inleiding
De bondscoach van Oranje knikt geruststellend naar me. Ik ben een amateur en hij heeft me nodig. In de catacomben van een afgeladen stadion knuffelen Afellay en Huntelaar me, fluisteren wat laatste adviezen in mijn oor. Nog een paar minuten voor we het veld betreden. Ik kijk omlaag. Geen kicksen aan mijn voeten.
'Denk na,' zeg ik zacht. 'Waar kunnen ze zijn?'
Ik zie mezelf uit de spelersrij stappen, loop terug naar de kleedkamer van VV Blauw-Geel '55 in Ede. In mijn tas liggen slechts noppen en een noppensleutel.
Hoe verder mijn boek vordert, hoe koortsachtiger de droom. Steeds radelozer ren ik heen en weer tussen velden waar dé wedstrijd al is begonnen. 'Je wordt op een ander veld verwacht,' zegt iemand. Waar is niet duidelijk. Harder rennen heeft geen zin, ik moet eerst mijn schoenen hebben. Ik speel geen minuut. 'Ik ben zo dicht bij profvoetbal,' droomt dit kind van veertig. 'Tegelijk ben ik er zo ver van verwijderd.'
Waar was dit visioen toen ik dertien was en ik het nodig had? Zoals in het jaar 1982, toen ik met de C1 van Blauw-Geel kampioen werd? Het visioen van mijn uitverkiezing voor Oranje had een toekomstdroom kunnen zijn, een leidraad op het pad naar profvoetbal. Maar ik droomde het niet.
Ik was er niet op die manier mee bezig.
Zoals zoveel jongens leefde ik nu, niet later. Jaren en maanden zeiden me niets. Er waren alleen weken en dagen, de cyclus van de voetbalweek. Dinsdagtraining, donderdagtraining, zaterdagwedstrijd. Op maandag rukte ik het verenigingskrantje 'De Blauw-Geler' uit de brievenbus, las verheugd dat zaterdag Lunteren of Fortissimo op het programma stond en op vrijdagavond legde ik mijn netjes gevouwen voetbalspullen alvast klaar naast mijn tas. Tot het jaar 1982. Na de zomer van het kampioenschap las ik dat ik was ingedeeld bij de B2. Sommige van mijn vriendjes zaten in de B1. 'Ik hoor niet meer bij de besten,' concludeerde ik. Niemand legde me uit dat ik gewoon eerstejaars B-junior was, te jong nog voor de B1. Ik was zo teleurgesteld dat ik stopte met voetbal.
Bereiken alleen jongens met een toekomstdroom de top? Zij die worden voortgejaagd door een vuur —voetbal is alles voor ze —en er verder niet te veel over nadenken? Wat als ik me destijds beter had verdiept in selectieprocedures bij amateurclubs? In eerstejaars en tweedejaars B-junioren? In scouts en jeugdopleidingen bij profclubs?
Wat als dit boek er toen al was geweest? Als ik precies had geweten hoe ik aan mijn fysieke ontwikkeling, techniek, tactisch inzicht en mentale instelling had moeten werken om mijn kansen te vergroten? Had ik dan mijn loopbaan strak kunnen uitstippelen, zoals de uitgekookte Marc Overmars dat ooit deed?
'Juist niet,' zeggen alle voetbalexperts die ik sprak. Plezier en zelfvertrouwen is alles wat een jeugdspeler nodig heeft. Alleen dan speelt hij onbevangen en vol beleving, alleen dan probeert hij dingen uit en ontwikkelt hij zich van een aardige tot bovengemiddelde speler, alleen dan noteert een scout misschien zijn naam in zijn boekje. Vertel een jongen waar die scout precies op let en hij raakt geen bal meer. 'Dat boek van jou moet niet worden geschreven,' zeiden ze. Het is gevaarlijke informatie. Het maakt spelers maar bewust, berekenend.
Het boek is er toch gekomen. Terwijl voetbalexperts graag geheimzinnig doen over hun wereldje van scouting en opleiding, dromen elke nacht miljoenen Nederlandse jongens en meisjes —en een veelvoud daarvan aan volwassen mannen —over een profcarrière in voetbal. Slechts een romantisch idee hebben ze van wat er zich afspeelt op de wereldberoemde opleidingen van PSV, Ajax en Feyenoord. Frenkie Rijkaard en Ruudje Gullit tot laat in avond op het Balboaplein in Amsterdam-West. Dat is nog altijd het beeld van de prof in spé.
Maar profspelers leren het vak allang niet meer op straat. De jeugdvelden van profclubs zijn bloedserieuze beroepsopleidingen geworden, met 'leerplannen' en 'ideaalprofielen'. Vanaf die complexen vliegen elke zaterdag honderden scouts uit boven de transfervrije markt van pupillen van zes jaar. Makelaars cirkelen boven de verdringingsmarkt van junioren van veertien. Op hun beurt pikken rijke Britse clubs daar tussenuit toptalenten van zestien en zetten ze op het vliegtuig. Het is dog eat dog —en Nederlandse jeugdopleidingen hebben het nakijken. Hen rest niets dan nóg meer spelers nóg beter op te leiden voor het hoogste plan.
Dit is een kans voor dromers en sluimertalenten op amateurvelden. In de eredivisie en eerste divisie spelen zo'n duizend profspelers. Elk jaar stromen 150 nieuwe profspelers in, waarvan zo'n dertig spelers in opleiding. Het valt scouts en jeugd-opleiders niet mee de kwaliteit te leveren die de hoofdtrainer van het eerste elftal verlangt. Die koopt liever weer een dure buitenlandse speler. Ondertussen worden A1-spelers geparkeerd in het tweede of stromen uit naar de amateurs.
Koortsachtig zoeken opleiders naar nieuw talent dat hopelijk wél het allerhoogste niveau aankan. Steeds meer middelmatige talenten stromen opleidingen in, steeds meer moeten ook weer afvallen. Dit boek haalt spelers niet uit hun dromen Het haalt ze evenmin uit hun onbevangen spel. Het is een leidraad op het pad naar profvoetbal. Het maakt hun dromen waar —door ze voor te bereiden op de machinaties van scouts, agenten, opleiders.
Voor vele honderden jeugdspelers begint in september de beroepsopleiding tot voetballer. Ze stromen de onderbouw van een profclub of voetbalacademie in. Zes of acht jaar zijn ze. Tot aan de uiteindelijke selectie voor het eerste elftal spelen de komende vijftien jaar zoveel factoren en toevalligheden een rol dat hun carrière niet echt te plannen valt. Maar één ding is zeker: de afvalrace is keihard. Een beetje voorbereiding op de grillige wereld waar ze in stappen, kan geen kwaad.
Ook sluimertalenten, mindere goden en oudere voetballiefhebbers zullen hun hart ophalen met dit boek. Hoe ziet de weg naar de top eruit? Hoe vind je om te beginnen de juiste amateurclub? Wat moet je vervolgens doen en laten om te worden geselecteerd en gescout? Hoe verbeter jij je fysiek, technisch, tactisch en mentaal? Hoe doen ze dat in de jeugdopleiding van PSV, Ajax, Feyenoord, AZ, SC Heerenveen, FC Twente/Heracles, FC Groningen en Roda JC? Hoe gaat het eraan toe bij de F-, E-, D-, C-, B- en A-jeugd en bij de Beloftespelers?
Hoofden opleiding, scouts, jeugdspelers van Feyenoord F1, Sparta E1, PSV E1, Vitesse D3, Ajax D1, FC Twente Meisjes Onder 15, RKC C1, SC Heerenveen B1, ADO Den Haag B1 en AZ A1 én hun ouders vertellen openhartig over hun ervaringen in de schaduw van de eredivisiestadions. Profspelers Jan-Arie van der Heijden van Ajax, Kees Luijkx van AZ en Danny Buijs van Feyenoord leggen uit wat je in de jaren na je debuut in het eerste kan verwachten.
Zaakwaarnemer 'Mister Ajax' Sjaak Swart geeft een spannend kijkje in de wereld van de spelersagenten, mannen die jou gaan vergezellen bij het tekenen van je eerste profcontract.
Had ik het tot profvoetballer geschopt als ik dit allemaal wist toen ik dertien was? Zal wel niet, ik was een te wisselvallige speler. Maar met de kennis in dit boek was ik wél met plezier in de B2 van Blauw-Geel '55 blijven voetballen. Wie weet tot in de selectie van het eerste elftal. Met mijn kicksen aan.