26
Steves haar was nog nat van het douchen, en op zijn wang zat een rode, opgezwollen, vormeloze vlek. Hij schoof naast Callie op de bank heen en weer. ‘Nu we allemaal weer vriendjes zijn,’ zei hij, ‘kun je ons misschien vertellen wat er in ’s hemelsnaam aan de hand is.’
Dat deed ik. Ik vertelde alles, van mijn vlucht naar Alaska tot aan de Stem in het Donker. Ik kwam niet soepel of gemakkelijk uit mijn woorden, maar het lukte me toch. Callie onderbrak me herhaaldelijk met vragen en verontwaardigd commentaar, maar dat vond ik niet erg.
Toen ik mijn verhaal had gedaan, leunde Steve met over elkaar geslagen armen achterover. ‘Ik heb wat telefoontjes gepleegd om wat feiten te checken. Over die twee mysterieuze agenten die je kwamen arresteren voor de moord op Frank Durant.’ Hij negeerde Callies verontwaardigde blik. ‘Er is helemaal niets bekend over je arrestatie. Of dat ze je vingerafdrukken hebben genomen. Dat je verhoord bent. En ook is er in de archieven niets te vinden over medewerkers of agenten van buiten het district die die avond naar het mdc zijn gegaan.’
Callie had vuurrode wangen gekregen. ‘Je hebt toch gehoord wat Nick zei? Ze hebben hem niet officieel opgepakt. Het waren een stelletje criminelen die een tiener onder druk hebben gezet.’
‘Vertel dit alsjeblieft niet verder,’ zei ik, ‘of jullie me nu geloven of niet.’
Steve zei: ‘Aan de Enquirer, bijvoorbeeld?’
‘Aan die collega’s van je bij de swat , wanneer je uitlegt hoe je aan die blauwe plek komt.’
Callie, die scheef op de bank zat, knipperde een paar keer met haar ogen om haar gedachten te ordenen. ‘Dus je bent teruggekomen voor nog meer foto’s van Charlie?’
‘Of andere dingen waarmee hij iets te maken had of waaruit ik zou kunnen opmaken wie hij was.’ Ik zette de doos neer, ontmoedigd. De meeste foto’s waren kromgetrokken, en sommige zaten vol kreukels door het vocht dat er buiten in was getrokken. Ik had ze meteen bekeken toen ik de doos had opgehaald, maar er was verder geen foto van Charlie bij. ‘Als hij in het leger zat, is de kans klein dat je hem kende, en ik weet verder niet wie me iets over hem zou kunnen vertellen.’
Callie trok een grimas. ‘Klopt, de maatjes van Frank uit de oorlog kende ik helemaal niet. Je weet zelf hoe weinig hij daar altijd over losliet. Gesloten als een oester.’
Ik haalde de enige foto uit mijn zak die ik van Charlie had en gaf die aan haar. Ze keek er fronsend naar, hield hem met gestrekte arm voor zich, een nieuw maniertje van haar. Of in elk geval nieuw voor mij. ‘Wacht,’ zei ze. ‘O ja, natuurlijk. Dit is iemand die Frank uit zijn diensttijd kende.’
Verrast boog ik me naar haar toe. ‘Dus je hebt hem weleens ontmoet?’
Ze keek me verbaasd aan. ‘Natuurlijk heb ik hem weleens ontmoet.’
‘Hoezo “natuurlijk”? Net zei je nog dat je Franks vrienden uit zijn diensttijd niet kende.’
‘Nee,’ zei Callie. ‘Niet uit de tijd dat hij nog in dienst zat, maar de gehéíme dienst.’
Steve draaide zijn hoofd met een ruk naar haar om. Het duurde even voor ik mijn stem weer kon gebruiken. ‘Zat Charlie bij de geheime dienst?’
‘Ja, hoor. Zeker weten. Charlie. We zijn hem weleens bij een paar gelegenheden tegengekomen. En hij is ook een paar keer bij ons thuis geweest. We zijn zelfs een keer bij hem wezen barbecueën.’
‘Hoe heet hij van zijn achternaam?’
‘Jackson? Johnson? Weet ik niet meer.’
‘Dus hij was een van Franks maatjes?’
‘Een collega. Ik weet niet of ze nou zo goed bevriend waren, maar je weet hoe agenten zijn. De onderlinge band.’
Ik dacht terug aan de wanhoop in Charlies ogen, waarin de glans van het wateroppervlak van het bassin was weerspiegeld. Ik vertrouwde Frank. Ik vertrouwde hem door en door. Gezien de tatoeage was ik ervan uitgegaan dat ze samen in het leger hadden gezeten, maar als je bij de geheime dienst zat, liep je natuurlijk ook risico’s. En blijkbaar lagen de problemen daar ook op de loer.
Ik vroeg: ‘Heeft Frank nooit laten vallen dat ze samen in Vietnam hebben gezeten?’
‘Nee, volgens mij niet. Of het moet me ontschoten zijn. Maar je weet hoe Frank was. Dat hoeft dus niks te betekenen. Dat wil nog niet meteen zeggen dat het een geheim was.’
‘Vind je dat niet erg toevallig? Twee jongens uit hetzelfde peloton die allebei bij de geheime dienst terechtkomen?’
Callie keek me aan met een blik waarmee ze Frank vroeger ook wel aankeek.
Steve zei: ‘De geheime dienst heeft na de oorlog flink in het leger geronseld. De cia , de Marshals, de fbi deden dat ook. Veel militairen werden door dezelfde mensen dezelfde kant op geleid, stuurden elkaar hun cv’s toe. We probeerden elkaar gewoon te helpen.’ Hij keek naar zijn gevouwen handen; hij had dat ‘we’ liever niet gezegd waar ik bij was.
‘Wanneer werkten ze dan samen?’ vroeg ik.
‘Tot aan het eind,’ zei Callie.
Die zin bleef een moment in de lucht hangen, tot ik vroeg: ‘Wat wist je eigenlijk van Charlie?’
‘Eigenlijk niks.’
‘Mensen kunnen zich altijd meer herinneren dan ze aanvankelijk denken.’ Steves interesse leek gewekt te zijn, ondanks zichzelf. ‘Denk eens aan die keer dat je bij hem thuis bent geweest.’
‘O – hij had een zoon,’ zei Callie. ‘Een knul met problemen. Drugs, denk ik. Een paar jaar ouder dan jij, Nicky.’
‘Leken ze op elkaar? Dezelfde mond?’
‘Dat weet ik niet meer. Wel dat hij zo chagrijnig overkwam. Charlie was zelf ook niet zo van rozengeur en maneschijn.’
‘Was hij getrouwd?’ vroegen Steve en ik tegelijk.
‘Hij lag in scheiding. Misschien verliep dat wat stroef. Vlak voordat Frank werd vermoord, heeft hij er een paar keer met hem over gepraat, tot diep in de nacht.’
‘Kwam hij bij jullie thuis?’ vroeg ik.
‘Telefoon.’
Steves kaak verstrakte, en we keken elkaar aan. Gesprekken tot diep in de nacht, en daarna had Frank een kogel in zijn lijf gekregen. Het duurde even voor ik de moed kon opbrengen haar te vragen: ‘Denk je dat het mogelijk is dat Frank bij een smerig zaakje betrokken is geraakt?’
‘Absoluut niet,’ zei Callie.
Ik zag dat Steve zijn mond in een sceptische grimas trok, maar ook dat er een liefdevolle blik in zijn ogen lag.
Fel zei Callie tegen me: ‘Dat geloof jij toch ook niet?’
‘Nee,’ zei ik zachtjes. ‘Dat klopt. Maar het is een raar zaakje. Er zijn aanwijzingen die in de richting van Caruthers wijzen. Je weet hoe Frank tegenover hem stond. En nu blijkt Charlie dus ook voor Caruthers te hebben gewerkt. En dat dat juist nu boven water komt, vlak voor de verkiezingen…’
‘Hoe weet je zo zeker dat Bilton hier niet achter zit?’ vroeg Callie. ‘Dat lijkt me er meer de man naar om zoiets te doen. Bilton is degene die er na dat incident in San Onofre in de opiniepeilingen op vooruit is gegaan.’
Ik zei: ‘Tussen Bilton en Frank bestond geen enkele connectie. En ook niet tussen Bilton en Charlie. Zeventien jaar geleden ook niet.’
Callie zei: ‘Ik zou nog eerder geloven dat de complete geheime dienst niet deugde dan dat Frank niet deugde.’
Ik had het gevoel dat ik iets was kwijtgeraakt, alsof ik iets kostbaars had verloren door de kwestie aan te snijden. Ze had gezegd dat ik blind was geweest, en ik vroeg me af wat de prijs was die zij en ik daarvoor betaald hadden. Als het beeld dat we van Frank hadden niet meer klopte, wat klopte er dan nog meer niet? Misschien wel alles in de afgelopen zeventien jaar.
Ik stak de foto in mijn zak en stond op. ‘Bedankt. En nogmaals sorry voor alles.’
Callie kwam zenuwachtig overeind. ‘Misschien kunnen we elkaar nog eens een keertje zien als… als de rust is weergekeerd. Em vindt je heel aardig.’
‘Daar heb ik anders niks van gemerkt,’ zei ik.
Steve zei: ‘Ik wil hem niet in de buurt van mijn dochter hebben.’
Callie keek hem woedend aan. ‘Dan ontvang ik mijn zoon wel als ze er niet is. Zo moeilijk moet dat niet zijn, want ze is toch al het liefst bij haar moeder.’ Ze keek in mijn richting, enigszins wanhopig, en ik voelde de oude angsten weer bovenkomen. Contact betekende sporen en bewijsmateriaal en auto’s met gedoofde lichten. En dan een telefoontje. Zweet prikte in de schrammen in mijn nek. Callie keek me nog steeds aan en leek niet goed te weten wat ze moest zeggen. ‘Misschien kunnen we samen gaan koken of zo.’
‘Ik kook niet,’ zei ik, zo vriendelijk mogelijk.
Callie produceerde een geluidje dat van achter uit haar keel kwam, en daarna lieten ze me uit. Ik was blij dat ik de auto een paar straten verderop had geparkeerd, zodat ik even een frisse neus kon halen.
Zenuwachtig bleef ik in de deuropening staan, en met een stuntelig gebaar omhelsde ik mijn moeder. Ze gaf me een knuffel, en toen lieten we elkaar los en bleven nog een ogenblik bij elkaar staan. We wisten allebei niet goed wat we moesten doen.
Ik stak mijn hand uit naar Steve, maar hij keek me dreigend aan. ‘Als de helft van je verhaal klopt, heb je nog een hele inhaalslag met de waarheid te maken. En ik heb vernomen dat je nog nooit iets in je leven hebt afgemaakt.’
Motten fladderden om de buitenlamp en tikten tegen het glas. ‘Misschien dit wel.’
‘Wat?’
‘Misschien maak ik dit wel af.’
Ik hoorde ze op gedempte toon ruziemaken toen ik het pad af liep. De foto van Frank en Charlie zat veilig in mijn achterzak.