33

Ik kwam bij kennis toen het middaglicht door het rondlopende raam viel, achter in de woonkamer. Onmiddellijk kwam er in mijn wang een pulserende pijn tot leven. Op de salontafel, vlak bij mijn gezicht, lagen vierkante stukken gaas, verfrommeld, vol donkere stukken bloed. Mesjes van diverse afmetingen, met donkere vlekken op de punt. Een slakom met roze water erin. Een stuk van een bladzijde uit de Vanity Fair, niet opgevouwen, met witte vlokken op de jurk van Nicole Kidman. Handdoeken en nog meer handdoeken. En ook, triomfantelijk op een chic metalen bonbonschaaltje: het stukje bot van Charlie Jackman.

Een dreunende pijn in mijn hoofd. Vieze smaak in mijn droge mond. Een verdoofd gevoel links in mijn lijf, als een dood gewicht. Een halve meter boven mijn gezicht, bungelend aan het gebogen roestvrijstalen frame, hing een grote lampenkap, alsof ik bij de tandarts was. Ik lag op de bank. Ik tilde mijn bonkende hoofd iets op, voorzichtig, om het niet aan de lamp te stoten, en keek om me heen. Induma lag tussen mij en de rugleuning van de bank in, met haar gezicht op mijn blote bovenlijf. Ze gleed door mijn beweging iets naar voren, zodat haar mond scheef ging hangen. Homer zat in een hoekje onderuitgezakt op de grond. Zijn behaarde buik piepte tussen de openvallende badjas door, als een dier dat zijn kop boven de waterspiegel uitstak. Het was alsof er een heftig SM-feestje had plaatsgevonden.

Ik glipte onder Induma uit, waarna ze onmiddellijk op de vrijgekomen plek ging liggen. Waar ze tegen me aan had gelegen, was mijn lijf rood geworden. Ik voelde mijn lichaam prikken op de plaatsen waar het eerst gevoelloos was geweest. Ik had dat verdoofde gevoel dus niet gekregen doordat er een chirurgische fout was gemaakt.

Ik kwam moeizaam overeind, licht in het hoofd, en de geïmproviseerde operatiebenodigdheden golfden in mijn blikveld, als in een tekenfilm wanneer iemand zich iets herinnert. Door de zilverkleurige en rode vlekken die voor mijn ogen dansten, kwamen er beelden van de vorige avond bij me boven: het mes dat diep in mijn huid drong, een herinnering die bijna net zo tastbaar leek als de stukjes kots die ik achter in mijn keel voelde. Het was afschuwelijk geweest, en de cocaïne had zijn reputatie niet waargemaakt. Ondanks de volledige inzet van Homer was het een eindeloos gedoe geweest, een zich voortslepende marteling om de botsplinter uit mijn wang te krijgen. Het geschraap van stalen punten tegen botten. Pas toen het buiten al licht begon te worden, kreeg Homer het stukje bot van Charlie te pakken. Induma was van uitputting en opluchting in huilen uitgebarsten.

De digitale videocamera stond nog steeds op het statief, maar het rode lampje brandde niet meer. Aan het eind van de doorlopende, gruwelijke opname, waar Hitchcock trots op zou zijn geweest, had Induma het bebloede stukje bot met een pincet voor de lens vastgehouden om te laten zien dat dit het botje was dat in mijn wang had gezeten. Ze had de mpeg beveiligd en opgeslagen, plus de ingescande kopieën van de echo en het paterniteitsonderzoek, en dat alles naar een beveiligde server gestuurd.

Omdat ik benieuwd was of er verder al iets bekend was over Baby Everett, keek ik op mijn mobieltje, maar Steve had nog niets van zich laten horen. Wankel liep ik langs het statief naar de badkamer. Ik schrok me wezenloos toen ik in de spiegel keek, maar nadat ik mijn gezicht met een handdoek en warm water had schoongedept, was het meeste van het donkere geronnen bloed wel verdwenen. De wond was angstwekkend diep, maar niet erg groot: in doorsnee iets groter dan een kogel. Ik nam twee extra sterke paracetamoltabletten, plus vier Ibuprofens, vond in een keukenkastje een ehbo -trommeltje en dekte de wond af met een ronde pleister, waardoor mijn gezicht er weer wat normaler uit kwam te zien, afgezien van de door pijn vertrokken grimas.

Waarschijnlijk had ik Induma en Homer gewekt door het geluid dat ik in de keuken had gemaakt, want toen ik terugkwam, zaten ze rechtop en keken met knipperende ogen naar elkaar, als twee bekenden die allebei een kater hadden en zich niet konden herinneren of ze de vorige avond nou wel of niet met elkaar naar bed waren geweest. Achter de getinte ramen fietsten jongeren langs met een surfplank onder de arm. Zorgeloos LA op een vrije zondagmiddag.

‘Hoe laat is het?’ zei Induma met een kraakstem.

‘Bijna vijf uur.’

Homer kwam moeizaam overeind, waggelde naar de bar en schonk zichzelf een Johnnie Walker Blue Label in. Hij sloeg het glas in één teug achterover, wreef in zijn ogen en schudde zijn hoofd. De badjas hing nu helemaal open, maar dat leek niemand te deren.

‘Ik ga me aankleden,’ zei hij, en hij verdween met onzekere tred in de andere kamer om zijn kleren te zoeken.

Induma en ik keken elkaar zwijgend aan. Er speelde een kwajongensachtig lachje om haar mond, alsof ze wilde zeggen: wat hebben we vannacht een stunt uitgehaald, hè? We bleven naar elkaar kijken en verkneukelden ons in ons gemeenschappelijke geheim, als twee bloedbroeders die een binnenpretje deelden. Juist door het niet te benoemen was het sterker, zij en ik in de onvolledige stilte, net als toen Callie en ik op de veranda achter Franks huis zaten, met de motten en het goudkleurige schijnsel van de buitenverlichting, Callie met haar ijsthee, bezig met een houtskooltekening, terwijl ik toekeek, me er godzijdank niet van bewust dat ik me daarna nooit meer zo gelukkig zou voelen.

Homer kwam na een hele tijd terug. De roze badjas stak hier en daar onder zijn ongewassen kleding uit. Waarschijnlijk had Induma hem toch al afgedankt. Ik trok een shirt aan om Homer uit te laten en pakte Charlies rugzak, want die wilde ik onder geen beding uit het oog verliezen.

Homer sloeg nog een glas whisky achterover en bukte zich om de hand van Induma te kussen. Toen we buiten stonden, draaide hij zijn gezicht naar de zon toe.

Ik zei: ‘Ik zou je graag met de auto brengen, maar het lijkt me beter om me niet te veel op straat te vertonen. Ik kan je wel wat geld voor de bus geven.’ Ik haalde vijf honderdjes uit de rugzak en gaf die aan hem.

Hij haalde opgelucht adem, en zijn schouders ontspanden zich. ‘Ik dacht echt even dat je me inderdaad alleen maar geld voor de bus wilde geven.’ Hij wreef de bankbiljetten als gouden munten tegen elkaar aan.

Ik voelde een grote genegenheid voor hem, door wat we samen hadden doorstaan, en ik zei: ‘Hoor eens, je mag best weten dat ik ervan op de hoogte ben. Van vroeger – over je vrouw en je kinderen en zo. Ik vind het heel naar voor je.’

Hij keek me verbijsterd aan, en ik zag zijn kaak onder die verwarde baard van hem bewegen. ‘Ik ben nooit getrouwd geweest.’

‘Maakt niet uit. Ik ben er bij toeval achter gekomen. Dat je vroeger tandarts bent geweest en dat je toen aan de drank bent geraakt en alles achter je hebt gelaten.’

‘Tandarts? Waar heb je het over, Nick? Ik was vroeger vertegenwoordiger in schoensmeer.’

Hoofdschuddend stopte hij het geld in zijn zak en liet me volkomen sprakeloos op de stoep voor het huis van Induma achter.

Induma lachte nog steeds. ‘Dus je bent door een dronken voormalige vertegenwoordiger in schoensmeer onder handen genomen?’

‘Verkeerde informatie. Dat kan de beste overkomen. Bovendien was ik toen high van de cocaïne. Dus mijn beoordelingsvermogen was enigszins aangetast.’

‘Daar had je deze week dan wel vaker last van. Eerst speldt die vrouw je maar wat over Homer op je mouw, en daarna komt ze met dat sterke verhaal over “Godfather is bij Vuurvogel”.’

‘Dat krijg je als je betrokken raakt bij een complot van de regering. Dat kan je lelijk opbreken.’

‘Nou maar hopen dat ze je de volgende keer de geheime handdruk leert.’

‘Daar kan ik natuurlijk heel makkelijk een grap over maken, maar dat doe ik niet.’

‘Aha. Ridderlijke discretie bestaat dus toch nog.’

Ik zat op een kruk, Induma stond tegen de bar geleund. Zoals vroeger. Nadat we gedoucht hadden, hadden we de woonkamer opgeruimd. Daarna, toen we merkten dat we een ontzettende honger hadden, maakte ze snel wat vadai klaar, die ik tot haar misnoegen omschreef als Indiase falafel. Nu zaten we allebei achter een kop thee.

Ze volgde mijn blik naar de botsplinter van Charlie, die nu in een afgesloten plastic zakje op het barretje lag, naast de chutney. Ik zei: ‘Ik vraag me af van welk bot dat afkomstig is.’

‘Van het sacro-iliacale gewricht, zou ik zeggen. Ik zal het zo meteen navragen. Is dat alles wat je wilt weten, of moet ik ook nog een dna -onderzoek laten doen?’

Ik kon een grijns niet onderdrukken. We dronken nog een kop thee, genoten van de warmte van de zon die de kamer in scheen en probeerden het onvermijdelijke moment zo lang mogelijk uit te stellen. ‘Dat is wel handig, als ze toch bezig zijn.’

‘Oké. Het duurt wel twee dagen. En nee, sneller gaat het echt niet.’

‘Schatje, ik neem de Jag.’ Ik vond het een heel behoorlijke imitatie van Alejandro. ‘Ik zal hem voor een beurt naar de garage brengen.’

Ze snoof misprijzend. ‘Zo ben je net Ricky Ricardo. Waar ga je heen?’

‘Ik wil kijken of ik degene kan afschudden die ik achter me aan krijg.’

‘Als je maar geen cocaïne in het dashboardkastje achterlaat. Daar begin ik me zo langzamerhand aan te ergeren.’ Ze deed een stap achteruit. ‘Ik ga me verkleden, want Handro neemt me vanavond mee uit.’

‘Ach ja. Jullie hebben iets te vieren.’ Ik vouwde mijn handen om de warme mok en tuurde in de thee, alsof er iets fascinerends in te zien was. ‘Hij boft maar.’

‘Klopt,’ zei ze. ‘Inderdaad.’

Ik keek hoe ze naar boven liep.

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml