14
De jongeman liep in de drukke straat snel langs de boekwinkel Negra Y Criminal. Daar las een thrillerschrijver voor uit eigen werk en even overwoog hij om naar binnen te gaan. Maar het was een verschrikkelijke dag geweest op het reisbureau waar hij werkte. Alleen maar boze klachten en weinig werk. Hij was moe en gefrustreerd dat hij het ene probleem na het andere had moeten oplossen en dat zijn oplossingen niet erg gewaardeerd werden. Het enige wat hij nu nog wilde was de rest van de avond alleen zijn met Nummer 4.
Hij was net zo verslaafd aan haar als aan haar voorgangsters. Misschien nog wel meer. Hij vroeg zich af hoe het mogelijk was dat hij zo snel verliefd kon worden op een beeld op zijn computer. De eerste dagen na het begin van de nieuwe serie had hij over haar gefantaseerd, had hij geprobeerd zich voor te stellen wat ze deed, wat ze dacht en wat er die dag met haar zou gebeuren. Toen hij achter zijn bureau in zijn kleine kantoortje had gezeten, had hij de verleiding moeten weerstaan om in te loggen op Whatcomesnext.com en om elk uur naar haar te kijken. Zijn bazen waren tegen ‘privé’ gebruik van de Dell-computers van het bedrijf, wat echter sommige van zijn collega’s er niet van weerhield om online spelletjes te spelen en af en toe een pornosite te bezoeken als hun bazen even niet opletten. Hij niet. Vooral niet omdat hij Nummer 4 niet met die collega’s wilde delen. Hij wilde niet dat ze van haar bestaan afwisten, want hij haatte ze allemaal.
Dus liep hij snel door de invallende duisternis verder, negeerde de mensen in cafés, op straat en op straathoeken, waar ze het laatste voetbalnieuws uitwisselden of klaagden over politici. Eigenlijk moest hij wat eten, hij had uren geleden voor het laatst iets gegeten, maar hij had geen honger. Hij voelde de haast die hij in zich had bij elke stap die hij zette, alsof het een zaak van leven of dood was dat hij zo snel mogelijk in de eenzaamheid van zijn keurige appartement met een slaapkamer was.
Hij zei tegen zichzelf dat hij rustiger moest worden. Het was niet erg als bleek dat er niets was gebeurd. Voor deze jongeman in Barcelona was de kleinste beweging van Nummer 4 verbijsterend. Hij vergeleek het met het zitten op de eerste rij bij een theatervoorstelling. Zodra de lichten uit waren en de acteurs op het toneel stonden, kon hij niet weggaan.
Terwijl hij zijn flatgebouw naderde, herinnerde hij zich iets raars: zijn eigen moeder die geduldig aan het sterfbed van zijn opa zat, met een rozenkrans in haar handen, hoe ze constant gebeden mompelde, uur na uur, dag na dag. Hij was toen nog maar negen jaar geweest en was door een van zijn tantes meegenomen naar die rustige, donkere kamer. Hij wist nu nog hoe haar hand hem stevig naar voren duwde, naar het bed. Hij herinnerde zich nog de trage, rasperige ademhaling en de huid die doorzichtig leek toen zijn opa zijn hand omhoog stak en hem zegende.
Dat was zijn eerste ervaring met de sterfelijkheid geweest. Toen geloofde hij nog in de Mariagebeden en de akte van berouw die zijn moeder keer op keer met zachte stem had opgezegd voor de stervende oude man die hij kende als ‘opa’. Maar nu, zoveel jaren later, zag hij het heel anders. Al die gebeden waren voor de levenden geweest.
Nummer 4 had gebeden nodig, dacht hij. Ze had het nodig dat hij het Onzevader hardop zei en dat telkens herhaalde terwijl hij naar haar op zijn computerscherm keek.
Misschien hadden ze allebei wat aan die woorden.
Zelfs in de donkerte die haar omsloot, probeerde Jennifer zich op goed geluk een beeld te vormen van waar ze was. Ze wist dat ze in een soort kelderkamer was en ze wist dat ze om de een of andere reden in leven werd gehouden. En ze wist dat niets uit haar zestienjarige leven haar had voorbereid op wat haar stond te wachten. Ze hoopte maar dat ze ongelijk had.
Ze sloeg haar vingers ineen op haar schoot, trok ze toen heel langzaam weer uit elkaar en balde ze tot vuisten. Als ze zich concentreerde op het concrete – het bed, de ketting en band om haar nek, het kampeer-wc’tje – zou ze in haar hoofd een waarschijnlijk vervormd beeld van haar omgeving kunnen maken. Maar als ze zichzelf toestond te fantaseren over wat haar mogelijk te wachten stond, dan sloeg de angst toe. Ze stond constant op het punt om in tranen uit te barsten of flauw te vallen van angst. Ze stuiterde onbeheerst heen en weer tussen rationeel denken en angst.
In stilte zei ze tegen zichzelf: ik leef nog steeds. Ik leef nog steeds. Op dit soort rustige momenten probeerde ze zich te concentreren op wat ze hoorde en rook. Moeilijk, maar misschien ontdekte ze zo wat.
Ze zat op de rand van het bed. Onder haar tenen voelde ze het koude cement van de vloer. Haar maag rammelde van de honger, maar ze betwijfelde of ze wat zou kunnen eten. Ze had weer een ontzettende dorst, maar dacht niet dat ze de moed had om van het water te drinken, ook niet als het haar werd aangeboden. Het was stil in de kamer. Ze hoorde alleen haar eigen ademhaling.
Eigenlijk waren er twee kamers, zei ze tegen zichzelf. De donkere kamer achter haar masker en de kamer waar ze in zat. Ze wist dat ze zo veel mogelijk over beide kamers te weten moest komen. Als ze dat niet deed, als ze gewoon afwachtte wat er ging gebeuren, dan wist ze dat de wanhoop zou toeslaan.
En dat ze alleen maar zou wachten op haar einde, wat voor einde dat ook mocht blijken te zijn.
Elke seconde dat ze wakker was, vocht Jennifer tegen haar paniek. Ze zei tegen zichzelf dat het niet goed was om steeds terug te halen wat er was gebeurd, dat het alleen zin had om te proberen zich een voorstelling te maken van de mensen die haar van straat hadden geplukt. Maar als ze zich dan vervolgens voorstelde dat ze weer in de schemering op de stoep liep in de buurt die ze al vanaf haar geboorte kende, dan viel ze in een donkerte die nog zwarter was dan de donkerte achter haar masker. Ze was weggetrokken uit alles wat ze kende. Zelfs als ze daar kort aan dacht, sloeg haar hart over. Ze voelde zich duizelig, maar zei tegen zichzelf dat ze moest focussen. Precies waar de docenten op school, die ze zo had gehaat, altijd over klaagden: Jennifer, je moet je concentreren. Je haalt veel betere cijfers als je...
Oké, zei ze alsof ze op hun gezeur antwoord gaf. Ik focus me nu.
Dus zat ze doodstil en begon: de ogen van de man. Het petje van de vrouw dat ze over haar ogen had getrokken. Hoe groot waren ze? Wat hadden ze aan? Ze haalde diep adem en even leek het alsof ze weer de man rook en ze op de bodem van het busje lag, geen adem kreeg en zich door zijn gewicht niet kon bewegen. Ineens sloeg ze zichzelf op haar huid, ze kon er niets aan doen, om het idee kwijt te raken dat hij op de een of andere manier een merkteken op haar arm had aangebracht. Ze sloeg op en krabde over haar armen alsof ze met brandnetels was bedekt. Maar toen ze de striemen voelde en merkte dat ze bloedde, hield ze op. Wat veel moeilijker was dan ze had gedacht.
Oké. De vrouw... die had een akelige, vlakke stem. De vrouw was in de kelderkamer geweest en had verteld over regels, maar niet hoe daaraan gehoorzaamd moest worden. Jennifer probeerde zich alles te herinneren wat de vrouw had gezegd, maar veel ervan was verdwenen in de drugsmist voordat ze bewusteloos was geraakt.
Ze wist zeker dat het was gebeurd. Ze wist zeker dat de vrouw zich over haar heen had gebogen, haar wat te drinken had gegeven en gezegd had dat ze moest gehoorzamen. Dat was allemaal echt gebeurd. Het was geen droom, het was geen nachtmerrie. Ze zou niet opeens midden in de nacht in haar eigen bed thuis wakker worden en haar moeder en Scott horen vrijen door de dunne muren. Ze herinnerde zich hoe erg ze dat altijd had gevonden, maar nu hunkerde ze ernaar om er te zijn. Het voelde alsof ze tussen dromen en waken in zat en ze ruzie met zichzelf had. En voor het eerst vroeg ze zich af of ze misschien al dood was.
Jennifer schommelde een beetje heen en weer. Ik ben dood. Zo moet het voelen. Er is geen hemel. Er zijn geen engelen en trompetten en hemelpoorten achter dikke wolken. Er is alleen maar dit.
Ineens hield ze haar adem in. Nee. Nee. Ze voelde de pijn waar ze zich gekrabd had. Dat betekende dat ze leefde. Maar hoeveel ze nog leefde wist ze niet en hoe lang ze nog zou leven was een onmogelijke vraag.
Ze ging anders zitten en probeerde zich precies te herinneren wat de vrouw had gezegd. Misschien zat er een aanwijzing in die woorden verborgen die haar iets belangrijks kon vertellen. Maar elke zin, elke intonatie, elk bevel was vaag en onduidelijk. Ze merkte dat ze een arm had uitgestoken, alsof ze een woord uit de lucht voor haar kon plukken.
Gehoorzaam en blijf leven. Dat had de vrouw gezegd. Door mee te werken met wat er ging gebeuren, zou Jennifer kunnen blijven leven. Wat gehoorzamen? Wat doen? Dat ze zich niet kon herinneren wat er van haar verwacht werd dat ze zou doen, benam haar de adem en er ontsnapte een snik aan haar lippen. Die was zo plotseling opgekomen dat ze hem niet kon tegenhouden.
Doodsbang huiverde ze.
Jennifer probeerde zich te vermannen. Een deel van haar wilde in wanhoop wegzinken en zich overgeven aan de ellende van haar situatie, wat die dan ook mocht zijn, maar ze vocht tegen dat verlangen. Ze wist niet waarom ze wilde vechten, maar zei tegen zichzelf dat ze door te vechten wist dat ze leefde en dat het daarom goed was. Maar waartegen ze vocht en hoe ze daar tegen moest vechten, wist ze niet.
Ik ben Nummer 4. Dus ze hebben dit eerder gedaan. Ze wenste dat ze meer wist over gevangenissen en over hoe mensen daarin leefden. Ze wist dat mensen maandenlange, soms jarenlange ontvoeringen hadden overleefd voordat ze konden ontsnappen. Mensen verdwaalden in de jungle, op bergtoppen, verongelukten op zee. Mensen kunnen overleven. Dat weet ik. Het is waar. Het is mogelijk. Door deze gedachte kon ze het bijna overweldigende verlangen wegduwen om zich als een balletje op het bed op te rollen en te wachten op alle afgrijselijkheden die haar vast en zeker te wachten stonden.
Ze zei tegen zichzelf: je zat al in een soort gevangenis en daarom ben je weggelopen. Dat kon je. Dus... je kunt meer dan je denkt. Ze ging weer verzitten. Het toilet. Als ze me meteen wilden vermoorden, dan hadden ze dat toilet er niet neergezet. Jennifer glimlachte en zei tegen zichzelf dat ze alles moest gaan opmeten wat ze kon aanraken, horen of ruiken. Het toilet stond zes stappen van het bed af. Als ze daarop zat, stond de ketting om haar nek strak. Dus dat was een grens. De andere kant op had ze nog niet verkend, maar ze wist dat ze dat moest gaan doen. Ze nam aan dat het bed midden in de kamer stond. Dan kon ze als een passer een soort halve cirkel maken.
Ze luisterde ingespannen of ze wat hoorde, met haar hoofd iets opgeheven, als een dier in het bos dat iets geroken of gehoord heeft. Ze hield zelfs haar adem in. Elk geluidje kon ze zo horen.
Niets. ‘Hallo?’ zei ze hard. Het masker dempte het geluid, maar het was hard genoeg voor iemand anders in de kamer om het te horen. ‘Is er iemand?’
Niets. Voorzichtig ademde ze uit en ging staan. Net zoals eerder stak ze haar armen voor zich uit, alleen telde ze deze keer elke stap die ze zette. Hak tegen teen. Hoeveel stappen van Jennifer is elke afstand?
Met haar handen tegen de muur liep ze naar het toilet. Een. Twee. Drie... ze telde vijftien Jenniferstappen voordat haar knie de zitting raakte. Ze maakte een snelle berekening: twee, tweeënhalve meter. Voorovergebogen streek ze met haar vingers over het oppervlak. De ketting stond strak, precies zoals ze had verwacht. Oké. Nu langzaam verder.
Ze zette een stap en was ineens bang. De muur onder haar handpalmen had haar een gevoel van veiligheid gegeven, zo kon ze haar evenwicht bewaren. Nu ze die niet meer voelde, liep ze blind in een vacuüm met een ketting om haar nek. Ze ademde diep in en dwong zichzelf bij de veilige muur en het bekende toilet weg te lopen. Dit was belangrijk. Dit was iets wat ze kon. Het focussen op de afstanden gaf haar het gevoel dat ze iets nuttigs deed. Ze verwachtte dat ze later nog veel meer moest doen, maar dit was een begin.
Michael en Linda lagen boven naakt op hun bed, nog zweterig en opgewonden van hun eigen seks. Op de sprei voor hen stond een laptop en ze keken allebei naar het scherm. Het was een eersteklas Mac en hij had een draadloze verbinding met de hoofdstudio in de kamer ernaast.
In hun kamer stond een tweepersoonsbed met gekreukte en bevlekte lakens. In een paar grote koffers en canvastassen op de vloer zaten kleren. Een fel lichtpeertje verlichtte de kamer. Verder was de kamer kloosterachtig leeg, op een houten tafel in de hoek na. Op die tafel lagen pistolen – twee .357 magnums, drie 9mm semiautomatische, een .12 geweer en de bekende vorm van een AK-47. Ook lagen er dozen met kogels en magazijnen munitie. Genoeg wapens voor minstens zes mensen.
‘Geef iedereen een waarschuwingspiep,’ zei Linda. Ze boog naar het scherm waarop ze Jennifer onzeker van de muur en het toilet zag wegstappen. ‘Dit is cool,’ zei ze bewonderend.
Michael keek niet naar Jennifer, maar naar Linda’s rug. Hij gleed met een vinger langs haar ruggengraat omhoog, streelde haar schouders, duwde haar haren opzij en zoende haar nek. Linda begon bijna te spinnen toen ze zei: ‘Vergeet onze betalende cliënten niet...’
‘Die kunnen wel een paar tellen wachten,’ zei hij en hij gleed met zijn tong naar haar oor.
Giechelend kwam Linda wat omhoog, ging in kleermakerszit op het bed zitten, pakte de laptop en zette die tussen haar benen, zodat hij haar kruis niet kon zien. Toen boog ze wat naar voren, zodat haar naakte borsten boven het scherm uit kwamen. ‘Oké,’ zei ze met een grijns. ‘Misschien kun je nu beter op ons werk letten.’
Lachend knikte Michael. ‘Ongetwijfeld.’
Hij drukte op een aantal toetsen die een kort elektronisch signaal verstuurden naar alle Whatcomesnext.com inschrijvers. De toon – de inschrijvers konden uit een aantal gedownloade liedjes, geluiden en piepjes kiezen – gaf aan dat Nummer 4 wakker was en iets deed. Michael nam aan dat er op veel manieren verbinding was met Nummer 4. Sommige mensen keken bijna religieus elke minuut en anderen wilden gewaarschuwd worden als er iets gebeurde. Hij wilde alle manieren bedienen. Veel mensen maakten gebruik van een toegevoegde service die hij verleende – het versturen van het waarschuwingssignaal naar hun privé mobiel.
‘Zo,’ zei hij grijnzend. ‘Nu weet iedereen het. En... krijg ik nu een beloning?’
‘Straks. Eerst moeten we in de gaten houden wat ze doet.’
Michael deed alsof hij moest huilen en Linda moest weer lachen. ‘Het duurt vast niet lang.’
Michael keek weer naar het scherm, naar Jennifer. ‘Denk je dat ze het zal vinden?’
‘Ik heb het zo neergelegd dat ze er net bij kan als ze tot het uiterste gaat.’
‘Dus dan hangt het er vanaf hoe ondernemend ze is.’
Linda knikte instemmend. ‘Ik vind het verschrikkelijk als ze maar gewoon blijven zitten. Nummer 3 heeft me daarmee toch zo ontzettend kwaad gekregen...’
Michael reageerde daar niet op. Hij wist nog heel goed hoe kwaad Linda kon worden om het gedrag van Nummer 3 en dat dit had geleid tot verrassende wendingen tijdens het proces. ‘Ik zal de camera’s maar eens bijstellen, zodat iedereen kan zien dat het er staat.’
Linda knikte. ‘Maar langzaam... want ze zullen het niet meteen begrijpen. Ik heb het zo neergelegd dat je niet meteen kunt zien wat het is. Tot je heel goed kijkt. Maar zodra ze daar achter zijn...’ Ze hoefde haar zin niet af te maken.
Michael rekte zich zuchtend uit. ‘Dan ga ik maar eens naar de andere kamer. Een beetje met de camera’s spelen.’
Linda legde de laptop weg. Nu was het haar beurt om met haar nagels over zijn borst te glijden. Daarna boog ze naar voren en zoende zijn heup. ‘Eerst het werk, dan het spel,’ zei ze.
‘Je bent onverzadigbaar. Daar houd ik van,’ zei hij.
Ze strekte haar armen boven haar hoofd en leunde uitdagend achteruit. Hij boog naar voren en zoende haar. ‘Verleidelijk,’ vond hij.
‘Maar eerst het werk,’ herhaalde ze en ze sloeg haar benen over elkaar.
Ze lachte. Ze schoven het bed uit en stampten op blote voeten de trap af, als kinderen op kerstochtend, naar de woonkamer, waar Michael de hoofdstudio had ingericht. Net als in alle kamers in het gehuurde boerderijtje, stonden ook hier weinig meubels. Het belangrijkste meubelstuk was een lange tafel met drie grote computermonitoren erop. Kabels lagen op de houten vloer en verdwenen in snel geboorde gaten. Er stonden, lagen en hingen speakersystemen, joysticks, toetsenborden, een montageapparaat en een mengpaneel. Meteen aan de andere kant van het raam stond een draagbare bolantenne. De kamer was net zo goed uitgerust als een militaire operationele ruimte of een filmset: veel dure apparaten, allemaal met gespecialiseerde functies, allemaal bedienbaar vanuit twee zwarte Aeron bureaustoelen, die voor de hoofdcomputer stonden.
Het was koud in de kamer en Linda haalde twee met nepbont gevoerde parka’s uit de gang om hun naaktheid te bedekken. Ze trok er een aan en sloeg de andere over Michaels schouders. Door het raam keek ze de donkere nacht in. Ze zag niets, behalve zwart isolatiemateriaal, wat gedeeltelijk de reden was dat ze juist dit boerderijtje hadden gehuurd.
‘Denk je dat Nummer 4 enig idee van tijd heeft?’ vroeg ze.
‘Nope. Wat betekent dat we het haar niet makkelijk moeten maken door...’
Linda maakte zijn zin af: ‘Door haar ’s ochtends ontbijt en ’s avonds warm eten te geven. We blijven de maaltijden verwisselen. We geven haar drie bakken muesli en daarna twee hamburgers. Zo blijft ze gedesoriënteerd.’
‘Gedesoriënteerd is prima,’ zei Michael glimlachend. De manieren bespreken hoe Nummer 4 gemanipuleerd kon worden was niet alleen een leuk onderdeel van het spel, het wond Linda ook altijd op, waardoor hun eigen seks nog veel spannender en vuriger werd. Seks was een van de manieren waarmee hij Serie #4 bekeek. Zodra hun eigen passie begon te verminderen, wist hij dat het einde in zicht kwam.
Hij pakte de joystick met een stukje witte tape waar Camera 3 op stond en bewoog die een beetje. Op een van de schermen veranderde de invalshoek, waardoor er een object zichtbaar werd dat naast het bed en tegenover het toilet stond. Hij duwde de joystick naar voren voor een close-up.
Linda stond naast hem en tikte snel op een toetsenbord. Hij hoorde haar nagels tikken. Op de hoofdmonitor, waarop te zien was wat de inschrijvers te zien kregen, verscheen Linda’s tikwerk in rode letters boven Jennifer die met gestrekte armen voorzichtig naar voren liep.
Er ligt iets op Nummer 4 te wachten. Wat is het?
Michael bewoog Camera 3 kort naar een kleine, vreemd gevormde hobbel op de betonnen vloer. Het lag net binnen het bereik van de ketting. Linda tikte verder.
Mag Nummer 4 het vinden en houden?
Michael lachte. ‘Ga door,’ fluisterde hij.
Of zullen we het weghalen?
Linda tikte fanatiek.
‘Nu vragen,’ zei Michael. Er verscheen een doos op het scherm toen Linda weer op toetsen drukte.
Houden? werd gevolgd door een vierkantje waarop iemand als antwoord kon klikken.
Niet houden? had ook een vierkantje.
Linda tikte nog een vraag in: Zal Nummer 4 er wat aan hebben of zal het Nummer 4 pijn doen?
Ze keek naar opzij. Een elektronische teller op een ander scherm hield de stand bij.
‘Ze zijn verdeeld,’ meldde ze, terwijl de cijfers stegen in verschillende kolommen en er antwoorden in de opmerkingenruimte verschenen. ‘Ze weten niet of ze er wat aan zal hebben of dat het haar pijn gaat doen.’ Ze glimlachte weer. ‘Ik wist wel dat dit een goed idee was. Er wordt ontzettend veel gestemd. Wedden dat iedereen het fascinerend vindt.’
Ze zagen Jennifer langzaam naar de camera lopen. Haar armen had ze voor zich uitgestrekt, haar vingers wezen naar voren en raakten alleen maar lucht aan. Haar beeltenis werd steeds groter op het scherm. Haar handen waren er nog maar een paar centimeter van verwijderd toen ze stopte. Door de ketting kon ze niet verder. Haar vingertoppen raakten bijna de eerste camera.
‘Dit zullen ze geweldig vinden...’ fluisterde Linda.
De camera gleed over Jennifers lichaam, over haar kleine borstjes naar haar kruis. Haar ondergoed verhulde niet veel. Linda stelde zich voor hoe over de hele wereld kijkers hun handen uitstrekten naar Nummer 4 en haar door hun schermen heen wilden vastpakken. Michael begreep dat instinctief en manipuleerde meesterlijk de camera’s. Creëerde een dans van beelden. Een statige dans, een wals.
Jennifer ging iets naar achteren en naar links.
‘Ah, zo kan het haar lukken...’ zei Linda. Ze keek snel naar de tellers, die nog altijd stegen. ‘Ik denk dat ze het krijgt.’
Michael schudde zijn hoofd. ‘Geen sprake van. Het ligt op de grond. Of ze moet het met een teen raken. Ze denkt niet verticaal. Ze moet ook omhoog en omlaag gaan, als zo’n carrouselpaard. Alleen op die manier verkent ze de hele ruimte.’
‘Jij bent veel te wetenschappelijk,’ zei Linda. ‘Ze krijgt het.’
‘Wedden?’
Lachend vroeg Linda: ‘Om wat?’
Michael keek haar even breed grijnzend aan. ‘Zeg jij het maar.’
‘Ik bedenk wel iets als ik gewonnen heb,’ zei ze en ze raakte kort de bovenkant van zijn hand op de joystick aan. Haar vingers streelden de zijne. Het was een belofte en Michael huiverde van genot. Toen keken ze allebei weer naar het scherm om te zien of Nummer 4 het zou vinden. Of niet.
Jennifer telde al haar stappen. Ze verplaatste zich behoedzaam. Het bed was achter haar, maar ze wilde zover gaan als mogelijk was, tot de ketting haar zou tegenhouden, zodat ze de grenzen van haar bewegingsvrijheid kende. Ze strekte nog altijd haar armen voor zich uit en bewoog ze langzaam, maar raakte alleen maar lucht.
Door de constante spanning op de ketting voelde ze zich net een aangelijnde hond, maar ze zocht niet onbezonnen haar grenzen op, wat een hond wel zou doen. Ze telde net de achttiende stap toen haar linkerteen tegen iets op de grond stootte. Het was onverwacht en ze viel bijna.
Het voelde zacht aan, bontachtig en levend. Struikelend viel ze achteruit en ze kon alleen maar denken: rat!
Ze wilde wegrennen, maar kon het niet. Ze wilde terug naar het bed en erop springen, omdat ze dacht dat ze daar veilig was. In paniek zette ze een stap en ineens was ze totaal gedesoriënteerd. Ze wist niet meer waar de muur was, of het bed. Met haar armen zwaaide ze in het rond, maar ze raakte niets. Ze realiseerde zich dat ze had gegild, een, misschien twee keer en dat haar mond achter het masker wijd openstond. Alle getallen die ze had willen onthouden, waren weg. De donkerte achter het masker leek nog donkerder dan anders, nog oeverlozer, en zo hard als ze kon gilde ze: ‘Donder op!’
Het geluid van haar stem leek door de kamer te echoën tot het werd overstemd door haar bloed dat ze als een bulderende rivier kon horen stromen. Haar hart bonkte in haar borstkas en ze voelde haar hele lichaam beven. Ze raakte de ketting aan en bedacht dat ze die kon gebruiken als een reddingslijn die naar een drenkeling wordt gegooid. Zo kon ze beetje bij beetje naar het bed lopen om haar voeten van de vloer te trekken, zodat wat het dan ook mocht zijn niet bij haar kon komen.
Daar begon ze mee, maar stopte toen om te luisteren. Ze hoorde geen trippelende pootjes rennen. Ze haalde weer diep adem. Ooit had een muizenfamilie in de muren van hun huis gezeten en haar moeder en Scott hadden muizenvallen en gif overal door het huis verspreid om ze kwijt te raken. Maar wat Jennifer zich nu het best herinnerde was het onmiskenbare geluid dat ze ’s nachts maakten als ze achter het behang heen en weer renden. Dat geluid hoorde ze nu niet.
Haar volgende gedachte was: het is dood. Wat het ook is, het is dood.
Ze verstijfde en luisterde ingespannen. Ze hoorde alleen haar eigen ademhaling. Wat was het? Ze dacht niet langer dat het een rat was, ook al zat ze in een kelder opgesloten.
Ze dacht terug aan het moment dat haar teen tegen iets stootte en probeerde bij dat gevoel een beeld te krijgen, maar dat lukte haar niet. Ze haalde weer diep adem. Als je teruggaat naar het bed, zul je daar doodsbang blijven zitten, omdat je niet weet wat het is, zei ze tegen zichzelf.
Ze vond het een verschrikkelijke keus. Onzekerheid of teruggaan en wat het dan ook mocht zijn aanraken om erachter te komen wat dat dode ding was. Ze draaide zich om. Haar handen trilden. Ze voelde de angst langs haar ruggengraat glijden, had het zowel koud als warm en zweette. Ga terug. Voel wat het is. Haar lippen en mond waren nog droger dan ze al waren, als dat mogelijk was. Ze wist dat haar hoofd tolde vanwege de keuze die ze moest maken.
Ik ben niet dapper. Ik ben nog maar een kind. Maar ze begreep dat er achter het masker geen ruimte was voor een kind. ‘Kom op, Jennifer,’ fluisterde ze tegen zichzelf. Ze wist dat ze in een nachtmerrie zat. En als ze niet terugging om te voelen waar haar teen tegenaan had gestoten, zou de nachtmerrie alleen maar erger worden.
Ze zette een stap. En nog een. Ze wist niet hoe ver ze teruggelopen was. Maar in plaats van te tellen, stak ze nu haar linkerbeen naar voren en bewoog dat op en neer als een ballerina of een zwemmer die de temperatuur van het water wil voelen. Ze was bang voor wat ze zou voelen, maar was ook bang dat het ding verdwenen zou zijn. Iets doods, iets wat niet meer leefde, was veel en veel beter dan iets wat leefde en zich kon verplaatsen.
Ze had er geen idee van hoe lang het duurde voordat ze het ding weer met haar teen aanraakte. Het zouden seconden kunnen zijn geweest, maar ook uren. Ze wist niet hoe snel ze zich voortbewoog.
Toen haar teen het ding raakte, moest ze de neiging onderdrukken om het weg te schoppen. Ze dwong zichzelf om te knielen. Het beton schaafde haar knieën. Met twee handen bevoelde ze het ding. Het was bont. Het was stevig. Het leefde niet.
Ze trok haar handen terug. Wat het ook was, het was niet bedreigend. Eigenlijk wilde ze het gewoon laten liggen waar het lag. Maar ineens werd ze nieuwsgierig en legde ze haar handen weer op het ding en liet haar vingers erover glijden.
Ze vouwde haar handen eromheen en trok het ding naar zich toe. Alsof ze braille las, gleden haar vingers eroverheen. Een kleine scheur. Een rafelige naad. Ze drukte het ding tegen haar borst en mompelde: ‘Meneer Teddybeer.’
Jennifer snikte ongecontroleerd en streelde de versleten buitenkant van het enige uit haar jeugd waar ze genoeg van hield om het op haar weglooppoging mee te nemen.