt zich vast in een 'kommetje' voorbij de middenlijn. Op de flanken is voor hun aanvallers geen ruimte, ze worden naar binnengetrokken tot op vijf meter van het strafschopgebied, daar wordt het blok gezet waartegen ze zichzelf vastlopen. Vraagt van de verdedigende ploeg veel concentratie en conditie —vaak vallen er de laatste twintig minuten toch gaten en doelpunten.

 

De Ajaxspeelstijl kun je voor kennisgeving aannemen. 'Altijd aanvallend, creatief, initiatiefrijk.' In de praktijk lukt dat natuurlijk niet altijd. Ook over de formatie zijn ze op De Toekomst duidelijk. Die is 4-3-3. Dat is een klassieke, aanvallende formatie, met twee vleugelspelers: het geraamte van De Hollandse School. 4-3-3 zorgt nog altijd voor een logische veldbezetting, vinden veel trainers in navolging van Johan Cruijff. Zelfs de eigenzinnige Foppe de Haan, die met zijn Jong Oranje de EK Onder 21 twee maal won door juist 4-4-2 te spelen, heeft eigenlijk de voorkeur voor de klassieker.

De twee flankspelers in 4-3-3 maken met hun acties en voorzetten het spel attractiever dan wanneer alles over de lengte-as gaat. Maar het is vooral, vinden trainers, de beste manier om het spel te controleren. Er zijn namelijk allemaal 'driehoekjes' mogelijk, en die zijn bepalend voor ritme en speltempo. De drie posities op het middenveld moeten dan wél altijd bezet zijn, om bij balverlies en omschakeling balans te bieden op het middenveld. Bij balverlies in een 4-4-2-formatie staan de twee buitenste middenvelders nog diep en heeft de tegenstander een man-meer-situatie op het middenveld.

Probleempje met 4-3-3 is dat trainers hem in die pure vorm zelden durven toe te passen. Ze hebben er domweg de spelers niet voor. De pure buitenspeler van vroeger —die met de hakken tegen het krijt staat en met een passeeractie de achterlijn haalt en dan een voorzet op maat geeft —kunnen ze niet vinden. De Van Persies en Robbens liggen niet voor het grijpen. Middenvelders als Kenneth Perez die loopacties naar de zijlijn maken —van de goal af —evenmin. Nu kun je veel van Ajax zeggen, maar 4-3-3 spelen, dat doen ze. In het eerste dan. Bij de D- en C-junioren spelen ze liever nog even 3-4-3. Zo komen de drie verdedigers achterin vaker in 1:1 terecht dan met zijn vieren. Het dwingt ze elkaar rugdekking te geven. De vier middenvelders ontwikkelen dicht op elkaar sneller hun Individuele Spelidee dan wanneer ze met zijn drieën ver van elkaar af zouden staan. Voor een lange bal hebben ze nog niet de kracht —dan maar een een-tweetje. De buitenspelers hebben veel tijd nodig om het 1:1 duel op de flanken te leren domineren. Hun meer verdedigende taak op het middenveld van 4-4-2 leren ze later nog makkelijk aan.

Straks bij de A-junioren mondt 3-4-3 uit in 4-3-3. Van daaruit schakelt het team makkelijk over naar gelegenheidsformaties als 4-4-2, 4-5-1 of 4-2-3-1. Dat gaat om verschillen van een paar meter op het veld voor rugnummer 10 en de buitenspelers. De eerste schakelt vanuit 4-3-3 makkelijk over naar de rol van tweede spits binnen 4-4-2. De buitenspelers spelen enigszins hangend op het middenveld. Met ruimte voor zich —iets waar balvaardige Ajacieden wel raad mee weten.

 

 

De voetbaltactiek ontwikkelde zich als een bedrijfsstrategie. Voetbalcommentatoren als Jan en Youri Mulder lopen rood aan als je ze naar tactiek vraagt. Het zou allemaal maar 'onzin' zijn. In feite is tactiek tegenwoordig allesbepalend. Hoe is dat eigenlijk zo gekomen? In de jaren vijftig was elke wedstrijd een onvoorspelbare veldslag. Met een goede balcontrole kwam je heel ver —rugdekking moest nog worden uitgevonden. Als midvoor Abe Lenstra langs zijn man was, lag de heerlijke weg naar weer een doelpunt open. Van tactiek had de coach nooit gehoord, laat staan van de strategieën van Igor Ansoff. Toch leidde hij zijn elftal onbewust in de geest van deze managementgoeroe. 'Welke strategie je ook volgt, ga uit van jezelf,' was het credo. Net als bedrijven in dat marketingloze tijdperk redeneerden voetbalteams van binnen naar buiten. Ze leverden wat ze hadden. 'Niemand analyseerde de tegenstander, iedereen speelde hoe dan ook met een vijfmansvoorhoede,' zegt Wouter de Vries jr, expert in dienstenmarketing aan de Vrije Universiteit en voetballiefhebber. De Hongaren en Brazilianen introduceerden weliswaar de 4-2-4-formatie met een teruggetrokken midvoor. De Britten kick and rush in een kerstboomopstelling zonder vleugelaanvallers. Maar deze eerste 'tactieken' dreven op de toevallige kwaliteiten van individuen: Puskas, Pelé, Bobby Charlton. 'Teamtactisch' bleef het spel simpel en naïef. Tot aan de uitvinding van 'catenaccio' in de jaren zestig door Inter Milan. De Italiaanse, ultradefensieve formatie was het resultaat van de eerste concurrentieanalyse in het voetbal, volgens De Vries. 'Valt de tegenstander beter aan dan wij? Dan specialiseren wij ons in verdedigen.' Deze omgevingsanalyse avant la lettre bracht managementgoeroe Michael Porter begin jaren tachtig naar het bedrijfsleven. 'Redeneer van buiten naar binnen,' beval hij aan. 'Onderzoek eerst wat er speelt in de markt en bedenk dan pas welke rol jij daarin wilt spelen.'

Ondertussen vonden Nederlanders het antwoord op catenaccio. Het Ajax van Rinus Michels speelde 'totaalvoetbal', het Feyenoord van Ernst Happel een variant hierop. Hun hangende vleugelspelers, opkomende backs en een bikkelhard middenveld domineerden het spel. Dit eerste, echte systeemdenken sprak tot de verbeelding van veel teams in de jaren tachtig, maar een echte Porteriaanse analyse van de tegenstander voerde nog altijd niemand uit. Coaches vertrouwden op één superster, teams draaiden op diens invallen. Frankrijk was Platini, Argentinië was Maradonna. Doolden in de tijd van Abe elf individuen rond, nu stonden er geoliede machines met waterdragers. Het is dat de Amerikaan Porter in de VS geen voetbal keek, anders had hij coaches gewaarschuwd dat ze er na de omgevingsanalyse en een strak georganiseerde procesgang nog niet zijn. Je moet volgens hem voor een duidelijke marktstrategie kiezen, anders raak je stuck in the middle. 'Wil je de goedkoopste in de markt zijn, of de creatiefste?' hield hij bedrijven voor. 'Ga je verdedigen of aanvallen?' Om die keuze te maken, was het volgens de bedrijfsstrategen Prahalad en Hamel in de jaren negentig zaak eerst je 'kernvaardigheid' vast te stellen. Van binnen naar büiten te kijken. 'In dit decennium wonnen juist de teams zónder vedettes,' zegt De Vries. Coaches stelden spelers op met specifieke kernvaardigheden. Ajaxcoach Louis van Gaal maakte in 1995 elke speler ondergeschikt aan zijn 4-3-3-formatie. Daarbij bezat 'nummer 10' Jari Litmanen de zeldzame kwaliteit 'tussen de linies' te lopen. 'Toch was hij maar één van de radertjes in een perfect uitgedokterd systeem, dat in het Bernabeustadion Real Madrid compleet van de mat speelde.'

Vlijtig definiëren profclubs nu hun 'kernwaarden', maar zonder deze te baseren op kernvaardigheden. Allemaal hebben ze een mission statement, allemaal willen ze 'dominant en aantrekkelijk' spelen. Onzin, vindt De Vries. 'Dat zijn minimumvereisten. Boekt er nog iemand bij de KLM als ze adverteren met "wij landen"? Eigenlijk is het spel sindsdien slechts saaier geworden. De looplijnen uit Van Gaals opschrijfboekje werden in 1997 vreselijk voorspelbaar. Kwam er weer een tikkie breed.' Net als bedrijven runnen elftallen op het veld nu een 'excellente' operatie in draken van wedstrijden. Jobhoppende coaches kijken bij elkaar in de keuken, tactieken lijken steeds meer op elkaar. 'Na Ansoff leidden alle concurrentiestrategieën tot eenheidsworst in voetbal én bedrijfsleven', verzucht De Vries. Met name in clubkampioenschappen heerst nu een handjevol marktleiders. Jaar na jaar boeken ze goede resultaten met efficiënt voetbal —zoals multinationals nog net acceptabele producten in de markt zetten tegen nog net redelijke prijzen. 'Een rode oceaan,' noemen de moderne bedrijfsstrategen Chan Kim en Renée Mauborgne dit. Een hel van haaien. Zwem je daar liever niet tussen? Dan moet je radicaal innoveren om een eigen 'blauwe oceaan' te creëren. Met nieuwe techniek en tactiek is dat nauwelijks nog mogelijk, denkt De Vries. 'De balbeheersing kan nauwelijks perfecter en tactisch is alles al eens geprobeerd. Het is de hoogste tijd om onder de terreur van Jan Mulder met zijn conservatieve lofzang op technische foefjes uit te kruipen, zoals Marco van Basten tijdens het EK in 2008 het juk van het 4-3-3-systeem van Johan Cruijff van zich afwierp.' Alleen met 'radicale innovatie' komen we verder, denkt De Vries. Met fundamentele analyse. Foppe de Haan maakt van al zijn spelers een sportpsychologisch profiel, om ze beter te snappen. De jeugdspelers van Ajax mogen pas na een uurtje judo het veld op. Dat maakt ze later minder blessuregevoelig, volgens de laatste medische inzichten. Het voetballab van AC Milan bracht met computeranalyses het oude team rond Paolo Maldini tot ongekende prestaties. En terwijl Jan Mulder woest zijn hoofd schudt om al deze wetenschap —zoals hij zich altijd al ergerde aan het onkenbare opschrijfboekje van Van Gaal —filmen Van Gaals assistenten elke AZ-speler vanuit elke hoek van het stadion. Waarna weer een grondige videoanalyse van de looplijnen volgt, en een herziening van de tactiek.

 

 

Meer nog dan in de spelopvatting en de formatie zit de angel van de Ajaxteamtactiek in bestandsdeel drie: de speelwijze. Die is bij balbezit niet verrassend. Een medespeler behept met een goede passeerbeweging in 1:1 zien te krijgen. Maar liever nog mikt Ajax erop 2:1 te creëren door positiespel met een inschuivende rugnummer 4. Uitvinding van ex-Ajaxcoach Louis van Gaal. Centrale verdediger Frank Rijkaard en later Johnny Heitinga speelden zonder directe tegenstander ver van het eigen doel af, stichtten verwarring rond de zestien aan de andere kant. Niet alleen een fijne manier om een vrije man te creëren, ook erg handig om bij balverlies meteen pressing te spelen.

Goed uit te leggen op een whiteboard deze speelwijze, zelfs aan kinderen van elf. Wat doen we bij balbezit? Wat doen we bij balverlies? Wanneer moet nummer 4 inschuiven? Wie moet dan zijn positie overnemen? Kneepjes die de Ajaxschool zo beroemd maakten, en nu in elke amateur-kleedkamer van Nederland klinken. Niet omdat het zulke wonderen van tactiek zijn —het zijn gewoon een paar basisafspraken waarbinnen elke speler zo zijn vrijheden heeft. Nee, ze werden zo bewonderd omdat alleen Ajaxspelers er de technische vaardigheden én het Individuele Spelidee voor hebben om de afspraken uit te voeren. Maar vooral, zo benadrukken ze bij Ajax, omdat de Ajaxspeler meer dan anderen leert keuzes te maken. Hij zit in zijn cockpit, kijkt naar zijn dashboard, stelt een aantal dingen koeltjes vast. 'De teamtactiek, mijn vaardigheden en mijn Individuele Spelidee zijn zus. De situatie op het veld is nu zo. Wat doe ik ermee? Nu!'

 

Geschiedenis van de voetbaltactiek

1872: verdedigend vierkant Met vier verdedigers speelt Schotland voor het eerst gelijk tegen Engeland.

1880: 2-3-5 Nottingham Forest stelt twee verdedigers, drie middenspelers en vijf aanvallers op.

1925: 3-4-3 Als antwoord op de lichtere buitenspelregel stelt het Schotse Motherwell een 'stopper' op in een driemansverdediging.

1938: Zwitserse grendelaar Oostenrijkse en Zwitserse teams spelen met een eerste libero, de vrije verdediger.

1953: Hongaarse 4-2-4 Eerste zoneverdediging, verdedigend middenveld en teruggetrokken midvoor bezorgen Engeland nederlaag.

1958: Braziliaanse 4-2-4 Brazilië verovert eerste wereldbeker met een meer symmetrische 4-2-4.

1963: 5-4-1 Inter Milan introduceert de catenaccio.

1966: voorloper totaalvoetbal Engeland schaft starre posities en vaste opstellingen af en wint wereldbeker.

1971: totaalvoetbal Elke speler van Ajax en Oranje valt aan én verdedigt negentig minuten lang. Snelle positiewisseling maakt mandekking onmogelijk.

 

In de vaste kleedkamer van PSV D3 hangt onder elk kledinghaakje een tekstbordje.

 

De enige fout die je kunt maken = niet je best doen.

 

In 1:1 kun je niet verliezen als jij de bal voor je houdt.

 

In het strafschopgebied ben je verplicht je tegenstander altijd te zien.

 

De trainer van D3 laat ze er het hele jaar hangen. Jefta, trainer van D1, hangt ook zulke bordjes in de kleedkamer van zijn jongens. Maar hij verwisselt ze maandelijks voor andere. Dat heeft meer effect, denkt hij.

Je belangrijkste wedstrijd = de volgende wedstrijd.

De D1 bestaat uit vijftien spelers en drie keepers, waarvan een keeper ook meespeelt in de C2. Net als in het eerste van PSV is er een kerngroep. De zeven betere spelers spelen meer minuten dan de mindere acht. Zo speelt sterspits Wessel altijd, dat weet iedereen. 'Sterker,' zegt Jefta, 'dat wil iedereen. Als ik Wessel niet opstel, nemen ze mij dat kwalijk.' De mindere acht wisselen onderling veel. Als zij zo weinig spelen, hoe kunnen ze dan ooit aan de doelen in hun POP-plan werken? 'Ze hebben net als de anderen het doel profvoetballer te worden. Maar ze hebben ook doelen op korte termijn: wedstrijden en toernooien winnen. Dat lukt alleen met de beste basisopstelling' Vanaf de reservebank halen ze daar genoeg voldoening uit, denkt PSV.

 

Hoe weet de club die discipline in het team te bewaren? Met strenge codes in kleding en gedrag. Het shirt draag je altijd in de broek. De kousen blijven onder de knieën, zonder tape om de enkels. Tot en met de A1 train en speel je verplicht op Nike-schoenen. Om je van verdedigers met hun degelijke, zwarte schoenen met ronde noppen te onderscheiden, kan je als ijdele aanvaller nog wel kiezen voor felgekleurde pronkschoentjes met blades eronder. Maar vanaf de B heb je altijd schoenen met vaste én met schroefnoppen bij je, plus sleutel, reserveveters en reservenoppen. Kettingen en armbandjes moeten af, oorbellen en ringen moeten uit. Zelfs je rubberen polsbandje met Stand up Speak up laat je thuis. Alleen zó staat er een echt team bij aanvang van de wedstrijd.

Op De Herdgang staat je mobieltje altijd uit. In de kleedkamer, medische ruimte, spelershome en bij groepsactiviteiten draag je sponsorkleding. In je vrije tijd is zaalvoetbal verboden. Trouwens elke sport op competitieniveau. Vooral straatvoetbal: te blessuregevoelig. Deelname aan een activiteit van je oude club? Als je het eerst netjes aan je trainer voorlegt.

Hoe nu nog zelfvertrouwen te hebben? Als elke optie tot eigenzinnigheid en opstandigheid je is ontnomen? Bereikte iemand als Wim Kieft niet de top door zijn rebelse houding —ik volg mijn eigen weg, dikke lul voor je —en dat in de nog strengere Ajaxschool? Dat was een kwart eeuw geleden, toen het nog cool was je te onderscheiden. Waag je het nu afstand te bewaren, vatten trainers dat op als gebrek aan beleving. Compenseer je dat niet met een groot voetbaltalent, kun je straks vriendelijk ophoepelen.

 

Handleiding POP-gesprek

1. Zit je iets dwars? Krop dingen niet op. Wacht niet tot het volgende POP-gesprek, stap direct op je trainer af. Heb je kritiek op je trainer of teamgenoten? Vraag je af of je dit met hem moet bespreken. Houd het zo zakelijk mogelijk.

2. De trainer heeft een beeld van jouw eigenschappen, vaardigheden, de mate waarin je die nodig hebt voor jouw veldpositie, de zaken waarin je beter moet worden en de beste manier om dat te bereiken. Zorg ervoor dat jij al voor het gesprek daar ook een duidelijk beeld van hebt. Zit er licht tussen? De meeste trainers waarderen het als je ze netjes wijst op dingen die ze niet goed zien.

3. Neem de gemaakte afspraken van vorige keer goed door, daar komt hij zeker op terug. Tenzij je een supertalent bent, beoordeelt hij je niet op hoe goed je bent, maar hoe goed jij je ontwikkelt. Maak een lijstje van je vorderingen en benoem die in het gesprek.

4. Bedenk wat er nog beter kan. Niet alleen aan jezelf, maar ook aan de trainer, sfeer, planning, oefeningen. Draag zelf oplossingen aan.

5. Wijs een praatgrage trainer erop dat dit een functioneringsgesprek is, geen beoordelingsgesprek. Tweerichtingsverkeer dus. SC Heerenveen hanteert de regel dat de trainer niet meer mag praten dan de jongen: 50/50. Ex-hoofdtrainer Gert-Jan Verbeek had er grote moeite mee. 'Hij praatte en praatte en liet weinig tijd over voor de jongen,' zegt hoofd Opleiding Wim Dusseldorp. 'We moeten een speler toch het gevoel geven dat hij de baas is over het proces. Terwijl wij echt wel weten dat het niet zo is. Het is een spelletje.'

 

Hoe vind je het zelf gaan?' klinkt het vanachter de tafel. Je eindejaarsge-Bfl sprek in de C2. Je klampt je vast aan een gedachte: de zwoeger Ryan BBBabel was ook een twijfelgeval in de C-junioren maar mocht toch blijven. Het natuurtalent Patrick Kluivert scoorde bij Ajax uitstekende cijfers op techniek, inzicht en snelheid maar een dikke onvoldoende op persoonlijkheid: te impulsief en ondoordacht.

Op tafel ligt een verrassend dik dossier. Daarin zit alle documentatie uit je F-, Een D-tijd. Alles hielden ze bij: speelminuten, resultaten, wedstrijdcijfers, speciale trainingen, vorderingen in die oefeningen, blessures, afgenomen conditietests en medische tests, video-opnamen, thuissituatie. Daar praten ze in dit gesprek niet over. 'We willen het hebben over de afspraken die we in september met je maakten. En waar we je in december nog eens op wezen'

 

Het is een beetje te laat voor jou, maar bij je volgende club zou je ze er op kunnen wijzen dat POP-afspraken in het bedrijfsleven SMART moeten zijn. Specifiek. Meetbaar. Acceptabel. Realistisch. Werken aan je zwakke linkerbeen en je koptechniek is SMART. Maar van de opleiding worden verwijderd omdat je afspraken niet nakwam als het gaat om 'intensiteit' en 'beleving'? Hebben ze echt geturfd hoe vaak jij je mond opendeed in het veld? Je coachte je medespelers wel degelijk. Maar je deed dat altijd zachtjes, opdat de tegenstander het niet hoorde. En als je op zaterdag weer eens reserve stond en het op dinsdagmiddag moest laten zien om je de basis in te knokken, gaf je alles, maar niemand keek. Of jij je sporttas met alle spullen erin op het complex wilt achterlaten. Je voetbalschoenen mag je houden als aandenken.

 

'Nigel de Jong, was je nooit bang dat je zou afvallen in de Ajaxjeugd? Dat je niet goed genoeg was?'

'Neu. Ik weet het niet meer. Anders was ik, was ik maar..'

'Anders was je maar cameraman geworden, zoals ik?'

'Uh ja, ha ha'

Uit: Helden van de Toekomst, De Wereldberoemde Ajaxopleiding.

 

Zie het dan als een tijdelijk stapje terug' proberen je ouders je te troosten. Je oude club belde al, ze bieden je een vaste basisplaats in de C1. 'Hervind daar het plezier, en zet dan weer twee stappen vooruit' Ajax doet ook nog een poging voor een plekje bij HFC Haarlem of FC Omniworld, zoals PSV dat doet bij FC Eindhoven of Helmond Sport. Vinden PSV en Ajax zelf hartstikke mooi voor jou. Kun je toch nog bij een BVO voetballen. De scouts beloven je daar te blijven volgen, wie weet kun je straks weer terugkeren. 'FC Omniworld, pfff.' Zoals sommige eerdere afvallers bedank je vriendelijk. Het profcontract zakt weg achter de horizon. De Breezers lonken, de meiden. Even geen lasten meer, slechts lusten. Terug naar je oude club ga je niet —de blikken alleen al. Op nazorg hoef je ook niet te rekenen. Ajax en Feyenoord houden geen cijfers bij over de uitstroom, bellen je niet om te horen hoe het nu gaat. Rini van PSV vindt dat de scouts, je eerste ontdekkers, dat zouden moeten doen. 'Laat BVO's liever hulpinstanties inschakelen om de afvaller te begeleiden in dit zwarte gat' zeggen pedagogen. Soms maken trainers hem wijs dat hij faalde. De proceseigenaar treft de blaam, niet de vele concurrenten of het ongeduld van de procesbeheerder. 'Die jongen heeft gewoon te weinig capaciteit,' is het stempel, 'te weinig inzet' Onzin. Uit onderzoek blijkt dat de topper en de afhaker vaak even betrokken zijn bij de opleiding, gedreven worden door dezelfde intrinsieke en extrinsieke motivatie, evenveel gericht zijn op winnen en het bereiken van persoonlijke doelen. Ook het belang dat toppers en afhakers hechten aan vriendjes, school, gezin, vrije tijd: het maakt geen verschil. Het zit hem in iets anders.

 

 

De speler die afhaakt

Heeft een hogere dunk van zichzelf

+

Heeft een grotere concentratie op eigen vooruitgang. Niet het verslaan

van de tegenstander doet er toe, maar het verslaan van zichzelf

+

Heeft de overtuiging dat hijzélf veel invloed heeft op zijn voortgang

+

___________________________________________________________________________

=

De speler die straks de top haalt

 

 

Onthoud die drie punten. In de C1 van je oude club doen ze je boven jezelf uitstijgen.