7

Een paar gele politielinten waren lukraak voor de deuropening gespannen, een spinnenweb zonder doel. Mijn voordeur lag in de woonkamer, te midden van de ravage. Ik bleef even in de hal staan en staarde naar de troep. Ik droeg een T -shirt met i love la erop, en een ruimzittende joggingbroek, gekocht in de cadeauwinkel van het ziekenhuis. Mijn hoofd bonkte – waardoor ik de snee in mijn wang extra voelde – en ik vond dat de hal belachelijk fel verlicht werd. Ik had een bittere smaak in mijn mond, alsof ik de schil van een of andere vrucht had opgegeten. Ik had er zo naar uitgekeken om weer naar huis te gaan dat ik er niet bij stil had gestaan wat voor bende ik daar zou aantreffen.

Ik stapte tussen de linten door, pakte de deur en zette die voorzichtig voor de deuropening. Daarna ging ik de kamers door en inspecteerde de raamsloten. Vreemd, ik weet het, gezien het feit dat de deur los tegen de deurpost stond, maar oude gewoontes zijn nu eenmaal moeilijk te doorbreken. Ik deed alle jaloezieën naar beneden en liet mijn blik door de woning gaan. Bij thuiskomst keek ik meestal of alles nog op zijn plaats stond – ook zo’n gewoonte – maar dat had nu weinig zin. Ze hadden alle laatjes omgekeerd. Mijn boeken, bankafschriften en papieren waren doorzocht en zonder pardon op de grond gegooid.

De tv stond op het kleed. Ze hadden de oude hutkoffer van Frank op z’n kop gezet, met het deksel open, als een gapende muil, en de inhoud door de slaapkamer gekeild. Ik had die spullen al jaren niet meer bekeken. Mijn eerste honkbalbeker, aan de voet afgebroken. De eerste keer dat de Punisher in Spiderman voorkwam. Mijn vader, nog steeds met een sigaret in zijn hand, en nog steeds met een brede glimlach in de camera kijkend. Al die spullen stonden zo sterk in mijn geheugen gegrift dat het net een déjà vu was om ze weer te zien. Maar op de een of andere manier leken ze ook veranderd, van mindere waarde. De beker glansde niet meer zoals vroeger. De honkbalplaatjes leken vergeeld. Mijn vader glimlachte niet meer zo ontspannen als in mijn herinnering en straalde iets hooghartigs uit.

Callies schetsen waren op het Ikea-bureautje terechtgekomen. De veranda achter Franks huis. Een peer op onze bekraste keukentafel. Het verleden kwam bij me boven, net zo snel en intens als de geur van pasgemaaid gras op het honkbalveld. Ik rolde de tekening van Frank open en ging ermee op de grond zitten, in kleermakerszit. Ik was bijna vergeten hoe goed Callie was. Ze had Franks lippen aangezet en had hem wat betreft zijn neus het voordeel van de twijfel gegund. Ze had hem in zijn gezicht niet knapper gemaakt, maar misschien wel iets verfijnder. En toch waren de rimpels in zijn gezicht perfect getroffen, en de diepte en de alerte blik in die donkere pupillen.

Een beeld drong zich op: ik die dat gezicht in mijn handen hield, en zijn trillende lijf, waar alle kracht uit weggleed. De helft van mijn leven had ik geprobeerd dat ene verschrikkelijke moment en de gevolgen ervan te ontvluchten.

Door de pijn in mijn knieën belandde ik weer in de chaos van het heden. Kussenvulling van de bank in plukken op de grond, de sleutel in mijn schoen, het houtskoolportret van Frank op mijn knieën. Toen ik het zuur in mijn maag voelde branden, wist ik weer waarom ik die tekening in de hutkoffer had bewaard, en waarom ik die altijd dicht had gehouden. Ik rolde de tekening op en stopte hem weg, samen met de andere spullen. Daarna zette ik de tv op de hutkoffer, alsof ik bang was dat het deksel zou openspringen, als in een horrorfilm.

Mijn onrust kwam als een jeukend gevoel tot leven. Ik pakte de afstandsbediening, in de hoop dat ik me met geluiden op de achtergrond wat minder eenzaam zou voelen. Op het beeldscherm verscheen een reclamespotje van de herverkiezingscampagne van Bilton, met inspirerende symfoniemuziek. De grote baas himself, uitgedost in een trui en een kakibroek, voor zijn bureau in het Oval Office, met zijn liefje van de middelbare school aan zijn zij, omringd door drie generaties Bilton – volwassen kinderen, kleinkinderen van de computergeneratie, en een paar brabbelende achterkleinkinderen. ‘Senator Caruthers heeft verklaard dat gezinswaarden hem niets zeggen. Wilt u iemand in het Witte Huis die met trots zulke dingen verkondigt?’

Drie zenders verder zag ik Wile E. Coyote aan de rand van een afgrond staan, op het punt een verkeerde inschatting te maken.

Ik haalde diep adem en bedacht wat me te doen stond. Ik was vanmorgen een toelatingsgesprek misgelopen, wat een slechte zaak was, gezien het feit dat ik daardoor bij mijn ex-vriendin in het krijt stond omdat zij die afspraak voor me geregeld had. Induma, die nog computerprogrammeur was toen we met elkaar gingen, had zelfontworpen opslagsoftware verkocht aan ibm of Oracle, voor belachelijk veel geld, plus aandelen, die achteraf nog meer waard bleken dan het geld. Nu werkte ze parttime als computergoeroe en troubleshooter, en hielp ze de honderden bedrijven en instellingen die haar programma’s gebruikten, waaronder Pepperdine, de universiteit die een gecombineerde opleiding bestuurskunde en rechten aanbood, iets wat ik al een tijdje wilde gaan doen.

In de afgelopen acht jaar had ik me opgewerkt van soepopschepper voor daklozen tot mededirecteur van een overkoepelende liefdadigheidsorganisatie die de diverse hulpprogramma’s voor daklozen in LA financieel ondersteunde. Nu ik vijfendertig was, had ik besloten dat ik toe was aan iets groters. Vorige week had ik mijn baan opgezegd, had ik mijn mogelijkheden op een rijtje gezet en was ik me gaan voorbereiden op het standaardtoelatingsexamen van Pepperdine. En Induma had een oriënterend gesprek voor me geregeld met iemand van de toelatingscommissie. Ik wilde mijn kansen niet verknallen, maar bovenal wilde ik haar niet in een slecht daglicht stellen.

Ik besloot haar op te bellen en pakte mijn draadloze telefoon. Toen er een huivering over mijn armen gleed, wierp ik het toestel van me af. Onder in de kleerkast vond ik de inhoud van de gereedschapkist die ze hadden leeggegooid, en met een schroevendraaier wrikte ik de telefoon open en haalde er het geperforeerde schijfje uit. Geen C-4. En ze hadden er geen zendertje in verstopt, maar van Law & Order wist ik dat ze tegenwoordig ook gesprekken konden afluisteren via externe kabelkasten. Ik besloot op safe te spelen en legde het toestel in gedemonteerde staat op het aanrecht.

Ik liep naar de badkamer, ging op de rand van de badkuip zitten en wriemelde de sleutel uit de hak van mijn schoen. Koper, zoals ik me dat herinnerde. Dikker dan een huissleutel. Aan één kant stond, in cijfers van verschillende grootte: 229. Op de andere kant stond: us gov’t, unlawful to duplicate . Verboden na te maken.

Een kamer in het kantoorgebouw van de geheime dienst? Een kluis van de overheid? Een safe van een bank?

Ik schrok toen er op de deur werd geklopt. Toen ik ging staan, hoorde ik een knal die de vloer deed trillen. Gehaast propte ik de sleutel terug in het luchtkussentje van mijn schoen en liep snel terug naar de slaapkamer. Een jongeman met rossig haar, begin twintig, stond in een ongemakkelijke houding, voorovergebogen, en tuurde met een verontschuldigende blik de kamer in, zijn vuist nog in de lucht, op de plek waar hij had aangeklopt. Zijn huid was bijna net zo wit als het overhemd dat hij aanhad, en hij droeg een rood paisley-vlinderdasje. De voordeur lag plat op de grond, bijna tegen de drempel aan. We keken elkaar verschrikt aan. Waarschijnlijk kwam ik over als een idioot of een schizofreen, met mijn joggingbroek, mijn goedkope T -shirt en mijn van vermoeidheid starende blik.

‘Eh… neemt u me niet kwalijk. Meneer Horrigan?’

‘Zeg maar Nick.’

‘Ik ben Alan Lambrose. Een van de medewerkers van senator Caruthers. De senator is gisteravond laat in de stad gearriveerd, na het debat, en hij zou je graag hoogstpersoonlijk bedanken.’

‘Is dat een echt vlinderstrikje?’

‘Ja. Het hoort zo’n beetje bij me. Ik ben de assistent met het vlinderstrikje.’ Hij lachte breeduit en wapperde met een hand in de richting van de hal. ‘We kunnen ook naar de auto gaan, als je dat oké vindt.’

Ik liep de woonkamer in, in mijn flitsende joggingbroek met Aztekenprint, en gebaarde om me heen. ‘Geen goed moment.’

‘Kunnen we je misschien ergens mee helpen?’

‘Ja. Mijn deur moet gerepareerd worden.’

‘Komt voor elkaar. En we zullen de schade aan de inboedel ook vergoeden.’

‘Hoor eens,’ zei ik. ‘Ik snap het best, hoor. Iedereen probeert natuurlijk een graantje mee te pikken en wil graag met mij op de foto, met mij gezien worden.’

‘Iedereen?’

‘Iedere presidentskandidaat.’

Alans bleke lippen versmalden zich. Hij leek een glimlach te willen onderdrukken, de eerste scheur in zijn stuntelige imago. ‘Ik zal open kaart met je spelen,’ zei hij. ‘We zullen niet ontkennen dat we blij waren toen je niet op Biltons telefoontje wilde wachten.’

‘Hoe weet je dat? Heb je dat van Wydell?’

‘Ik ken geen Wydell, maar ik weet wel dat de hele geheime dienst ervan op de hoogte was, nog voor je uit het ziekenhuis ontslagen werd.’

Dat vond ik vreemd, en ik vroeg me af hoe ver de macht van Caruthers reikte. ‘Ik dacht dat ze bij de geheime dienst altijd zo discreet waren,’ zei ik voorzichtig.

‘We leven nu in een andere tijd, denk ik,’ zei Alan. ‘Alles draait tegenwoordig om de politiek en zo.’

‘Precies,’ zei ik. ‘Nou, bedank senator Caruthers maar voor het aanbod, en zeg maar dat ik de beker deze keer aan mij voorbij laat gaan. Want ik wil eerst eens goed bedenken wat ik met deze woning aan moet.’ Ik hoopte dat ik niet zo hulpeloos klonk als ik me voelde.

‘Ik hoop niet dat ik je al te zeer gestoord heb.’ Alan trok zich terug.

Ik probeerde wat vulling in de bank terug te proppen, maar dat bleek een frustrerende bezigheid. Ik wilde iets in zijn oorspronkelijke staat terugbrengen, ook al was het maar een kussen. Maar hoe meer ik mijn best deed, hoe verder de bekleding scheurde en uitrekte, en na een poosje gaf ik het op en ging op de grond zitten, wijdbeens, ontmoedigd.

Toen ik opkeek, stond Alan weer in de deuropening en liet zijn mobieltje in zijn zak glijden. ‘De senator heeft me verteld dat het ontzettend stom van me was om dit vanuit de politieke hoek te benaderen. Hij zei dat hij niet van plan was om de ontmoeting met jou wereldkundig te maken. Hij wil je alleen even spreken omdat hij je stiefvader zo bewonderde.’

Ik probeerde kritisch te blijven. Maar ik kon me nog herinneren dat Frank altijd de mond vol had van Caruthers. ‘Mag ik dan nog eerst even douchen?’

‘Sorry, maar de senator heeft vandaag een tamelijk volle agenda.’

Hij draaide zich beleefd om toen ik andere kleren aantrok. Ik hield het i love la -shirt aan, maar verwisselde de joggingbroek voor jeans.

‘Voorzichtig.’ Hij hield het politielint voor me omhoog zodat ik er gemakkelijker onderdoor kon, als een bokser die de ring betreedt.

Ik liep achter hem aan, op weg om de aanstaande president van de Verenigde Staten te ontmoeten.

Toen we op de lift stonden te wachten, legde Alan een hand op mijn schouder. ‘Blijkbaar sta je niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Ik zou graag weten hoe dat zit, als je het niet erg vindt.’

‘Dat vind ik wel erg,’ zei ik. In één klap ging ik zeventien jaar terug in de tijd.

Dat vond ik inderdaad wel erg.

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml