45

In het grote, moderne appartement dat op het Gorki Park in Moskou uitkeek, lagen de slanke jonge vrouw en haar breedgeschouderde vriend in hun grote bed. Buiten priemde de straatverlichting door de donkerte, maar in het appartement kwam het enige licht van een breedbeeldtelevisie aan de muur. Ze waren allebei naakt en keken naar de bekende, spartaanse cel, naar de tiener die ze al de hele Serie #4 volgden en naar de onverwachte komst van de oude man.

Zijden lakens lagen warrig om en over het stel, maar niet van het liefdesspel. De jonge vrouw had de lakens meer dan eens naar zich toe getrokken terwijl ze gespannen keek naar wat er gebeurde. Net zoals de man. Het uur hiervoor hadden ze niet veel gezegd, hoewel ze allebei voelden dat er veel tussen hen gebeurd was. De man – half crimineel, half ondernemer – had het merk en de kalibers van de pistolen gemompeld toen die in beeld kwamen. De colt .357 magnum, die Nummer 4 zo stevig vasthield, en de Ruger 9mm, die de oude man vasthad.

Het stel vond deze nieuwe persoon fascinerend, een beetje engelachtig overkomen en hun bloeddruk steeg terwijl ze probeerden te doorgronden wat zijn komst betekende. De man overwoog om zijn toetsenbord te pakken en te vragen wie het was, maar kon zich niet van het scherm losrukken. En verdere gedachten over eventuele vragen verdwenen direct toen zijn partner zijn hand pakte en tegen haar borst drukte. Net zoals Nummer 4 met haar knuffel deed.

Een paar minuten eerder waren ze er nog van overtuigd geweest dat ze getuige zouden zijn van de dood van Nummer 4. Vanaf het begin vonden ze allebei dat ze was voorbestemd om te sterven. Maar nu gebeurde er iets waar ze allebei geen rekening mee hadden gehouden. De man had gedacht dat hij Nummer 4 bezat, net zoals zijn dure schilderijen, zijn gouden Rolex, zijn grote Mercedes en zijn Gulfstream. Maar nu merkte hij dat ze hem ontglipte en tot zijn eigen verbazing was hij niet boos of teleurgesteld. Hij merkte dat hij hoopte dat ze verder ging. Maar verder naar wat wist hij niet. Zijn geliefde dacht ongeveer hetzelfde, maar paste zich veel sneller aan de verandering aan. Ze fluisterde tegen het scherm, net als tegen de man in hun liefdesspel. Maar nu smeekte ze bijna in haar moedertaal, Russisch: ‘Ren, Nummer 4! Rennen! Nu! Alsjeblieft...’

 

Michael kon het niet meer volgen wat er nu allemaal gebeurde. Alles had in het script gestaan, maar dit niet. Alles was gepland, maar dit niet. Hij wist altijd min of meer wat er ging gebeuren, maar nu niet. Hij keek naar de schermen alsof hij naar iets keek wat ergens anders gebeurde, ergens anders op de wereld. Niet in een kamer onder zijn voeten.

Linda reageerde slechts iets sneller. Haar eerste reactie was dat de rechercheur uit haar nachtmerries, een kruising tussen Sherlock Holmes, Miss Marple en Jack Bauer, eindelijk was verschenen. Maar bijna op hetzelfde moment verwierp ze dat idee, want ze zag op camera B dat de persoon in de cel bij Nummer 4 absoluut geen agent was. Ook al had hij een pistool in zijn hand.

Ze rende naar een raam en keek naar buiten. Geen enkele politie-auto, geen sirenes, geen megafoons die hun overgave eisten, geen helikopters. Niets.

Ze draaide zich om. ‘Michael. Wie dat ook is, hij is in elk geval alleen!’ Al pratend liep ze naar de tafel met wapens.

Michael stond al naast haar, bekeek ze vluchtig en duwde een AK-47 in haar handen. Hij wist dat het banaanvormige magazijn vol was, wat dertig schoten inhield, en propte een tweede magazijn achter zijn broekband. Daarna keek hij of de kamer van een revolver geladen was en duwde dit tweede wapen achter haar broekriem. Vervolgens pakte hij het 12 kaliber geweer, stopte snel kogels in de kamer en vergrendelde het met een enkele harde opwaartse zwiep. In plaats van dat hij daarna een halfautomatisch wapen pakte, pakte hij een kleine Sony HD-camera.

‘We moeten dit allemaal opnemen,’ zei hij. Meteen pakte hij een laptop en een kabeltje dat hij vlug in de camera en in een van de computerpoorten stak. Hij wist dat hij zijn handen vol zou hebben met het geweer, de camera en de laptop, maar het was noodzakelijk dat hij beelden verzond. Voor Michael waren vermoorden en opnemen praktisch even belangrijk geworden.

Linda begreep hem direct. Er zou nooit een Serie #5 kunnen komen als ze Nummer 4 niet lieten eindigen. Hun cliënten eisten een einde. En dat wilden ze zien, ook al werd het minder perfect uitgezonden. Ze eisten een einde, ook al was het niet het einde dat Michael en zij hadden bedacht.

Ze waren door de onverwachte wending van hun spel zowel verrast als geschrokken en voelden een creatieve uitdaging. Voor Linda waren ze met ware kunst bezig. Terwijl ze de veiligheidspal van haar automatische wapen af haalde, hoopte ze op een voorstelling die niemand ooit zou vergeten. Gewapend met dodelijke wapens en artistieke opwinding renden Michael en Linda de trap af naar de kelder. Hun voeten roffelden op de oude, houten treden.

 

De stemmen van al zijn geesten vulden zijn hoofd met zacht uitgesproken bevelen. Allemaal dringend. ‘Doe aardig. Doe voorzichtig. Steek je hand uit...’ Adrian wist niet wie het zei. Cassie of Brian of misschien zelfs Tommy. Of allemaal tegelijk, net zoals ze vroeger kerstliedjes zongen.

‘Ja,’ zei hij langzaam. ‘lk denk dat Meneer Teddybeer naar huis moet. En ik vind dat Jennifer ook mee moet gaan. Ik neem jullie allebei mee.’

Het pistool in de hand van de tiener viel ineens langs haar zij. Ze keek hem vorsend aan. ‘Wie ben je? Ik ken je niet.’

Adrian glimlachte. ‘Ik ben professor Adrian Thomas.’ Hij vond het akelig formeel klinken. ‘Maar je mag me Adrian noemen. Jij kent mij dan niet, Jennifer, maar ik ken jou wel. Ik woon vlak bij je in de buurt. Maar een paar straten verderop. Ik breng je terug naar huis.’

‘Dat vind ik fijn,’ zei ze en ze wilde hem het pistool geven. ‘Heb je dit nodig?’

‘Leg het maar gewoon neer.’

Jennifer deed het. Legde het pistool op het bed. Ze voelde ineens warmte, net als toen ze als kind in de zomer buiten speelde. Ze wilde meewerken. Weliswaar was ze nog altijd naakt, maar ze had haar beer en een vreemdeling die heel anders was dan de man of de vrouw en daarom was ze bereid alles te accepteren wat er zou gaan gebeuren. Anders zou ze nu al dood zijn. Misschien had ze de trekker toch moeten overhalen en was deze oude man een soort gezant die haar naar haar vader zou brengen. Haar vader die op haar wachtte tot ze bij hem was in een betere wereld. Een gids die haar begeleidde op haar weg van leven naar dood.

‘Ik vind dat het tijd wordt om weg te gaan,’ zei Adrian. Behoedzaam pakte hij haar hand. Hij had geen idee wat hij moest doen. Een televisie-agent zou luid en duidelijk praten, de leiding nemen, met zijn wapen zwaaien en met Hollywoodbravoure de reddende engel spelen. Maar de psycholoog in hem vertelde hem dat hij, hoeveel haast hij ook had, het rustig aan moest doen. Dat Jennifer extreem kwetsbaar was. Haar uit de cel en de boerderij meenemen, was als het verplaatsen van een verschuivende, zeer kostbare lading.

Adrian leidde haar door de deur de donkere, muffe kelder in. Hij had geen echt plan. Hij was er zo op gebrand geweest om Jennifer te vinden, dat hij over het daarna amper had nagedacht. Hopelijk wisten zijn geesten wat hij nu moest doen. Misschien waren ze er al, dacht hij terwijl hij het tienermeisje half droeg.

Ze leunde zwaar op hem, alsof ze zwaargewond was. Hij hinkte vanwege zijn zere been. Hij voelde de botten schuren in zijn schoen en wist dat het daar gebroken was, maar zette zijn tanden op elkaar.

Toen ze de cel uitliepen hoorden ze het dreigende geroffel van rennende voetstappen boven hun hoofden.

Jennifer verstijfde en sloeg dubbel alsof iemand haar in haar maag had gestompt. Ze maakte een geluid, geen gil, maar een grommend, wanhopig geluid. Een buikgeluid. Een oergeluid. Doodsbang.

Adrian draaide zich om in de richting van dat geluid. In een hoek van de kelder zag hij een gammele, houten trap. Hij had een vaag plan: Jennifer via die trap uit de kelder krijgen en dan door de keuken de boerderij uitlopen. Alsof ze onzichtbaar waren en alsof er niemand was die hen tegen wilde houden. Ze waren bijna bij de trap.

Terwijl hij ernaar keek, zag hij ineens licht op de muur en hoorde iets kraken. Hij begreep dat de deur boven aan de trap openging. Nog terwijl hij als gebiologeerd naar het licht staarde, werd hij abrupt achteruit getrokken.

Dat deed Jennifer. Ze had zijn arm gegrepen en hem weggetrokken. Wie die oude man ook was, hij moest beter zijn dan de man en de vrouw en ze wist dat die twee boven aan de trap stonden. Haar overlevingsinstinct kwam boven en ze trok Adrian terug, dieper de kelder in. Adrian verzette zich niet. Hij wist niet wat hij moest doen. En terwijl hij aarzelde en zichzelf toesprak dat hij een plan moest maken, explodeerde de wereld.

Een kogelregen sloeg de trap af. De kelder was vol geluid en rook. Krachtige kogels ricocheerden tegen de cementen muren en floten door de lucht. Puin vloog om en langs hen heen. Alsof de kleine kelder woedend kort en klein geslagen werd.

Adrian en Jennifer vluchtten naar opzij, doken weg achter de muur die het verst van de schoten lag. Allebei gilden ze alsof ze waren geraakt, maar dat was niet zo. Dat leek zowel onmogelijk als grote mazzel, maar Adrian zag dat het spervuur niet zo effectief was omdat er vanaf de trap naar beneden werd geschoten. De hoek was te moeilijk, ook al explodeerde de munitie tegen muren en op de vloer waardoor die de diepste uithoeken van de kelder bereikte.

De enig overgebleven weg naar buiten was de weg die Adrian had genomen om naar binnen te komen. Het kleine kelderraampje glansde in het buitenlicht. Daar naartoe lopen was bloedlink. Iemand die drie of vier treden van de trap afliep, kon met zijn wapen de hele kelder bestrijken. Maar de enige schuilplek was Jennifers cel en Adrian wist dat de tiener daar nooit naar terug zou willen. Trouwens, hij wilde het haar ook niet vragen. Hij kon haar niet vragen om daarnaar terug te gaan. Zelfs al zou die cel de enige veilige plek zijn, en dat was nog maar de vraag, dan zou Jennifer dat nooit begrijpen. Ze zat ineengedoken, zacht jammerend naast hem en hield haar beer en zijn arm dicht tegen zich aangedrukt.

Een tweede kogelregen vloog de trap af. Fluitende kogels schoten door de ruimte. Overal rook je zwavelige rook en stof. Heel veel stof. Ze moesten allebei hoesten en kregen bijna geen lucht.

Eén uitgang. Slechts één uitgang. Voorzichtig maakte hij Jennifers klauwende vingers in zijn arm los. Ze was doodsbang en wilde hem niet loslaten, maar toen hij met zijn pistool naar het raampje wees, leek ze hem te begrijpen. ‘Daar moeten we doorheen,’ fluisterde hij schor.

Jennifer keek hem doodsbang aan, maar toen ze naar het kelderraampje keek, zo’n drie meter boven in de muur, zag Adrian aan haar ogen dat ze het begreep. Ook leek ze harder te worden, alsof ze op dat moment vele jaren ouder werd en van de onschuldige jeugd ineens in de volwassenheid belandde. En dat allemaal door die kogelregen.

‘Dat kan ik,’ zei ze zacht en ze knikte. Als hij haar had willen verstaan had ze boven het geschiet uit moeten gillen, maar Adrian begreep haar met het inzicht dat gevaar met zich meebrengt.

Hij maakte zich los van de muur en begon oude en versleten meubels, wanstaltige dingen die ooit tot het leven op de boerderij hadden behoord – een kapotte wastafel, een paar houten stoelen – te verplaatsen. Zo veel mogelijk in de richting van de muur onder het raam. Hij wilde zo veel mogelijk spullen daar hebben om op naar boven te kunnen klimmen. Zijn gebroken voet brandde van de pijn en even dacht hij dat hij geraakt was. Tot hij zich realiseerde dat dat geen enkel verschil zou maken.

 

Boven aan de trap filmde Michael met de camera over Linda’s schouder heen, terwijl zij met de AK-47 schoot en onherkenbaar probeerde te blijven. Ze konden amper horen door de explosies en toen ze ophield bogen ze beiden naar voren om in de kelder te kunnen kijken. Hij betwijfelde of ze Nummer 4 en de oude man hadden gedood. Verwond, misschien. Bang gemaakt, zeker. Hij was zich zeer bewust van het pistool in de hand van de oude man. En misschien was Nummer 4 gewapend met de magnum die ze gekregen had om voor de camera zelfmoord te plegen.

Hij probeerde logisch te denken, al viel dat niet mee met al die adrenaline in zijn lijf. Hij bleef door de camera kijken. ‘Het pistool dat je Nummer 4 hebt gegeven...’ zei hij heel rustig en hij hoopte dat de camera door alle geluiden in de kelder maar een paar van zijn woorden zou uitzenden op internet. ‘Hoeveel kogels?’

‘Eén. Meer had ze niet nodig.’ Ze legde de AK-47 tegen haar heup en haar vinger om de trekker. Ze zou veel gerichter kunnen schieten als ze een paar treden naar beneden liep, maar dan was het voor Michael lastiger om opnames te maken. Net als een regisseur die elk shot voor een ingewikkelde actie voorbereidt – racende auto’s, explosies en acteurs die door elkaar heen naar alle kanten door het beeld renden – maakte ze snelle berekeningen in haar hoofd. ‘Als we ze opjagen...’ begon ze, maar hij onderbrak haar.

‘Luister! Wat is dat voor geluid?’

Ze probeerden voorbij het gesuis in hun oren te luisteren. Het gesuis door de schoten van een automatisch wapen dat van dichtbij was afgeschoten. Het duurde even voor ze begrepen dat ze luisterden naar het geschuur van oude troep die over de cementen vloer werd geschoven en tegen een muur werd gezet. Michael dacht aan een barricade en vermoedde dat de oude man en Nummer 4 zich ingroeven en het beneden wilden uitvechten.

Hij liep in gedachten de kelder door en probeerde de beste plek te vinden als schuilplek voor twee in het nauw gedreven ratten. En ineens zag hij het kleine, smerige raampje. Dat raampje was hun enige kans of, als Linda en hij daar eerder waren, het beste punt om vanuit te schieten, zowel met zijn camera als met hun wapens.

Hij tikte zijn geliefde op haar schouder en legde een vinger tegen zijn lippen, het universele teken voor stil zijn, en gebaarde dat Linda met hem mee moest lopen, maar eerst nog een salvo moest lossen. Dat deed ze. Ze bewoog de AK-47 van links naar rechts in de smalle trapruimte. De kogels floten door de kelder tot het magazijn leeg was. Ze griste het tweede magazijn uit Michaels broekriem, duwde dat handig op zijn plek en grendelde het geweer, zodat het weer schietklaar was. Daarna rende ze achter hem aan.

 

Het duurde even voor Terri Collins begreep wat er gebeurde. Mark Wolfe en zij stonden naast Adrians auto en de schoten klonken als geluiden op een televisie die in een andere kamer stond. Ze klonken gedempt door het huis heen, maar ze wist het zeker: schoten uit automatische wapens. Jaren geleden had ze veel te veel tijd met jonge, jengelende kinderen in haar oude auto zitten wachten op haar ex, die op een militaire schietbasis magazijnen met honderd kogels op roerloze nepterroristen, op dummy’s, leegschoot.

Razendsnel draaide ze zich om naar Wolfe. De herkenning schoot als elektriciteit door haar lichaam. ‘Bel om hulp!’ riep ze.

Hij was nog met zijn mobiel bezig toen Terri al achter haar auto stond. Ze trok de achterklep open en haalde daar een zwart kogelvrij vest uit. Dat had ze jaren geleden cadeau gekregen van haar vriendin Laurie, toen ze nog op straat werkte en sinds de kerstochtend waarop ze het had uitgepakt, had ze het nog nooit aangehad.

‘Geef ze het goede adres,’ riep ze over haar schouder. ‘Zeg dat we iedereen nodig hebben. Ook een ambulance! Vertel dat er met automatische wapens wordt geschoten. Als het nodig is, zeg dan dat er een agent is neergeschoten, dan komen ze sneller.’ Ze trok de klittenbandsluitingen van het vest aan. Het zat erg vervelend. Toen controleerde ze haar eigen pistool.

Weer hoorde ze schoten in de verte. Zonder nadenken rende ze in de richting van die schoten. Haar laatste bevel voor Wolfe was: ‘Wacht hier. Vertel ze waar ik ben!’ En met haar pistool in haar hand rende Terri zo hard als ze kon naar de oprit van de oude boerderij.

Nog voordat ze de hoek om was, belde Wolfe al om hulp. Toen de plaatselijke dienstdoende agent opnam, zei hij kort en bondig: ‘Stuur versterking. Heel veel. Een rechercheur is betrokken bij een schietpartij.’ En het adres.

Na een korte stilte zei de vrouw: ‘Het kan even duren voor de staatspolitie daar is. Minstens vijftien minuten.’

‘Zoveel tijd heeft ze niet,’ zei hij, nog altijd kortaf, en verbrak de verbinding. Ze heeft vast nog nooit zo’n telefoontje gehad. Hij keek naar Collins. Er stonden te veel bomen bij de ingang om te kunnen zien waar ze was; ze leek van de aardbodem verdwenen. Hij twijfelde. Hij moest van haar wachten en de lafaard in hem wilde maar al te graag op deze veilige plek blijven en alles zonder hem laten gebeuren. Maar deze natuurlijke drang naar zelfbehoud stond lijnrecht tegenover dat deel van hem dat maar al te graag alles wilde zien en bereid was allerlei risico’s te nemen om aan dat verlangen toe te geven.

Alles wat belangrijk was in zijn leven leek nu binnen handbereik. Dus haalde hij diep adem en rende achter de rechercheur aan, hoewel hij bij elke stap die hij zette tegen zichzelf zei: doe het niet, blijf hier, ga er niet naartoe. Ernaartoe, besloot hij ten slotte. Ernaartoe, maar niet te dichtbij.

 

Adrian balanceerde op de meubels en hielp Jennifer met omhoogklimmen. Hij voelde het gammele bouwwerk schuiven en trillen en was bang dat het zou instorten. Hij propte het pistool in zijn zak, hoopte dat het daar niet uit zou vallen en maakte van zijn twee handen een kommetje waar het naakte tienermeisje in kon stappen. Ze tilde een been op, legde een hand op zijn schouder voor steun en hield met de ander haar knuffel dicht tegen zich aan. Met een kreun van inspanning tilde hij haar omhoog naar het raampje. Ze greep het kozijn vast. Adrian zag haar hand met de beer naar voren gaan en de knuffel naar buiten gooien voordat ze het versplinterde hout vastpakte. Heel even wankelde ze, maar daarna trapte en krabbelde ze omhoog en naar buiten, als een vis op het droge.

Hij haalde opgelucht adem. Ook was hij verbaasd over wat hij had gedaan en had hij geen idee hoe hijzelf die afstand moest gaan overbruggen. Vanaf de plek waar hij stond – als een vogeltje op een dun takje – keek hij om zich heen naar iets om nog op de stapel te zetten, zodat die hoog genoeg voor hem werd. Hij zag niets. Berusting knaagde aan hem. Zij kan nu weg. Ik zit hier vast. Ik wil wel weg, maar het lukt me niet...

Terwijl deze ontmoedigende gedachten hem beslopen, hoorde hij boven zich: ‘Professor, snel!’ Jennifer, die door het raampje was verdwenen, hing er nu half in en strekte haar magere armen naar hem uit. Hij kon zich niet voorstellen dat zij genoeg kracht had om hem te helpen.

Godsamme, Audie! Probeer het!’ riep Brian in zijn oor.

Adrian keek omhoog. Nu zag hij geen tiener in het raampje hangen, maar Cassie. ‘Kom op, Audie,’ smeekte ze. Hij aarzelde niet langer, greep haar arm, klauwde over de muur en zette zich zo hard mogelijk af met zijn gebroken en ongebroken voet. Hij voelde de meubelstapel onder zich instorten en had even het gevoel dat hij in de lucht zweefde. Maar pal daarna bonkte hij tegen het cement en was hij bang dat hij viel, tot hij merkte dat hij dat niet deed en zelfs het kozijn vasthad en zijn bloedende nagels in het hout had geslagen. Hij trapte verwoed met zijn benen. Dacht niet genoeg kracht te hebben om zich omhoog te werken, maar voelde dat hij steeg. Deels doordat het tienermeisje hem aan zijn jaskraag omhoog trok, deels door het kleine beetje kracht dat hij nog had en deels door zijn herinneringen. Vleugels, dacht hij.

De oude man en het naakte meisje hingen uitgeput tegen de muur van de boerderij. Ze zoog de frisse lucht naar binnen alsof het dure champagne was. Het zonlicht gleed over haar gezicht. Ze dacht: nog één keer ademhalen en dan kan ik sterven, want dit is geweldig.

Adrian probeerde na te denken. De veiligheid van de bomen lag achter de schuur, achter dezelfde open ruimte die hij eerder was overgestoken. Als ze daar waren, konden ze zich verbergen. Op het moment dat hij haar schouder pakte en fanatiek wees waar ze naartoe moesten, sloeg er een donderende kogelregen uit de AK-47 boven hun hoofden in de muur en om hun voeten op de grond. Zand vloog in hun gezichten en stukken hout en isolatiemateriaal vielen op hen en verder naar beneden. Het was een gekmakend trommelpandemonium. Ze zochten de muur weer op, kropen dicht tegen elkaar aan en Jennifer begon te gillen, hoewel haar stem niet boven het geratel van het machinegeweer uitkwam. Het leek alsof het dodelijke geratel uit haar open mond kwam.

Linda en Michael hadden zich gesplitst. Zij was naar de achterkant gegaan en schoot met het geweer om de hoek van het huis, waar ze goed zicht had op die twee. Het was moeilijk om gericht op hen te schieten zonder zelf uit de dekking te moeten komen, dus vertrouwde ze erop dat de kogels hun werk zouden doen.

Michael was naar de voorkant gerend, langs zijn oude bus, waardoor hij net genoeg dekking had om te blijven filmen. Hij had zijn geweer weggelegd en de HD-camera gepakt. De laptop lag op het dak van de cabine van het busje. Hij dacht alleen maar: wat een show!

Jennifer gilde en had haar handen over haar oren geslagen terwijl de kogels om hen heen vlogen. Ze drukte zich dicht tegen Adrian aan. Die hield zijn onderarm voor zijn gezicht alsof hij zo geen last zou hebben van de kogelregen. Hij had zijn ogen stijf dichtgeknepen en verwachtte elk moment te sterven.

‘Audie, luister goed naar me! Het is nog niet gedaan!’ Hij keek naar opzij en zag de Vietnam-Brian, een jonge officier in oorlogstijd, iets ouder dan Jennifer. Zijn gezicht was geschminkt en hij droeg zijn helm. Bezweet en smerig liet hij zich op de grond vallen en ramde een magazijn in zijn M-16. Er lag een lachje op zijn zelfverzekerde gezicht. Brian was totaal niet bang. ‘Kom op, Audie! Terugschieten, verdomme! Terugschieten!’

En Brian liet een machtig salvo los. Had zijn wapen op volautomatisch gezet. Adrian zag de hoek van de boerderij waarachter Linda zich verschanst had in de kogelregen exploderen. Er sneuvelde een ruit, de glasscherven vlogen door het zonlicht. Hij keek naar beneden en zag dat hij het 9mm-pistool van zijn broer uit zijn zak had gehaald en dat hij op een knie zat. De kogels die rondvlogen, kwamen uit zijn pistool.

‘Geweldig!’ schreeuwde Brian. ‘Zorg dat ze je niet te grazen nemen, Audie. Zorg voor een spervuur!’

Geschrokken deinsde Linda achteruit. Een kogel had het hout pal boven haar hoofd geschampt en ze voelde een splinter in haar wang snijden. Ze kroop tegen de muur om uit de vuurlinie te komen en raakte met een vingertopje de snee aan. Er kwam bloed op. Ze werd woedend.

Adrian haalde keer op keer de trekker over. Lege hulzen vlogen om hem heen. Hij hoorde Tommy in zijn oor gillen: ‘Nu pa! Dit is haar kans!’ Terwijl hij bleef schieten, riep Adrian naar Jennifer: ‘Nu! Nu! Rennen! Nu!’ Jennifer begreep niet precies wat hij bedoelde, maar wel de strekking: ga naar de schuur. Gebruik die als dekking. Ren naar het bos. Weg hier. Verberg je. Wees sneller dan de dood.

Ze ging staan en rende weg. Zo hard als ze kon. Veel harder dan ze dacht dat ze kon. Zo hard en zo snel als ze in haar cel gehoopt had te kunnen rennen. Jennifer voelde hoe de wind haar streelde, hoe die als een orkaan in haar rug blies en vooruit duwde. Ze dook in de dekking van de schuur.

Adrian was achter haar. Ook hij rende, maar als een oude, waggelende, kreupele man, want bij elke stap zakte hij door zijn gebroken voet. Terwijl hij rende bleef hij schieten, probeerde nog steeds die hoek te raken en hoopte dat een van zijn wanhoopsschoten doel zou treffen. Hij was ongeveer halverwege toen hij door een enorme klap geraakt, opgetild en op de grond gesmeten werd. Zijn gezicht sloeg tegen de natte aarde. Hij proefde modder. Zijn oren suisden. Er schoot een pijn vanuit zijn benen naar zijn middel en door naar zijn hart, waar het stopte. Hij zocht in zijn hoofd naar de woorden: ‘Ik ben geraakt’, want dat was precies wat er was gebeurd.

Hij kon niet helder zien, alsof het ineens avond was geworden, maar vroeg zich af of Jennifer de eerste stap, de veiligheid van de schuur, had gehaald. Hij hoopte dat Cassie, Brian en Tommy haar de rest van de weg zouden helpen, want hij wist dat hij dat niet meer kon doen. Hij sloot zijn ogen en hoorde een akelig geluid. Een metalig geklik. Hij wist niet dat dat het geluid was van een leeg magazijn dat wordt verwisseld voor een vol magazijn. Hij wist wel dat het het geluid van de dood was.

 

Toen Adrian aan zijn race door de open ruimte begon, had Michael de camera op de motorkap van het busje gezet en het apparaat op auto gezet, zodat het zou blijven filmen. Een soort Dutch Cut van de regisseur, in een scherpe hoek gefilmd. Terwijl hij naar voren liep, maakte het opnames vanaf achter hem. Zo bleef hij anoniem. Het enige wat zijn cliënten van hem konden zien was zijn rug. Hij vuurde een keer met de .12. De stalen kogels sloegen in Adrians bovenbenen en heup, tilden hem omhoog en lieten hem weer op de grond vallen. Keihard, zoals een linebacker of een beroepsvoetballer die keihard getackeld wordt.

Michael verwisselde het magazijn en legde het wapen tegen zijn schouder. Deze keer richtte hij heel zorgvuldig op de gestalte die in de modder voor hem kronkelde. Maak een einde aan de show, dacht hij. Hij hoorde niemand achter zich tot hij een hoge stem hoorde roepen:

‘Politie! Niet bewegen! Laat je wapen vallen!’

Hij was verbijsterd. Hij wist niet wat hij moest doen.

‘Ik zei: laat je wapen vallen!’

Het was gewoon iets waar hij nooit aan had gedacht. De gedachten tuimelden door zijn hoofd. Waar is Linda? Wie is dit? Het is gedaan met Nummer 4, maar wat gebeurt er allemaal? In plaats van dat hij deed wat hem bevolen was, draaide Michael zich abrupt om, met het geweer in de aanslag naar het geluid. Dat rare geluid van iemand die dacht hem bevelen te kunnen geven. Hij was alleen van plan om degene die daar stond neer te schieten en daarna meteen terug te keren naar zijn veel belangrijker en veel dringender taak: Serie #4 beëindigen.

Hij kreeg de kans niet.

Terri Collins stond in schietpositie naast de achterkant van het busje. Met twee handen hield ze het pistool vast en richtte nauwkeurig. Michael leek in slow motion te bewegen en bood haar in plaats van zijn rug zijn borstkas aan. Ze begreep niet waarom hij het geweer niet liet vallen. Hij had geen enkele kans.

In al haar jaren als lid van de kleine politiemacht had ze alleen maar haar wapen uit de holster gehaald om ermee te oefenen op een schietbaan. Nu was het de eerste keer dat het menens was. Ze probeerde zich alles te herinneren wat ze moest doen en wilde dat goed doen. Door alle instructies wist ze dat ze geen tweede kans zou krijgen. Het wapen leek een eigen wil te hebben. Het leek zich te richten en te vuren zonder haar hulp. Ze was zich er amper van bewust dat ze de trekker overhaalde. Maak geen fouten. Schiet het doelwit neer. Het pistool van de rechercheur knalde vijf keer; precies zoals haar geleerd was.

De stalen kogels raakten Michael. Door de kracht van de inslagen sprong hij omhoog en viel achteruit. Hij was al dood voordat zijn ogen naar de lucht keken.

Terri Collins ademde diep uit. Ineens was ze doodmoe. Duizelig zette ze een stap vooruit. Haar hoofd tolde, maar elke zenuw in haar lichaam was gespannen. Haar ogen keken naar de gestalte voor haar op de grond. Zijn borstkas was een bloederige massa. Gehypnotiseerd keek ze naar de man die ze had gedood en ze zou nog heel lang zo zijn blijven staan als ze geen gil had gehoord.

Linda had de dood van haar geliefde gevolgd vanaf haar plek aan de andere kant van de boerderij. Eén enkele, akelige gil. Ze zag de politievrouw naast Michael staan. Ze zag het bloed. Het voelde alsof het allerbelangrijkste deel van haar uit haar hart werd getrokken. Met tranen in haar ogen rende ze in paniek naar hem toe en gilde: ‘Michael! Michael! Nee!’ en schoot ondertussen haar AK-47 leeg.

De krachtige kogels raakten Terri Collins. Sloegen in haar vest, waardoor ze om en om tolde. Ze voelde dat haar eigen wapen uit haar hand werd geslagen, toen een van de kogels zich in haar pols boorde. Een andere kogel raakte haar net boven het vest en sneed als een mes door haar keel.

Ze viel op haar rug en keek naar de lucht. Voelde haar warme bloed uit haar keel stromen. Ze moest hoesten. Elke ademhaling ging moeilijker. Ze wist dat ze aan haar kinderen moest denken, aan haar huis en aan alles wat ze zou missen, maar de pijn overviel haar. Alles werd zwart. Ze had niet eens meer de tijd om te denken: ik wil nog niet dood. Daarvoor al blies ze haar laatste adem uit.

Linda rende nog steeds. Ze gooide de AK-47 weg en pakte het pistool dat Michael achter haar broekriem had gestoken. Ze wilde blijven schieten, alsof ze door keer op keer weer die politievrouw te vermoorden de tijd kon terugdraaien en Michael terug kon krijgen.

Ze liet zich op haar geliefde vallen. Omhelsde hem. Tilde hem op, net zoals de Maria van Michelangelo deed met de gekruisigde Jezus. Ze gleed met haar vingers over zijn gezicht en probeerde het bloed van zijn lippen te vegen. Alsof hij zo weer tot leven zou komen. Ze schreeuwde van pijn.

En toen ging de pijn ineens over in blinde woede. Haar ogen vulden zich met meedogenloze haat. Ze kwam overeind en pakte het pistool weer. Ze zag de oude man over de grond kronkelen. Wie hij was en hoe hij hier gekomen was, wist ze niet maar ze wist wel dat hij de schuld van alles was. Ze wist niet of hij leefde of dood was, maar wel dat hij het niet verdiende te leven. En ze wist dat Nummer 4 hier ergens in de buurt moest zijn. Vermoord ze. Vermoord ze allebei. En dood daarna jezelf, dan ben je voor eeuwig bij Michael. Linda bracht haar pistool in de aanslag en richtte koelbloedig op de oude man.

Adrian zag wat ze van plan was. Als hij zich had kunnen bewegen, naar een veilige plek had kunnen kruipen of zijn eigen wapen had kunnen pakken en richten, dan had hij dat zeker gedaan. Maar hij kon niets. Het enige wat hij kon, was afwachten. Hij vond het prima om hier te sterven, zolang Jennifer maar kon ontsnappen. Hij had het toch al eerder willen doen, maar moest zijn zelfmoord uitstellen toen hij zag dat zij in zijn eigen straat werd ontvoerd. En dat was niet eerlijk geweest. Het was ontzettend verkeerd geweest. Daarom had hij alles gedaan wat zijn overleden vrouw, broer en zoon hadden gewild. Het hoorde uiteindelijk allemaal bij zijn sterven en daar had hij vrede mee. Hij had zijn uiterste best gedaan en hopelijk kon Jennifer nu ontsnappen en verdergaan met leven. Het was het waard geweest.

Adrian sloot zijn ogen. Hoorde het pistool schieten. Maar de dood kwam niet.

Hij voelde nog altijd de natte aarde onder zijn wang. Voelde zijn hart kloppen en voelde de wonden over zijn hele lichaam pijn doen. Voelde zelfs zijn ziekte, alsof die verraderlijk zijn voordeel had gedaan met alles wat er was gebeurd en nu de belangrijkste plek opeiste. Elke spier waarmee hij zichzelf onder controle had gehouden, verslapte nu. Waarom wist hij niet, maar hij voelde de herinneringen en zijn verstand wegglippen. Hij wilde graag nog een laatste keer zijn vrouw, zijn zoon en zijn broer horen. Hij wilde een gedicht horen dat hem gerust kon stellen over zijn waanzin, zijn vergeetachtigheid en zijn dood. Maar hij hoorde alleen maar een waterval van dementie door zijn lichaam denderen die de paar delen van Adrian verwoestten die naar het leven verlangden.

Hij deed zijn ogen weer open. Wat hij zag leek nog meer op een hallucinatie dan zijn overleden familieleden. Linda lag voorover op de grond. Uit wat er nog over was van haar hoofd stroomde bloed.

En achter haar stond Mark Wolfe. Met in zijn hand het pistool van rechercheur Collins. Adrian wilde lachen, want hij dacht dat sterven met een glimlach op je lippen mooi was. Hij sloot zijn ogen en wachtte.

 

De verkrachter keek naar het bloedbad bij de boerderij en mompelde: ‘Jezus christus. Jezus christus. Jezus christus.’ Maar zijn woorden hadden niets te maken met geloof of religie, maar alles met zijn shock. Hij bracht het pistool van de rechercheur weer omhoog zonder op iets te richten en liet het toen weer zakken, want het was duidelijk dat hij het niet meer hoefde te gebruiken. Hij zag de laptop op het dak van het busje. De camera nam nog steeds alles plichtsgetrouw op.

De stilte was compleet. Er werd niet meer geschoten. ‘Jezus christus,’ zei hij nog een keer. Hij keek naar beneden, naar rechercheur Collins en schudde zijn hoofd. Langzaam liep hij naar Adrian en schrok toen de oude man zijn ogen opsloeg. Wolfe zag dat de man zwaargewond was en betwijfelde of hij het zou overleven. Toch zei hij bemoedigend terwijl hij naast hem hurkte: ‘Je bent een oude, taaie, professor. Hou nog even vol.’

Wolfe hoorde sirenes snel dichterbij komen. ‘Daar komen de hulptroepen. Hou vol. Ze kunnen hier elk moment zijn.’ Hij had bijna gezegd: ‘Je bent me nog twintig mille schuldig’, maar zei het uiteindelijk niet. In plaats daarvan merkte hij dat hij zich trots voelde en bedacht: ik ben verdomme een held. Een allemachtige held. Ik heb iemand doodgeschoten die een agent heeft vermoord. Ze kunnen me nu nooit meer zomaar piepelen. Wat ik ook doe. Ik ben vrij.

De sirenes waren nu nog dichterbij. Wolfe keek hun richting op en van wat hij zag, viel zelfs zijn mond van verbazing open. Vanachter de bouwvallige schuur kwam een poedelnaakt tienermeisje tevoorschijn. Ze probeerde niet eens haar naaktheid te bedekken. Hield alleen haar knuffelbeer dicht tegen haar hart.

Wolfe ging staan en maakte plaats toen Jennifer de open ruimte overstak. Op het moment dat de eerste politieauto bij de boerderij verscheen, knielde ze naast Adrian. Wolfe aarzelde even, maar trok toen zijn jasje uit en legde dat over haar schouders. Deels om haar naaktheid te bedekken, maar toch meer omdat hij de porseleinen huid van het meisje wilde aanraken. Zijn vingers streelden haar schouders en hij zuchtte toen hij de bekende, diepe elektriciteit voelde.

Achter hen kwamen politieauto’s met piepende remmen tot stilstand en er sprongen agenten met getrokken wapens uit. Er werden bevelen geroepen en posities achter geopende autoportieren ingenomen. Wolfe had voldoende gezond verstand om het pistool van de rechercheur weg te gooien en zijn handen omhoog te steken. Een verstandige voorzorgsmaatregel.

Maar Jennifer leek niets anders te horen of te zien dan de hortende ademhaling van de oude man. Ze pakte zijn hand vast en kneep er hard in. Alsof ze zo iets van haar eigen jeugd aan hem kon doorgeven en hij daardoor meer kracht zou krijgen.

Adrian deed knipperend zijn ogen open en keek haar aan als iemand die uit een diepe slaap ontwaakt en niet zeker weet of hij wakker is of nog droomt. Glimlachend fluisterde hij: ‘Hallo. Wie ben jij?’