19

 

 

Vanaf de plek waar zij lag, leek de wereld door de getinte ramen ver weg. De dag was van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds hetzelfde, maar de avond kwam sneller en een halfuur lang lichtte de grauwheid op en voordat het buiten zwart werd, sneed het dalende licht haar kamer binnen en brandde op de muur, slechts eventjes; het vlamde op en verdween vervolgens spoorloos in het behang. Op die manier waren de avonden mooi. Aneta Djanali begon zich weer heel te voelen. Ze kwamen steeds minder vaak voor, de lange uren in droomtoestand, de uren dat ze als het ware haar dromen in en uit wandelde. Ze begon naar stemmen te verlangen. Ze luisterde naar de schoonmaakster die een spannend mengsel van talen sprak.

 

Ze zat in bed en Winter zat ernaast. Ze wees op de muur en mompelde iets.

“Ja, het is mooi”, zei Winter.

Ze knikte en wees naar de draagbare cd-speler die naast haar op bed lag. Winter haalde een zakje uit zijn binnenzak.

“Het was het laatste exemplaar dat ze bij de cd-winkel hadden”, zei Winter. “Ze hadden die Dylan-cd die je had opgeschreven niet, dus ik ben maar zo vrij geweest om een cd te kopen van een nieuwe groep die iets bijzonders heeft.”

Aneta Djanali haalde London Calling uit het zakje en keek Winter vragend aan.

“Uh Esj?” zei ze.

“Ja. The Clash.”

“Ie-e oeh?”

“Nieuwe groep? Is het geen nieuwe groep?” vroeg Winter glimlachend.

Aneta Djanali schreef 1979! op een blocnote die naast haar lag en reikte hem Winter aan.

“De tijd gaat snel”, zei hij, “maar voor mij is het nieuw. Macdonald kwam met die tip, nee, hij stuurde zelfs een cd op. Hij zal wel gedacht hebben dat wij hier tussen de gletsjers dat soort dingen niet hebben.”

Terwijl hij sprak, stopte Aneta Djanali de cd in de speler, drukte op start en zette de koptelefoon op, London calling to the underworld , ze bewoog haar lichaam op de muziek heen en weer en sloeg het ritme met haar vuist op de deken om Winter te laten zien dat ze begreep hoe goed het was en hoe blij ze was dat ze hier kon zitten genieten van alles wat ze eeuwen geleden achter zich had gelaten. Als Erik haar plaagde, verborg hij dat goed. Maar ze dacht niet dat hij haar plaagde. Hij had de rockmuziek ontdekt en als dat zo was, waarom dan niet The Clash? Verder zou hij niet komen, dacht ze met het volume ver open. London calling to the zombies of death , stof genoeg voor een hoofdinspecteur met gevoel voor weemoed en angst, a nuclear error but I have no fear .

Heb je ook nog andere nummers van de cd gehoord? schreef ze op de blocnote.

“Nog niet”, zei Winter. “Het eerste analyseer je niet zo snel.”

Er is ook een nummer dat Jimmy Jazz heet , schreef Aneta Djanali.

“O?” zei Winter. “Laat eens zien.”

Ze gaf hem de cd en schreef: Dat is vast wat voor je . Ze gaf Winter de koptelefoon aan en Winter luisterde.

“Dat is geen jazz”, zei hij en Aneta Djanali greep de bedrand stevig vast zodat haar gefixeerde kaak niet losschoot, zo hard moest ze lachen.

“Maar je hebt nog niet naar de andere cd in het zakje gekeken”, zei Winter. “Dat is jazz, en een goede cd voor iemand die nog niet zo vaak naar de muziek van de onderwereld heeft geluisterd.”

Ze haalde een cd met een close-up van een zwart gezicht tevoorschijn, hield die omhoog en schreef toen: O, een zakspiegeltje! op de blocnote.

Winter schoot in de lach. Aneta Djanali deed alsof ze haar gezicht in het hoesje bestudeerde.

“Lee Morgan”, zei Winter. “ Search for the new land .”

Aneta Djanali legde het spiegeltje neer en schreef: Hoe gaat het met Fredrik ?

“Niet zo goed zonder jou. Jullie hebben kennelijk een soort chemische relatie die zich voedt met wederzijdse tegenzin.”

Juist , schreef Aneta Djanali. Tussen een neger en een skinhead .

“Hij heeft een goed hoofd.”

Hou hem in de gaten .

“Hè?”

Hij kan er de brui aan geven. Het gaat niet goed met hem .

“Dat geldt voor een aantal van ons.”

Zou het niet moeten opschrijven. Maar hij is ... ze aarzelde met haar pen, nerveus ... wanhopig .

“Jij kent Fredrik beter dan ik”, zei Winter.

Verdomd als het niet waar is, dacht Aneta Djanali. En nu heb ik pijn in mijn hand. Ik praat te veel. Je hoeft geen sociaal werker te zijn om te zien hoe het met Fredrik gaat. Erik ziet het ook, maar hij wacht. Hij zit hier en ik weet niet of dat voor hem goed is, of voor mij. Het is goed, maar alles wordt uiteindelijk een grote hel die je alleen maar achter je wilt laten. Ik zou telefoniste kunnen worden zodat ik alleen op afstand met idioten te maken heb. Ze zijn overal, maar je hoeft ze niet persoonlijk op je werk tegen te komen. Zou hij mij laf vinden? Erik zou dat nooit zeggen. Iedereen neemt zijn eigen beslissingen. Een mens wordt beoordeeld op zijn daden. Aristoteles. Ik kan het.

Ze leunde tegen de berg kussens en sloot haar ogen.

“Je bent moe.” Hij stond op en wees op haar deken. “Vergeet Lee Morgan niet.”

 

Buiten ademde hij de avondlucht in. Die rook naar zout en zand dat maandenlang bij hoge temperaturen was gebakken. Het is geen Scandinavische geur, dacht hij. In elk geval niet zo laat in het jaar. Wat moeten de toeristen uit het zuiden er wel niet van denken? Daarvoor zijn ze niet hier gekomen. Ik ben de warmte zat omdat ik Zweed ben. Ik wil een sterke Zweed zijn die vooruitgang boekt. Ik ben het geweld zat omdat ik Zweed ben. Deze stad heeft geen infrastructuur die is afgestemd op geweld zoals andere steden, waar ze niet echt verbaasd zijn als de mensen niet zo goed zijn als ze hadden gehoopt.

Winter liep naar de parkeerplaats voor het ziekenhuis. Een ambulance reed rustig langs en bleef voor de Eerste Hulp staan. Twee bewakers rolden een brancard naar buiten en er werd iemand vanuit de ambulance op de brancard gelegd en naar binnen gereden door de dubbele deuren die verlichte portalen in de plotselinge duisternis waren. Het sterke ventilatiesysteem ruiste als een woestijnwind om de gebouwen.

Winter reed naar huis, parkeerde in de keldergarage en ging vervolgens op het terras van de Wasa Källare zitten. Hij dronk een biertje en luisterde zonder iets te horen naar de gesprekken aan de weinige tafeltjes.

De trams denderden leeg over het Vasaplein vlak voor hem. Eenmaal zag hij een gezicht in een van de wagons dat hij meende te herkennen, als een vage herinnering. De ober nam zijn glas weg en vroeg of hij er nog een wilde, maar hij zei nee en stak een Corps op. Halverwege het park kon hij de rook nog steeds zien. Een gezelschap op weg naar de universiteit kwam over het trottoir voor hem langs. Uit een raam hoorde hij muziek, rockmuziek, maar hij dacht niet dat het The Clash was. Word ik opnieuw geboren, dacht hij. Begint het opnieuw?

Hij voelde dat hij Angela nu nodig had, vanavond. Wanneer zou ze weer terug zijn van haar moeder? Hoe zou ze zijn?

Hij pakte zijn mobieltje en zette het aan. Hij had drie oproepen gemist en zag op het display dat een daarvan van Angela was. Here I come , dacht hij en toetste haar nummer in.

 

Roep Uit De Verte
titlepage.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_0.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_1.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_2.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_3.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_4.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_5.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_6.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_7.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_8.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_9.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_10.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_11.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_12.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_13.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_14.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_15.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_16.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_17.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_18.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_19.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_20.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_21.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_22.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_23.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_24.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_25.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_26.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_27.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_28.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_29.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_30.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_31.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_32.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_33.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_34.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_35.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_36.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_37.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_38.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_39.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_40.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_41.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_42.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_43.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_44.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_45.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_46.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_47.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_48.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_49.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_50.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_51.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_52.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_53.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_54.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_55.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_56.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_57.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_58.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_59.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_60.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_61.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_62.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_63.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_64.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_65.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_66.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_67.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_68.xhtml