15

Terri Collins zei tegen zichzelf dat ze professioneel moest blijven, dat ze zich aan de feiten moest houden en niet mocht gaan speculeren. Maar ze twijfelde aan alles. In haar kantoor begon ze met het busje dat Adrian had beschreven. Dat ding tartte alle politielogica die ze door de jaren heen had opgebouwd en leek veel te goed te passen in Scotts theorieën over grote overheidssamenzweringen.

Het verraste haar dan ook dat ze een elektronische reactie kreeg van de Massachusetts State Police dat er bijna drie weken eerder nummerborden die met QE begonnen, waren gestolen van een sedan die op de langparkeerplaats van Logan International Airport had gestaan. Ze boog dichter naar het scherm alsof ze daardoor deze informatie beter tot zich door kon laten dringen.

De diefstal was laat gerapporteerd, omdat de dief de tijd en het risico had genomen om andere nummerborden op deze auto te schroeven. Deze laatste nummerborden waren een maand daarvoor gestolen bij een winkelcentrum honderdvijftig kilometer verderop in Massachusetts. De zakenman had waarschijnlijk nooit gemerkt dat zijn nummerborden verwisseld waren – want hoe vaak kijk je naar je eigen nummerborden? – maar was dronken achter het stuur aangehouden. De samenloop van omstandigheden – een diefstal van nummerborden in één deel van de staat, het opduiken van die dingen in een heel ander deel van die staat op de auto van een arrogante, vervelende zatlap die de agent die hem bekeurde had uitgescholden – creëerde een bureaucratische knoop bij de afdeling Motorvoertuigen.

Iemand had veel moeite gedaan. ‘Oké,’ zei ze hardop. ‘Hier hebben we wat.’

Adrian had de cijfers en de derde letter verkeerd. De quod erat had hij goed, wat ze niet zo heel gek vond voor een professor die was gepromoveerd en die een uitstekende reputatie had. Hij had er waarschijnlijk automatisch demonstratum achter gedacht.

Ze breidde haar computeronderzoek uit naar de databanken van Massachusetts, New Hampshire, Rhode Island en Vermont en zocht naar een recentelijke diefstal van een wit busje. Als degene die betrokken was bij deze ontvoering de moeite had genomen om twee verschillende sets nummerborden te stelen, dan was het zeer aannemelijk dat die ook een gestolen busje had gebruikt.

Ze vond er drie: een nieuw busje gestolen bij een dealer in Boston; een twaalf jaar oude rammelkast gestolen van een vrachtwagenpark in New Hampshire; en een drie jaar oud busje dat keurig paste bij Adrians beschrijving en dat een week geleden bij een verhuurbedrijf in Providence was gestolen.

Die diefstal van het busje was interessant. Een groot aantal – twintig, misschien dertig auto’s, allemaal van hetzelfde model en kleur – stond in lange rijen op een plek in een verloederde buurt. Tenzij de busjesdief duidelijke inbraaksporen had achtergelaten, zoals een loshangende ketting of een doorgeknipt slot, zou het verhuurbedrijf pas merken dat er een busje was verdwenen als de voorraad werd gecontroleerd. Dat kon wel vierentwintig uur duren. En als die mensen slordig werkten, kon het best nog langer duren.

Geen van de drie vermiste auto’s was inmiddels terecht, wat niet raar was. Er waren meerdere misdaden waarbij gebruik gemaakt kon worden van een gestolen busje. Bijvoorbeeld een snelle inbraak in een elektronicawinkel of een marihuanatransport naar Boston. Ze wist ook dat de daders het busje daarna zo snel mogelijk ergens zouden dumpen.

Weer breidde ze haar computerzoektocht uit. Eén melding trok direct haar aandacht. De brandweer in Devens, Massachusetts, had gemeld dat ze naar een leegstaande molen was geroepen waar een voertuig van hetzelfde model als het busje dat in Providence was gestolen, in brand had gestaan. Een bevestiging ontbrak nog want het verdachte voertuig was volkomen uitgebrand. Deze zaak zou geen hoge prioriteit bij de politie hebben. Het zou dus enige tijd kunnen duren voordat een verzekeringsdeskundige toestemming kreeg om op het plaatselijke autodepot bij Devens door de gore, verkoolde resten te peuren tot hij een serienummer had gevonden dat de brand had overleefd om dat te kunnen vergelijken met het nummer van het gestolen voertuig, zodat zijn bazen het verhuurbedrijf zouden uitbetalen.

Terri zou dit proces kunnen versnellen door contact met de politie ter plaatse op te nemen en te vertellen dat het busje gebruikt was bij een ontvoering van een minderjarige. Als dat tenminste waar was.

Ze was nog altijd niet overtuigd, maar kon zich inmiddels wel voorstellen dat er iets ongeoorloofds was gebeurd. Met een vinger gleed ze over een kaart die aan de muur hing. Van Providence naar de straat waar Jennifer was verdwenen en naar een amper bewoond, vergeten deel van Devens. Een driehoek die vele kilometers omvatte. En ook veel wegen die door het platteland van de staat liepen. Als iemand ongezien had willen reizen, had hij of zij geen betere route kunnen kiezen.

Ze liep terug naar haar computer en drukte een paar toetsen in. Ze wilde nog iets controleren: het tijdstip van het telefoontje naar de brandweer.

Terwijl ze naar haar computerscherm staarde, kreeg ze een hol gevoel in haar maag, alsof ze niets had gegeten, niet had geslapen en net een paar kilometer had gerend. De brandweer had gereageerd op een anoniem telefoontje naar 911 dat pal na middernacht was binnengekomen, een paar uur na de dag waarop Jennifer was verdwenen. Maar toen de brandweerlieden daar waren, was het voertuig al veranderd in een smeulend, brandend casco: het ding was al veel vroeger in brand gestoken.

Ze maakte een paar berekeningen: een telefoontje komt binnen bij een algemene telefonist. Die activeert een alarm dat afgaat in de slaapkamers van de brandweerlieden die dienst hebben. Die rijden naar de brandweerkazerne, trekken hun uitrusting aan en rijden naar de brand. Hoeveel tijd zou dat allemaal in beslag nemen?

Terri stelde zichzelf een paar korte vragen. Zo werkte ze: probeer elk stukje bewijs van twee kanten te bekijken, vanuit de hare en vanuit die van een crimineel. Als ze probeerde zich in de slechterik in te leven, kwamen de antwoorden vanzelf. Wist iemand hoeveel tijd dat kostte? Hadden ze daarom die afgelegen plek uitgekozen om het busje in brand te steken?

Misschien. Als ik een busje wilde dumpen nadat ik het had gebruikt, zou ik geen plek uitkiezen waar de brandweer ter plaatse kon zijn voordat de vlammen hun werk hadden gedaan.

In zijn rapport had de brandweerman vermeld dat er onbekende versnellers waren gebruikt. Dus geen haren, geen vingerafdrukken, geen vezels, geen DNA, dacht ze. Ze liep door het kleine kantoortje naar het oude koffieapparaat, dat een absolute must was in alle politiekantoren. Ze schonk een kop zwarte koffie in en vertrok haar gezicht toen ze een slok nam. Meestal deed ze er twee suikerklontjes en een scheut koffiemelk in, maar vandaag leek geen goede dag voor zoetigheid.

Bij haar bureau hing haar tas nog over de rugleuning van haar stoel. Ze rommelde erin, haalde er een klein, leren mapje uit en klapte dat open. Achter plastic zaten daarin zes foto’s van haar eigen twee kinderen. Bij elke foto bedacht ze wanneer die was genomen. Deze is van een verjaardagsfeestje. Deze van de kampeervakantie in Acadia. Deze van de eerste sneeuw, twee winters geleden. Soms hielp het als ze zichzelf eraan herinnerde waarom ze agent was.

Ze pakte de politiefolder die ze gemaakt had van de vermiste Jennifer. Het was verkeerd om emotioneel betrokken te raken, dat wist ze. Een van de eerste lessen die je leerde als je bij de politie ging werken was dat thuis thuis was en werk werk. En dat als die twee door elkaar gingen lopen er niets goeds van kon komen, want besluiten dienden rustig en rationeel genomen te worden.

Ze keek naar de foto van Jennifer en herinnerde zich het gesprek dat ze met haar had gehad nadat ze voor de tweede keer was weggelopen. Dat was zinloos geweest. Het meisje was wel verward, maar ook slim en vastbesloten en vooral een doorzetter. Opgroeien in een stad vol pretentieuze, excentrieke en rijke mensen had Jennifer hard gemaakt.

Maar niet nep en niet belachelijk. Bij haar geen tienerhouding en ‘ik wil een tattoo’ of ‘vind je me niet cool omdat ik mijn Engelse lerares in haar gezicht voor een hoer heb uitgemaakt’ of ‘ik rook stiekem’.

Jennifer leek veel op haarzelf toen ze die leeftijd had, vond Terri. En ze had dezelfde emoties laten zien die Terri’s leven hadden gered toen ze van een man met losse handjes was weggelopen.

Terri zuchtte diep. Je moet het nu meteen loslaten, zei ze tegen zichzelf. Geef deze zaak door aan een ander en laat het los, want je raakt er te nauw bij betrokken. Dat was waar, maar tegelijkertijd ook weer niet. Op een onduidelijke manier was ze gaan vinden dat Jennifer haar verantwoordelijkheid was. Ze wist niet waarom ze dat vond, maar het was wel zo en ze was dan ook niet van plan de zaak door te geven en los te laten.

Zich zeer bewust van wat ze hoorde te doen, tikte ze een korte e-mail naar haar baas en cc’de die ook aan de officier van dienst: Er bestaan bewijzen dat dit geen gewoon weglopertje is. Verder onderzoek is nodig. Mogelijk een ontvoering. Zal verder details doorgeven, zodra ik meer informatie heb. Wordt vervolgd.

Ze tikte haar naam onder de mail en wilde op ‘verzenden’ klikken, maar bedacht zich. Het was beter de baas nog niet te alarmeren, nu nog niet althans. Er was ook een kans dat er dan informatie zou lekken naar de plaatselijke pers en dan zouden televisiestations, journalisten en misdaadblogfanatiekelingen constant voor het politiebureau bivakkeren en interviews eisen, waardoor zij hun werk niet konden doen, het opsporen van Jennifer. Als dat ooit zou lukken.

Van die gedachte viel ze even stil. Ze dacht aan de melkpakken met daarop foto’s van vermiste kinderen, websites over ontvoerde en vermiste kinderen, televisiereportages en krantenkoppen. Dat alles had nooit echt geholpen. Terri haalde diep adem. Meestal niet. Maar soms... ze dwong zichzelf op te houden. Het had geen zin om over dingen te gaan speculeren voordat ze zeker wist tegen wie ze het op moest nemen.

Ze verwijderde Mogelijk een ontvoering uit de e-mail, want ze wist dat ze met iets concreets moest komen. Ze wist ook wat de eerste vraag van haar baas zou zijn: hoe weet je dat zo zeker?

Ze kon nog veel meer doen achter de computer. Ze moest de paar details die ze had invoeren en met andere misdaden vergelijken, zoeken naar overeenkomsten. En ze moest de bekende seksdelinquenten binnen de driehoek die ze had getrokken grondig controleren. Ze moest nagaan of er rapporten waren over onbekende seksuele misbruikers die in dat gebied werkzaam waren. En misschien waren er valse alarmen geweest. Of waren er ouders geweest die de plaatselijke politie hadden gebeld om te klagen over een man die verdacht in hun buurt rondhing. Terri wist dat ze nog heel wat werk voor de boeg had dat snel en grondig gedaan moest worden.

Maar als Jennifer inderdaad ontvoerd was, dan tikte de klok onverbiddelijk verder. Als er tenminste een klok was. Misschien ging het om een heel lange verkrachting en daarna moord. Dat was meestal het geval. Verdwenen, misbruikt en dan dood. Ze probeerde ergens anders aan te denken. Maar er hadden twee mensen in dat busje gezeten. Dat had die oude man verteld. En juist dat vond ze niet logisch. Misbruikers werkten alleen en in het geniep om hun verlangens zo veel mogelijk te verbergen.

Ze draaide in haar stoel. Misschien dat er in Oost-Europa of Zuid-Amerika ontvoeringen waren die georganiseerd werden door de internationale sekshandel, maar niet in Amerika. En zeker niet in kleine studentenstadjes in New England. Dus wat had ze dan voor zaak?

Terri dacht aan Mary Riggins en Scott West en wist dat ze haar niet zouden helpen. Scott zou alles alleen maar gecompliceerder maken met meningen en eisen. Nog meer dan hij tot nu toe had gehad. En Mary zou waarschijnlijk totaal in paniek raken zodra ze het woord ‘misbruiker’ hoorde. Ze kon eigenlijk maar één ding doen.

Ze wist niet wat er mis was met Adrian Thomas. Hij leek een beetje op een flakkerende vlam. Af en toe had ze hem afwezig gevonden, alsof hij niet meer wist dat hij in die kamer zat en welk verhaal hij vertelde, alsof hij met zijn gedachten ergens anders was. Er klopte iets niet. Misschien komt dat omdat hij oud is en staat ons dat ooit allemaal te wachten.

Dat was een troostende gedachte, waar ze niet in geloofde.

Ze pakte haar spullen en besloot bij de professor langs te gaan.