16
Ik zat in mijn auto in de verzengende hitte van de Valley, met de ongeopende envelop met foto’s op mijn schoot. Op de vrolijke gele envelop stonden voorbeeldafdrukken van een luchtballon en een golden retriever die zich bij een tuinsproeier uitschudt. Maar daar keek ik niet naar. Ik keek naar het enige vakje op de envelop dat was ingevuld. nick horrigan stond er in handgeschreven blokletters.
Ik trok de vastgelijmde envelop los en haalde er een kleinere envelop uit. Ik stak mijn duim onder de flap, maar aarzelde of ik hem wel zou openmaken. Stel dat er foto’s van een toegetakeld lijk in zaten? Iemand die doodgeschoten was? Een kind dat in elkaar geslagen was? Het was nog niet bij me opgekomen dat dit bedoeld kon zijn om me erin te luizen. Charlie had daar waarschijnlijk ook niet aan gedacht. Met een bonkend hart keek ik om me heen, maar ik zag niets ongebruikelijks op het parkeerterrein.
Gespannen haalde ik het stapeltje foto’s uit de envelop. Ik weet niet goed wat ik verwachtte, maar ik schrok me te pletter toen ik mijn eigen gezicht onder ogen kreeg.
Een close-up, gemaakt met een zoomlens, ik lopend op straat, met mijn handen in mijn zakken.
Ik keek weer om me heen, reikhalzend, om de hele parkeerplaats te kunnen overzien. De moeder die haar boodschappen in de auto zette, de kinderen bij de stripwinkel die probeerden taco’s te bemachtigen, de zakenman die bij de parkeermeter stond: ineens was iedereen verdacht. Pas toen ik weer naar de foto keek, zag ik dat hij van flinke afstand genomen was toen ik voor Charlies huis langs liep. Aan de rand van de foto zag ik de wazige zijkant van een afvalcontainer waar de fotograaf zich achter verscholen had. Op de tweede foto dook ik onder het politielint door dat voor de garage gespannen was. En toen zag ik mezelf weer naar buiten komen, met een zware rugzak over mijn schouder geslagen.
Met trillende handen bekeek ik de volgende foto.
Een nachtelijke opname van het postkantoor in Sherman Oaks, hier nog geen tien straten vandaan. Doordat er was geflitst, was het nummer op Magnolia Boulevard dat op de beige muur was geschilderd extra goed te zien.
Toen ik een schrijnend gevoel in mijn borst kreeg, merkte ik dat ik mijn adem inhield. Ik schudde mijn linker-Puma heen en weer en voelde de sleutel in het luchtkussentje rammelen.
De overige foto’s waren zwart. Niet belicht.
Omdat ik geen rust meer in mijn lijf had, ging ik snel terug naar de fotowinkel en zag voor de deur de container staan waar de foto’s de vorige avond waarschijnlijk in waren gedeponeerd. De man die achter de toonbank stond, was veel te zwaar en had een sprietig blond baardje dat zijn ronde gezicht omlijstte.
Ik gaf hem de foto’s en vroeg: ‘Kunt u me misschien vertellen met wat voor camera deze foto’s gemaakt zijn?’
De man bestudeerde ze. ‘Niet echt. Hij moet wel een behoorlijk goede zoomlens gehad hebben, misschien een Canon, maar dat is niet met zekerheid te zeggen.’
‘Bedoelt u een zoomlens die apart op de camera is gezet?’
‘Absoluut, want met een ingebouwde zoomlens krijg je nooit zulke scherpe foto’s.’
Hij gaf de foto’s terug. Ik zag dat er op de achterkant van de bovenste foto vage letters stonden: kodak endura . Ik liet ze aan de man zien. ‘Kunt u me misschien wat meer over dit type fotopapier vertellen?’
‘Dat is alleen het papier waar de foto’s op afgedrukt zijn. Maar geef die negatieven eens?’ Met het puntje van zijn tong tussen zijn lippen bekeek hij ze. ‘Kodak Ektachrome 100. Voor daglicht, transparante kleuren. Fijnkorrelig, scherpe foto’s, dan komen je kleuren goed uit.’
‘Dus iemand die dit soort fotorolletjes gebruikt weet wel waar hij mee bezig is? Dit is geen rolletje waarmee je doorsneevakantiekiekjes maakt?’
Hij schudde zijn hoofd en streek met gekromde vingers zijn haar achter zijn oren. ‘Zeker niet. Dit wordt voornamelijk in de reclamefotografie gebruikt.’
‘Zou u dit type foto gebruiken als u een paparazzi was? Of een rechercheur die iets in de gaten moet houden of zo?’
Hij keek me bevreemd aan. ‘Het enkelvoud is paparazzo, hoor. Maar niet echt, nee. Eerder zou je er kleren of gordijnen mee fotograferen, als het echt nauw let met de kleuren.’
Ik bedankte hem en liep terug naar mijn pick-up. Vijf minuten later had ik de auto bij het postkantoor gezet en zag ik hetzelfde als op de foto in mijn hand. Terwijl ik telkens achteromkeek, liep ik naar binnen. Doordat ik ineens in de aircokilte stapte, merkte ik hoe warm het buiten was. Er stond een rij met verveeld kijkende klanten, mensen die bekvechtten over formuliertjes. Ik liep naar links, naar de rijen met postbussen. In de tweede nis bevond zich postbus 229, een extra brede, onderaan. De tussenmuurtjes boden enige privacy en dempten de geluiden uit de rest van het gebouw. Ik bukte me en wurmde de sleutel uit mijn schoen.
Ik stak hem in het slot, wachtte even om geluk af te dwingen, en draaide hem om.
Het deurtje zwaaide open.
De postbus was leeg.
Ik ging op de grond zitten, tegen het muurtje, en gunde mezelf enkele ogenblikken vol wanhoop. Vervolgens zuchtte ik en wilde het deurtje dichtdoen om de sleutel eruit te halen.
Aan de bovenkant van postbus 229 stak een geel randje uit, een heel klein beetje maar. Ik ging er op handen en knieën voor zitten en tuurde naar binnen. Tegen de bovenkant zat een geelbruine envelop geplakt. Ik stak mijn hand in de postbus, rukte de envelop los en maakte hem open. Er zat een half A4’tje in, waar getallen op stonden, in rijtjes onder elkaar. Ik bekeek ze. 1,65, 4,05, 3,49, 1,80, 2,71: het waren getallen onder de vijf, en er stond geen heel getal bij. Eén getal viel op, door de lengte en doordat het niet met andere getallen in een rijtje stond: 99,999. De bovenste helft van het vel was afgescheurd, en het papier was zo oud dat het broos was. Onderaan stond een datum, elektronisch gestempeld: 15 december 1990.
Ongeveer vijf maanden voordat Frank vermoord werd.
Ik hield het vel papier in mijn hand en leunde tegen de muur. ‘Nou,’ zei ik, ‘dit verklaart alles.’