60
De bemanningsleden die in het natte laboratorium waren opgesloten deinsden terug toen de enige deur van het vertrek opeens openzwaaide. Een van de roergangers van het schip, Ross, nogal klein van stuk, werd naar binnen geduwd. Hij had een grote kartonnen doos bij zich en werd gevolgd door een stel gewapende commando’s die over de loop van hun geweer de aanwezigen opnamen. Ze duwden Ross naar voren om de inhoud van de doos rond te delen.
‘Ross, ben jij dat?’ vroeg kapitein Smith die zich helemaal achter in de ruimte bevond. Hij zat op een bureaustoel met zijn voeten op een krukje en zijn borst in verbandgaas gewikkeld. Hoewel hij nog heel zwak was, schitterden zijn ogen fel en alert.
Ross liep flesjes water uitdelend door naar de kapitein. Hij bewoog zich stijf en had een blauw oog boven een rood schrijnende wang.
‘Sir, het schip is verplaatst naar veertien kilometer voor de kust. Zo-even is er een motorjacht langszij gekomen. Mijn Spaans is niet echt goed, maar ik geloof dat een van de commando’s op de brug zei dat ze explosieven aan boord hebben gebracht en dat ze van plan zijn het schip vannacht met ons erop tot zinken te brengen.’
Het gezicht van Smith leek te verbleken tot er van pure woede een rode blos op zijn wangen verscheen. ‘Houd dat verder voor je, Ross.’
‘Ja, sir.’
‘Wat weet je van de bemanning in het andere lab?’ vroeg Giordino.
‘Met hen lijkt alles oké, afgezien van Tyler, die heeft veel bloed verloren. Ik moest ook bij hen een doos proviand afleveren voordat ik hier kwam.’
‘Zit dat ook in deze doos?’ vroeg Smith.
‘Ja, een nogal dwaze mix van onze voedselvoorraad. Ik kreeg tien seconden in de kombuis, dus ik heb alles gepakt wat binnen handbereik was.’
‘Hé, jij!’ Een van de bewakers gebaarde naar Ross. ‘Opschieten! En niet praten.’
‘Verdeel dat onder de rest van de bemanning,’ zei Smith.
Ross knikte en deelde appels en water uit terwijl hij terugliep naar voren. De bewakers begeleidden hem het lab uit en sloten de deur achter zich.
De kapitein gebaarde Dirk en Giordino dichterbij te komen. ‘We zitten als ratten in de val,’ zei hij zachtjes. ‘Hebben jullie een idee?’
‘Het is duidelijk de bedoeling dat wij met het schip naar de kelder gaan,’ zei Dirk. ‘Helaas zijn onze opties nogal beperkt.’
‘Het is uitgesloten dat we hier op eigen kracht uitkomen.’ Giordino wees met een zwaai om zich heen. Meteen nadat ze er werden opgesloten, had hij iedere vierkante centimeter van de ruimte op een mogelijke ontsnappingsroute onderzocht. Maar zonder resultaat; die was er niet. Het lab was in feite een stalen doos met maar één ingang. ‘Onze enige kans is dat we de bewakers overrompelen zodra ze de deur weer opendoen.’
Dirk knikte. ‘Er zit niets anders op.’
Smith schudde zijn hoofd. ‘Er staan steeds minstens twee gewapende mannen bij de deur. Dat overleven jullie niet.’
Terwijl hij dat zei, schoot de kapitein op zijn stoel in een kramp, waardoor zijn benen van het krukje schoven en tegen de grond sloegen. Er trok een pijnscheut door zijn schouder en hij vloekte.
Dirk stond het dichtst bij hem en hielp hem terug in de lighouding op zijn stoel. Toen Dirk bukte, zag hij dat er op een lage plank van de vitrinekast een grote fles jodium stond en nog een aantal reagentia die door de wetenschappers werden gebruikt. Terwijl hij de flessen beter bekeek, kreeg hij een idee.
‘Kapitein, om op Als suggestie terug te komen…’ zei hij, terwijl hij overeind kwam met twee van de flessen in zijn hand. ‘Als ik onze kansen hier nu eens iets mee vergroot?’