45

Nog steeds onder de indruk van de ontmoeting met Tris liep ik over het parkeerterrein naar de Brentwood Inn. Achter me denderde de middagspits over Sunset Boulevard, een oorverdovend concert van gierende remmen, getoeter en bonkende rapmuziek die uit openstaande raampjes schalde. Alan Lambrose had me gebeld, om de niet zo geheime locatie door te geven voor mijn ontmoeting met Caruthers, het veredelde motel, dat een paar straten van de 405 af lag. Ik had de Jaguar om de hoek neergezet, voor een appartementencomplex, zodat ze het kenteken niet zouden zien.

De kamer bleek ergens achter in het bescheiden laagbouwcomplex te liggen. Ik klopte op de deur. Alan deed open, uiteraard met vlinderdasje, en ik zag nog een andere man, die ik niet herkende maar die in dezelfde verkiezingsoutfit rondliep. Hij had een sportief figuur, maar behoorde duidelijk tot het politieke clubje en was niet van de geheime dienst. James, de agent die ik voor het eerst in de vergaderzaal van Caruthers had ontmoet, stond achter in de kamer. Hij draaide zijn vlezige gezicht in mijn richting, leek niet blij mij te zien, haalde zijn hand van de kolf van zijn pistool en keek vervolgens plichtsgetrouw uit het raam. Caruthers zat in een stoel bij een kleine stenen open haard te telefoneren. Hij kwam overeind, gooide het niet-ingeklapte telefoontje naar Alan, en begroette me hartelijk. Alan mompelde een paar afsluitende woorden in het mobieltje.

Caruthers zag er afgemat uit. Geen wonder, als je zes vluchten per dag te verstouwen kreeg. Zijn kaken maalden onafgebroken op de nicotinekauwgom, een bijna horizontale beweging.

Ik keek gespannen naar James, want ik vond het niet fijn dat hij ook in het vertrek aanwezig was, en Caruthers pikte mijn hint op. Hij knikte naar de anderen: ‘Mogen we wat privacy?’

De sportief gebouwde campagnemedewerker verliet de kamer door de vooringang, en James ging buiten aan de achterkant op de kleine veranda staan. Bij elke uitgang een mannetje. Toen de glazen pui dicht werd geschoven, hoorden we niets meer van het geraas van het verkeer.

Alan was in het keukentje druk in de weer en kwam uiteindelijk met een kop koffie aanzetten, die hij op een tafeltje bij Caruthers neerzette. ‘Sorry, senator. Fred was de Sweet ’n Low-zoetjes vergeten mee te nemen.’

‘O, verdomme, Alan, andere zoetjes zijn ook goed.’

Alan trok zich terug in de slaapkamer en begon meteen met zijn BlackBerry te telefoneren. Frank had me weleens verteld dat ze altijd hun eigen eten meenamen, om de kans op vergiftiging zo klein mogelijk te maken.

Caruthers streek met een hand door zijn weerbarstige haar, dat vervolgens weer een eigen model aannam. ‘Sweet ’n Low,’ mompelde hij misprijzend, en hij voegde eraan toe: ‘Ze doen graag alsof je allerlei hoge eisen aan het eten stelt. Dan krijgen ze het gevoel dat ze goed bezig zijn. Wat voor zoetjes. Hoeveel pakjes. Op welke zender de tv staat als je het hotel binnenkomt. Voor je het weet, ga je er zelf nog in geloven ook.’

‘Het lijkt me inderdaad erg vermoeiend.’

Hij moest smakelijk lachen, wat me een goed gevoel gaf. Toen verscheen er een ernstige blik in zijn ogen. ‘Alles goed met je?’

‘Tot nu toe wel.’

‘Ben je nog iets te weten gekomen over die dochter van Jane Everett?’

‘Ik moet u iets vertellen over uw opponent,’ zei ik.

Hij keek me recht in de ogen en wist dat hij me de tijd moest gunnen om mijn verhaal te doen. Hij leunde achterover en gebaarde naar de stoel tegenover hem. Ik bracht hem op de hoogte van alles wat ik na onze laatste ontmoeting te weten was gekomen. Toen ik vertelde wat Tris was overkomen, balde hij zijn vuist en drukte zijn knokkels tegen zijn lippen, alsof hij zijn woede moest bedwingen. Dat de baby ineens was opgehouden met huilen. De kofferbak die werd dichtgeslagen. Het lege wiegje. Ik vertelde het op dezelfde manier als Tris, en de woorden sorteerden hetzelfde effect. Toen ik alles had verteld, schudde Caruthers verbijsterd zijn hoofd en had hij tranen in zijn ogen.

Hij nam een slok van zijn koffie. Zijn wangen glommen. Ik staarde in de open haard. Gasvlammen likten aan een betonnen houtblok.

Hij haalde een zakdoek tevoorschijn en snoot zijn neus. Vervolgens vouwde hij zijn zakdoek peinzend op en stak hem weer in zijn zak. ‘Ik durf te wedden dat Bilton hier niets van wist. Dat meisje was natuurlijk iemand die bij de verkiezingscampagne meehielp, en ze hadden het leuk samen, en misschien deed ze daarna moeilijk, en dat was dat. Bilton heeft de afhandeling van de zaak vast overgelaten aan zijn medewerkers, die zich vervolgens over het meisje hebben ontfermd.’

‘Is het hem dan minder aan te rekenen?’

Hij was zo ontdaan dat hij alleen woedend kon reageren. ‘Niet echt, nee. Maar Nick, wie handelde die zaak voor hem af?’

‘Charlie Jackman.’

‘Precies. En met wie deelde Charlie die informatie?’

Ik zweeg.

‘Tja. Frank wist van het bestaan van Jane Everett af; hij wist dat ze zwanger was, maar heeft dat niet aan mij doorgegeven. Hij is niet naar de politie gestapt. En ook niet naar de krant. En je weet donders goed waarom hij dat niet deed.’ Hij liet de woorden even tot me doordringen. ‘Hoe meer je je hierin verdiept, hoe meer alles op zijn plaats valt. Weet je zeker dat dat is wat je wilt?’

‘Ik wil alles weten.’

‘We komen toch nooit alles te weten.’

‘Misschien niet. Maar er is wel iets waar u me misschien bij kunt helpen.’

‘Natuurlijk. Vertel.’

‘Volgens Tris zeiden die twee criminelen dat er een lek bij de geheime dienst zat. Maar dat snap ik niet. Dit is allemaal bij Charlie en de California State Police begonnen. Frank kreeg er lucht van, dat zeker, maar als er een lek bij de geheime dienst was, impliceert dat toch dat het inmiddels een operatie van de geheime dienst was geworden?’

Caruthers knipperde twee keer snel achter elkaar met zijn ogen. Ik hield hem nauwlettend in de gaten. Hij fronste zijn forse wenkbrauwen. ‘Blijkbaar was de geheime dienst hier inderdaad meer bij betrokken dan we graag zouden willen.’ Caruthers haalde diep adem. Kneep zijn ogen dicht. Door de bewegende rimpels bij zijn ogen leken zijn oogleden op molentjes. Hij zuchtte. ‘Verdomme.’ Hij keek me weer aan. ‘Nick…’ Een snelle blik naar de deur. ‘Ik ga je iets vertellen wat je vast niet leuk vindt.’

‘Dat komt de laatste tijd wel vaker voor.’

Hij keek me begrijpend aan. ‘Ik heb mijn medewerkers hierop gezet. Vanmorgen hebben ze een van de twee mannen opgespoord die Jane Everett hebben vastgehouden. Door wat je me net verteld hebt, begin ik een vrij compleet beeld te krijgen. En daar ben ik niet blij mee.’

‘Vanwege Frank?’

‘Frank is dood, jongen. Ik hoopte eigenlijk je te kunnen beschermen. Je stiefvader was namelijk een van de weinige integere mannen die ik in mijn leven ben tegengekomen. Ik wilde weten of ik ervoor kon zorgen dat dat beeld van hem op de een of andere manier voor je intact bleef.’

Ik staarde hem wezenloos aan.

‘Hij was niet de eerste, en zeker niet de laatste. Als iemand in de verleiding wordt gebracht…’

Ik zei: ‘Nee.’

‘… of in een bepaalde machtspositie komt…’

‘Frank niet.’

Hij zei: ‘Jane Everett werd een probleem voor Bilton. Die schakelde Charlie in om haar te dimmen, zodat ze de vuile was niet buiten zou hangen. Maar Charlie kreeg in de gaten dat er wat te halen viel. Blijkbaar is hij naar Frank gestapt om te polsen of ik geïnteresseerd was in een echo en een dna -test, waarmee ik Bilton aan de schandpaal kon nagelen. Maar toen dachten ze kennelijk dat Bilton er meer geld voor over zou hebben, om de boel in de doofpot te stoppen. Frank vroeg een paar collega’s van de geheime dienst om contact met Bilton op te nemen. Zover waren we ongeveer, voor jij hier kwam.’

‘Wat denkt u dat er daarna gebeurd is?’

‘Afgaand op wat je me net verteld hebt, denk ik dat Frank wel doorhad waar dit allemaal toe zou leiden en dat hij er niet meer aan mee wilde werken. Hij was het lek in de geheime dienst waar die twee criminelen het over hadden. Charlie raakte in paniek, maar speelde het slim. Hij verstopte de papieren, zodat de hele zaak wereldkundig zou worden gemaakt als hem iets zou overkomen. En hij verdween van het toneel, zodat Bilton en co en de geheime dienst hun respectievelijke zaakjes konden opschonen. Dat opschonen begon bij Frank en eindigde bij Jane en Grace.’

Het was of ik geen gevoel meer in mijn gezicht had, en ik geloofde geen woord van wat hij zei. ‘Frank zou nooit bereid zijn geweest iemand te chanteren. Dat zou geen seconde in zijn hoofd zijn opgekomen, ook niet als het om iemand ging die hij verachtte. En hij zou de geheime dienst daar zeker niet voor gebruikt hebben.’

Caruthers boog zich naar me toe en pakte me bij mijn onderarm. ‘Dat is precies wat je je voor ogen moet houden. Dat weet ik.’ Hij kwam geagiteerd overeind en liep gehaast een rondje om zijn stoel. Het licht scheen door zijn koperblonde haar, waaraan hij in combinatie met zijn geprononceerde neus de codenaam Vuurvogel te danken had. ‘Ik wilde eigenlijk zeggen dat ik me nauwelijks kan voorstellen hoe pijnlijk dit allemaal voor je moet zijn, jongen. Maar eigenlijk kan ik me dat heel best voorstellen. Voor mij is het namelijk ook pijnlijk.’ Hoofdschuddend ging hij weer zitten. Na een korte stilte legde hij weer een hand op mijn arm. ‘Het is het enige antwoord dat ergens op slaat.’

De schok verdween langzaam, als een optrekkende nevel, en mijn bittere wantrouwen kwam weer boven. Caruthers zat zo dicht bij me dat ik telkens de geur van zijn Nicorette rook wanneer hij uitademde. Zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd. Ik trok mijn arm terug.

Caruthers zei: ‘Vergeet niet dat we het over moord hebben, Nick. Twee moorden. Of verdomme – nee, víjf. Dit gaat helemaal niet meer over politiek en zo. Dit gaat over fatsoen. Het kan best zijn dat Bilton niet van alle details op de hoogte was, maar het is allemaal wel gebeurd toen hij aan de macht was. Zo iemand verdient het niet om nog langer in het Oval Office te blijven zitten.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Dat mag niet.’

‘Ik beloof je plechtig dat ik Andrew Bilton voor zijn daden verantwoordelijk zal stellen.’ Hij ving de aandacht van James, die net naar binnen keek, en wenkte hem. De agent kwam onmiddellijk binnen, en Caruthers zei tegen hem: ‘Ik heb Nick bepaalde dingen verteld over ons overleg van vanmorgen.’

Aarzelend zei James: ‘Dat had geheim moeten blijven, senator.’

‘Het was zijn stiefvader. Hij heeft er recht op om het te weten. Hij is er net zozeer bij betrokken als wie ook. Bovendien beschikt hij over informatie die we naar de juiste personen moeten zien door te spelen.’

James knikte. ‘Ik zal alles wat hij ons vertelt als geheime informatie behandelen en er met niemand over praten, zelfs niet met mijn collega’s van de geheime dienst.’

Caruthers zei: ‘Dank je, agent Brown.’

Mijn gedachten dwaalden af, naar een rots op de zee van mijn geheugen – James, agent Brown, James Brown, Godfather of Soul – en zo kwam ik bij het zinnetje dat Kim Kendall had opgevangen toen ze meneer Semafoon had gebeld: Godfather is bij Vuurvogel, dus alles is veilig.

Mijn hoofd tolde, maar ik mocht niets laten blijken. Ik was het hol van de leeuw binnengegaan, maar hoe kwam ik hier weer levend uit? Als ik een lullige smoes verzon en snel wegging, zouden ze me doorkrijgen. Zou ik er als een haas vandoor moeten gaan? Die sportieveling stond buiten voor de deur op wacht. En ik kon wel in vijf stappen bij de schuifpui zijn, maar met Brown op mijn hielen zou ik niet genoeg tijd hebben om over de hoge schutting achter het huis te klimmen.

Ik begon zenuwachtig te nagelbijten en hield daarmee op toen ik Caruthers zag kijken. Als ik daar nog langer bleef zitten, zouden ze me doorkrijgen.

Ik zei: ‘Ik moet geloof ik overgeven.’

Ik kwam overeind. Brown bleef staan waar hij stond en liet me er niet langs. Een zweetdruppel hing aan zijn bakkebaard, hoewel er geen enkele emotie van zijn gezicht af te lezen viel. Ik hoopte dat ik net zo onbewogen overkwam.

Ik liep door de gang en hoorde een luid claxonnerende vrachtwagen op de snelweg voorbijdenderen. Achter me waren Caruthers en Brown met gedempte stemmen koortsachtig aan het overleggen. Ik ging het toilet in, deed de deur achter me op slot en schoof het raampje open, dat hard piepte. Vervolgens klom ik op de wc-pot en kroop naar buiten.

Ik bevond me aan de oostkant van het gebouw: een paar meter beton tot aan de schutting. Alan was in de slaapkamer, James stond met Caruthers op de gang te wachten, en de campagnemedewerker was net uit het zicht om de hoek, want ik hoorde hem al heen en weer lopend bellen. Ik klom zo stil mogelijk over de schutting en sprintte naar de auto.

Ik reed zo hard als ik durfde. Als ik werd aangehouden, zou ik weer in het systeem worden opgenomen, en dat was op dit moment niet erg gezond voor me. Ik had geen telefoonnummer, anders had ik kunnen bellen, maar eigenlijk wilde ik het in een persoonlijk gesprek horen. Ik had veertig minuten om mijn gedachten te ordenen.

Toen ik voor het huis stopte, deed ik even mijn ogen dicht en dacht terug aan het moment waarop ik Frank voor het eerst had gezien, in onze keuken. Hij was te groot voor de kleine keukenstoel. Hand op mijn moeders knie. Die stomme Garfield-klok met de heen en weer wiegende ogen en staart. De geur van English Leather-aftershave en koffie. In dit huis zal er altijd een plekje voor je vader zijn.

Ik stapte uit en liep met het lood in mijn schoenen naar de voordeur.

Nee.

Ik belde aan.

Frank niet.

Even later ging de deur krakend open en keek Lydia Flores om het hoekje. Haar gezicht klaarde op – een welkome afleiding van de kruiswoordpuzzels en goedkope soapseries en porseleinen poezen en familiekiekjes op de ongebruikte piano en de hoge schutting, de kroon op een leven vol tegenslagen.

‘Nick,’ zei ze. ‘Hallo.’ Ze duwde de hordeur open, maar haar blik veranderde toen ze de uitdrukking op mijn gezicht zag. ‘Nog meer vragen voor het artikeltje?’

Ik blafte: ‘Wiens campagne?’

‘Pardon?’

Ik struikelde over mijn woorden en kon geen manier bedenken om te zeggen wat absoluut gezegd moest worden, of de consequenties ervan overzien. ‘De verkiezingscampagne… Werkte Jane voor… Voor wie werkte ze?’

Lydia schudde haar hoofd en keek me bezorgd aan, ook enigszins overdonderd. ‘Voor Jasper Caruthers natuurlijk.’

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml