59
• Silo 17•
Ze druppelden eerst binnen en kwamen vervolgens in kluitjes en daarna in drommen. Ze keken verwonderd naar de gelijkmatige verlichting in de gangen en verkenden de kantoren. Geen van deze mensen had IT ooit vanbinnen gezien. Slechts enkelen hadden veel tijd doorgebracht in de bovenlaag, behalve tijdens een pelgrimstocht na een schoonmaak. Familieleden liepen met elkaar van het ene naar het andere vertrek; kinderen omklemden velletjes papier; velen kwamen naar Juliette of de anderen met de briefjes die Raph had gevouwen en omlaaggegooid en vroegen naar het eten. Binnen enkele dagen waren ze er anders uit gaan zien. Overalls waren bevlekt en gescheurd, gezichten gestoppeld en broodmager, ogen omrand met donkere kringen. Binnen enkele dagen. Juliette begreep dat ze nog maar een paar dagen hadden voordat de situatie uitzichtloos werd. Dat zag iedereen.
Zij die vroeg arriveerden, hielpen met het bereiden van het eten en het omverduwen van de laatste servers. De geuren van warme groenten en soep vulden de ruimte. Twee van de heetste servers, nummer veertig en achtendertig, hadden ze op de grond laten zakken, met hun stroomvoorziening intact. Geopende blikken werden boven op hun warme kant geplaatst, de inhoud van elk blik sudderde. Er was niet genoeg bestek, daarom dronken veel mensen staand de soep en het groentesap direct uit warme blikken.
Hannah hielp Juliette met de voorbereidingen van de raadsvergadering terwijl Rickson op de baby paste. Een van de bouwplannen was al aan de muur gehangen, en Hannah was bezig met de andere. Lijnen werden zorgvuldig nagetrokken, waarbij Hannah Juliettes werk nog eens controleerde. Met een stuk houtskool werd de route gemarkeerd. Juliette zag nog een groep mensen achter elkaar naar binnen lopen. Ze bedacht dat dit haar tweede raadsvergadering was en dat de eerste niet zo goed was verlopen. Ze bedacht dat dit waarschijnlijk ook haar laatste was.
Veel van de mensen die zich hier hadden verzameld, waren afkomstig van de boerderijen, maar toen kwamen ook enkele technici en mijnwerkers opdagen. Tom Higgins en het planningscomité arriveerden van de deputypost uit de middenlagen. Juliette zag een van hen op een gevallen server staan met houtskool en papier, wijzend met zijn vinger terwijl hij probeerde koppen te tellen en de rondlopende mensen uitschold omdat ze het hem zo moeilijk maakten. Ze lachte en besefte toen dat wat hij deed belangrijk was. Ze moesten het weten. Een schoonmaakpak, een van haar rekwisieten voor de raadsvergadering, lag voor haar op de grond. Ze moesten weten hoeveel pakken en hoeveel mensen.
Courtnee arriveerde en wurmde zich door de menigte, totaal onverwacht. Juliette straalde en omhelsde haar vriendin.
‘Je ruikt naar rook,’ zei Courtnee.
Juliette lachte. ‘Ik dacht niet dat je zou komen.’
‘Volgens het briefje was het een kwestie van leven en dood.’
‘Echt waar?’ Ze keek Raph aan.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat kan best op sommige hebben gestaan,’ zei hij.
‘Maar wat is dit eigenlijk?’ vroeg Courtnee. ‘Een lange klim voor een beetje soep? Wat is er aan de hand?’
‘Dat vertel ik zo meteen aan iedereen tegelijk.’ En tegen Raph: ‘Kun jij ervoor zorgen dat iedereen hier naar binnen komt? En misschien Miles en Shaw of een van de dragers naar het trappenhuis sturen om te kijken of er nog meer mensen onderweg zijn?’
Toen hij wegging, zag Juliette dat iedereen al op de servers zat, met de ruggen naar elkaar, slurpend uit blikken, terwijl er nog meer werden geopend en gerangschikt uit de grote stapels achter Solo. Inmiddels maakte hij de blikken open met een of ander elektrisch apparaat dat zijn stroom kreeg van een stopcontact in de vloer. Veel van de mensen die zaten, keken naar de stapel voedsel die uit de voorraadkamer was gehaald. Nog meer mensen keken naar haar. Het gefluister klonk als ontsnappende stoom.
Juliette beende piekerend heen en weer, terwijl het aantal mensen in de ruimte groeide. Shaw en Miles kwamen terug om te zeggen dat het op de trap behoorlijk rustig was, misschien kwamen er nog een paar naar boven. Het voelde alsof er een hele dag was verstreken sinds Juliette en Raph het vuur beneden hadden bestreden; ze wilde geen blik op haar horloge werpen en weten hoe laat het echt was. Ze voelde zich vermoeid. Helemaal toen alle mensen daar zaten, de inhoud van de blikken achteroversloegen en tegen de bodem tikten, hun mond afveegden met hun mouwen, haar aankeken. Wachtend.
Door het eten waren ze stil en eventjes tevreden. Dankzij de blikken hadden ze hun handen en monden vol. Het had haar wat respijt gegeven. Juliette wist dat het nu of nooit was.
‘Ik weet dat jullie je afvragen wat dit allemaal te betekenen heeft,’ begon ze. ‘Waarom we hier zijn.’ Ze verhief haar stem, en de gesprekken rond de gevallen servers vielen stil. ‘En dan bedoel ik niet dit allemaal in deze ruimte. Ik bedoel deze silo. Waarom vluchtten we? Er doen veel geruchten de ronde, maar ik ben hier om jullie de waarheid te vertellen. Ik heb jullie naar dit uiterst geheime vertrek laten komen om jullie de waarheid te vertellen. Onze silo werd verwoest. Hij werd vergiftigd. Degenen die niet met ons meegingen, zijn dood.’
Er klonk een sissend gefluister. ‘Vergiftigd door wie?’ riep iemand.
‘Dezelfde mensen die ons honderden jaren geleden onder de grond hebben gestopt. Jullie moeten even luisteren. Luister, alsjeblieft.’
De menigte bedaarde.
‘Onze voorouders werden onder de grond gestopt om te kunnen overleven terwijl de wereld zich herstelde. Zoals velen van jullie weten, ging ik naar buiten voordat ons huis ons werd afgenomen. Ik nam een monster van de lucht buiten, en ik denk dat hoe verder we hier vandaan gaan, des te beter de omstandigheden zijn. En dat vermoed ik niet alleen op basis van wat we hebben gemeten, ik heb van een andere silo gehoord dat er blauwe lucht achter de...’
‘Gelul!’ riep iemand. ‘Ik hoorde dat dat een leugen was, iets wat ze met jouw hersens hebben uitgehaald voordat je moest schoonmaken.’
Juliette zag wie dat gezegd had. Het was een oudere drager, wiens beroep het was om een bron van allerlei geruchten te zijn, maar ook van geheimen die te gevaarlijk waren om te verkopen. Terwijl het gefluister doorging, zag ze nog iemand door de dikke metalen deur aan het andere eind van de ruimte schuifelen. Het was dominee Wendel, met zijn armen over elkaar, de handen in de mouwen gestoken. Bobby bulderde dat iedereen zijn kop moest houden, wat ze uiteindelijk deden. Juliette begroette dominee Wendel, en de mensen keken om.
‘Jullie moeten een deel van wat ik ga zeggen gewoon van mij aannemen,’ zei Juliette. ‘Een deel van wat ik zeg, weet ik zeker. Wat ik weet, is dat we hier zouden kunnen blijven en een leven opbouwen, maar ik weet niet voor hoe lang. En we zouden in angst leven. Niet alleen angst voor elkaar, maar ook angst dat het noodlot elk moment kan toeslaan. Ze kunnen onze deuren openen zonder het te vragen, kunnen onze lucht vergiftigen zonder het te vertellen, en ze kunnen ons leven nemen zonder te waarschuwen. En ik weet niet wat voor een leven dat zou zijn.’
Het was doodstil in het vertrek.
‘Het alternatief is weggaan. Maar als we dat doen, kunnen we niet meer terug...’
‘Weggaan waarheen?’ riep iemand. ‘Naar een andere silo? Wat als het daar nog erger is dan hier?’
‘Niet naar een andere silo,’ zei Juliette. Ze deed een stap opzij zodat ze het plan op de muur konden zien. ‘Hier zijn ze. De vijftig silo’s. Deze was ons thuis.’ Ze wees, en het ritselde en kraakte in de zaal toen iedereen probeerde het te zien. Juliettes keel snoerde dicht nu ze de overweldigende vreugde én verdriet voelde, nu ze haar mensen de waarheid kon vertellen. Ze schoof haar vinger naar de aangrenzende silo. ‘En hier zitten we nu.’
‘Zoveel,’ hoorde ze iemand fluisteren.
‘Hoe ver weg zijn ze?’ vroeg een ander.
‘Ik heb een lijn getrokken om te laten zien hoe we hier gekomen zijn.’ Ze wees. ‘Het is misschien moeilijk te zien van achter in de zaal. En deze lijn hier laat zien in welke richting onze graafmachine eerst wees.’ Ze volgde hem met haar vinger, zodat ze konden zien waar de lijn naartoe voerde. Haar vinger ging van de plattegrond af tot de muur. Juliette gebaarde naar Elise dat ze erbij moest komen en haar vinger op een plek moest zetten die ze eerder had gemarkeerd.
‘Deze plattegrond is van de silo waarin we nu zitten.’ Ze ging door naar het volgende vel papier. ‘Deze laat een andere graafmachine zien aan de voet...’
‘We hoeven dat gegraaf niet...’
Juliette richtte zich tot haar gehoor. ‘Ik wil ook niet graven. Eerlijk gezegd denk ik niet dat we genoeg brandstof overhebben, omdat we die al verbruiken sinds we hier zijn en omdat we veel moeite hebben gedaan om de machine te laten keren. En ik denk niet dat we voedsel hebben voor meer dan zo’n twee weken, niet voor iedereen. We gaan niet graven. Maar ons bouwplan komt overeen met de grootte en de positie van de machine die we thuis vonden. De schaal en zelfs de richting waarin hij opgesteld stond kwamen precies overeen. Ik heb hier het bouwplan van deze silo en de graafmachine hier.’ Ze bewoog haar hand over het andere vel papier, ging toen terug naar de grote plattegrond. ‘Als ik dat uitteken, zie je hoe de lijn tussen alle andere silo’s loopt, zonder ze aan te raken.’ Ze deed een paar stappen en volgde de lijn met haar vinger totdat ze tegen die van Elise aankwam. Elise keek haar stralend aan.
‘We hebben een goede inschatting van de brandstof die we hebben verbruikt om in deze silo te komen, en hoeveel er nog over is. We weten met hoeveel brandstof we zijn begonnen en hoe snel je die verbruikt. En wat we hebben vastgesteld, is dat de graafmachine was voorzien van net genoeg brandstof – met misschien tien procent extra – om ons regelrecht naar deze plek te brengen.’ Opnieuw raakte ze Elises vinger aan. ‘En de graafmachines zijn enigszins omhooggericht. We denken dat ze zo zijn gepositioneerd om ons tot aan dit punt te brengen – om ons hieruit te krijgen.’ Ze stopte even. ‘Ik weet niet wanneer ze het ons zouden vertellen – als ze het ons ooit al gingen vertellen – maar ik vind dat we niet moeten wachten tot ze het ons vragen. Ik vind dat we moeten gaan.’
‘Gewoon weggaan?’
Juliette scande het publiek en zag dat het kwam van een van de mensen van de planningscommissie.
‘Ik denk dat het daarbuiten misschien veiliger voor ons is dan hier. Ik weet wat er gaat gebeuren als we blijven. Ik wil kijken of het beter is als we weggaan.’
‘Je hoopt dat dat veiliger is,’ zei iemand.
Juliette keek niet waar de stem vandaan kwam. Ze liet haar blik over de menigte dwalen. Iedereen dacht hetzelfde, zijzelf incluis.
‘Dat klopt. Ik hoop dat. Ik heb de belofte van een vreemde. Het gefluister van iemand die ik nooit ontmoet heb. Ik voel het in mijn buik en in mijn hart. Ik heb wat lijnen die elkaar kruisen op een plattegrond. En als je vindt dat dat niet genoeg is, ben ik het met je eens. Mijn hele leven heb ik alleen geloofd in wat ik kan zien. Ik heb bewijzen nodig. Ik heb resultaten nodig. En zelfs dan moet ik ze een tweede en een derde keer zien voordat ik een idee krijg van hoe het werkelijk zit. Maar in dit geval weet ik één ding wel zeker: het leven dat ons hier wacht, is het niet waard om te leven. En er bestaat een kans dat er elders een beter leven te vinden is. Ik ben bereid om te gaan kijken of dat lukt, maar alleen als genoeg van jullie dat met mij samen willen doen.’
‘Ik ga met je mee,’ zei Raph.
Juliette knikte. Het vertrek werd een beetje wazig. ‘Dat weet ik,’ zei ze.
Solo stak zijn hand op. Met zijn andere trok hij aan zijn baard. Juliette voelde hoe Elise haar hand pakte. Puppy kronkelde in Shaws armen, maar die slaagde er toch in de zijne op te steken.
‘Hoe komen we daar, als we niet van plan zijn te graven?’ riep een van de mijnwerkers.
Juliette boog zich om iets voor haar op de grond op te rapen. Toen haar hoofd beneden was, veegde ze haar tranen af. Ze kwam overeind en tilde een van de schoonmaakpakken op, hield het in haar hand, een helm in de andere.
‘We gaan naar buiten,’ zei ze.