23

Nadat ik veertig zenuwslopende minuten op Sunset in het verkeer had vastgezeten, bereikte ik vlak voor zevenen het Hyatt. Ik gaf de parkeerbediende mijn autosleutel en keek om me heen. Dit was het trendy deel van de Strip. Voor het aangrenzende pand stond een lange rij mensen te wachten voor de Comedy Store, en aan de overkant trippelden superslanke vrouwen in strakke jurken en op hoge hakken de Skybar binnen, ondertussen lachend in mobieltjes pratend die zo klein waren dat je ze nauwelijks kon zien.

Na de sportschool was ik weer naar de winkel met beveiligingsapparatuur gegaan om een magnetometer aan te schaffen. Zo langzamerhand kwam ik door mijn paranoïde kijk op de wereld behoorlijk goed in de spullen te zitten. In een steegje bij mij in de buurt controleerde ik de auto op afluisterapparatuur, zoals ik dat Frank talloze malen had zien doen. Achter het spiegeltje van mijn zonneklep ontdekte ik het digitaal microfoontje waar Wydell me voor gewaarschuwd had. Ik plakte het ding bij de auto van een buurman, onder de wielkap. De man zat altijd te zeuren dat onze post verwisseld werd.

Het Hyatt had een make-over gehad om mee te gaan in de vaart der volkeren. Ik liep snel door de strak ingerichte lobby en nam de brede trap naar de eerste verdieping. Ik voelde dat ik steeds gespannener werd, en mijn huid begon te tintelen. Ik dook de herentoiletten in en plensde water in mijn gezicht. Op een bordje bij de papieren handdoekjes werd arbeiders gemaand hun handen te wassen. Het stond er alleen in het Spaans op, wat ik tamelijk aanmatigend vond.

Aan de rechterkant van de mezzanine zag ik een schildersezel, met daarop een glanzend plakkaat: opaque, een unieke eetgelegenheid . Een paar goed geklede stellen zaten op moderne banken zenuwachtig te kwekken, maar ik zag niemand die op mij leek te wachten. In de hal erachter hingen arty zwart-witfoto’s van Los Angeles aan de muur.

Ik ging naar de mezzanine toe. Bij een glimmende schaal stond een bordje met daarop in gekalligrafeerde letters: hier graag uw mobieltjes en semafoons deponeren . Een aantal mensen had dat inderdaad gedaan. Een knappe man met een blond sikje keek op van een boek met reserveringen.

‘Dag. Ik ben Nick Horrigan. Ik weet niet of…’

‘Ja, we verwachtten u al.’ Een duidelijk accent, Zwitsers of Duits. ‘Jocelyn zal u naar uw tafel geleiden.’

‘Geleiden?’

Een zwaargebouwde zwarte vrouw schuifelde naar me toe, daarbij langs de muur tastend. Ze glimlachte net iets te uitbundig. Toen ze dichterbij kwam en ik de lege blik in haar ogen zag, begreep ik dat ze blind was. De man met het sikje pakte mijn hand en de hare en bracht ze bij elkaar, alsof het een vreemde, new age-achtige ceremonie betrof. Jocelyn legde mijn hand op haar schouder, keerde zich om en nam me mee. Ze vroeg: ‘Hoe is het vanavond met u, meneer?’

‘Ik sta geheel perplex.’ We gingen een hoek om, tussen zware velours gordijnen door, en betraden een onverlichte smalle gang, waar nog meer gordijnen hingen, vanaf het hoge plafond tot aan de vloer. Toen het velours achter ons dichtviel, werd het helemaal donker.

Niet meer te zien waar een uitgang was, geen duidelijk zichtbare vluchtroute. Een afschuwelijke nachtmerrie.

Het zweet brak me uit, en ik overwoog terug te gaan. Natuurlijk merkte Jocelyn hier niets van. Met elke stap die ik zette, kreeg ik het benauwder. We liepen weer tussen twee gordijnen door en kwamen in een grotere ruimte, dacht ik. Mijn aangescherpte zintuigen vingen zacht gegiechel op, ringen die tegen wijnglazen tikten, de geur van verschroeid vlees.

Ik was dus zo stom geweest om me te laten strikken voor een conceptuele eetervaring, een succesvolle trend in Los Angeles. De flauwekul die ze verzonnen om je twintig dollar voor een cocktail te laten betalen – een vloer die uit een aquarium bestond, sushi met een fruitsmaakje, schorpioentoastjes met uitzicht op de startbanen van het vliegveld van Santa Monica. En nu: volslagen duisternis. Hier kon je onder het genot van een glaasje witte wijn iemands keel doorsnijden zonder de sfeer in de zaak meteen te verpesten.

Ik aarzelde.

‘Het is echt de moeite waard,’ zei ze, en ze trok me voorzichtig mee. Blijkbaar snapte ze niet waarom ik weifelde. ‘Ze hebben het concept uit Zwitserland overgenomen. Ze zeggen dat het een ongekende ervaring voor je smaakpapillen is.’ We schuifelden langs onzichtbare eettafels. ‘Als u iets nodig hebt, dan roept u mijn naam maar. Jocelyn, oké? Hetzelfde geldt als u naar het toilet moet. Geeft u me uw hand maar. Kijk. Dit is de rand van de tafel. En dit is uw stoel. Rechts van u staat uw glas, voelt u wel? Brood en salade staan voor u. Boter zit in het botervlootje.’

En weg was ze.

Een klein tafeltje. Voor twee personen. Ik tastte om me heen en staarde in het duister. Als iemand nu een pistool op me richtte, met de loop vlak voor mijn neus, zou ik daar geen enkele weet van hebben. De luchtstroom van de airco. Het getinkel van een glas dat brak. Achter me een man die begon te grinniken en zei: ‘Ik heb net boter op mijn duim gesmeerd.’ Ik probeerde me te concentreren. Er zat iemand tegenover me.

Ik herkende het gezoem van de autofocus waarmee een nachtkijker scherpstelt en hield mijn adem in. Bekeken worden en zelfs niets kunnen zien, was een geheel nieuwe en ongemakkelijke ervaring voor me. Ik kreeg de bizarre aandrang om mijn handen voor mijn gezicht te slaan, maar in plaats daarvan vermande ik me, beducht voor zijn blik, een kogel, een dreun voor mijn kop.

‘Maak je geen zorgen,’ zei hij. ‘Ik zal je niets doen.’

Ik probeerde zijn stem te peilen. Krachtig, maar zenuwachtig. Hees van het roken. Hij klonk ouder dan ik, maar niet veel. Voordat ik bedacht had waarom hij zenuwachtig kon zijn, zei hij: ‘Neem toch een hapje. Het is echt heel bijzonder.’

Ik rook diverse geuren. Natuurlijk had ik de hele dag nog niets gegeten. Ik brak een stuk van een broodje. Heerlijk luchtig, warm, met een lichte anijssmaak. Zonder meer fantastisch. ‘Oké,’ zei ik. ‘Ik snap dat het geen zin heeft om te vragen wie je bent. Maar met welke naam mag ik je aanspreken?’

‘Shallow Throat,’ grapte hij grinnikend. ‘Noem me maar de Stem in het Donker.’

‘Nou, Stem, je vindt het blijkbaar leuk om de touwtjes stevig in handen te hebben.’

Ik hoorde een klik, en daarna legde hij iets op de tafel.

‘Rozeruisgenerator,’ gokte ik. ‘Denk je dat ik een zendertje draag?’

‘Jij, de tafel, de muren.’

‘De muren?’

Ik harkte met mijn vork door mijn salade. Tegen de tijd dat ik hem naar mijn mond had gebracht, lag er niets meer op. Ik gebruikte mijn vingers, waardoor alles op de een of andere manier veel beter smaakte. Veldsla met stukjes peer en blauwschimmelkaas. Ik probeerde een geroosterde walnoot op mijn bordje te pakken te krijgen.

‘Concreet gezegd komt het hierop neer,’ zei hij. ‘Wanneer we praten, zenden we geluidsgolven uit, die door de muren worden weerkaatst. De Russen zijn erin geslaagd kristallen te ontwikkelen die in beton met de geluidsgolven meevibreren en het signaal in een straal van honderdvijftig meter doorgeven. Ik zit hier geen onzin te verkopen: ze hebben het bij de Amerikaanse ambassades in Moskou en Brussel toegepast, toen het beton voor de muren werd gestort. Alle gesprekken kunnen zo worden opgevangen, altijd.’ Iemand schuifelde langs ons. Ik hoorde het gezoem van de autofocus weer, en de Stem zei: ‘Hij is een snelle eter.’

Jocelyn zei: ‘Ik zal ze meteen brengen als ze klaar zijn.’ Ze boog zich over me heen. ‘Hebt u uw salade al op? Goed. Dan kom ik nu over uw rechterschouder heen. Prima. Een momentje, alstublieft.’ Ze trok zich terug en was er al snel weer. ‘Pas op, het is heet. Prima.’

Op de een of andere manier lukte het haar om ons allebei water in te schenken.

De geur van een warme biefstuk bereikte mijn neus. Ik probeerde op de tast te ontdekken wat er op mijn bord lag. Met mijn vingertoppen voelde ik dat er iets in folie was ingepakt. Pancetta misschien. Ik gebruikte mijn mes, daarna mijn vingers en bracht een stuk naar mijn mond. Doordat ik naar de sportschool was geweest, had ik een razende honger gekregen. Toen ik zat te kauwen, besefte ik dat ik niets zou eten als ik nog bang was. Ondanks de unheimische setting kwam de Stem niet bedreigend over, maar wel krachtig. Iemand die zich bondig uitdrukte.

‘Ik wil mijn geld,’ zei de Stem.

‘Ik dacht dat je zei dat je iets had wat ík wilde hebben.’

‘Jij hebt maar één deel daarvan.’

‘Eén deel waarvan?’

‘Van wat hij je wilde geven.’

‘Charlie?’

‘Je kent zijn naam dus.’

‘Alleen zijn voornaam,’ zei ik. ‘Wat is zijn achternaam?’ Mijn vingertoppen waren onwillekeurig naar het putje in mijn wang gegleden. Toen ik besefte dat de Stem me kon zien, liet ik mijn hand zakken.

‘Dat is niet belangrijk,’ zei hij.

‘Wat wel?’

‘Heb je de postbus gevonden?’

Ik hield op met kauwen. ‘Ja. En ik heb het ophaalbonnetje ook gevonden. Wanneer ben je me op het spoor gekomen?’

‘Ik wist waar Charlie ondergedoken zat. Daar heb ik staan posten. Het leek me logisch dat je daar als eerste zou gaan kijken. Nadat ik je een tijdje in de gaten had gehouden, dacht ik dat je mijn hulp wel kon gebruiken.’

‘Maar je wist niet waar Charlie het geld verborgen had. Je zag dat ik een rugzak bij me had toen ik het huis uit ging. Daarom heb je gisteren bij me ingebroken. Vanwege het geld.’

‘Míjn geld,’ zei hij.

‘Was jij degene die hem heeft betaald?’

‘Hij heeft het geld voor me opgehaald.’

‘Dus gisteren bij mij thuis, dat was jij inderdaad.’

Hij zei: ‘Het was niet mijn bedoeling om je iets aan te doen.’

‘Dat is ook niet gebeurd. Ik vond het alleen heel klote.’

‘Ik wilde je helpen. Heb je in de postbus gevonden waar je naar op zoek was?’

‘Heb je zelf niet gekeken?’

‘Ik had geen sleutel,’ zei hij.

‘Waarom heb je me er dan niet om gevraagd?’

‘Ik hoef die sleutel helemaal niet. Ik wil het geld.’

‘Nou, die postbus heb ik inderdaad opengemaakt,’ zei ik. ‘Maar het enige wat erin zat, was…’

‘Wil ik niet weten.’ De gesprekken rondom ons verstomden even en kwamen daarna langzaam weer op gang. Na een tijdje zei de Stem zachtjes: ‘Ik weet niet wat er in die postbus zat, maar ik hoef het niet.’

Ik schoof mijn bord van me af en leunde achterover.

Jocelyn kwam er weer aan. ‘Alles naar wens?’

‘Ja, prima.’

Ze ruimde af en zette weer een bord voor me neer. Ik bleef een tijdje met mijn handen over elkaar zitten, tot ik mijn nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen. Ik stak mijn vingers in het gerecht en likte ze af. Chocolade-profiteroles. Er lag iets naast, iets vochtigs en stevigs. Ik viste het uit de saus. Aardbeien. Ik moest Induma hier absoluut eens een keertje mee naartoe nemen. Als ik daar nog de kans voor kreeg. Ik had haar al zo vaak mee uit willen vragen nadat we uit elkaar waren gegaan. Al die eindeloze fantasieën dat het weer goed zou komen, maar waar ik nooit iets mee had gedaan. Ik ging bijna nooit naar een nieuw restaurant, een park, een filmhuis zonder dat ik haar erbij droomde.

Ik hoorde de Stem ademen, waardoor ik weer in de werkelijkheid belandde. ‘Stel dat ik akkoord ga,’ zei ik, ‘wat had Charlie me dan nog meer willen geven?’

‘Jij hebt één sleutel. Maar er is nog een tweede.’

‘Nog een sleutel. Oké.’ Ik legde bozig mijn vork neer. ‘Die sleutels en dat geld kun je vergeten als ik niet weet vanuit welke hoek je mij benadert.’

‘Ik kende Charlie.’

‘Hoe dan? Heb je geprobeerd hem te vermoorden? Of ben je zijn tweelingbroer? Hoe dan?’

‘Ik ben zijn nagedachtenis iets verschuldigd. Heb je enig idee hoe het voelt om iemand iets verschuldigd te zijn? Nadat die persoon is overleden?’ De stem trilde van emotie.

Het geroezemoes om ons heen leek aan te zwellen, tot ik elk afzonderlijk geluidje goed kon horen. ‘Je bent zijn zoon,’ zei ik.

‘Je bent niet half zo slim als je wel denkt.’

‘Teleurstellend om te horen,’ zei ik, ‘want ik kan mezelf nu niet bepaald slim noemen.’

‘Charlie had veel ontzag voor Caruthers,’ zei de Stem. ‘Hij wilde hem helpen. Hij vertelde me dat hij iets had wat Caruthers nodig had voor zijn verkiezingscampagne.’

Iet wat Caruthers nodig had. Toen ik die naam hoorde, kreeg ik acuut last van mijn maag.

De Stem vervolgde zijn verhaal. ‘De enige fout die Charlie maakte, was…’

‘Wat?’

Ik hoorde dat hij zenuwachtig op zijn hoofd krabde. ‘Hij dacht dat hij er geld voor kon krijgen.’

‘Misschien wel tweehonderdduizend dollar,’ zei ik.

‘Of misschien wel vier. De eerste helft vooraf, de rest later. Maar er zou geen later meer volgen.’

‘Chantage dus,’ zei ik.

‘Zo zouden sommigen het misschien opvatten.’

‘Dus Caruthers gaf hem een deel van het geld en deed toen het licht uit.’

‘Ik weet niet wie er betaald heeft,’ zei de Stem. ‘Ik weet niet waar het om ging. Maar er is wel geld betaald. En daarna is hij vermoord.’

Ik kreeg het idee dat hij de fbi -versie van de waarheid rond Charlie oplepelde, maar was die versie correct? De Stem beweerde dat hij geen belangstelling had voor die sleutel. Hij hield zich afzijdig van de harde feiten, en daardoor was het moeilijk om de werkelijkheid van theorieën te onderscheiden. Maar alles wat hij me had verteld, wees in de richting van Caruthers. En dus in de richting van Frank.

Ik schoof het bord van me af en merkte dat ik een droge mond had gekregen. ‘Wat heeft Frank Durant hier eigenlijk mee te maken?’ vroeg ik.

‘Frank Durant? Hoe moet ik dat weten? Ik weet dat Charlie hem al jarenlang kende. Gezworen kameraden, die twee. Bijna crimineel te noemen.’

Zijn woordkeus leek niet toevallig. In verband met de nachtkijker probeerde ik geen enkele emotie op mijn gezicht toe te laten, maar dat viel niet mee.

Gelukkig leek de Stem niets te merken en ging verder: ‘Charlie heeft dit voor me gedaan, maar het is uit de klauwen gelopen. Hij wilde doen wat hij rechtvaardig vond. Hij wilde datgene wat hij had in de openbaarheid brengen.’

‘Maar hij kreeg pas last van zijn geweten toen hij door de handlangers van Caruthers in de tang werd genomen,’ zei ik nijdig. Geen respons uit de duisternis. Ik voegde eraan toe: ‘En jij gaat er dus niet mee door.’

‘Dat gaat niet. Ze mogen mij niet zien. Op dit moment is het voor mij nog te link. Het is… Het is allemaal mijn schuld.’

‘Hoe kennen ze je dan?’ vroeg ik. Weer geen antwoord. Ik zei: ‘Dus jij hebt de andere helft van het geld.’

‘Nee. Alleen die tweede sleutel. Ook van een postbus, voor iets anders. Hij hield ze gescheiden. Voor de veiligheid. Maar bij die lui ben je nooit veilig.’

‘Hoe kom ik aan die sleutel?’

‘We ruilen,’ zei hij. ‘Ik het geld, jij de sleutel.’

‘Wanneer?’

‘Binnenkort. Ik wilde eerst kijken of ik je kon vertrouwen.’

‘En?’

‘Dat lijkt me wel.’

‘Hoe kan ik je bereiken?’ vroeg ik.

‘Niet.’

Jocelyn kwam weer kijken. ‘Jullie hebben het dessert vast al op.’

Ik wachtte geduldig terwijl ze neuriënd afruimde. Toen zei ze: ‘Ik breng u zo nog een kopje koffie.’

Ik wachtte tot haar voetstappen waren verstomd en zei toen: ‘Hoe gaan we nu verder? Stem? Stém?’

Maar er zat niemand meer in het donker tegenover me.

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml