51
• Silo 1 •
Darcy nam de lift naar de wapenkamer. Hij legde het zakje met de kogel weg en stopte de bloeduitslagen in zijn zak, stapte de lift uit en zocht de brede plaat met lichtschakelaars af. Iets zei hem dat de piloot die in de cryocabine bij de dienst noodgevallen ontbrak zich op dit niveau verborg. Het was het niveau waar ze de man hadden gevonden die zich als de Herder voordeed. Het was ook de plaats waar een handjevol piloten een maand of zo geleden tijdens een vlaag van bedrijvigheid was gestationeerd. Hij en Stevens en een paar anderen hadden het niveau al verschillende keren doorzocht, maar Darcy had een voorgevoel. Dat was begonnen met het feit dat de lift een uitschakelvergrendeling vereiste voordat hij hem zelfs maar naar dat niveau zou brengen.
Maar een handjevol mensen van het bovenkader en de mensen van beveiliging konden zo’n uitschakelvergrendeling beheren, en op zijn vorige bezoeken had Darcy gezien waarom. De schappen stonden vol kratten met munitie en wapens. Er waren dekzeilen gedrapeerd over wat wel militaire drones leken. Piramides van bommen lagen op rekken. Niet iets waar je het keukenpersoneel op wilde laten stuiten wanneer ze voor een blikje aardappelen in poedervorm beneden kwamen en op de verkeerde liftknop drukten.
Vorige zoektochten hadden niemand anders opgeleverd, maar tussen de hoge kasten met die grote plastic bakken moesten duizenden schuilplaatsen zijn. Darcy tuurde in deze kasten terwijl de bovenverlichting flikkerend aanging. Hij stelde zich voor dat hij een piloot was, kort nadat hij een man had gedood en hier onder het bloed aankwam in een lift, op de vlucht en op zoek naar een plek om zich te verbergen.
Hij hurkte en onderzocht het geboende beton voor de lift. Hij deed een stap terug, hield zijn hoofd scheef en bekeek de glans. Er was wat meer glans net voor de deuren. Misschien kwam het door het onregelmatige verkeer, het geschuifel van laarzen, de geleidelijke slijtage. Hij liet zich op de grond zakken en snoof diep, rook de geur van bladeren en naaldbomen, citroen en een lang vergeten tijd, toen dingen nog groeiden en de wereld fris rook.
Iemand had hier de vloer schoongemaakt. Onlangs nog, dacht hij. Hij bleef ineengedoken zitten en tuurde door de gangpaden vol wapens en nooduitrusting, zich ervan bewust dat hij niet alleen was. Wat hij moest doen was regelrecht naar Brevard gaan en versterking halen. Er was hierbinnen een man die in staat was te doden, iemand van de dienst noodgevallen met een militaire training, iemand die over elk wapen in de kratten kon beschikken. Maar die man was ook gewond, verstopt en bang. En versterking leek een slecht idee.
Dat was niet zozeer omdat Darcy degene was die dit allemaal had uitgedokterd en de eer verdiende, het was zijn steeds groter wordende overtuiging dat deze moorden regelrecht in de richting van de bovenlaag wezen. De mensen die hierbij betrokken waren, waren van de hoogste rang. Er was met dossiers geknoeid en de diepvries was verstoord, wat allebei onmogelijk had moeten zijn. De mensen bij wie hij verslag uitbracht konden erbij betrokken zijn. En Darcy had daar de echte Herder ondersteund terwijl die oude man degene die zich voor hem uitgaf in elkaar trapte. Niets van dat alles verliep volgens protocol. Het was persoonlijk. Hij kende de man die in elkaar was geslagen, had hem vroeger heel vaak op late ploegendiensten gezien en af en toe met hem gesproken. Het was moeilijk om je voor te stellen dat die vent mensen doodde. De hele wereld leek op zijn kop te staan.
Darcy trok zijn zaklamp van zijn heup en begon de schappen te doorzoeken. Hij had iets meer nodig dan een helder licht, iets sterkers dan wat ze aan nachtwakers verstrekten. Op de bakken stonden aanduidingen uit een ander leven, een dat nauwelijks iemand zich nog herinnerde. Hij wrikte de deksels van verschillende bakken – de vacuümafdichtingen plopten zachtjes – en vond wat hij zocht: een H&K .45, een pistool dat zowel modern was als oud. Het was het neusje van de zalm geweest toen het van de lopende band rolde, maar die fabrieken waren nu niet veel meer dan herinneringen. Hij stak een magazijn in het wapen en hoopte dat de munitie nog goed was. Hij voelde zich met het vuurwapen zelfverzekerder en sloop met vernieuwde inzet door de voorraadkamer, niet zoals tijdens de vluchtige rondes van de dag ervoor toen tachtig niveaus moesten worden doorzocht.
Hij gluurde onder alle dekzeilen. Onder een vond hij afzonderlijke stukken gereedschap en verspreide onderdelen, een drone die gedeeltelijk was gedemonteerd of gerepareerd werd. Recent werk? Dat viel onmogelijk te zeggen. Er lag geen stof, maar dat was ook niet te verwachten onder een zeil. Hij doorliep de ruimte, zocht naar witte piepschuim bolletjes op de grond van plafondpanelen die misschien waren verstoord, controleerde de kantoren helemaal achterin, zocht naar plekken waar de schappen misschien afgebladderd zouden zijn, en naar grote bakken bovenin. Hij liep naar de barakken en zag de lage metalen hangar nu voor het eerst.
Darcy controleerde of de beveiliging van zijn wapen was uitgeschakeld. Hij greep het handvat op de deur en trok hem omhoog, hurkte toen neer en richtte zijn zaklamp en pistool in de duisternis.
Hij schoot bijna iemands slaapzak aan flarden. Er lag een verkreukelde stapel kussens en dekens die op het eerste gezicht leken op iemand die sliep. Hij zag meer van de soort mappen die hij uit de vergaderzaal had helpen dragen. Dit was waarschijnlijk de plek waar de man die ze te pakken hadden gekregen, was ondergedoken. Hij zou dit aan Brevard moeten tonen en de plek laten opruimen. Hij kon zich niet voorstellen dat iemand zo leefde, als een rat. Hij sloot de hangar en liep naar de deur in de muur die naar de barakken leidde. Darcy opende hem op een kier en keek of er niemand in de gang was. Hij ging rustig van kamer naar kamer en zocht ze allemaal af. Geen teken van bewoning in de slaapkamers met de stapelbedden. De badkamers waren stil en leeg. Bijna griezelig. Toen hij uit het damestoilet kwam, dacht hij een stem te horen. Gefluister. Iets achter de deur, helemaal aan het eind.
Darcy bracht zijn pistool in de aanslag en stond aan het einde van de gang. Hij drukte zijn oor tegen de deur en luisterde.
Er praatte iemand. Hij probeerde de deurknop uit en merkte dat de deur op slot zat; hij haalde diep adem. Bij het eerste teken van een man die naar een wapen reikte, zou hij schieten. Hij kon zichzelf al aan Brevard horen uitleggen wat er was gebeurd, dat hij een voorgevoel had gehad, een aanwijzing had nagetrokken, er niet aan had gedacht om versterking te vragen, ter plaatse was gekomen en deze man gewond en bloedend had aangetroffen. Hij trok als eerste. Darcy had uit zelfverdediging gehandeld. Weer een dood lichaam en weer een zaak gesloten. Dat was zijn aanpak als het fout liep. Dit alles en nog veel meer flitste door zijn hoofd terwijl hij de deur opengooide en zijn wapen hief.
Een man draaide zich om aan het andere eind van de kamer. Darcy schreeuwde dat hij zich niet moest verroeren terwijl hij dichterbij schuifelde, zijn training zat hem ingebakken en kwam automatisch boven. ‘Niet bewegen,’ riep hij, en de man stak zijn handen omhoog. Het was een jonge man in grijze overall, één arm boven zijn hoofd en de andere hing slap langs zijn zij.
En toen zag Darcy dat er iets mis was. Alles was mis. Het was helemaal geen man.
‘Niet schieten,’ smeekte Charlotte. Ze hield één hand omhoog en keek hoe de man op haar afliep, met een pistool gericht op haar borst.
‘Sta op en loop weg van het bureau,’ zei de man. Zijn stem klonk heel resoluut. Hij gebaarde met zijn pistool naar de wand.
Charlotte keek even naar de radio. Juliette vroeg of ze haar kon horen, vroeg haar om haar zin af te maken, maar Charlotte ging deze man niet tarten door te reiken naar de zendknop. Ze keek naar het rondslingerende gereedschap, de schroevendraaiers, de draadtang, en herinnerde zich het gruwelijke gevecht van de dag ervoor. Haar arm klopte onder het eromheen gewikkelde gaas. Het deed pijn om haar hand zelfs tot schouderhoogte op te tillen. De man kwam bij haar.
‘Allebei de handen omhoog.’
Zijn houding – de manier waarop hij zijn geweer vasthield – herinnerde haar aan de basisopleiding. Ze twijfelde er niet aan dat hij haar zou neerschieten.
‘Ik kan hem niet verder optillen dan dit,’ zei ze. Opnieuw vroeg Juliette haar om iets te zeggen. De man keek naar de radio.
‘Met wie ben je aan het praten?’
‘Een van de silo’s,’ zei ze. Ze reikte langzaam naar de volumeknop.
‘Niet aanraken. Tegen de muur. Nu.’
Ze deed wat hij zei. Haar enige troost was de hoop dat hij haar bij haar broer zou brengen. Dan zou ze tenminste weten wat ze met hem hadden gedaan. Haar dagen van isolement en bezorgdheid waren ten einde gekomen. Ze voelde een steek van opluchting dat ze was ontdekt.
‘Draai je om met je gezicht naar de muur. Plaats je handen achter je rug. Kruis je polsen.’
Ze deed dit. Ze draaide zich ook opzij en keek naar hem over haar schouder, ving een glimp op van een witte kunststof band die hij had losgetrokken van zijn middel. ‘Voorhoofd tegen de muur,’ zei hij tegen haar. En toen voelde ze hem naderen, kon ze hem ruiken, kon ze hem horen ademen, en het idee om zich vliegensvlug om te draaien en te vechten vervloog toen de band pijnlijk om haar polsen werd gesnoerd.
‘Zijn er nog anderen?’ vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd. ‘Alleen ik.’
‘Ben je piloot?’
Charlotte knikte. Hij pakte haar elleboog en draaide haar om. ‘Wat doe je hier?’ Bij het zien van het verband om haar arm vernauwde zijn blik. ‘Eren heeft op jou geschoten.’
Ze reageerde niet.
‘Je hebt een goede man gedood,’ zei hij.
Charlotte voelde tranen opwellen. Ze wilde dat hij haar waar dan ook mee naartoe nam en haar weer in slaap zou brengen, haar Donny zou laten zien en wat daar ook op zou volgen. ‘Ik wilde het niet,’ was haar zwakke verdediging.
‘Hoe ben je hier gekomen? Was je met de andere piloten? Alleen... zijn vrouwen niet...’
‘Mijn broer maakte me wakker,’ zei Charlotte. Ze knikte naar de borst van de man, waarop een beveiligingsembleem fonkelde. ‘Jij nam hem mee.’
En ze herinnerde zich de dag dat ze Donny kwamen halen, een jongeman die Thurman ondersteunde. Ze herkende de man voor haar en er kwamen nog meer tranen. ‘Is hij... nog in leven?’
De man keek even weg. ‘Ja. Nauwelijks.’
Charlotte voelde tranen over haar wangen lopen.
De man keek haar weer aan. ‘Is hij je broer?’
Ze knikte. Met haar armen vastgebonden achter haar, kon ze haar neus niet afvegen, ze kon niet eens bij haar schouder om hem aan haar overall af te vegen. Ze was verbaasd dat deze man alleen was gekomen, dat hij niet om versterking had gevraagd. ‘Mag ik hem zien?’ vroeg ze.
‘Dat betwijfel ik. Ze brengen hem vandaag weer onder zeil.’ Hij richtte zijn pistool op de radio toen Juliette weer opriep en om een respons vroeg. ‘Dit is niet oké, weet je. Je hebt die mensen in gevaar gebracht, met wie je ook praat. Waar ben je mee bezig?’
Ze bekeek de man eens goed. Hij leek van haar leeftijd, begin dertig, leek meer op een soldaat dan een agent. ‘Waar zijn de anderen?’ vroeg ze. Ze keek naar de deur. ‘Waarom arresteer je me niet?’
‘Dat ga ik doen. Maar ik wil iets begrijpen voordat ik dat doe. Hoe zijn jij en je broer... Hoe zijn jullie er uitgekomen?’
‘Ik zei toch al dat hij me wakker had gemaakt.’ Charlotte keek naar de tafel waarop Donny’s aantekeningen lagen. Ze had de mappen open laten liggen. De kaart lag bovenop, het Convenant-memo was te zien. De bewaker draaide zich om, wilde zien waar ze naar keek. Hij stapte van haar vandaan en legde een hand op een van de mappen.
‘Wie heeft dan je broer gewekt?’
‘Waarom vraag je het hem zelf niet?’ Charlotte begon zich zorgen te maken. Dat hij haar niet arresteerde, leek niet in de haak, alsof hij buiten zijn boekje trad. Ze had in Irak mannen buiten hun boekje zien treden. Dat was nooit om iets goeds te doen.
‘Neem me alsjeblieft gewoon mee, zodat ik mijn broer kan zien,’ zei ze. ‘Ik geef me over. Arresteer me.’
Hij keek haar met samengeknepen ogen aan, en richtte toen zijn aandacht weer op de mappen. ‘Wat is dit allemaal?’ Hij pakte de kaart op en bekeek die, legde hem neer en pakte een ander vel papier. ‘We hebben kratten vol van dit spul uit de andere kamer gehaald. Waar zijn jullie twee in godsnaam mee bezig?’
‘Arresteer me gewoon,’ smeekte Charlotte. Ze begon bang te worden.
‘Moment.’ Hij onderzocht de radio, vond de volumeknop en zette hem uit. Hij draaide zijn rug naar het bureau en leunde ertegenaan, het pistool losjes ter hoogte van zijn heup. Hij zou zijn broek laten zakken, besefte Charlotte. Hij zou haar op haar knieën dwingen. Hij had al eeuwen geen vrouw gezien, hij wilde weten hoe je ze wakker maakt. Dat was wat hij wilde. Charlotte overwoog naar de deur te rennen, in de hoop dat hij op haar zou schieten, in de hoop dat hij ofwel zou missen of haar regelrecht zou...
‘Hoe heet je?’ vroeg hij.
Charlotte voelde de tranen over haar wangen stromen. Haar stem trilde, maar ze slaagde erin haar naam te fluisteren.
‘Ik heet Darcy. Wees gerust. Ik doe je geen kwaad.’
Charlotte begon te rillen. Dat was precies wat ze dacht dat een man zou zeggen voordat hij iets afschuwelijks deed.
‘Ik wil gewoon begrijpen wat er aan de hand is voordat ik je arresteer. Want alles wat ik vandaag heb gezien wekt de suggestie dat dit verder reikt dan jou en je broer. Dat het mijn baan overstijgt. Jezus, ik hou het zelfs voor mogelijk dat ze – zodra ik jou op het bureau breng – mij onder zeil brengen en jou weer hier beneden aan het werk zetten.’
Charlotte lachte. Ze draaide haar hoofd opzij en veegde de tranen op haar kin aan haar schouder af. ‘Vast niet,’ zei ze. En ze begon te vermoeden dat deze man haar echt geen pijn ging doen, dat hij echt zo nieuwsgierig was als hij leek. Haar blik gleed weer naar de mappen. ‘Weet je wat ze met ons van plan zijn?’ vroeg ze.
‘Moeilijk te zeggen. Je hebt een heel belangrijke man gedood. Je zou niet op vrije voeten moeten zijn. Ze zullen je in de diepvries stoppen, vermoed ik. Levend of dood, dat weet ik niet.’
‘Nee, niet wat ze met mij en mijn broer gaan doen; wat ze met ons allemaal van plan zijn. Wat er na onze laatste ploegendienst gebeurt.’
Darcy dacht even na. ‘Ik... ik weet het niet. Nooit over nagedacht.’
Ze knikte naar de mappen naast hem. ‘Daar staat alles in. Als ik weer in slaap word gebracht, zal het niet uitmaken of ik dood ben of leef. Ik zal nooit meer verrijzen. En jouw zus of moeder of vrouw, of wie ze hier ook hebben, ook niet.’
Darcy keek even naar de mappen, en Charlotte realiseerde zich dat het feit dat hij haar niet meteen gearresteerd had een kans betekende, geen probleem. Dit was de reden dat ze niet konden toestaan dat iemand de waarheid kende. Als mensen die kenden, zouden ze het niet pikken.
‘Je verzint dit,’ zei Darcy. ‘Je weet niet wat er zal gebeuren na...’
‘Vraag het je baas. Kijk wat hij zegt. Of de baas van je baas. En blijf vragen stellen. Misschien geven ze je een cabine naast de mijne in de diepvries.’
Darcy nam haar even in zich op. Hij legde zijn pistool neer en maakte de bovenste knoop van zijn overall los. En toen de volgende. Hij bleef ze losknopen tot zijn middel, en Charlotte wist dat ze gelijk had over wat hij van plan was. Ze maakte zich klaar om hem aan te vliegen, tussen de benen te schoppen, te bijt...
Darcy pakte de mappen en schoof ze achter zijn rug, stak ze in zijn onderbroek. Hij begon zijn overall weer dicht te knopen.
‘Ik zal ernaar kijken. Kom nu maar mee.’ Hij pakte het pistool en gebaarde naar de deur, en Charlotte haalde dankbaar adem. Ze liep om de dronebesturingsstations heen. Vanbinnen voelde ze zich verscheurd. Ze had gewild dat deze man haar inrekende, maar nu wilde ze nog wat meer praten. Ze had hem gevreesd, maar nu wilde ze hem vertrouwen. Redding leek voort te komen uit gearresteerd worden, uit weer in slaap gebracht worden, en toch leek een ander soort redding ook binnen handbereik.
Haar hart bonsde terwijl ze mee de gang in werd getroond. Darcy sloot de deur van de besturingskamer. Ze kwam langs de slaap- en badkamers, wachtte aan het eind van de gang zodat hij de deur naar de wapenkamer kon openen, met haar handen nutteloos op haar rug.
‘Ik heb je broer gekend, weet je,’ zei Darcy terwijl hij de deur voor haar openhield. ‘Hij kwam nooit als zo’n type op me over. Jij ook niet.’
Charlotte schudde haar hoofd. ‘Ik wilde niemand kwaad doen. We wilden alleen maar de waarheid achterhalen.’ Ze liepen door de wapenkamer in de richting van de lift.
‘Dat is het probleem met de waarheid,’ zei Darcy. ‘Zowel leugenaars als eerlijke mensen beweren die te hanteren. Dat stelt mensen in mijn positie voor een lastig parket.’
Charlotte stond abrupt stil. Dit leek Darcy uit het veld te slaan; hij zette een stap terug en verstevigde zijn greep om het pistool. ‘Laten we door blijven lopen,’ zei hij tegen haar.
‘Wacht,’ zei Charlotte. ‘Wil je de waarheid weten?’ Ze draaide zich om en knikte naar de drones onder hun zeilen. ‘Wat dacht je ervan om te stoppen met geloven wat zij je wijsmaken? Besluit zelf wie je gelooft, op je gevoel. Ik zal het je tonen. Kijk zelf maar wat er daarbuiten te zien is.’