36

‘Nee,’ zei Adrian. ‘Nee, nee, nee.’

De ene na de andere foto van jonge vrouwen verscheen op het scherm. Allemaal druk bezig met allerlei seksuele standjes of met het poseren voor een webcam die hen betrapte als ze ingezeept onder de douche stonden, of naakt make-up aanbrachten of zich geil met een man of een andere vrouw vermaakten. Meestal een man onder de tattoos en een vrouw met lang, blond haar. Sommige waren geboren pornosterren. Andere waren gewoon slechte amateurs. Het waren studenten en hoeren. En allemaal leken ze gek te zijn op de camera. Adrian vond ze allemaal kinderlijk, knap en mysterieus. Tegen zichzelf zei hij: jarenlang studeer je psychologie en dan kun je nog niet vertellen waarom iemand naakt poseert en zich door anderen laat bekijken.

Natuurlijk wist hij het antwoord wel. Geld.

Adrian keek naar de verkrachter die elke entry aanklikte. Hij had verwacht dat Mark Wolfe doodmoe zou zijn en wanhopig zijn handen omhoog zou steken, want zo voelde hij zichzelf, maar Wolfe was druk bezig met op toetsen te drukken en foto’s op te roepen, website na website na te lopen en een waterval aan pornografie op het scherm te brengen. Hij was er heel handig in. Klikte meteen door, pauzeerde amper om naar de foto’s of video’s te kijken die op het scherm verschenen en negeerde het gekreun en gesteun dat uit de speakers kwam. Ook Adrian keek trouwens amper naar de details van de foto’s, alsof de constante herhaling hem afstompte en ongevoelig maakte voor wat zijn ogen zagen. Hij concentreerde zich op iets opvallends dat erop kon wijzen dat ze Jennifer hadden gevonden.

Brians stem fluisterde: ‘Audie, wat hij je nu laat zien is de normale wereld van pornografie. De wereld die jij wilt zien, ligt ergens anders.’

Hij ging anders zitten en zei langzaam: ‘Meneer Wolfe. We zoeken in de verkeerde richting.’

Wolfe stopte. Hij drukte op de toets die geluid en beeld stopzette en op het scherm bevroor het beeld van een meisje van amper achttien jaar dat hitsig in de lens keek op een manier die zelfs Adrian als overduidelijk nep herkende. Wolfe stak een papier omhoog waarop hij een lijst had gemaakt. Allemaal dot.com-adressen en websites met namen als Screwingteenagers.com of watchme24.com. Adrian kreeg het idee dat alle combinaties van seksueel getinte woorden gebruikt waren voor een website. ‘Ik heb er nog een heleboel om na te lopen...’ zei Wolfe hoofdschuddend.

Adrian probeerde het nog een keer: ‘Dit is niet de goede weg, hè, meneer Wolfe?’

‘Nee, professor.’ Wolfe wees naar het meisje op het scherm. ‘En... je ziet zelf ook wel dat heel weinig van deze mensen worden gedwongen om te doen wat ze doen.’

Adrian keek naar het scherm. Hij had het idee dat hij een visueel gevecht uitvocht.

‘Nee, dat klopt ook niet helemaal,’ ging Wolfe verder. ‘Misschien zijn ze wel gedwongen omdat ze geen geld hebben. Of gedwongen omdat ze geen werk hebben. Of gedwongen omdat ze niets anders kunnen. Of misschien komt de dwang uit henzelf omdat ze er geil van worden. Misschien. Maar bij onze Jennifer ligt dat anders, hè?’

Adrian knikte.

‘Tja. Zelfs de amateurs of de middelbare scholieren op Facebook zijn eigenlijk veel te oud voor het meisje dat je zoekt. En al deze sites zorgen er verrekte goed voor dat de tieners de foto’s met mobielen maken zodat ze onscherp zijn en dat ze zich optutten zodat ook hun pappies en mammies denken dat ze minstens achttien zijn. Anders worden ze namelijk van het net gehaald.’

Nadenkend pakte Wolfe een fles water die hij naast zich op de grond had gezet. Hij nam een grote slok. Vervolgens maakte hij van de papieren met de websitenamen een dikke prop. ‘Ik heb een idee.’ Hij ging achteruit in zijn stoel zitten, dacht weer even na en zei: ‘Je weet de datum dat kleine Jennifer verdween. Dus, als ze ergens op het net zit, moet het er relatief kort geleden op gezet zijn. De meeste sites bestaan al langer en vernieuwen constant hun aanbod. De gezichten veranderen, maar niet wat er gebeurt. Maar waar jij naar zoekt...’

Adrian viel hem in de rede: ‘Dwang, meneer Wolfe. Een kind dat wordt gedwongen om...’

Wolfe pakte de flyer en keek naar de foto van Jennifer. ‘Een kind, hè? Ze ziet er anders...’

Adrian moest woest hebben gekeken, want Wolfe stak afwerend een hand omhoog. ‘Oké, professor. Dan moeten we het gevaarlijke gedeelte in. Zeker weten dat je dat wilt?’

‘Ja.’

‘De echt duistere plekken. Dit spul, professor, mag dan zeer expliciet zijn. Voor sommige mensen zelfs walgelijk. Of schokkend. Of... Jezus, weet ik veel. Maar als er geen mensen waren die bereid waren om ervoor te betalen, zou het niet bestaan. En veel van deze mensen brengen dus veel geld in het laatje. Pas kleine Jennifer in dat schema in, en dan weten we waar we moeten zoeken.’

‘Noem haar geen “kleine Jennifer”, meneer Wolfe. Dat klinkt zo...’

Lachend zei Wolfe: ‘Vulgair?’

‘Zoiets.’

‘Oké. Ik ga het proberen. Maar je moet één ding heel goed begrijpen: het web maakt alles vulgair.’ Wolfe keek naar de verstrengelde lichamen op het scherm. ‘Wat zie je, professor?’

‘Ik zie twee mensen die seks hebben...’

Wolfe schudde zijn hoofd. ‘Ja, ik dacht al dat je dat zou zeggen. Dat zegt bijna iedereen. Kijk eens wat beter, professor.’

Adrian wachtte. Hij dacht dat Wolfe het had gezegd, maar ineens herkende hij Brians stem. Maar dat was niet de enige reden dat hij wachtte. Nu hij beter keek, leek het alsof er achter de hallucinatie op het scherm een tweede was. Hij boog zich naar het scherm toen hij merkte dat Tommy de woorden van Brian herhaalde.

‘Kijk beter,’ hoorde hij. Even snapte hij niet wie het had gezegd, tot hij begreep dat het Tommy moest zijn. Hij wilde hardop opgelucht lachen, want hij had eigenlijk de hoop al opgegeven dat hij ooit de stem van zijn zoon nog zou horen.

‘Kijk beter,’ hoorde hij weer. ‘Denk als een crimineel. Verplaats jezelf in zo’n rat. Waarom volgen ze deze doolhofweg en niet een andere? Waarom? Wat willen ze bereiken en hoe bereiken ze dat? Kom op, pa. Je kunt het.’

Adrian zei fluisterend de naam van zijn zoon. Alleen al het uitspreken van de naam ‘Tommy’ maakte allerlei emoties in hem los: liefde, verdriet en verlies. Het duizelde hem even. Hij wilde zijn zoon vragen: wat zei je?, maar zijn zoon was hem voor: ‘De Moors-moorden, pa. Wat nekte de moordenaars?’

‘Ze werden onvoorzichtig.’

Adrians hersenen werkten nu op topsnelheid.

‘En wat betekent dat, pa?’

‘Het betekent dat ze overconfident werden. Niet nadachten over de gevolgen van wat er zou gebeuren als ze uit de anonimiteit zouden treden.’

‘En moet je daar nu ook niet naar zoeken?’

De stem van zijn zoon klonk zelfverzekerd, zeer beslist. Tommy had altijd het vermogen gehad om alles onder controle te houden, ook als het mis leek te lopen. Daarom was hij zo’n goede oorlogsfotograaf geweest. Adrian keek weer naar het scherm.

‘Zeg, professor...’ Wolfe klonk niet op zijn gemak.

Adrian begon te praten als een student die door zijn docent wordt overhoord: ‘Wat ik zie, is iemand die om welke reden dan ook op dat scherm wil komen. Ik zie iemand die het spel volgens bepaalde regels speelt, die wil optreden. Ik zie iemand die niet gedwongen is dit te doen.’

Wolfe glimlachte. ‘Heel mooi, professor. Maar ik denk hetzelfde.’

‘Ik zie exploitatie. Ik zie handel.’

‘Zie je het slechte, professor? Veel mensen zouden zeggen dat ze ontmenselijking zien en iets engs en afschuwelijks. Dat allemaal tegelijkertijd. En dan stoppen ze met kijken.’

Adrian schudde zijn hoofd. ‘In mijn vakgebied vellen we geen morele oordelen. We brengen alleen het gedrag in kaart.’

‘Natuurlijk. Alsof ik dat geloof...’ Wolfe leek het grappig te vinden, maar niet op een vervelende manier. Terwijl Wolfe weer naar het toetsenbord terugkeerde, fluisterde Brian in Adrians oor: ‘Oké, hij is een viezerik en een onderkruipsel, maar vergeet absoluut niet dat hij geen sociopaat is. Is dat eigenlijk niet het allerergste?’

Brians gelach verdween toen Wolfe op een paar toetsen drukte. Het scherm werd rood en zwart. Het was een close-up van een martelkamer met zwepen, kettingen en een zwart houten rek waaraan een man met een nauwsluitend leren masker op was vastgebonden en werd afgeranseld door een grote vrouw die ook in het zwart gekleed was. De man was naakt en zijn lichaam trilde bij elke slag. Van plezier of van pijn. Adrian wist het niet. Misschien van allebei.

‘Dit soort duistere plekken,’ zei Wolfe.

Adrian keek. Hij zag de man weer trillen. ‘Ja. Ik snap het. Maar dit...’

‘Alleen maar een voorbeeld, professor.’

Adrian dacht even na. ‘We moeten de zoekcriteria beperken.’

Weer knikte Wolfe instemmend. ‘Mijn idee.’

Hij wilde roepen: ‘Waar moet ik gaan zoeken?’ in de hoop dat Tommy of Brian het zouden weten, maar die hielden zich frustrerend stil. ‘We moeten naar een gevangene zoeken,’ zei hij. Wolfe leek na te denken terwijl Adrian verder ging: ‘Drie mensen. Twee ontvoerders en Jennifer. Hoe betrekken ze mensen bij wat ze doen? Want ze moeten geld verdienen. Anders is dit een nutteloze zoektocht. Dus: vind geld voor me, meneer Wolfe. Vind de manier waarop iemand een meisje kan gebruiken dat ze van de straat hebben geplukt.’

Adrian klonk vol vertrouwen. Straalde een gezag uit dat niet bij zijn ziektebeeld paste. Hij hoorde zijn broer en zijn zoon in zijn hoofd applaudisseren.

Wolfe draaide weer naar de computer. ‘Daar gaan we,’ zei hij rustig. ‘Dit gaat niet makkelijk worden, zeker niet voor een oude man als jij.’

‘Maar wel voor jou, meneer Wolfe?’

De verkrachter schudde zijn hoofd. ‘Bekend terrein, professor. Ik heb alles al gezien.’ Hij bewerkte met zijn vingers het toetsenbord. ‘Weet je, als je bent als ik, wil dat niet zeggen dat je automatisch precies weet wat je...’ hij aarzelde, ‘... leuk vindt. Dat moet je ontdekken. Als je kop vol zit met ideeën en passies, tja, dat moet je uitzoeken. Eerst doe je een boel zoekwerk in je hoofd en daarna lopend.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En daarom word je vaak betrapt. Als je niet weet wat je zoekt. Zodra je dat weet, en dan bedoel ik: echt weet, nou, professor, dan kan je weinig meer gebeuren omdat je dingen doelgericht kunt gaan regelen.’

Adrian betwijfelde of een van de docenten van zijn vroegere faculteit een dergelijke bondige analyse kon geven van de verwarde emotionele staat van allerlei seksueel afwijkend gedrag.

Ineens hield Wolfe zijn vinger boven een toets. ‘Ik moet echt zeker weten dat je me zult steunen,’ zei hij bruusk. ‘Ik moet er zeker van zijn dat ik op je kan rekenen, professor. Ik moet er zeker van zijn dat dit allemaal tussen ons blijft.’

Direct hoorde Adrian zowel Tommy als Brian: ‘Schiet op. Lieg.’ ‘Ja. Dat heb ik al beloofd.’

‘Kun je kijken naar iemand die verkracht wordt? Kun je het aan als er iemand wordt vermoord?’

‘Ik dacht dat jij had gezegd dat snuff-films niet bestonden?’

Wolfe schudde zijn hoofd. ‘Ik heb gezegd dat ze in de redelijke wereld niet bestaan. Dat ze een verzinsel van de beschaving zijn. Maar in de onredelijke wereld zouden ze best kunnen bestaan.’ Hij haalde diep adem. ‘Weet je, als ik ooit wordt betrapt met dit spul op mijn laptop, of als een agent die dit soort spul in de gaten houdt het ooit naar mij terug kan leiden, nou, dan ben ik...’ Hij stopte.

Adrian hoefde de zin niet af te maken. ‘Nee. Ik vraag dit van je. Als je er last mee krijgt, met de politie of zo, dan neem ik alle schuld op me.’

‘Alle schuld.’

‘Ja. En dan mag je de hele waarheid vertellen, meneer Wolfe. Ook dat ik je voor je werk wilde betalen.’

‘Ja, hoor. En dan hoeven ze me alleen nog maar te geloven,’ mompelde Wolfe. Adrian kreeg het idee dat de verkrachter op instorten stond. Enerzijds wist hij welke risico’s hij liep, zelfs als Adrian hem dekte en anderzijds wilde hij zelf duidelijk verder gaan. De plekken waar ze naartoe zouden gaan, waren de plekken waar Wolfe graag was en Adrians zoektocht naar ‘onze Jennifer’ gaf er een soort goedkeuring aan.

Adrian las dat allemaal uit de houding van de verkrachter achter zijn toetsenbord.

‘Oké, dan, professor. We gaan de duisternis in.’ Zijn stem klonk hoog door hernieuwde energie. Hij drukte op de laatste toets en er verschenen jonge kinderen op het scherm. Ze speelden in de zon in een park. Op de achtergrond zag Adrian oude gebouwen en straten met kinderkopjes. Amsterdam, dacht hij. Mark Wolfe verstijfde even, een onwillekeurige beweging die Adrian in een ooghoek opving. Beide mannen slikten, alsof hun kelen ineens kurkdroog waren. Maar de reden waarom was bij beiden anders.

‘Ziet er heel onschuldig uit, hè, professor?’

Adrian knikte.

‘Maar niet lang meer.’

De zonnige dag en het park maakten plaats voor een kamer met witte muren en een bed. ‘Oké. Dit bekijken of dit in bezit hebben of alleen al denken hieraan,’ zei Wolfe, die gespannen naar het scherm tuurde, ‘is absoluut, zeker weten, fucking verboden.’

‘Ga door,’ zei Adrian. Hij hoopte dat het Brian was die hem dwong dat te zeggen, hoewel hij al een paar minuten niets van zijn hallucinaties had gehoord. Alsof zelfs de stoere, overleden advocaat naast hem bang was voor wat er op het scherm kon verschijnen.

 

Urenlang surften de twee mannen door een computerwereld die andere regels en een andere moraal had en die zich direct richtte op aspecten van de menselijke natuur die amper in de handboeken werden genoemd. Het meeste bestond al eeuwenlang, maar wat nieuw was, was het systeem waarmee het bij de mensen bezorgd werd. Adrian zou zich heel ongemakkelijk hebben gevoeld bij wat hij allemaal zag, maar hij voelde een afstandelijke interesse. Hij was een onderzoeker met één enkel doel en alles wat hij voorbij zag komen en wat niet paste in zijn theorie over waar Jennifer was, vergat hij onmiddellijk. Meer dan eens, als hij ongemakkelijk keek naar beelden van afschuwelijk misbruik, bedacht hij wat een geluk hij had dat hij een psycholoog was en wat een geluk het was dat hij zijn geheugen aan het verliezen was. Alsof hij dubbel beschermd werd. Alsof hij daarom naar dingen kon kijken die afgrijselijk waren. Omdat hij ze vergat, waardoor ze geen nachtmerrie konden worden.

Tijdens die hele lange dag en avond stond Wolfes moeder van tijd tot tijd in de woonkamerdeuropening en vroeg aarzelend of het nog geen tijd was voor haar ‘programma’s’, maar ze werd steeds door haar lieve zoon weggestuurd. Uiteindelijk maakte hij snel wat eten voor haar en stopte haar daarna in bed volgens het bekende avondritueel. Ook verontschuldigde hij zich ervoor dat hij de televisie opeiste en beloofde haar dat ze de volgende dag extra lang mocht kijken. Wolfe leek het vervelend te vinden dat hij zijn moeder haar programma’s moest ontzeggen.

Adrian zag het, maar zag ook dat Wolfe leek te genieten van de beelden die ze vonden. Soms zei Adrian: ‘Kom op, verder...’ en dan reageerde Wolfe traag en leek het met spijt te doen. Hij leek tegelijkertijd opgewonden en zeer op zijn hoede. Adrian vermoedde dat de verkrachter nooit naast iemand anders zat als hij deze webwereld betrad.

Adrian vond het op een verdovende manier doodvermoeiend werk. Ze zagen kinderen. Ze zagen perversie. Ze zagen dood. Het zag er heel echt uit, ook al was het nep. En het zag er allemaal nep uit, ook al was het heel echt. Adrian begreep dat de scheidslijn tussen fantasie en realiteit verdwenen was. Hij wist niet meer of wat hij zag echt gebeurde of dat het bereikt werd met Hollywood-achtige special effects. Een terrorist die een gijzelaar doodschoot, dat moest haast wel echt zijn, dacht hij, maar het gebeurde in een onderwereld.

Wolfe drukte nog altijd allerlei toetsen in, maar in een lager tempo. Adrian nam aan dat hij moe werd van het balanceren op de rand van zijn eigen verlangens. Het was laat.

‘Hoor eens,’ zei Wolfe, ‘we moeten even pauzeren. Misschien even wat eten. Of koffie drinken. Kom op, professor, even pauze. Kom morgen terug, dan gaan we verder.’

‘Nog een paar.’

‘Weet je wel hoeveel geld je al hebt uitgegeven? Alleen al om op die websites te komen. De een na de ander. Ik bedoel: dat moet al in de duizenden...’

‘Ga door,’ zei Adrian. Hij wees naar een lijst die op het scherm was verschenen. Iwilldoanything.com, YourYoungFriends.com en Whatcomesnext.com.

Wolfe klikte op de laatste en ging ineens rechtop zitten. ‘Kijk nou eens. Die willen aardig wat duiten om op hun site te mogen komen. Dat is een dure. Die moeten echt iets speciaals te bieden hebben.’ Hij zei het enthousiast.

Op een zwarte achtergrond stond een tikkende klok en in het rood een prijslijst en de woorden Serie #4. Geen indicatie wat de site bracht. Dus, bedacht Adrian, de bezoekers wisten al wat ze konden verwachten. Dat intrigeerde hem. Op datzelfde moment wees Wolfe naar de tikkende klok. ‘Klopt dat niet met de verdwijning van jouw meisje?’

Adrian rekende snel. Wolfe had gelijk. Direct was hij enthousiast. Hopelijk was het een heel ander soort enthousiasme dan wat hij bij de verkrachter voelde. ‘Betaal,’ zei hij.

Wolfe tikte Adrians creditcardnummer in. De twee mannen wachtten tot ze toestemming kregen. Ineens schalde de Ode aan de Vreugde van Beethoven door de kamer. De toestemming werd verleend.

‘Cool,’ vond Wolfe en hij tikte ‘psychoprof’ als screenname in. Toen het wachtwoord werd gevraagd, tikte hij ‘Jennifer’ in. ‘Oké, professor, eens kijken wat er gebeurt.’

Weer een klik en er verscheen een beeld uit een webcam op het scherm. Een jonge vrouw, haar gezicht verscholen onder een kap, zat op een bed. Ze zat alleen in een kale kelderruimte en was duidelijk doodsbang. Ze was naakt. Haar handen zaten geboeid aan een ketting die aan de muur vastzat.

‘Wauw,’ zei Wolfe. ‘Dit is al bezig.’

Onder het beeld verschenen de woorden ‘Begroet Nummer 4, psychoprof.’

Adrian tuurde naar het beeld. Zijn ogen gleden over het meisje in de hoop dat hij iets zag wat hem verder kon helpen. Hij zag niets. ‘Ik weet het niet,’ gaf hij als antwoord op een vraag die niet gesteld hoefde te worden. Hij stond op en liep naar de televisie, alsof hij zo nog beter kon kijken. Vanuit de kamer op het scherm klonk een gedempt snikken en een hortende ademhaling.

‘Hier, professor. Op die arm...’

Adrian zag een tattoo van een zwarte bloem. Naast hem bewoog Wolfe. Die strekte een hand uit en raakte het scherm aan alsof hij zo de jonge vrouw kon aaien. Adrian zag waar hij nog meer naar wees. Een klein litteken van een blindedarmoperatie op de rechterzij van het meisje.

‘Maar zo te zien, heeft ze de goede leeftijd, nietwaar, professor?’

Adrian pakte de flyer. Daar stond niets op over een tattoo of een blindedarmlitteken. Hij aarzelde. Hij zag Wolfes mobiel op tafel liggen en pakte die.

‘Wie ga je bellen?’

‘Wie denk je?’ zei Adrian. Hij toetste een nummer in, maar bleef ondertussen kijken naar het naakte, trillende meisje voor hem.

 

Terri Collins nam bij de derde keer overgaan op. Ze zat nog steeds bij Mary Riggins en Scott West en vertelde voor de honderdste keer hetzelfde verhaal. Mary Riggins leek een onuitputtelijke voorraad tranen te hebben, die rijkelijk stroomden in de uren dat Terri naast haar zat. De rechercheur vond dat niet raar. Ze zou precies hetzelfde hebben gedaan.

De nummerverklikker op haar mobiel liet zien dat Mark Wolfe belde. Dat verbaasde haar. Het was vrij laat en leek onlogisch. Verkrachters bellen nooit naar de politie. Het was altijd andersom.

Ze schrok toen ze Adrians stem hoorde. ‘Rechercheur, sorry dat ik u zo laat nog stoor...’ begon hij. Hij klonk gehaast. Terri vond dat Adrian meestal warrig en bibberig was als ze hem zag, maar gehaast had ze hem toen nooit gevonden.

‘Wat is er, professor?’ vroeg ze kortaf. De tranen van Mary Riggins vond ze op dat moment belangrijker.

‘Heeft Jennifer een blindedarmlitteken? En heeft ze een tattoo van een zwarte bloem op haar arm?’

Terri begon aan een antwoord, stopte toen en vroeg: ‘Waarom wilt u dat weten, professor?’

‘Ik wil ergens zeker van zijn.’

Zeker van wat? Ze werd achterdochtig, maar wilde ook weer niet onaardig doen tegen die verwarde, oude man. Aan de andere kant wilde ze de moeder en stiefvader niet het kleinst mogelijke sprankje hoop geven.

‘Heeft Jennifer littekens of tattoos die jullie vergeten zijn om ons te vertellen?’ vroeg ze aan Mary en Scott nadat ze haar hand over het spreekgedeelte van haar mobiel had gelegd.

Scott gaf direct antwoord. ‘Nee, rechercheur. Ze is nog een kind! Een tattoo? Dat hadden we nooit goedgevonden. Als ze het al had gewild. Ze is nog minderjarig, dus zonder onze toestemming lukt dat niet. En ze heeft nog nooit een operatie gehad, hè Mary?’

Mary Riggins knikte.

Terri zei in de mobiel: ‘Nee voor beide. Welterusten, professor.’ Ze verbrak de verbinding. Ze had een heleboel vragen voor hem, maar die zouden moeten wachten. Ze moest eerst uit het verdriet in deze kamer zien te komen en wist eigenlijk niet precies hoe ze dat elegant kon doen. De meeste agenten waren er goed in om na het brengen van het slechte nieuws zo snel mogelijk weg te gaan. Zij niet.

 

Adrian klapte de mobiel dicht terwijl hij naar het scherm bleef kijken. ‘Ik kan er niet veel over zeggen...’ zei hij.

Wolfe verplaatste de muis. ‘Kijk,’ zei hij, ‘ze hebben een menu. Laten we dat even nalopen.’ Hij klikte op een item dat ‘Nummer 4 eet’ heette. Er kwam een nieuw scherm. Daarin likte de jonge vrouw een kom met havermout leeg. Beide mannen bogen zich naar het scherm, want nu was de kap weg en had ze een blinddoek om. Ze hadden nu meer dingen om naar te kijken. Wolfe hield de flyer pal naast de televisie. ‘Ik weet het niet, professor. Ik bedoel: geen tattoo, maar allemachtig, het haar lijkt te kloppen...’

Adrian keek ingespannen. Haarlijn. Kaaklijn. Neusvorm. Lippen. De lengte van haar nek. Zijn ogen boorden zich in het beeld. Hij verstijfde toen het dienblad met de kom werd weggehaald door een gemaskerde persoon in een jumpsuit. Een vrouw, dacht hij en schatte haar lengte en figuur, ook al had ze vormeloze kleren aan.

Toen Tommy begon te praten, leek het uit hemzelf te komen. ‘Pa... stel dat je iemand onherkenbaar wilde maken, iemand die je aan de wereld moest laten zien... zou je dan niet een paar voorzorgsmaatregelen nemen?’

Natuurlijk, dacht Adrian. ‘Meneer Wolfe, weet je iets van neptattoos? Of van Hollywood make-up?’

Wolfe keek geconcentreerd naar het scherm. Hij raakte het blindedarmlitteken aan. ‘Ik heb er ook zo een. Ziet er hetzelfde uit. Dus deze lijkt niet nep. En daar gaat het om, hè?’ Hij klikte op item ‘Ondervraging 1 met Nummer 4’.

Ze zagen de jonge vrouw dichter naar de camera komen. Jumpsuit ondervroeg haar. Ze hoorden haar allebei zeggen: ‘Ik ben achttien.’

Wolfe snoof. ‘Dat gelooft geen hond. Ze is gedwongen dat te zeggen. Bullshit. Ze is minstens twee jaar jonger.’

Adrian bedacht dat hij maar een paar mensen kende die net zo goed als Mark Wolfe de leeftijd van een tiener konden schatten.

Wolfe klikte op ‘Nummer 4 probeert te ontsnappen’. Ze zagen hoe de jonge vrouw zich bevrijdde van de halsband en ketting om haar nek. Precies op het moment dat ze haar blinddoek aftrok, veranderde de camerahoek naar achter haar, zodat haar gezicht niet in beeld kwam.

‘Ontsnapping, ja hoor,’ zei Wolfe cynisch. ‘Zie je dat de camera voor haar uitgeschakeld wordt en we haar nu alleen nog maar van achteren kunnen zien? Dus niet haar gezicht. Iemand weet verrekte goed waar hij mee bezig is.’

Adrian zei niets. Hij zocht iets anders. Ergens in zijn hoofd dreef een stukje herinnering waar hij geen vat op kreeg.

Wolfe zag de vrouw naar een deur lopen. De camera volgde haar van achteren. Er volgde een lichtflits en een gemaskerde man sprong in beeld. Toen was het item afgelopen. ‘De volgende heet “Nummer 4 verliest haar maagdelijkheid”, professor. Ik neem aan dat dat expliciete seks wordt. Misschien een verkrachting. Wil je dat zien?’

Adrian schudde zijn hoofd. ‘Ga terug naar het hoofdscherm.’ Wolfe deed het. Het meisje met de kap stond er nog steeds. Adrian had honderden vragen, maar stelde ze niet. Wel draaide hij zich om en keek naar Wolfe. De verkrachter leunde gefascineerd dichter naar het scherm. De blik in zijn ogen vertelde Adrian alles wat hij wilde weten. Hij herkende obsessie als hij het zag.

Hij wilde zich weer omdraaien, maar deed het niet. Ineens hoorde hij een ware kakofonie van stemmen – van zijn zoon, broer en vrouw – die allemaal andere dingen riepen, maar het allemaal over een ding eens waren: hij moet kijken en goed opletten. Ze riepen steeds harder en harder, het kwam van alle kanten. Het deed hem denken aan mensen die op hetzelfde angstige moment iets verschrikkelijks zien, bijvoorbeeld een stuurloze auto die door een smalle steeg racet, en die allemaal dezelfde waarschuwing roepen, maar met verschillende woorden en in verschillende talen zodat alleen de schrik overkomt. Ze gilden in zijn hoofd en hij sloeg zijn handen over zijn oren, maar dat hielp niet. Integendeel, hun gegil verergerde erdoor. Het enige wat hij kon was naar het scherm kijken, naar de jonge vrouw die daar vastzat.

Terwijl hij keek, zag hij haar blind om zich heen tasten tot haar magere arm een bekende vorm vond, die ze tegen haar zwoegende borst drukte.

Een tijdje geleden had hij een oude, versleten en haveloze knuffelbeer gezien, een kinderspeeltje dat onhandig aan een rugzak was bevestigd. Maar nu lag het beest hulpeloos in trillende armen.