31

Jennifer lag op het bed, met dichtgeknepen ogen ondanks de blinddoek, en ze dacht aan haar kamer thuis. Ze was begonnen met alle dingen die ze zich herinnerde zo goed mogelijk voor te stellen en om zo precies mogelijk elke hoek, elke vorm en elke kleur te beschrijven. Speelgoed. Foto’s. Boeken. Kussens. Posters. Haar bureau stond daar en daar. De kleuren van haar beddensprei waren rood, blauw, groen en paars en het bestond uit allemaal kleine vierkantjes. Op het bureau stond een foto van vijf bij zeven van haar als jeugdvoetbalstertje.

Ze nam de tijd om alles zo goed mogelijk te beschrijven. Ze wilde niet het kleinste detail vergeten. Ze genoot van elke herinnering: het plot en de personages van een boek dat ze als kind had gelezen, de kerstochtend dat ze haar eerste steekoorbellen kreeg. Het voelde alsof ze in haar hoofd langzaam haar verleden inkleurde. Het hielp haar om niet te vergeten dat ze jarenlang Jennifer was geweest, terwijl ze nog maar een paar dagen Nummer 4 was. Het was een constant gevecht.

De blinddoek leek het einde van haar bestaan te markeren, ook al kon ze er onderdoor kijken en haar gevangenis zien. Soms kostte het haar ontzettend veel moeite om zich ook maar iets uit het verleden te herinneren als ze wakker was. Wat ze kon voelen, ruiken en horen – alles wat ze had onthouden van haar gevangeniskamer en wat werd opgenomen door de camera – was het enige wat ze had. Ze was bang dat er geen Jennifer van gisteren meer was en dat er geen Jennifer van morgen zou komen. Dat alleen de Jennifer van nu, van dit moment bestond.

Diep vanbinnen wist ze dat ze een zwaar gevecht voerde om te overleven, maar ze wist niet wie ze moest verslaan. Het zou veel makkelijker zijn als ze op een boot was die op zee in moeilijkheden verkeerde. Dan wist ze tenminste dat ze moest letten op de stromingen en op de golven en dat ze zou verdrinken als ze zich niet drijvende hield.

Inwendig huilde ze, uitwendig was ze rustig.

Ze zei tegen zichzelf: ik ben pas zestien. Een middelbareschoolleerling. Ze wist dat ze nog niet veel van de wereld wist. In verre, exotische landen of op ongewone plekken was ze nooit geweest. Ze was geen soldaat, geen spion, geen boef of iets anders waardoor ze voorbereid had moeten zijn op haar gevangenschap. Dit had haar moeten verlammen, maar raar genoeg deed het dat niet. Ik weet het een en ander. Ik weet hoe ik terug moet vechten. Al was dat niet waar, dat interesseerde haar nu niet. Ze was vastbesloten om alles te gebruiken wat ze wist om zichzelf te redden. Ook als dat heel weinig was.

Een onderdeel van het terugvechten was terugdenken aan het leven dat ze had geleefd. Het goede en het slechte ervan. Hoe kwaad ze was op haar moeder, haar minachting voor de man die waarschijnlijk haar stiefvader zou worden – al die dingen hielpen haar.

Naast het bureau staat een zwarte, metalen vloerlamp met een rode kap. Het kleed heeft allerlei kleuren en bedekt allerlei groezelige vlekken. De ergste is een vlek van de tomatensoep, die ik niet mee mocht nemen naar mijn kamer, maar dat had ik wel gedaan. Ze schreeuwde naar me. Zei dat ik onverantwoordelijk was. Dat klopte. Maar ik had altijd ruzie met haar. Hoeveel ruzies hadden we wel niet? Eén per dag? Nee. Meer. Als ik straks weer thuis ben, zal ze me knuffelen en me vertellen dat ze zo verschrikkelijk heeft gehuild toen ik vermist werd en dan voel ik me veel beter. Ik mis haar. Volgens mij heb ik dat nog nooit gezegd. Ik mis haar. Ze heeft een paar grijze haren, die is ze vergeten te verven, maar ik weet niet of ik haar dat moet vertellen. Ze kan zo mooi zijn. Ze is zo mooi. Zal ik ook ooit mooi zijn? Misschien huilt ze nu. Misschien is Scott nu bij haar. Ik haat hem. Mijn vader zou me allang hebben gevonden. Maar hij niet. Zoekt Scott me eigenlijk wel? Is er iemand die me zoekt? Mijn vader zoekt me, maar die is dood. Dat vind ik verschrikkelijk. Ik was helemaal van de wereld. Kanker. Ik wilde dat ik aan deze vrouw en man hier kanker kon geven. Meneer Teddybeer weet dat. Hij zit naast me op het bed. Hij weet ook nog hoe de kamer eruitziet. Hoe komen we hier ooit uit?

Jennifer wist dat de camera alles wat ze deed opnam. Ze wist dat de man en de vrouw – ze wist niet wie ze het ergst vond – haar in de gaten hielden. Heel rustig, alsof ze geen aandacht zou trekken als ze zich gedeisd hield, liet ze haar vingertoppen over de ketting glijden die aan haar nek vastzat en over het oogje waarmee ze aan de muur vastzat.

Een schakel. Een tweede schakel. Ze voelden glad aan onder haar vingers. Ze stelde ze zich voor. Ze zouden zilverkleurig zijn en blinken. Ze hadden hem waarschijnlijk in een dierenwinkel gekocht. Het ding was niet sterk genoeg voor een pitbull of een dobermann, maar was vast sterk genoeg om haar te houden. Achter haar hoofd voelde ze waar de ketting met een oogje aan de muur was bevestigd. Kalkmuur vermoedde ze. Gips.

Ooit, toen ze veel te laat was thuisgekomen, had ze in een ruzie met haar moeder een presse-papier tegen de muur gegooid. Het had een groot gat in de muur geslagen voordat het op de grond was gevallen. Haar moeder had een klusjesman moeten bellen om het te repareren. Gips is niet sterk.

Misschien kon ze het oogje uit de muur trekken? Ze voelde haar lippen bewegen toen ze deze vraag stelde, maar in de kamer was geen geluid te horen. Ze vermoedde dat de man daar wel aan gedacht zou hebben. Ik gooide niet als een watje met die presse-papier, herinnerde Jennifer zich. Papa had me geleerd hoe ik moest gooien. Hij was gek op honkbal. Hij gaf me mijn Red Sox-petje. Hij leerde me goed gooien. Arm ver achteruit trekken. Arm bij de elleboog gebogen houden. Schouders vast. Meegaan met de beweging. Een snelle bal.

Ze glimlachte, een klein beetje maar, maar hield zich direct in, omdat ze niet wilde dat de camera die glimlach zag. Misschien ben ik een pitbullpup, dacht ze en ze liet haar vingers nu over de leren halsband glijden. Waarschijnlijk in dezelfde dierenwinkel gekocht. Ze stelde zich het gesprek voor: ‘En voor wat voor hond hebt u de riem nodig, mevrouw? Ze stelde zich de vrouw achter de toonbank voor. Dat weten jullie niet, dacht Jennifer. Jullie hebben geen idee wat voor hond ik ben. En hoe hard ik bijt.

Met een vingernagel krabde ze over het leer van de halsband. Het voelde als goedkoop leer. Ze voelde een klein slot, zo’n ding waarmee je je koffer afsluit. Deze moest de band op zijn plek houden. Ze krabde wat harder, net voldoende om hetzelfde plekje weer te kunnen vinden. Misschien kon ze het kapot trekken.

Ze zei tegen zichzelf dat er mogelijkheden moesten zijn om zich te bevrijden. Om te beginnen moest ze los zien te komen. En vervolgens moest ze de deur uit. Zou die op slot zijn? Ze moest uit deze kelderkamer zien te komen. Waar was de trap? Die moest ergens in de buurt zijn. En ze moest een deur naar buiten vinden. Daarna moest ze rennen. De richting was niet belangrijk. Gewoon weg. Dat was het makkelijkste deel, dacht ze. Als het me lukt om mezelf te bevrijden, dan kan ik wegrennen en krijgt niemand me meer te pakken. Ik ben snel. Op elk veld, met elk spel, was ik altijd de snelste. De crosscountrycoach wilde op de middelbare school dat ik ging hardlopen, maar toen heb ik gezegd dat ik daar geen zin in had. Maar alle meisjes en de meeste jongens heb ik verslagen. Dus als het me lukt buiten te komen...

Ze liet haar handen zakken, pakte haar beer, aaide hem en fluisterde: ‘Meneer Teddybeer, één stap per keer. Het gaat ons lukken. Ik beloof het.’ Haar stem weerklonk door de kamer en ze was verbaasd dat ze hardop had gepraat. Heel even dacht ze zelfs dat ze het had geschreeuwd. Of had ze het toch alleen maar gefluisterd? Het was allemaal mogelijk. Het galmde nog om haar heen en vulde haar oren. Tot er een nieuw geluid binnendrong.

Er stond iemand bij de deur. Zenuwachtig boog ze haar hoofd in de richting van het geluid. Ze beet op haar lip. Ze had geen sleutel in het slot gehoord. Er was geen grendel verschoven. Ze probeerde te denken aan de andere keren dat de deur was opengegaan. Had ze nu iets anders gehoord? Nee, ze wist zeker dat ze alleen maar het geluid van een deurklink had gehoord. En wat wist ze daardoor?

Maar voor ze ook maar een nanoseconde de kans kreeg om haar eigen vraag te beantwoorden, hoorde ze de mannenstem.

‘Opstaan. Trek je ondergoed uit.’

 

Michael en Linda begrepen dat Serie #4 niet alleen over seks ging, maar ook over bezit en controle. Het seksuele aspect was wel het belangrijkst en was de basis waar het succes van de show vanaf hing. Michael had urenlang alle beelden van de Hostel-films bekeken, die volgens hem uitliepen op bloedbaden, waardoor het publiek zich beperkte tot sensatiebeluste tieners. Zodra het bloed rondspoot, verdween de spanning.

Linda had een hekel aan dat soort films. Zij had praktisch elk boek gelezen over Patty Hearst en de Symbionese Liberation Army. Wat haar fascineerde was hoe de rijke erfgename mentaal veranderd was in Tanya, de terroriste. Het was niet nodig dat ze Nummer 4 zover kregen om met een ongeladen wapen mee te doen aan een niet overtuigende bankroof en aan een bevrijdingsrevolutie. Wat Linda fascinerend vond, was hoe Hearst uiteindelijk gedwongen was om haar identiteit op te geven. Isolatie. Constante bedreigingen. Fysieke mishandeling. Seksuele druk. Elk deel van wie Patty Hearst was geweest, was verbannen en ze was veranderd in een onbeschreven blad dat haar ontvoerders hadden beschreven.

Dat waren elementen die ze in hun eigen show konden gebruiken. Ze ging er gewoon vanuit dat de kijkers van over de hele wereld ook haar fascinatie hadden. Anders dan Michael, die afstandelijk en klinisch naar de show keek en de mensen die betaalden om Nummer 4 vierentwintig uur per dag te kunnen zien, had zij het idee dat ze een aantal van hun passies deelden.

Natuurlijk werd ze steeds wreder naarmate ze meer werd meegesleept. Ze wilde Nummer 4 én bezitten én pijn doen. Soms, als Michael sliep, liet ze zich uit bed glijden, sloeg een deken om haar naakte lichaam, liep naar de monitoren en keek. Haar hart klopte sneller, net als de hartslag van de anonieme kijkers. Het was een ander soort intimiteit. Ze raakte opgewonden, maar op een heel andere manier dan wanneer ze de liefde bedreef met Michael. Ze ademde met horten en stoten. Ze kreeg enorm veel zin om zichzelf te bevredigen, maar raakte nog opgewondener doordat ze dat juist niet deed. Ze negeerde zichzelf, zodat als ze zich aan Michael gaf, hun spel nog gepassioneerder was. Ze wist dat het hem verraste, de roekeloze verdorvenheid die ze tentoonspreidde, maar hij zei niets en speelde het spel mee.

De maagdenklok was haar idee geweest. Het was een eenvoudige toevoeging. Bij de uitgaande berichten zat een timer. De kijkers werd gevraagd om de precieze tijd te gokken dat Nummer 4 door haar gemaskerde cipiers gedwongen zou worden haar maagdelijkheid op te geven. Het leek een beetje op een wedkantoor, behalve dat hier niet op een voetbal- of basketbalwedstrijd werd gegokt. Wel op een verkrachting.

Ze gingen absoluut niet vertellen wanneer het zou gebeuren. Maar op een interactieve manier waren de kijkers erbij betrokken. Toen de klok en de manier om online te wedden op de site stonden, was het e-mailverkeer direct toegenomen.

Veel mensen houden van wedden, dacht ze. We hoeven alleen maar de spanning constant te houden.

Net als bij alles van Serie #4 was suggestie het belangrijkst. Suggestie vermengd met actie. Linda was vooral gevoelig voor het idee dat ze moesten voorkomen dat de kijkers zich gingen vervelen of hun hoogtepunt bereikten. Alles was erop gericht dat de kijkers zich met het verhaal van Nummer 4 gingen vereenzelvigen, zodat ze, naast hun lustgevoelens, gefascineerd raakten door alles wat er gebeurde. Alsof de gevangenschap van Nummer 4 een soap was, zowel echt als niet echt, die voor hen werd gespeeld.

De maagdenklok was een kleine setaanpassing. Hij stond in een hoek, aan de andere kant van de normale Serie #4 looptijdklok, die met rode cijfers de uren optelde dat Jennifer in hun macht was.

 

‘Oké,’ zei Michael. Zijn stem klonk ruw en donker. Nummer 4 stond kaarsrecht en zelfbewust naast het voeteneind van het bed. Bijna als een soldaat op appèl, behalve dat ze met haar handen haar naaktheid probeerde te verbergen. Net als eerder, toen ze zich moest wassen.

Hij wist dat ze het onwillekeurig deed. Hij wist ook dat deze preutsheid de meeste kijkers zou opwinden. Die waren zo gewend aan de naaktheid en duidelijkheid van de porno-industrie, dat de onwil van Nummer 4 om te laten zien wat zij wilden zien prikkelend was.

‘Handen langs je lichaam, Nummer 4,’ zei hij koel.

Hij zag haar huiveren. Hij ging iets meer naar links staan, om er zeker van te zijn dat hij niet in het beeld van de camera stond. Meteen liep hij veel dichter naar voren. Hij wilde dat Nummer 4 zijn aanwezigheid voelde. Misschien zelfs zijn adem tegen haar wang voelde. Hij vertrouwde erop dat Linda de andere camera’s in goede posities had en hield. Ze was niet zo handig als hij met opnames, maar wist er voldoende van om de opnamehoeken te kunnen veranderen.

Liefkoos haar met de camera, dacht hij. Hij probeerde deze boodschap naar Linda te sturen en verwachtte dat dat zou lukken. Wat dit soort dingen betreft, werkten ze intuïtief op dezelfde golflengte.

‘Kijk recht voor je uit.’

Nummer 4 deed wat haar opgedragen werd. Ze beet op haar onderlip. Hij hoopte dat Linda dat goed in beeld bracht.

‘We hebben nog een paar vragen, Nummer 4,’ begon hij. Ze reageerde niet, maar hij zag dat ze haar hoofd een beetje naar hem toedraaide. ‘Vertel ons, Nummer 4, hoe stel jij je jouw eerste keer voor?’

Hij zag dat ze schrok van de vraag. Precies zoals hij had verwacht. Haar mond stond een stukje open, alsof de woorden in haar mond zaten, maar niet voorbij haar lippen kwamen.

‘Denk je dat je verliefd zou zijn? Denk je dat het romantisch zou zijn? Op het strand op een warme zomeravond in het maanlicht? Voor een open haard, in een gezellige kamer, de winter buitengesloten?’ Hij glimlachte. Die beelden waren Linda’s idee geweest. ‘Of een snelle wip op de achterbank van een auto? Of op een feest met allemaal andere tieners erbij, waar je meedoet omdat je dronken bent of drugs hebt gebruikt?’

Nummer 4 gaf geen antwoord.

‘Vertel het ons, Nummer 4. We willen weten hoe jij je jouw eerste keer voorstelt.’

‘Ik heb, ik heb nooit...’ zei ze aarzelend.

‘Natuurlijk wel, Nummer 4.’ Michael zei het zo dreigend als hij kon. ‘Dat doet iedereen. Iedereen droomt ervan. Alleen is de realiteit altijd anders dan de fantasie. Maar we willen het weten, Nummer 4. Waar droom jij van?’

Hij zag haar verstrakken. ‘Ik dacht dat ik verliefd zou zijn,’ zei ze ten slotte langzaam.

Michael glimlachte achter het masker dat hij ophad. ‘Vertel ons, Nummer 4. Vertel ons hoe je over liefde denkt.’

Jennifer wachtte met antwoorden. Ze zei tegen zichzelf: het is niet Jennifer die naakt voor de hele wereld staat. Dat is Nummer 4. Ik weet niet wie dat is. Ze is iemand anders. Ik ben ik. Er praat straks iemand anders. En: geef hem wat hij wil. Ze begon te liegen: ‘Er was een jongen op school, hij heette...’

De man stapte snel naar voren en pakte haar kin vast. Het deed pijn, hij kneep hard. Jennifer schrok. Ze verstijfde. Ze voelde de druk op haar kaak toenemen. Het was niet eens zozeer de pijn waar ze van schrok, maar veel meer zijn plotselinge beweging. Ze was ook bang. Maar terwijl hij steeds harder kneep, begon de pijn. Ze zag kleuren achter haar blinddoek, een caleidoscoop van rode en witte vlekken en uiteindelijk een diepzwarte pijn.

‘Nee. Geen namen, Nummer 4. Geen plaatsen. Geen details die je vertelt in de hoop dat iemand ze hoort en naar je gaat zoeken. Ik zeg het niet nog een keer, Nummer 4. De volgende keer doe ik je echt pijn.’

Ze voelde zijn kracht. Alsof er een donkere onweerswolk pal boven haar hing. Ze knikte. Ze voelde dat zijn hand langzaam haar gezicht losliet en het voelde in haar hele lichaam als een bevrijding. Alsof ze nu pas weer besefte dat ze naakt was, dat ze dat door de pijn vergeten was.

‘Ga verder, Nummer 4. Maar denk erom.’

Ze voelde dat hij niet meer dan een halve meter of zo van haar af stond. Hij hing nog steeds pal boven haar. Ze wilde niet geslagen worden. Dus bedacht ze wat. ‘Hij was lang en mager. En hij had een idiote glimlach die ik geweldig vond. Hij hield van actiefilms en was heel goed in Engels. Ik geloof dat hij gedichten schreef en dat hij ’s winters zo’n rare pet met flappen over zijn oren op had, zodat hij op een olifant zonder slurf leek...’

De man lachte kort en zei: ‘Mooi. En wat droomde je verder, Nummer 4?’

‘Ik dacht dat als hij me mee uit zou vragen, hij me dan na onze eerste afspraak mocht zoenen.’

‘Ja. En?’

‘En dat, als hij me dan nog een keer mee uit zou vragen, ik hem weer zou zoenen en dat hij dan misschien aan mijn borsten zou mogen komen.’ Ze hoorde de man dichterbij komen. Hij sprak zacht, bijna fluisterend, alsof hij niet meer boos was en alsof ze daar maar met z’n tweeën waren.

‘Ja, Nummer 4, ga door. Wat zou er na het derde afspraakje gebeuren?’

Jennifer keek strak voor zich uit. Ze wist dat ze dan recht in de camera keek. Ze nam aan dat op het moment dat ze het woord ‘borsten’ had gezegd de camera op haar borsten werd gericht. Maar, zei ze tegen zichzelf, niet op de mijne, op de borsten van Nummer 4. Achter de blinddoek kneep ze haar ogen halfdicht en probeerde zich een tienerjongen voor te stellen die niet echt bestond.

Niemand had haar ooit mee uit gevraagd. En behalve bij een spelletje flesje draaien op een feestje toen ze twaalf was, had nog nooit iemand haar willen zoenen. Tenminste, niet dat ze wist. Daarom had ze soms gedacht dat ze niet knap was. Het was nooit in haar opgekomen dat het tegenovergestelde het geval was: dat ze veel te knap was, veel te anders, veel te opstandig. En dat al die dingen tezamen intimiderend overkwamen en haar klasgenoten had afgeschrikt.

Ze verzon verder. Ze dacht aan fantasieën in bed. Aan films. Aan boeken. Aan alles wat in haar opkwam over romantiek. ‘En als hij dan weer zou bellen en als ik een goed gevoel erover had... Als er een plek was waar we alleen konden zijn en waar het stil was... Ik dacht dat we...’ ze aarzelde even, ‘... het dan konden doen.’

‘Ga verder, Nummer 4.’

‘Ik wilde dat het in een kamer gebeurde. In een echte slaapkamer. Niet op een bank of in een auto of in een kelder. Ik wilde dat het langzaam zou gaan. Ik dacht dat het een cadeautje was dat ik hem gaf. Ik wilde dat het speciaal zou zijn. En ik wilde niet dat hij daarna weg zou gaan. En ik wilde ook niet dat het eng zou zijn.’

De man kwam nog dichter naar haar toe. Ze voelde hem dichterbij komen. Toen zijn vingers haar arm raakten, gilde ze bijna. Ze was doodsbang.

‘Maar zo zal het niet gaan, hè, Nummer 4. Die jongen van je school, die is hier niet, hè? En denk je dat hij ooit zal weten welk cadeautje hij is misgelopen?’

Ze gaf geen antwoord. Ze voelde zijn vingertoppen over haar huid glijden. Die streelden haar lichaam alsof ze de nadruk op elk deel ervan wilden leggen. Haar schouders. Langs haar rug naar beneden. Over haar billen. Om haar middel heen. Ze bleven even rusten op haar platte buik. Toen gleden ze naar beneden. Ze huiverde. Met iemand van wie ze hield, zou het heel erotisch zijn, wist ze. Bij deze man voelde ze alleen maar duisternis om zich heen. Ze kromp ineen en moest zichzelf tegenhouden om niet weg te draaien.

‘Wil je dat het nu gebeurt, Nummer 4?’

‘Ik weet niet...’

‘Wil je dat het nu gebeurt, Nummer 4?’

Jennifer aarzelde. Zou hij bij ‘Ja’ haar meteen pakken? Haar op de grond duwen en haar nemen? Zou ‘Nee’ als een belediging worden opgevat? Maar hoe dan ook, het resultaat zou hetzelfde zijn. Ze ademde diep in en hield haar adem zo lang mogelijk in alsof ze dan het goede antwoord zou weten. Als er al een goed antwoord was. Ze spande haar schouders. Wat zou er daarna nog komen? Zou ze dan nog enige waarde hebben?

‘Geef antwoord op mijn vraag, Nummer 4.’

Weer haalde ze diep adem. ‘Nee.’

Nu zei hij weer fluisterend: ‘Je zei dat je wilde dat het speciaal zou zijn.’

Ze knikte.

De man zei met een diepe keelstem vol haat: ‘En dat wordt het ook. Maar niet speciaal op de manier die jij dacht.’ Hij lachte. Toen voelde ze dat hij bij haar weg stapte. ‘Binnenkort,’ zei hij. ‘Denk daar maar over na. Heel binnenkort. Het kan elk moment gebeuren. En het zal pijn doen, Nummer 4. Het zal heel anders zijn dan je je had voorgesteld.’

En ze hoorde hem door de kamer lopen. En toen hoorde ze een ander geluid. De deur ging open en weer dicht.

Ze bleef staan. Naakt. Zonder te bewegen wachtte ze een paar minuten. Toen de stilte om haar heen leek uit te groeien naar een gil ademde ze langzaam uit en tastte naar haar ondergoed. Trok het aan en ging op het bed zitten. Ze voelde het zweet in haar oksels staan. Niet van de warmte, maar van de dreiging. Ze vond haar beer en fluisterde tegen hem: ‘Dit overkomt niet ons, Meneer Teddybeer. Dit overkomt iemand anders. Jennifer is nog altijd je vriendin. Jennifer is niet veranderd.’

Ze wenste dat ze dat zelf geloofde. Ze begreep dat haar evenwicht wankelde. Een identiteitscrisis. Ze wist niet of ze haar evenwicht kon bewaren. Het voelde alsof de kamer aan de andere kant van de blinddoek ronddraaide. Ze voelde zich duizelig en gloeien. Alsof elke plek waarover de handen van de man waren gegleden onder de rode striemen en littekens zat. Ze drukte Meneer Teddybeer dicht tegen zich aan. Vecht zo hard als je kunt vechten, Jennifer. De rest doet er niet toe.

Ze knikte alsof ze het met zichzelf eens was. Toen hoorde ze diep vanuit haar binnenste: wat er ook gaat gebeuren, het is niet belangrijk, dat is niet belangrijk, dat is niet belangrijk. Er is maar één ding belangrijk: overleven.