11
• Silo 1 •
De silicium-koolstof-batterijen waar de drones op liepen hadden de omvang van een oven. Charlotte schatte dat ze stuk voor stuk tussen de vijftien en twintig kilo moesten wegen. Ze waren uit twee van de drones getrokken en verpakt in doeken uit een van de voorraadkratten. Charlotte hield in beide handen een batterij vast en maakte, afwisselend sluipend en hurkend, een langzame rondgang door het magazijn, haar dijbenen deden vreselijk pijn en trilden, haar armen waren gevoelloos.
Een spoor van zweet gaf haar voortgang aan, maar ze had nog een lange weg te gaan. Hoe had ze haar conditie zo kunnen laten versloffen? Al dat rennen en al die lichaamsbeweging tijdens de basistraining, om vervolgens alleen maar zittend achter een console een drone te besturen, op haar gat oorlogsspelletjes te spelen, in een kantine slappe kost te eten, te lezen.
Ze was simpelweg te zwaar geworden. En dat had haar niet gedeerd tot ze in deze nachtmerrie was ontwaakt. Ze had nog nooit de aandrang gevoeld om op te staan en te bewegen totdat iemand haar voor een paar honderd jaar stijf had ingevroren. Nu wilde ze het lichaam terug dat ze zich herinnerde. Benen die goed functioneerden. Armen die niet al pijn deden als ze alleen maar haar tanden poetste. Misschien was het dom van haar, te denken dat ze het terug kon draaien, zijn wie ze ooit was geweest, terugkeren naar een wereld die ze zich herinnerde. Of misschien was ze ongeduldig. Haar herstel zou een hoop tijd kosten.
Ze slaagde erin om helemaal om de drones heen te rennen, een complete ronde. Dat ze de ruimte helemaal kon rondrennen betekende vooruitgang. Er waren een paar weken verstreken sinds haar broer haar had gewekt, en de routine van eten, sporten en werken aan de drones begon normaal te lijken. De krankzinnige wereld waarin ze was wakker geworden begon echt aan te voelen. En dat maakte haar doodsbang.
Ze zette de accu’s voorzichtig op de grond en haalde een paar keer diep adem. En hield haar adem in. De routine van het militaire leven had hierop geleken. Die had haar hierop voorbereid en was het enige wat haar ervan weerhield om gek te worden. Opgesloten zitten was niets nieuws. Leven midden in een kale woestenij waar het niet veilig was om naar buiten te gaan was niets nieuws. Te worden omringd door mannen die ze moest vrezen was niets nieuws. Charlotte was ten tijde van de Tweede Iraanse Oorlog gestationeerd in Irak, en was aan dat soort dingen gewend geraakt: de basis niet te verlaten, niet uit haar bed of badkamerhokje weg te willen. Ze was gewend aan de strijd om gezond van geest te blijven. Daar was evengoed mentale als lichamelijke training voor nodig.
Ze douchte in een van de hokjes toen ze terug was van de drones, droogde zich af, snuffelde aan haar drie overalls en besloot dat het tijd was Donny te porren om weer eens de was te doen. Ze trok de minst onaangenaam ruikende van de drie aan, hing haar handdoek te drogen over het voeteneind van een bovenbed en maakte vervolgens haar bed luchtmacht-strak op. Donald woonde ooit in de conferentiekamer aan het andere uiteinde van de opslagplaats, maar Charlotte was zich in de barakken met hun spoken min of meer op haar gemak gaan voelen. Het voelde aan als thuis.
In de gang bij de barakken was een kamer vol pilotenstations. De meeste waren bedekt met plastic kleden. Er stond een plat bureau langs dezelfde muur waaraan een mozaïek van grote beeldschermen hing. Hier werd de radioset in elkaar gezet. Haar broer had stukje bij beetje een lading reserveonderdelen verzameld uit de lagere voorraadkamers. Het zou tientallen of misschien zelfs honderden jaren duren voordat iemand zou merken dat ze weg waren.
Charlotte knipte de lamp aan die ze boven de tafel had opgetuigd en schakelde de set in. Ze kon meteen een hoop zenders ontvangen. Ze draaide aan de zenderknop tot ze ruis hoorde en liet hem in die stand staan, wachtend op stemmen. Tot dan deed ze alsof het de zee was die het strand op rolde. Soms leek het de regen op een dak van dikke bladeren. Of een mensenmenigte die stilletjes praatte in een donkere bioscoopzaal. Ze rommelde in de bak met onderdelen die Donald had verzameld en zocht naar een betere luidsprekerset, en ze had nog steeds een microfoon of ander middel om mee uit te zenden nodig. Het speet haar dat ze niet wat technischer was aangelegd. Het enige wat zij kon, was dingen op elkaar aansluiten. Dat was net als het in elkaar zetten van een geweer of een computer: ze bevestigde alles wat in elkaar paste en zette het ding aan. Dat had slechts één keer tot rook geleid. Er was bovenal geduld bij nodig, waar zij niet veel van had. Of tijd, waar ze in verzoop.
Voetstappen op de gang kondigden het ontbijt aan. Charlotte draaide het volume omlaag en maakte ruimte vrij op het bureau terwijl Donny binnenkwam met een dienblad in zijn handen.
‘Goedemorgen,’ zei ze terwijl ze opstond om het dienblad van hem aan te nemen. Haar benen voelden onvast van de training. Toen haar broer in het felle licht van de bungelende lamp stapte, zag ze dat hij fronste. ‘Alles goed?’ vroeg ze.
Hij schudde zijn hoofd. ‘We hebben misschien een probleem.’
Charlotte zette het dienblad neer. ‘Wat dan?’
‘Ik kwam een jongen tegen die ik van mijn eerste ploegendienst ken. Ik zat met hem vast in de lift. Een klusjesman.’
‘Dat is niet zo mooi.’ Ze lichtte het gedeukte metalen deksel van een van de borden op. Er lagen een elektrisch schakelbord en een rol kabel onder. Ook de kleine schroevendraaier die ze had gevraagd.
‘Jouw eieren liggen onder die andere.’
Ze legde het deksel weg en pakte haar vork. ‘Heeft hij je herkend?’
‘Dat kon ik niet opmaken. Ik hield mijn hoofd naar beneden totdat hij uitstapte. Maar ik kende hem zo goed als ik wie dan ook hier heb gekend. Het voelt als de dag van gisteren dat ik gereedschap van hem leende, of hem vroeg een lamp voor me te verwisselen. Wie weet hoe het voor hem voelt. Het zou gisteren of ook tien jaar geleden kunnen zijn geweest. Het geheugen werkt raar op deze plaats.’
Charlotte nam een hap van de eieren. Donny had er een tikkeltje te veel zout op gedaan. Ze stelde zich hem daar voor met het zoutvaatje terwijl zijn hand trilde. ‘Zelfs als hij je herkent,’ zei ze met een hap eten in haar mond, ‘zou hij kunnen denken dat je als jezelf op een andere ploegendienst bent. Hoeveel mensen kennen je als Thurman?’
Donald schudde zijn hoofd. ‘Niet veel. Maar toch, dit kan ons ieder moment overvallen. Ik zal uit de voorraadkast wat eten halen, nog meer gedroogde voeding. Ook ben ik naar binnen gegaan en heb de code voor je pasje gewijzigd, zodat je toegang tot de liften hebt. En ik heb dubbel gecontroleerd dat niemand anders hier beneden kan komen. Ik zou het vreselijk vinden als jij kwam vast te zitten wanneer mij iets overkwam.’
Charlotte schoof haar eieren over haar bord. ‘Ik denk daar liever niet aan,’ zei ze.
‘Nog een probleempje. Het hoofd van deze silo beëindigt over een week zijn ploegendienst, wat de boel wat ingewikkelder zal maken. Ik vertrouw erop dat hij de volgende kerel over mijn status zal inlichten. De boel is tot nu toe iets te voorspoedig verlopen.’
Charlotte lachte en nam nog een hap van de eieren. ‘Te voorspoedig,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Ik zou niet graag te onvoorspoedig zien. Wat is het laatste nieuws over jouw favoriete silo?’
‘Het IT-hoofd nam vandaag op. Lukas.’
Charlotte dacht dat haar broer teleurgesteld klonk. ‘En?’ vroeg ze. ‘Iets nieuws te weten gekomen?’
‘Hij slaagde erin om een andere server te kraken. Het is meer van dezelfde gegevens, alles over de bewoners, elke baan die ze hadden, met wie ze een relatie hadden, vanaf hun geboorte tot hun dood. Ik snap niet hoe die machines uit die informatie deze ranglijst maken. Het lijkt een hoop gelul, alsof er nog iets anders moet zijn.’
Hij haalde een gevouwen vel papier tevoorschijn, een nieuwe uitdraai van de ranglijst van de silo’s. Charlotte maakte wat ruimte vrij op de werkbank en hij streek het rapport glad.
‘Zie je wel? De volgorde is weer veranderd. Maar door wat wordt dat bepaald?’
Ze bestudeerde het rapport onder het eten en Donald pakte een van zijn mappen met aantekeningen. Hij had veel tijd doorgebracht met werken in de vergaderzaal, waar hij dingen kon uitspreiden en kon ijsberen, maar Charlotte zag liever dat hij op het dronestation zat. Hij was er soms uren geweest, zijn aantekeningen doornemend terwijl Charlotte aan de radio werkte, allebei luisterend of ze geklets konden horen in het geruis.
‘Silo 6 staat weer bovenaan,’ mompelde ze. Het was alsof ze van de zijkant van een cornflakesdoos las terwijl ze at, al die getallen die nergens op leken te slaan. Boven een kolom stond Constructie, wat volgens Donald de oude benaming was voor de silo’s. Naast elke silo stond een percentage als een enorme dosis dagelijkse vitaminen: 99,992%, 99,989%, 99,987%, 99,984%. Bij de laatste silo met een percentage stond 99,974%. Elke silo hieronder was doorgehaald of er stond nvt bij. Silo’s 40, 12, 17 en een handjevol andere werden in die laatste categorie opgenomen.
‘Denk je nog steeds dat de ene bovenaan de enige is die mag blijven bestaan?’ vroeg ze.
‘Ja.’
‘Heb je dat tegen die mensen met wie je praat gezegd? Aangezien zij helemaal onderaan staan in de lijst.’
Hij keek haar alleen aan en fronste.
‘Dat heb je niet gedaan. Je gebruikt ze gewoon om jou te helpen dit alles uit te zoeken.’
‘Ik gebruik ze niet. Jezus, ik heb die silo juist gered. Ik red hem elke dag dat ik niet meld wat daar aan de hand is.’
‘Oké,’ zei Charlotte. Ze richtte zich weer op haar eieren.
‘Trouwens, zij denken waarschijnlijk dat ze mij gebruiken. Echt, ik denk dat zij meer aan onze gesprekken hebben dan ik. Lukas, degene die aan het hoofd van hun IT staat, bestookt me met vragen over hoe de wereld er vroeger uitzag...’
‘En de burgemeester?’ Charlotte draaide zich om en keek haar broer nauwlettend aan. ‘Wat is haar belang?’
‘Juliette?’ Donald bladerde door een map. ‘Ze geniet ervan om mij te bedreigen.’
Charlotte lachte. ‘Dat zou ik graag eens horen.’
‘Als je die radio opknapt, kan dat.’
‘En kom jij dan wat vaker hier beneden werken? Dat zou geen gek idee zijn, weet je. Het risico verminderen om te worden herkend.’
Ze schraapte over haar bord met haar vork, niet bereid om toe te geven dat de echte reden dat ze wilde dat hij daar meer was, was dat het er zo leeg aanvoelde wanneer hij weg was.
‘Absoluut.’ Haar broer wreef over zijn gezicht en Charlotte zag hoe moe hij was. Haar blik viel weer op de getallen terwijl ze verder at.
‘Het lijkt hierdoor zo willekeurig, hè?’ vroeg ze verwonderd. ‘Als deze cijfers betekenen wat jij denkt dat ze betekenen. Ze ontlopen elkaar nauwelijks.’
‘Ik betwijfel of de mensen die dit allemaal hebben gepland het zo zullen zien. Ze hebben alleen een van hen nodig. Het maakt niet uit welke. Het is als een berg onderdelen in een kist. Je pakt er een uit, en het enige wat je belangrijk vindt is of het zal werken. Meer niet. Ze willen gewoon zeker weten dat alles tot beneden toe helemaal in orde is.’
Charlotte kon niet geloven dat het ze daarom te doen was. Maar Donny had haar het Convenant getoond, en genoeg van zijn aantekeningen om haar te overtuigen. Alle silo’s op één na zouden worden uitgeroeid. Hun eigen incluis.
‘Hoe lang nog voordat de volgende drone klaar is?’ vroeg hij.
Charlotte dronk wat sap. ‘Een dag of twee. Misschien drie. Deze moet echt licht zijn. Ik weet niet eens zeker of hij zal vliegen.’ De laatste twee waren niet zo ver gekomen als de eerste. Ze begon de moed te verliezen.
‘Oké.’ Hij wreef weer over zijn gezicht, zodat zijn handen zijn stem dempten. ‘We zullen binnen afzienbare tijd moeten beslissen wat we gaan doen. Als we niets doen, voltrekt deze nachtmerrie zich voor nog eens tweehonderd jaar, en jij en ik zullen niet zo lang leven.’ Hij begon te lachen, maar het ging over in een hoest. Donald viste in zijn overall naar zijn zakdoek en Charlotte keek weg. Ze bestudeerde de donkere beeldschermen terwijl hij een van zijn aanvallen had.
Ze wilde het niet aan hem toegeven, maar ze voelde er veel voor om het zich maar te laten voltrekken. Het leek alsof een stel precisiemachines het lot van de mensheid bepaalde, en zij was geneigd om computers veel meer te vertrouwen dan haar broer deed. Ze had jarenlang drones bestuurd die zelf konden vliegen, die beslissingen konden nemen over welke doelen ze moesten raken en raketten naar precieze locaties konden leiden. Ze voelde zich vaak niet zozeer een piloot als wel een jockey, iemand op een beest dat uit zichzelf voortjoeg, dat alleen iemand nodig had die af en toe de teugels overnam of aanmoedigingen schreeuwde.
Ze wierp weer een blik op de cijfers in het rapport. Honderdsten van een procentpunt zouden beslissen wie leefde en wie stierf. En de meesten zouden sterven. Zij en haar broer zouden ofwel slapen of al lang dood zijn tegen de tijd dat dat gebeurde. Door de getallen leek deze dreigende holocaust zo verdomd... willekeurig.
Donald wees met de map in zijn hand naar het rapport. ‘Is het je opgevallen dat 18 twee plekken is opgeschoven?’
Ze had het opgemerkt. ‘Denk je niet dat je misschien te veel... gehecht bent geraakt?’
Hij keek weg. ‘Ik heb met deze silo veel meegemaakt. Dat is alles.’
Charlotte aarzelde. Ze wilde niet verder aandringen, maar ze kon het niet laten. ‘Ik bedoelde niet de silo,’ zei ze. ‘Je lijkt elke keer dat je met haar praat... anders.’
Hij haalde diep adem, en liet die langzaam ontsnappen. ‘Ze werd op schoonmaak gezonden,’ zei hij. ‘Ze is buiten geweest.’
Even dacht Charlotte dat dat alles was wat hij hierover wilde zeggen. Alsof dit volstond en het alles verklaarde. Hij zweeg even en zijn ogen schoten heen en weer.
‘Niemand wordt verondersteld daarvan terug te keren,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik denk niet dat de computers daar rekening mee houden. Niet alleen met wat ze heeft overleefd, maar ook met het feit dat 18 nog stand houdt. Volgens alle bekende feiten zou dat niet zo moeten zijn. Als ze dit doorstaan... vraag je je af of zij niet onze beste hoop zijn.’
‘Jíj vraagt je dat af,’ zei Charlotte, hem corrigerend. Ze zwaaide met het vel papier. ‘We zijn bij lange na niet slimmer dan die computers, broer.’
Donald leek bedroefd. ‘We kunnen meer mededogen tonen dan zij,’ zei hij.
Charlotte vocht tegen de aandrang om erover te discussiëren. Ze wilde hem erop wijzen dat hij om deze silo gaf vanwege het persoonlijke contact. Als hij de mensen achter een van de andere silo’s kende – als hij hun verhalen kende – zou hij hen dan steunen? Het zou wreed zijn om dit te opperen, hoe waar ook.
Donald hoestte in zijn zakdoek. Hij merkte dat Charlotte naar hem staarde, keek naar de bebloede doek en stopte die weg.
‘Ik ben bang,’ zei ze tegen hem.
Donald schudde zijn hoofd. ‘Ik niet. Ik ben hier niet bang voor. Ik ben niet bang om te sterven.’
‘Dat weet ik. Dat is duidelijk, anders zou je wel iemand raadplegen. Maar je moet toch ergens bang voor zijn.’
‘Dat ben ik. Voor zoveel. Ik ben bang om levend begraven te worden. Ik ben bang de verkeerde beslissingen te nemen.’
‘Doe dan niets,’ drong ze aan. Bijna smeekte ze hem nu op stel en sprong een einde te maken aan deze waanzin, aan hun isolement. Ze konden weer gaan slapen en dit aan de machines en de godsgruwelijke plannetjes van anderen overlaten. ‘Laten we er niets aan doen,’ smeekte ze.
Haar broer stond op van zijn stoel, kneep haar in de arm en maakte aanstalten om te vertrekken. ‘Dat zou wel eens de slechtste optie kunnen zijn,’ zei hij zacht.