41
Induma deed de deur open, gekleed in niet meer dan een nachtponnetje. De onderkant werd door de wind omhooggeblazen, tegen haar donkerbruine bovenbenen.
Ik zei: ‘Hij heeft haar vermoord. Dertien dagen oud was ze nog maar. Hij heeft haar samen met het lijk van haar moeder op een braakliggend terreintje laten dumpen.’
Induma vroeg niets; ze spreidde alleen maar haar armen. Ik ging tegen haar aan staan, met gebogen hoofd, en rook de geur van Kai-lotion in haar hals. Warme lucht achter haar, de kou die ons omwikkelde, waardoor ze kippenvel kreeg. Ik voelde haar hart tegen mijn maag kloppen. De kracht ervan, maar ook de kwetsbaarheid. Ik wilde haar niet loslaten, maar deed dat uiteindelijk toch.
Ze sloot de deur achter me en deed hem op slot. We liepen naar de woonkamer, waar ik met mijn benen over elkaar op de bank ging zitten en zij me geduldig aanhoorde. Toen ik mijn verhaal gedaan had, viel er een korte stilte. Ze vroeg: ‘Wat wil je graag?’
Ik zei: ‘Tekenfilmpjes.’
We hadden de band al snel gevonden, met zijn witte borst naar voren gestoken, een wortel bij de hand. ‘ Of course, you know, this means war .’ Ik staarde naar de stoet tekenfilmfiguren die over het flakkerende scherm trokken: slimme konijnen, Franse stinkdieren, lenige muizen, ieder met hun eigen spraakgebrek en uitvoerige plannen. Ze vormden niet zozeer een bron van vermaak als wel een bron van troost. Als je naar tekenfilms keek, kwam het niet in je op om na te denken over de kwetsbaarheid van het menselijk hart.
Wat was het leven overzichtelijk in het land van Merrie Melodies. Als je aan een touwtje trok, ging het kanon af, en rode staven tnt werden met vrolijk vonkende lonten tot ontploffing gebracht. Je hoefde maar een hoedje op te zetten en met een accent te praten om iemand anders te zijn. Of je kon een gat gaan graven; dan kwam je midden in een stierengevecht uit, of op de Zuidpool, of in Ketchikan, Alaska. Maar dat had dan wel als nadeel dat je op het laatst niet goed meer wist waar je precies naartoe ging, en dan raakte je de weg kwijt. Of erger nog: je kwam weer uit op het punt waar je begonnen was.
Toen de aftiteling in ijltempo over het scherm rolde, drukte Induma op een van de vier afstandsbedieningen die op de bank rondslingerden. De politieke zender c-span verscheen in beeld, en we waren weer terug in de werkelijkheid. Vooruitlopend op het verkiezingsdebat van donderdag zonden ze een herhaling uit van het debat in Harlem, dat ik had bekeken op de avond dat de geheime dienst mijn flatje bestormde.
Induma keek me onzeker aan, maar ik vond het niet erg om naar het debat te kijken. Ik wilde Bilton wel weer met zijn superieure houding zien fulmineren tegen het kwaad. Ik wilde wel weer zien hoe Caruthers hem verbaal aan flarden scheurde en geen spaan van hem heel liet.
Jim Lehrer zat met een neutraal gezicht achter zijn tafel, zonder met zijn poppenogen te knipperen. ‘Senator, mijn vraag aan u is tweeledig. Vroeger hebt u zich herhaaldelijk voor de doodstraf uitgesproken, en nu bent u tegen. Mijn eerste vraag is: als June Caruthers zou worden verkracht en vermoord, zou u dan willen dat de dader de doodstraf kreeg?’
‘Ah,’ zei Caruthers, ‘het bekende morele dilemma.’
‘Laat me ook de tweede vraag meteen stellen, senator: vanwaar de ommezwaai in uw standpunt?’
Caruthers’ groene ogen begonnen te glimmen. ‘Als mijn vrouw verkracht en vermoord zou worden, zou ik de dader het liefst eigenhandig z’n ingewanden uitrukken. Maar in onze beschaving is het niet aan de familie van het slachtoffer om de straf uit te delen. Stel je voor, zeg. Om vooruit te lopen op uw tweede vraag, zonder dat we het überhaupt nog maar hébben over de morele implicaties van de doodstraf, wil ik opmerken dat het zo langzamerhand bekend is dat het niet effectief is, dat het gebaseerd is op vooroordelen, en dat het ongelofelijk duur is. Daar ben ik steeds meer van overtuigd geraakt. En het klopt dat ik in de loop van mijn lange carrière weleens van standpunt ben gewisseld. Goddank wel, zeg. Want wie van jullie wil er nu een politicus die weigert van zijn fouten te leren?’ Hij wachtte even – heel slim. ‘Ach ja, blijkbaar zesenveertig procent van de kiezers.’
Daverend gelach, hier en daar wat afkeurend gesis. De camera werd op Bilton gericht, het toonbeeld van ervaring en zelfbeheersing. Hij maakte een aantekening.
Caruthers hield zijn hoofd schuin, knikte collegiaal naar Bilton en zei: ‘De ontwikkeling van mijn politieke denkbeelden wordt door mijn opponent geregeld aangegrepen om aan te tonen dat ik besluiteloos zou zijn, of geen ruggengraat zou hebben, of wat voor negatieve termen er tegenwoordig ook maar in de mode zijn. Maar ik hoop dat ik nooit zo star word in mijn denkbeelden dat mijn geweten daardoor naar het tweede plan schuift. Je zult mij niet horen zeggen dat ik nooit fouten heb gemaakt. Misschien heb ik net genoeg fouten gemaakt om een paar andere in de toekomst te kunnen vermijden.’
Bilton boog zich naar het zwarte bolletje van zijn microfoon. ‘Senator, volgens mij hebt u zoveel fouten gemaakt dat het ondoenlijk is om ze hier allemaal op te noemen.’
Zijn medestanders begonnen opgelucht te applaudisseren, iets te enthousiast.
Induma zette het geluid af. ‘De deugdelijke bekrompenheid in een maatpak…’
Bilton bewoog zijn lippen zonder geluid te maken.
De moeder van je eigen kind van kant laten maken: hoe kon een mens daartoe in staat zijn? Zijn eigen vlees en bloed, gesmoord en op een braakliggend terrein achtergelaten.
Ik zei: ‘Ik kan me niet voorstellen dat die klootzak gaat winnen.’
‘Gaat dit over politiek?’ vroeg Induma.
‘Nee,’ zei ik, ‘dit gaat absoluut niet over politiek.’
Ik schrok wakker, op de bank, met de dekens om me heen gedraaid. In het donker, onder de tv, gloeide de tijd: 2.18 uur. In mijn slaap had ik Frank gezien, zijn voet die heen en weer schokte, het bloed dat uit zijn buik sijpelde. Toen ik mijn ademhaling onder controle probeerde te krijgen, zag ik de ramen, het gazon, de palmhouten schutting, en het donkere kanaal erachter. De woonkamer bij Induma thuis. Ik lag in de woonkamer bij Induma.
Ik wreef in mijn ogen, voelde de slapertjes. De rugzak lag bij mijn voeten. Hij was open, en ik zag het rode sieradendoosje. Ik pakte het, haalde de oorbellen met de flintertjes saffier tevoorschijn, hield ze in het vale licht en probeerde me voor te stellen hoe ze Induma zouden staan.
Ik dacht aan Frank en zijn honderden kleine beslissingen.
De trap kraakte enigszins toen ik naar boven liep. Ik bleef voor haar slaapkamerdeur staan. Duwde hem voorzichtig open.
Ze lag op haar buik te slapen en haar hoofd was van het kussen gegleden. Haar haar lag in een keurige halve cirkel op haar wang. Een vredig beeld. En toen deed ze haar ogen open en veegde met een hand langs haar lippen. De lakens ruisten toen ze overeind kwam. Met een knikje gebaarde ze dat ik verder mocht komen. Onzeker liep ik naar haar toe en bleef op een metertje afstand staan, mijn bezwete hand krampachtig om het sieradendoosje geklemd, voor haar verborgen. Ze leunde op haar ellebogen tegen de kussens achter haar, en in haar donkere ogen lag een ernstige blik. Haar glanzende haar lag op haar schouders, en ik zag bij haar sleutelbeen een ader kloppen onder haar fluwelen huid.
Ik zei: ‘Er is niets aan je wat ik niet betoverend vind.’
Ik wilde alles er in één keer uit gooien, want als ik stopte, was ik bang dat ik geen woord meer kon uitbrengen. ‘Ik weet dat ik het eerder al een keer verprutst heb. Tussen ons. Maar door alles wat er de afgelopen dagen gebeurd is, is mijn hele leven in een ander daglicht komen te staan. En nu pas zie ik wat voor leven ik leidde. Ook de negatieve kanten ervan. Ik heb er alles voor over om het weer goed te maken, en ik weet dat ik het dan anders moet aanpakken.’
De ruisende lakens toen ze overeind kwam en rechtop ging zitten. Ze zei: ‘Nick’, en toen ik de toon hoorde waarop ze mijn naam uitsprak, kromp mijn hart ineen. Ik had een droge mond en wilde liever even gaan zitten, maar dat kon niet, dus bleef ik staan op de koude houten vloer om aan te horen wat ze zou zeggen.
Ze zei: ‘Ik zal altijd van je blijven houden, Nick, maar ik ben niet meer dezelfde als vroeger. Het leven staat niet stil. Je kunt niet zomaar verdergaan bij waar je gebleven was.’
In de verte, in de buurt, hoorde ik het ingeblikte gelach van een tv die te hard aanstond. Mijn stem klonk hees. ‘Nee, maar misschien krijg je soms een nieuwe kans.’
‘Ik weet best dat je probeert open kaart met me te spelen en dat je gelooft in wat je zegt, maar hoe weet ik dat je er zo over zult blijven denken? En hoe weet je dat zelf? Er zijn zoveel dingen die je nog moet verwerken, Nick.’
Ik draaide me half om en stak het sieradendoosje in mijn achterzak. Haalde adem. ‘Hoe moet ik dat doen – dingen verwerken?’
‘Door er steeds te zijn,’ zei ze. ‘Elke dag opnieuw.’
Mijn hoofd voelde zwaar en mijn blik werd naar beneden getrokken. ‘Ik wil alleen maar dat je weet,’ zei ik, ‘dat je de moeite waard was. Je was alles waard. Ik wist alleen niet hoe ik het goed moest aanpakken.’
Emoties tekenden zich af op haar gezicht. Verdriet, maar ook nog iets anders, iets waar ze op had gewacht.
Ik nam de slaapkamer in me op waarin ik me ooit zo thuis had gevoeld. De driearmige kandelaar, hoger dan het nachtkastje. De badkamer met de lichtbruine muren, dezelfde kleur als de handdoeken, die over de rand van de badkuip met de klauwpoten hingen. Vroeger gingen we altijd in bad voordat we uitgeput en ineengestrengeld in slaap vielen.
Ik draaide me om en liep de kamer uit. Mijn voetstappen klonken zwaar op de trap. In de badkamer beneden plensde ik koud water in mijn gezicht en probeerde op adem te komen.
Aan de andere kant van de muur hoorde ik de voordeur krakend opengaan. Snel haalde ik mijn riem uit mijn broek en wikkelde de uiteinden om mijn vuisten.
Gedempte voetstappen. Die dichterbij kwamen.
Ik drukte mijn rug tegen de muur naast de deur. De deurkruk ging naar beneden en de deur ging open. Ik wilde me net op de indringer storten toen ik Alejandro in de spiegel zag.
Ik kwam tevoorschijn en liet mijn handen zakken. ‘Wat doe jij hier?’
‘Dat kan ik beter aan jou vragen.’ Hij zweeg toen hij mijn geïmproviseerde wurgkoord zag en begon in het medicijnkastje te zoeken. ‘Leuk advies had je me gegeven. Over dat afspraakje. Jij vond het misschien leuk, maar nu hebben we ruzie.’
‘Luister eens, Handro. Je mag niet… Je had me niet mogen zien. Je mag niemand vertellen dat ik hier was. Anders kan het heel gevaarlijk voor ons worden.’
‘Dus jij bent nu Ethan Hunt, hè?’ Hij begon de tune van Mission Impossible te neuriën.
Ik zei: ‘Dit is geen grapje. Als we niet uitkijken, zijn we straks allemaal dood.’
Zijn glimlach maakte plaats voor een dreigende grijns, en het verbaasde me dat hij in staat was tot zo’n harde blik. ‘Nick, ik ben opgegroeid in Boyacá. Toen ik klein was, werden er in Colombia meer moorden gepleegd dan waar ook ter wereld. Drugskartels, dea – het waren afschuwelijke tijden. Mensen steken een beschuldigende vinger uit. Mensen verdwijnen. Je hebt toch weleens van de stropdasmoorden gehoord, ja?’ Hij maakte een gebaar alsof hij zijn keel doorsneed en zijn tong door het gat trok. ‘Meestal doen ze al die moeite niet en slaan ze je kop er gewoon met een machete af.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Ik snap wat je bedoelt.’
‘Op weg naar school zie ik vrachtwagens en arbeiders. Maar ik blijf recht voor me kijken. Ik doe net of ik niks zie.’ Hij zocht in de laatjes onder de wastafel, een beetje zenuwachtig, en vond blijkbaar niet wat hij zocht. ‘Ik ga elke dag naar school. Niet alle vrienden van mij deden dat. Soms moest ik helpen als er iemand vermist werd. Soms vonden we een lijk. Soms een hoofd.’ Hij had ook in het laatste laatje gekeken en stond nu verwilderd om zich heen te kijken.
‘Wat zoek je?’ vroeg ik.
‘Mijn pillen.’
Ik pakte de handdoek die ik net gebruikt had om mijn gezicht mee af te drogen. Eronder stond een oranje potje. Ik las nog net bij een paniekaanval voordat Alejandro het potje pakte en het in zijn zak stopte. Ik zag iets in zijn ogen wat ik nooit eerder had gezien. Blijkbaar kostte het hem heel wat moeite om vrolijk en luchtig door het leven te gaan en zich in de wereld op zijn gemak te voelen.
Hij streek zijn sluike haar uit zijn ogen en pakte de rand van de deur. ‘Ik heb die hele mierda derde wereld al gezien, dus je hoeft mij niet te vertellen hoe ik me als een vriend hoor te gedragen, want zelf weet je niet eens wat dat is.’
Hij liep naar de hal, opende de voordeur en deed hem zachtjes weer dicht.
Ik bekeek mezelf in de spiegel en was niet erg blij.
Ik controleerde of Alejandro de voordeur wel achter zich op slot had gedraaid en ging daarna weer op de bank zitten. Met mijn voeten op de salontafel keek ik naar de ramen. Er zaten sloten op waarmee ze eenvoudig af te sluiten waren, met een constructie waarmee niet makkelijk geknoeid kon worden. Goede raamsloten.
In een impuls stond ik op, deed de ramen van het slot en zette ze op een kiertje. Toen ik weer zat, luisterde ik naar mijn hart, dat het maar niks vond. Maar ik liep niet terug naar het raam om het dicht te doen.
Ik keek naar de sloten en ademde de frisse lucht in, misschien wel urenlang. Het is raar wat je ’s nachts allemaal wel niet kunt horen. Aan diverse dingen merkte ik dat er water in de buurt moest zijn: libelles zoemden door de lucht, krekels tjirpten, en ik rook de mossige geur van stilstaand water. Ik zag de bewegende schaduwen van de Tibetaanse gebedsvlaggetjes die aan het dak waren vastgemaakt.
Ik durfde mijn ogen eerst niet dicht te doen. De sloten leken me te roepen, bedelden om aandacht, maar ik reageerde er niet op. Hun gesmeek werd dwingender en groeide uit tot een bozig, aanhoudend gebonk in mijn hoofd, maar ik gaf geen krimp.
Veiligheid is belangrijk. Maar misschien is comfort ook belangrijk.
Honderden kleine beslissingen.
Ergens tegen de ochtend viel ik in slaap.