21

• Silo 17

De grote graafmachine stond er stil bij. Er viel stof van waar hij door het plafond had geknaagd, en de grote tanden en tollende stalen schijven glommen van hun gang door massief gesteente. Tussen de schijven was de voorkant van de graafmachine aangekoekt met aarde, puin, afgerukte stukken betonijzer en grote stenen. Bij de rand van de machine, waar die uitstak naar het hart van silo 17, bevond zich een zwarte kloof die twee heel verschillende werelden met elkaar verbond.

Jimmy keek toe terwijl vreemden uit een van die werelden de zijne in kwamen rennen. Potige mannen met donkere baarden en een gelige glimlach, de handen zwart van smeerolie, stapten door de kloof en tuurden omhoog naar de verroeste leidingen boven hen, de plassen op de grond, de kalme, stille organen van een silo die lang geleden voor het laatst had gerommeld en nu doodstil bleef.

Ze grepen Jimmy’s hand vast, noemden hem Solo, en omarmden de doodsbange kinderen. Ze vertelden hem dat hij de groeten kreeg van Jules. Vervolgens pasten ze de lichten op hun helm aan, die goudgele lichtbundels voor hen uitwierpen, en gingen spattend Jimmy’s huis verkennen.

Elise omklemde Jimmy’s been terwijl een andere groep mijnwerkers en mecaniciens langs hen drong. Twee honden renden met hen mee, hielden halt om te ruiken aan de plassen, en toen aan de trillende Elise, waarna ze hun baasjes volgden. Courtnee – Juliettes vriendin – rondde het instrueren van een groep af en keerde toen naar Jimmy en de kinderen terug. Jimmy keek hoe ze bewoog. Haar haar was lichter dan dat van Juliette, haar trekken scherper, ze was niet zo lang, maar ze had diezelfde felheid. Hij vroeg zich af of alle mensen uit deze andere wereld hetzelfde zouden zijn: de mannen met een baard en bedekt met roet, de vrouwen wild en doortastend.

Rickson riep de tweeling bij zich terwijl Hannah haar huilende baby wiegde en probeerde die weer in slaap te sussen. Courtnee gaf Jimmy een zaklamp.

‘Ik heb niet genoeg lampen voor jullie allemaal,’ zei ze, ‘dus jullie kunnen beter dicht bij elkaar blijven.’ Ze hield haar hand boven haar hoofd. ‘De tunnel is hoog genoeg, maar pas op de stutten. En de bodem is ruig, dus loop langzaam en blijf in het midden lopen.’

‘Waarom kunnen we niet hier blijven en de dokter bij ons laten komen?’ vroeg Rickson.

Hannah wierp hem een blik toe terwijl ze de baby op haar heup liet hobbelen.

‘Het is veel veiliger, waar we jullie heen voeren,’ zei Courtnee terwijl ze rondkeek naar de muren die glad en gecorrodeerd waren. Door de manier waarop ze Jimmy’s thuis bekeek, voelde hij zich defensief worden. Ze hadden zich hier al een hele tijd prima gered.

Rickson wierp Jimmy een blik toe alsof hij er zo zijn twijfels over had of het zoveel veiliger zou zijn aan de andere kant. Jimmy wist waar hij bang voor was. Jimmy had de tweeling horen praten, en de tweeling had de oudere kinderen horen fluisteren. Hannah zou een implantaat krijgen in haar heup, zoals hun moeders dat ook hadden. Rickson zou een kleur toegewezen krijgen en ander werk dan de zorg voor zijn gezin. Het jonge stel was net zo op zijn hoede voor deze volwassenen als Jimmy.

Ondanks hun angst zetten ze de helmen op die ze leenden van de mensen die hun wereld binnenstroomden, klampten zich aan elkaar vast en drongen door het gat. Voorbij de tanden van de graafmachine bevond zich een donkere tunnel, het leek er op de Wildernis wanneer alle lichten uit waren. Maar het was er kil en hun stemmen weergalmden anders dan daar. De aarde leek ze op te slokken terwijl Jimmy probeerde Courtnee bij te houden, en de kinderen probeerden hem bij te houden.

Ze gingen door een metalen deur en dwars door de lange graafmachine, die vanbinnen warm was. In een smalle gang drongen mensen die in de andere richting liepen langs hen, en uiteindelijk kwamen ze een andere deur uit en waren ze weer in de koele en donkere tunnel. Mannen en vrouwen schreeuwden naar elkaar, de lichten op hun helm dansten terwijl ze ploeterden met stapels puin die tot het plafond verrezen en nog verder uit het zicht. Rotsblokken verschoven en kletterden omlaag. Aan weerszijden lagen grote hopen, waartussen een gevaarlijk pad liep. Arbeiders liepen langs, ze roken naar modder en zweet. Er was een rotsblok dat groter was dan Jimmy en waar het voetverkeer omheen moest lopen.

Het voelde vreemd om zo in één richting rechtdoor te blijven gaan. Ze liepen maar door, zonder ooit te stuiten op een muur of met een bocht mee te gaan. Het was onnatuurlijk. Deze leegte aan weerszijden was beangstigender dan de duisternis met af en toe een lichtje. Die was enger dan de sluier van stof die van het plafond neerdaalde of de stenen die af en toe van de hopen rolden. Nog erger dan de vreemdelingen die in het voorbijgaan in het donker tegen hen aanbotsten of dan de stalen balken in het midden van de doorgang die uit de kolkende schaduwen staken. Het was een gruwel dat er niets was wat hen tegenhield. Ze bleven maar in dezelfde richting lopen, zonder dat er een einde aan dit alles in zicht was.

Jimmy was gewend aan het afdalen en beklimmen van de wenteltrap. Dat was normaal. Dit niet. En toch ploeterde hij door over het ruwe oppervlak van afgeknaagde rotsblokken, langs mannen en vrouwen die naar elkaar riepen in de met lichtbundels opgesierde duisternis, tussen hopen aarde door waar het smalle middenpad vol mee lag. Ze haalden mannen en vrouwen in, die onderdelen van machines en uit zijn silo meegenomen stalen balken droegen en Jimmy wilde iets tegen hen zeggen. Elise snoof en zei dat ze bang was. Jimmy pakte haar op en liet haar zijn nek omklemmen.

De tunnel ging eindeloos lang door. Zelfs toen er een licht te zien was aan het andere eind, een ruw vierkant van licht, kostte het talloze stappen voordat die felverlichte muil groter werd. Jimmy dacht aan het feit dat Juliette zo ver buiten had gelopen. Het leek onmogelijk dat ze zo’n beproeving had overleefd. Hij moest zichzelf inprenten dat hij sindsdien haar stem tientallen keren had gehoord, dat ze het echt had klaargespeeld, dat ze hulp was gaan halen en haar belofte was nagekomen om hem te komen halen. Hun twee werelden waren bijeengekomen.

Hij ontweek een stalen zuil in het midden van de tunnel. Toen hij zijn zaklamp erop richtte, kon hij boven zich de balken zien die door deze zuilen werden ondersteund. De losse stenen die omlaagbrokkelden, gaven Jimmy nieuwe reden tot paniek en hij volgde Courtnee opeens met minder tegenzin. Hij zette door, naar de belofte van licht vóór hem, hij dacht niet meer aan wat hij achterliet en waar hij heen ging, alleen aan dat ze weg moesten komen uit die slecht onderstutte aarde.

Ver achter hen klonk een luide knal, gevolgd door het gerommel van verschuivende rotsblokken en toen geschreeuw van arbeiders dat ze dekking moesten zoeken. Hannah streek langs hem heen. Hij zette Elise neer en zij en de tweeling renden vooruit, in en uit de bundel van Courtnees zaklamp dansend. Stromen van mensen kwamen langs, met op hun helm aangebrachte lampen, en gingen in de richting van Jimmy’s thuis. Hij klopte op zijn borst uit gewoonte, voelde of de oude sleutel daar nog zat die hij vóór het verlaten van de serverruimte had omgedaan. Zijn silo was onbeheerd. Maar de angst die hij in de kinderen bespeurde, maakte hem op een of andere manier sterker. Hij was niet zo bang als zij. Het was zijn plicht om sterk te zijn.

De tunnel kwam godzijdank ten einde, de tweeling dartelde als eerste naar buiten. Ze deden de norse mannen en vrouwen opschrikken, deze mensen in donkerblauwe overal met kniestukken vol smeerolie en hun leren schorten vol sleuven met gereedschap. Ogen werden groot in gezichten die wit van krijt en zwart van roet waren. Jimmy hield halt bij de uitgang van de tunnel en liet Rickson en Hannah als eerste naar buiten gaan. Al het werk werd gestaakt bij het zien van het bundeltje dat gewiegd werd in Hannahs armen. Een van de vrouwen stapte naar voren en reikte ernaar alsof ze het kind wilde aanraken, maar Courtnee gebaarde haar op afstand te blijven en zei tegen de rest dat ze weer aan het werk moesten. Jimmy zocht in de menigte naar Juliette, ook al was hem verteld dat ze in de bovenlaag was. Elise smeekte om weer te worden gedragen, met haar armpjes uitgestrekt in de lucht. Jimmy verstelde zijn rugzak en deed wat ze vroeg, hij negeerde de pijn in zijn heup. Het zware boek in de tas om Elises nek beukte tegen zijn ribben.

Hij voegde zich bij de stoet kleintjes terwijl zij zich een weg baanden tussen arbeiders door die stokstil stonden, aan hun baard trokken, hun hoofd krabden en naar hem keken alsof hij iemand uit een niet-bestaand fabelrijk was. En Jimmy voelde diep vanbinnen dat dit een ernstige fout was. Twee werelden waren verenigd, maar ze leken in niets op elkaar. Hier was volop stroom. Lampen brandden regelmatig en overal waren volwassen mannen en vrouwen. Het rook hier anders. Hier bromden machines meer dan dat ze zwegen. De lange jaren van ouder worden vielen van hem af in een plotselinge paniek toen Jimmy zich haastte om de anderen in te halen, slechts een van de andere angstige jongeren die uit de schaduwen en de stilte in hun helder verlichte en overvolle nieuwe thuis waren gekomen.