4

Het telefoontje kwam pas net voor elf uur ’s avonds binnen en tegen die tijd wilde rechercheur Terri Collins erg graag naar bed. Haar twee kinderen sliepen in hun eigen kamers, hun huiswerk was klaar, ze waren voorgelezen en ingestopt. Ze had net haar laatste moederlijke avondtaak verricht – met haar hoofd om de deur, met net genoeg licht van de ganglamp om de gezichten van haar twee kinderen te zien, zodat ze zeker wist dat ze lekker sliepen.

Geen nachtmerries. Rustige ademhaling. Geen gesnuif dat een opkomende verkoudheid aankondigde. Er waren alleenstaande ouders in de hulpgroep waar ze af en toe naartoe ging, die hun slapende kinderen amper alleen konden laten. Omdat het leek alsof ’s nachts al het kwaad waardoor ze in deze toestand waren beland ongehinderd rondwaarde, en dat de tijd die voor slaap en herstel was bedoeld gevuld werd met onzekerheid, bezorgdheid en angsten.

Maar deze avond ging het goed. Alles was normaal. Ze liet de deur een centimeter of vijf openstaan en liep net naar de badkamer toen ze de telefoon in de keuken hoorde rinkelen. Terwijl ze er snel naartoe liep, keek ze op de klok die aan de muur hing. Om deze tijd kan het alleen maar slecht nieuws zijn, dacht ze.

Het was de nachttelefonist van het politiebureau. ‘Rechercheur, ik heb een paniekerige vrouw op de andere lijn. Volgens mij heb jij eerdere telefoontjes van haar beantwoord. Het lijkt weer eens om een weglopertje te gaan...’

Rechercheur Terri Collins wist meteen wie het was. Misschien is Jennifer deze keer echt weggelopen, dacht ze. Maar dat was onprofessioneel gedacht. Weglopen was vaak een reactie op een aantal nare gebeurtenissen van een heel ander en vaak nog erger soort.

‘Ik kom eraan,’ zei ze. Ze gleed makkelijk in haar rechercheursrol. Een van haar sterke punten was dat ze de verschillende kanten van haar leven keurig en geordend van elkaar gescheiden kon houden. Te veel jaren met te veel onrust hadden ervoor gezorgd dat ze behoefte had aan eenvoud en organisatie.

Ze zette de telefonist in de wacht en toetste een ander nummer in, dat op een lijstje stond dat naast de keukentelefoon hing. Een van de weinige positieve effecten van wat ze had moeten meemaken, was het informele hulpnetwerk dat ze daardoor had opgebouwd. ‘Ha Laurie, met Terri. Ik vind het ontzettend vervelend dat ik je zo laat nog moet bellen, maar...’

‘Je bent opgeroepen en hebt me nodig om op je kinderen te passen?’

Terri hoorde zelfs enthousiasme in de stem van haar vriendin. ‘Ja.’

‘Ik ben er zo. Geen probleem. Ik doe het graag. Hoe laat denk je dat je terug bent?’

Terri glimlachte. Laurie leed aan slapeloosheid, slapeloosheid van de ergste soort, en Terri wist dat ze het stiekem heerlijk vond om midden in de nacht te worden gebeld, zeker als het was om op kinderen te passen, aangezien haar eigen kinderen volwassen waren en niet meer thuis woonden. Dan had ze iets zinnigs te doen in plaats van naar nutteloze programma’s op de televisie te kijken of ongerust door haar donkere huis te ijsberen en zichzelf te vertellen wat er in haar leven allemaal verkeerd was gegaan. Terri wist dat dat heel wat was.

‘Moeilijk te zeggen. In elk geval minstens een paar uur. Misschien langer. Misschien wel de hele nacht.’

‘Dan neem ik mijn tandenborstel mee.’

Ze drukte op de wachtknop en kreeg de politietelefonist weer aan de lijn. ‘Zeg tegen mevrouw Riggins dat ik binnen een halfuur bij haar ben. Zijn er al uniformen daar?’

‘Die zijn onderweg.’

‘Laat ze weten dat ik er aan kom. Ze kunnen alvast beginnen met een verklaring op te nemen, dan kunnen we een tijdslijn opstellen. Ze kunnen ook alvast proberen mevrouw Riggins wat te kalmeren.’

Hoewel Terri betwijfelde of ze dat zou lukken.

‘Begrepen,’ zei de telefonist en hij hing op.

Laurie zou er over een paar minuten zijn. Die vond het prettig te denken dat ze deel uitmaakte van het onderzoek of van de plaats delict waar Terri voor werd weggeroepen en dat ze net zo belangrijk was als een forensisch medewerker of vingerafdrukexpert. Terri liep weer naar de badkamer, waste haar gezicht met wat water en kamde haar haren. Hoewel het laat was, wilde ze toch fris, presentabel en capabel overkomen op de wereld van panische angst die ze zo meteen zou betreden.

 

Het was donker op straat en er brandden maar een paar lampen in sommige huizen waar Terri langsreed op weg naar de Riggins. Het enige huis waar buiten wat gebeurde, was haar bestemming. Het voordeurlicht brandde en ze zag mensen in de woonkamer heen en weer lopen. Op de oprit stond één politieauto, maar de agenten hadden het zwaailicht uitgezet, waardoor de auto leek op elke andere auto die stond te wachten op de voorstedelijke ochtendexodus naar werk en school.

Terri parkeerde haar gedeukte zes jaar oude autootje. Ze haalde diep adem en pakte toen haar tas met daarin een minicassetterecorder en een aantekeningenboekje. Haar insigne had ze aan de schouderriem gehangen. Haar semiautomatische pistool lag in zijn holster op de stoel naast haar. Ze pakte het, controleerde of de veiligheidspal erop zat en of er geen kogel in de kamer zat en bevestigde het holster aan haar broekriem. Pas daarna stapte ze de donkere nacht in en liep naar het huis.

Het was een wandelingetje dat ze de afgelopen anderhalf jaar twee keer eerder had gemaakt. Haar adem kringelde als rook om haar heen. De temperatuur was gedaald, maar niet zo erg dat iemand in New England meer deed dan zijn jas wat dichter om zich heen trekken en misschien zijn kraag opzetten.

Het was een heldere kou, niet de ongenadige wintervorst, maar wel een die sporen in de lucht achterliet, ook al waren de eerste lenteboden al zichtbaar.

Ze wenste dat ze even langs haar bureau in haar teamkamer op het politiebureau was gegaan om het Riggins-dossier op te halen, hoewel ze betwijfelde of daar nog dingen in stonden die ze niet in haar hoofd had zitten. Wat ze haatte was het gevoel dat ze naar een zaak ging die in werkelijkheid heel anders was dan hij leek. ‘Een minderjarig weglopertje’ zou ze in haar verslag schrijven en precies zo zou de politie deze zaak behandelen. Ze wist precies welke stappen ze zou gaan ondernemen en wat de departementale richtlijnen en procedures waren voor dit soort verdwijningen. Ze had zelfs al een vrij duidelijk vermoeden hoe deze zaak zou aflopen.

Maar het was niet wat er in werkelijkheid aan de hand was. Er was een onderliggende reden voor Jennifers gedrag en er lag vast iets veel ergers ten grondslag aan de vastbeslotenheid van deze tiener om te blijven weglopen. Terri verwachtte niet dat ze er ooit achter zou komen wat het was, ongeacht hoeveel verklaringen ze zou opnemen van de moeder en haar vriend, of hoe hard ze ook aan de zaak werkte. Ze haatte het dat ze wist dat ze meedeed aan dit bedrog.

Bij de voordeur aarzelde ze. Ze dacht aan haar eigen twee kinderen die thuis sliepen, zich onbewust van het feit dat zijzelf niet aan de overkant van de gang in haar kleine slaapkamer lag, met de deur op een kier en een oor open voor het geval ze een raar geluid hoorde. Ze waren nog zo jong. De echte zorgen die zeker weten zouden komen behoorden nog tot de toekomst.

Jennifer was al een stuk verder op die weg. Die was al heel wat straten verder. Terri ademde nog een keer de koude nachtlucht in, alsof ze de laatste druppel uit een glas zoog, klopte op de deur, duwde die open en liep snel naar binnen. Ze wist nog dat er een ingelijste foto van Jennifer naast de trap naar boven aan de muur hing. Een foto van een lachende Jennifer van een jaar of negen met een roze diadeem in haar keurig gekamde haren. En met een ontroerend gat tussen haar voortanden. Het soort foto dat ouders geweldig vinden en dat tieners haten, omdat beide groepen ernaar kijken door verschillend gekleurde lenzen.

Links van haar, in de woonkamer, zag ze Mary Riggins en Scott West, haar vriend, samen op de bank zitten. Scott had een arm losjes om Mary’s schouder gelegd en hield haar hand vast.

Op tafel stonden een overvolle asbak, bronwaterflessen en halfvolle koffiekopjes. Bij de muur stonden twee geüniformeerde agenten die overduidelijk niet op hun gemak waren. Een was de brigadier die nachtdienst had en de ander was een groentje van tweeëntwintig, die pas een maand bij de politie werkte. Ze knikte naar hen en zag de brigadier met zijn ogen rollen toen Mary Riggins huilend uitbracht: ‘Ze heeft het weer gedaan, rechercheur...’ De rest van de zin verdween in haar snikken.

Terri knikte nog een keer naar de agenten en keek toen naar de huilende Mary Riggins. Haar make-up was uitgelopen en er liepen zwarte strepen over haar wangen, wat haar een Halloweengezicht gaf. Door het huilen had ze dikke ogen, waardoor ze er veel ouder uitzag dan ze was. Terri bedacht dat tranen altijd moeilijk waren voor vrouwen van middelbare leeftijd – die onthulden meteen de jaren die ze zo fanatiek probeerden te verbergen.

In plaats van verder te vertellen, draaide Mary zich om en verborg haar gezicht tegen de schouder van Scott. Hij was wat ouder dan zij, had grijze haren en zag er gedistingeerd uit, zelfs in een spijkerbroek en een verwassen rood T-shirt. Hij was een new-agetherapeut, gespecialiseerd in holistische behandelingen voor uiteenlopende psychiatrische ziektes en had een bloeiende praktijk binnen de academische gemeenschap, die altijd in was voor een nieuwe aanpak. Net zoals anderen van het ene dieet op het andere overstappen. Hij reed in een knalrode Mazda cabriolet en racete vaak ’s winters door de vallei met open kap, parka aan en een houthakkersbontmuts op, wat hem eerder overdreven ijdel dan excentriek maakte.

De politie was zeer bekend met Scott West en zijn werk; hij verzamelde met zijn Mazda in een razend tempo snelheidsboetes en meer dan eens had de politie stilletjes de rotzooi mogen opruimen die hij had veroorzaakt door zijn excentrieke gedrag. Een paar zelfmoorden. De arrestatie van een met een mes zwaaiende paranoïde schizofreen, die hij had aangeraden om de Haldol die hij gebruikte te vervangen door sint-janskruid.

 

Terri zag zichzelf graag als een nuchtere pragmaticus, rationeel en geordend denkend, direct in haar aanpak. En als ze door die aanpak af en toe onvriendelijk overkwam, nou, dan was dat maar zo. Jaren geleden had ze haar eigen portie passie, excentriciteit en gekte in haar eigen leven al gehad en nu hield ze van orde en regels om zich aan vast te klampen.

Scott leunde naar voren en praatte op een routineuze therapietoon: diep, rustig en overredend. Op die manier deed hij het voorkomen dat Terri zijn bondgenote was, terwijl ze wist dat het tegendeel de waarheid veel dichter benaderde. ‘Mary is heel ongerust, rechercheur. Ondanks al onze pogingen, bijna continu...’ Hier stopte hij.

Terri keek naar de twee geüniformeerden. De brigadier gaf haar een afgescheurd vel papier, dat uit de ringband van iedere middelbare scholier kon komen. Het handschrift was zeer zorgvuldig; iemand wilde er zeker van zijn dat elk woord duidelijk en leesbaar was. Niet het handschrift van een tiener die zo snel mogelijk de deur uit wilde rennen. Het was een briefje waar hard op gewerkt was. Terri vermoedde dat, als ze goed zocht, ze afgekeurde versies in de prullenbak of in een vuilniszak zou vinden. Ze las het briefje drie keer.

 

Mam,

Ik ga naar de film met een paar vriendinnen die ik in het winkelcentrum heb ontmoet.

Ik eet daar ook en ga vanavond waarschijnlijk naar Sarah of naar Katie. Ik zal je na de film bellen om dat te laten weten of ik kom gewoon naar huis. Ik ben niet laat thuis. Ik ben klaar met mijn huiswerk en heb niets meer tot volgende week.

 

Heel verstandig. Heel kort. Heel doortrapt. ‘Waar lag dit?’

‘Het hing op de koelkast achter zo’n magneetje,’ vertelde de brigadier. ‘Het was niet te missen.’

Terri las het nog een paar keer. Je hebt ervan geleerd, hè Jennifer? Je weet nu precies wat je moet schrijven.

Film – dat betekende dat haar moeder zou denken dat haar mobiel uit stond, en het gaf haar minstens twee uur waarin ze met een goed excuus niet kon worden bereikt.

Een paar vriendinnen – geen namen, maar klonk goed. De twee namen die ze wel noemde, Sarah en Katie, hadden waarschijnlijk beloofd haar te dekken of waren ook niet bereikbaar.

Ik zal je bellen – dus zouden haar moeder en Scott naast de telefoon zitten wachten terwijl kostbare minuten verloren gingen.

Geen huiswerk – Jennifer ontnam haar moeder het beste excuus om haar te bellen.

Terri vond het een heel slim briefje. Ze vroeg aan Mary Riggins: ‘Hebt u haar vriendinnen gebeld?’

Scott gaf antwoord. ‘Natuurlijk, rechercheur. Na de laatste films hebben we iedere Katie en Sarah gebeld die we kenden. We konden ons allebei niet herinneren dat Jennifer het ooit gehad heeft over vriendinnen met die namen. Daarna hebben we elke naam gebeld die ze ooit genoemd heeft. Geen van hen was in het winkelcentrum geweest, geen van hen had met Jennifer afgesproken en geen van hen had haar ’s middags na schooltijd nog gezien.’

Terri knikte. Slimme meid, zei ze in zichzelf.

‘Jennifer heeft helemaal niet zoveel vriendinnen,’ zei Mary verdrietig. ‘Ze is nooit goed geweest in de sociale kant tijdens de lagere en middelbare school.’

Dat waren waarschijnlijk de woorden die Scott gebruikte in de vele ‘gezinssessies’, dacht Terri.

‘Maar zou ze bij iemand kunnen zijn die u niet kent?’

Zowel moeder als vriend schudden hun hoofd.

‘Dus u denkt niet dat ze stiekem een vriendje heeft en dat voor jullie geheimhoudt?’

‘Nee,’ zei Scott. ‘Dat zou ik hebben gemerkt.’

Tuurlijk, dacht Terri, maar sprak het niet hardop uit. Wel schreef ze wat in haar boekje.

Mary vermande zich en probeerde wat minder huilerig te reageren. Maar haar stem bibberde van angst. ‘Toen ik uiteindelijk naar haar kamer ging, want misschien lag daar een briefje of iets anders, zag ik haar beer daar niet. Haar teddybeer die ze Lieve Bruintje noemde. Elke avond sliep ze met hem in haar armen alsof het een dekentje was. Ze had hem van haar vader gekregen vlak voordat die overleed en ze zou nooit zonder dat ding weggaan...’

Veel te sentimenteel, dacht Terri. Jennifer, die teddybeer meenemen was een fout. Misschien je enige, maar het is een fout. Anders had je vierentwintig uur voorsprong gehad in plaats van de zes die je nu hebt. ‘Is er de afgelopen dagen misschien iets gebeurd waardoor Jennifer specifiek nu is weggelopen? Een ruzie... misschien iets op school?’

Mary Riggins huilde alleen maar en Scott West zei snel: ‘Nee, rechercheur. Als u zoekt naar een mogelijke actie van Mary of van mij die kan hebben geleid tot dit gedrag van Jennifer, dan verzeker ik u dat die er niet is geweest. Geen ruzie. Geen eisen. Geen tienerdriftbuien. Ze heeft geen huisarrest gehad. Ze heeft helemaal geen straf gehad. Eigenlijk is het hier de afgelopen paar weken heerlijk rustig geweest. Ik dacht – net als haar moeder – dat we een stap verder waren, dat het leven rustiger zou worden.’

Dat was omdat ze aan het voorbereiden was, dacht Terri. Ze verwachtte dat in Scotts pretentieuze, zichzelf goedpratende woordenwaterval minstens één leugen verstopt zat en misschien meer. Ze wist dat ze daar vroeger of later wel achter zou komen. Of het kennen van de waarheid haar ook zou helpen om Jennifer te vinden, was echter iets heel anders.

‘Ze is een heel moeilijke tiener, rechercheur. Heel gevoelig en slim, maar ook zeer verward en onzeker. Ik heb erop aangedrongen dat ze in therapie zou gaan, maar... ach, u weet vast wel hoe koppig tieners kunnen zijn.’

Dat wist Terri inderdaad. Alleen wist ze niet zeker of koppigheid in dit geval het probleem was. ‘Weet u misschien waar ze naartoe kan zijn gegaan? Een familielid? Een vriendin in een andere stad? Heeft ze het ooit gehad over model worden in Miami of actrice in LA of werken op een vissersboot in Louisiana? Of iets heel anders, hoe klein of onbeduidend ook, wat we kunnen natrekken?’

Terri had de vorige twee keer ook deze vragen gesteld toen Jennifer was weggelopen. Maar die twee keer had Jennifer niet zoveel vluchttijd weten te creëren als deze keer. Toen was ze niet ver gekomen. De eerste keer maar een paar kilometer, de tweede keer tot in de volgende stad. Deze keer was anders.

‘Nee, nee...’ zei Mary Riggins. Ze wreef in haar handen en wilde een nieuwe sigaret pakken. Terri zag dat Scott haar probeerde tegen te houden door zijn hand op haar onderarm te leggen, maar die schudde ze weg, ze pakte het pakje Marlboro en stak een sigaret op, hoewel er nog een half opgerookt exemplaar in de asbak smeulde.

‘Nee, rechercheur. Mary en ik hebben wel geprobeerd om iemand of iets te bedenken, maar hebben niets zinnigs gevonden.’

‘Wordt er geld vermist? Creditcards?’

Mary Riggins bukte zich en pakte een tas die op de grond was gevallen. Ze maakte hem open, pakte een leren portemonnee en schudde daar drie benzinekaarten uit, een blauwe American Express-kaart, een Discover-kaart, een lidmaatschapskaart van de plaatselijke bibliotheek en een kortingskaart van de plaatselijke groenteboer. Vervolgens keek ze ze nog een keer goed na en zocht daarna haar portemonnee nog een keer door. Tegen de tijd dat ze opkeek, wist Terri het antwoord op haar vraag al.

‘Ik heb een recente foto van haar nodig.’

‘Alstublieft,’ zei Scott. Kennelijk had hij zich hierop voorbereid. Terri pakte de foto aan en keek ernaar. Een glimlachende tiener. Wat een leugen.

‘En ik wil ook haar computer.’

‘Waarom wilt u...?’ begon Scott, maar Mary viel hem in de rede: ‘Die staat op haar bureau. Het is een laptop.’

‘Daar kunnen dingen op staan die privé zijn,’ zei Scott. ‘Ik bedoel: Mary, hoe gaan we Jennifer uitleggen dat we de politie in haar privébestanden...’ Hij hield op.

Terri dacht: nu realiseert hij zich eindelijk hoe stom hij klinkt. Maar misschien is hij bezorgd en niet dom. Abrupt stelde ze een vraag die ze misschien niet hoorde te stellen: ‘Waar ligt haar vader begraven?’

Het bleef even stil. Zelfs Mary snikte even niet. Terri zag dat ze zich vermande en rechtop ging zitten, alsof ze extra kracht of trots nodig had voor wat ze ging zeggen. ‘Aan de Noordkust. In de buurt van Gloucester. Is dat belangrijk?’

‘Waarschijnlijk niet,’ zei Terri hardop. Maar ze dacht: daar zou ik naartoe gaan als ik een boze, depressieve tiener was die ontzettend graag van huis weg wilde lopen. Om een laatste bezoekje te brengen aan de enige persoon die volgens haar van haar heeft gehouden, om hem tot ziens te gaan zeggen voor ze vertrok? Ze schudde even onmerkbaar haar hoofd. Een kerkhof, of anders New York City, want dat is een goede plek om te verdwijnen.