'Beste Niels, aan de hand van je prestaties bij je huidige club nodigen wij je uit voor een stage bij Feyenoord.' Niels (8) geeft de brief terug aan zijn vader. Hij geeft niks om Feyenoord. Om geen enkele Nederlandse club trouwens. Hij is alleen voor AC Milan. Waarom weet hij niet. Als hij tien wordt, neemt zijn vader hem mee naar het Giuseppe Meazza-stadion, beloofde hij. Leuk. Proeftraining op Varkenoord? Ook leuk.
Ze trekken hem een Feyenoordtenue aan en ex-prof Henk Fraser is leider van zijn stageteam. Op het veld zijn meer oud-spelers dan stagiairs. Stanley Brard, Jean-Paul van Gastel, Gaston Taument, Igor Kornejev, Coen Moulijn. Allemaal scouts voor Feyenoord. In anonieme donkerblauwe windjassen omcirkelen ze met zijn twintigen één potje van zeven tegen zeven pupillen. Zwarte rouwvliegen, rustend op een schaal fruit.
'Wie is uw kleinzoon?' vraagt Moulijn aan de opa van Niels.
'Die in dat groene hesje, nummer 1022.'
'O, die van VVSB. Die doet wat-ie moet doen. Zet geen stap teveel.'
In de proefwedstrijd een week later staan vader, moeder en zusje een beetje apart van de andere ouders. Die schreeuwen aan één stuk door tegenhun zoontjes.
'Huppel niet zo!'
'Loop nou eens normaal!'
Nog een proefwedstrijd. Niels domineert en scoort.
Niemand zegt wat tegen de familie Van Wetten, tot ze plaatsnemen in het kamertje van het hoofd Opleiding. 'Niels, wat heb jij goed gevoetbald! Jij was echt de man van het veld. Wil je bij ons komen voetballen?'
Thuis in de bollenstreek, in een nieuwbouwwoning in Noordwijkerhout, slaat de twijfel toe. Niet bij Linda. Die speelde eredivisie-handbal —net zo fanatiek als haar zoon. 'Rotterdam is ver hoor voor een jochie van acht,' oppert vader, 'drie keer per week op en neer. Ook al gaat-ie met het Feyenoordbusje.' Aan tafel probeert hij eens diep in Niels' ogen te kijken.
'Ja ik wil!' is alles wat hij leest.
Uit tegen VV Barendrecht, makkie. In de competitie staat Feyenoord F1 tweede achter Sparta F1, de enige ploeg waar ze van verloren. Die trainen drie keer per week, Feyenoord twee keer. Tegen Sparta hadden ze toen hun hoofden er niet bij, vlak voor het internationale toernooi in Duitsland. Moesten ze tegen Bayern München en Kaiserslautern, veel leuker toch dan Barendrecht uit? De F-selectie van Feyenoord staat stil, vindt trainer Erwin Pinas. Ze ondervinden te weinig weerstand. Hij wil vaker oefenen tegen grotere E-spelers. Komt niks van in, zegt zijn baas. Te belastend voor jonge jongens, vindt de inspanningsfysioloog.
Voor deze ochtend bedenkt Pinas dus maar weer een pretopstelling. Normaal staat Niels rechtsbuiten, nu linksback. Na vijf minuten eist hij een vrije trap op, krult de bal van vijftien meter in de rechterbovenhoek. Zo'n goal doet hem niet veel. Maakt toch niet uit wie er scoort? Nee, dan gaat Niels liever weer naar een internationaal toernooi.
Dan hoeft hij tenminste niet meteen te douchen na de wedstrijd. Want dan komt er nog eentje en nog eentje en nog eentje, wel negen wedstrijden in twee dagen! Laatst gingen ze weer naar Duitsland. Moesten ze tegen Eintracht Frankfurt, PSV, FC Metz. Lekker voetballen hoor, tegen die Duitsers, die lomperiken schieten alleen maar van grote afstand. Van FC Schalke 04 verloren ze met penalties. Toen misten veel jongens hun ouders. Sommigen huilden. Niels niet. Die hadalleen maar een gat in zijn kop. Gestruikeld, over eenschoen, het bloed gutste eruit.
'Trainer, ik heb een probleempie.'
Pinas ziet dat de vleeswond eigenlijk moet worden gehecht. Hij zet er een krammetje op. Niet teuten, klaar.
'Trainer, mag ik wel spelen morgen?'
Niels staat wissel.
'Bollenpeller trek je jas uit, je mag erin. Pas op voor je hoofdwond hè?'
Een hoge bal. Niels twijfelt geen seconde, slaat zijn hoofd er hard tegen. Zelfs Pinas applaudiseert.
Een scout van Ajax zei tegen Edwin: 'Niels is een leuk voetballertje hoor, maar hij is niks voor Ajax. Wij willen echt alleen de supertalenten.'
Dat het eerste van Feyenoord zo lamlendig speelt! Niels kan er niet bij. Hij en zijn zusje zitten tussen hun ouders in De Kuip. Hij ziet hoe Luigi Bruins in een aanval van Feyenoord naar voren wandelt, hoe die bij een tegenaanval zijn mannetje vrij laat lopen. Hoeft hij niet te flikken bij Pinas. Gaat er een kwartier van de training af voor weer een extra lange donderpreek. Die Niels min of meer ontgaat.
Feyenoord walst met 1-8 over Barendrecht heen. In de kleedkamer roept Pinas dat ze slecht hebben gespeeld. 'Vooral de voorhoede was waardeloos. Jullie lijken wel Circus Boltini!' Niels schiet in de lach. Dit gaat niet over hem. In de kantine verdringen ouders en spelers zich rond Pinas. 'Hé Erwin, waarom heb jij mijn zoon...' Niels mengt zich niet in de drukte, wacht netjes op zijn beurt: 'Hé bollenpeller.' Pinas zoekt dekking bij hem, loopt snel met hem mee naar zijn vader aan de bar.
Pinas beklaagt zich dat hij niks mag. Van zijn baas moet een joch met de kleinste blessure meteen naar de fysio en zaterdag zit-ie op de bank. Wist Edwin dat de F-jes van Ajax niet twee maar drie keer per week trainen? Op woensdag zelfs drie uur aaneen. Judo, techniektraining, looptraining. Maar Edwin denkt: 'Niels is lekker vrij op woensdag. Even geen voetbal.' Hij leert dan de borstcrawl bij zijn zwemclub of speelt met vriendjes.
Lachend zeult Niels de grote tas naar de parkeerplaats. Anderen laten het hun ouders doen.
Niels loopt een kamertje in. Pinas en de teamleider zitten achter een tafel, zijn ouders moeten drie meter achter Niels plaatsnemen. Zijn eerste functioneringsgesprek. In de kantine hoorde zijn moeder net van een andere moeder dat ze dit jaar wel erg streng zijn. Ze vragen hoe hij zichzelf 'mentaal' en 'fysiek' vindt. 'Niels, weet je eigenlijk wel wat mentaal en fysiek is?' had ze nog snel gevraagd.
'Nee.'
'Mentaal, dat is je koppie. Fysiek, dat is je kracht.'
'O ja.'
'Wat goed dat je dat al weet bollenpeller,' zegt Pinas.
'Waar ben jij fysiek goed in?'
'Mijn techniek.'
'Is jouw techniek net zo goed als die van Ingmar,
de Nationaal Techniekkampioen?'
'Nee, niet zó goed.'
'Ben jij snel?'
'Ja.'
'Maar ben je ook snel wég? Als Cirano?'
'Nee, niet zó snel.'
'En je handelingssnelheid Niels?'
'Die is niet zo goed.'
'Niels geeft nooit op,' lezen ze buiten in het tussenrapport. 'Hij heeft veel inzicht. Hij moet wel meer acties maken. Hij moet brutaler worden. En hij moet in het veld beter laten zien dat hij er staat. Hij moet zijn lichaam meer gebruiken. Zijn linkerbeen moet sterker worden.'
Niels is het gesprek alweer vergeten. Hij lacht, verlangt zoals altijd intens naar de eerstvolgende training. Edwin denkt het zijne van het rapport. Niels oefende het hele najaar elke dag op zijn linkerbeen, gebruikt overduidelijk zijn lichaam in duels en laat zich gelden op het veld. Maar als zij dat anders zien, prima, dan schrijven zij dat toch op? Hij laat het erbij. Andere ouders niet. 'Hé Erwin, matig tot redelijk, mijn zoon, waarom, nou?' Niels kreeg 'redelijk tot goed'. En Edwin houdt zijn mond.