35
‘Komt het einde van de stapel nu een beetje in zicht?’
St. Julien Perlmutter keek vanachter zijn tafel in de centrale leeszaal van het Nationaal Archief in het lachende gezicht van de archivaris van het militair archief.
‘Bijna, Martha, zo goed als. Excuses voor het zware sjouwwerk. De verslagen van de Maine zijn heel wat uitgebreider dan ik dacht.’
‘God weet dat ik wel wat beweging kan gebruiken.’ Martha legde een hand op een van haar smalle heupen. ‘Geef maar een gil als ik nog wat voor je kan halen.’
‘Martha, je bent een schat,’ zei Perlmutter glimlachend.
Het was al de derde dag dat hij in de leeszaal die eeuwenoude documenten doorzocht. Hoewel het vergaan van de Maine geen geheimen voor hem had, las hij gefascineerd het verslag van het officiële onderzoek naar de ondergang van de Maine en alle bijbehorende documentatie, inclusief getuigenissen van overlevenden en de verslagen van de marine-duikers over de schade aan het schip. Alle mogelijke oorzaken van de ontploffing, variërend van een smeulend kolenruim tot een exploderende stoomketel, werden stuk voor stuk ontkracht door het onderzoek aan boord. Een externe bominslag leek het meest waarschijnlijk.
Aanvankelijk vond Perlmutter geen enkele vermelding van de archeoloog Ellsworth Boyd, waarop hij overstapte naar de verslagen van de berging en het vlot krijgen van het oorlogsschip in 1912. Die waren uitvoerig gedocumenteerd met gedetailleerde technische rapporten en talrijke zwart-witfoto’s. Net als de bouw van de vangdam rond het wrak, het bergen van lichamen en het tweede afzinken.
In geen enkel verslag vond Perlmutter een vermelding van Boyds steen.
Hij nam nog een laatste map door met marine-communiqués naar aanleiding van reacties uit Havana direct na de explosie. Hij had de map bijna doorgewerkt toen hij een brief vond van de forensisch hoofdofficier van het Brooklyn Naval Hospital gericht aan generaal Fitzhugh Lee, de consul-generaal van Cuba. De inhoud was bondig:
18 maart 1898
Beste generaal Lee,
Bijgesloten en verzegeld een kopie van het recente autopsierapport van dr. Ellsworth Boyd, overeenkomstig uw verzoek.
Uw dienstwillige dienaar,
Dr. Ralph Bennett
U.S. Naval Hospital, Brooklyn
Perlmutter bekeek de brief aandachtig en vroeg zich af waarom er een autopsierapport van Boyd was opgemaakt. Zijn onderzoekersinstinct zei hem dat hier meer achter stak. Hij sloeg de map dicht en belde Martha.
‘Klaar?’ vroeg ze.
‘Ik ben er helemaal doorheen, maar ik vrees dat de zoektocht nog even doorgaat. Kun je zien wat Uncle Sam aan negentiende-eeuwse diplomatieke correspondentie heeft?’
‘Natuurlijk. Wat heb je op het oog?’
‘Het dossier van een zekere generaal Fitzhugh Lee, uit de tijd dat hij consul-generaal op Cuba was, en dan het jaar 1898.’
‘Dat ga ik uitzoeken. Het zou in de bibliotheek van het Congres moeten zijn.’
De archivaris kwam een paar minuten later terug, stralend. ‘Je hebt geluk, Julien. In het archief hebben we een dossier van hem over de jaren 1896 en 1898. Ik heb een spoedaanvraag ingediend, maar dat kan best een uur of twee gaan duren.’
‘Martha, je bent een kanjer. Twee uur is precies genoeg voor een heerlijke lunch in de Old Ebbitt Grill. Mag ik je hiervoor uitnodigen?’
‘Alleen als we het tot een uur beperken,’ antwoordde ze blozend. ‘Ik ben hier in overheidsdienst, weet je.’
‘Uw nederige dienaar,’ zei Perlmutter terwijl hij met een buiging opstond. ‘Na u, mevrouw.’
Toen ze anderhalf uur later terugkwamen, lagen de mappen in het kastje van de archivaris voor hem klaar. Verkwikt na een lunch van een stoofpotje met oesters en krabkoekjes dook Perlmutter in de dossiers.
De correspondentie van Fitzhugh Lee, een veteraan uit de Burgeroorlog en neef van Robert E. Lee, was omvangrijk. De brieven besloegen een periode die in 1896 begon met zijn benoeming tot hoofdconsul in Havana, door president Grover Cleveland, tot zijn evacuatie van Cuba in april 1898 bij het uitbreken van de oorlog met Spanje.
Perlmutter bladerde een verzameling brieven door over de toenemende spanning ten opzichte van de Spaanse heersende macht en het groeiende verzet van de Cubaanse rebellen.
Bij het doorkijken van een stapeltje communiqués rond de ondergang van de Maine vond hij tot zijn verbazing een kopie van Boyds autopsierapport. In het slechts één bladzijde tellende document, een eenvoudig verslag van het onderzoek, deed hij een opzienbarende ontdekking. Boyd was niet bij de ontploffing op de Maine omgekomen. Een schotwond in zijn borst, en eenduidige verdrinkingsverschijnselen waren zijn dood geworden.
Perlmutter zocht door naar verdere verwijzingen en vond die een uur later in een brief afkomstig van de kapitein van de Maine, Charles Sigsbee, aan Lee. In deze handgeschreven brief stond onder meer:
Ik heb uw rapport over dr. Boyd ontvangen. Het lijkt luitenant Holmans rapport van een schermutseling op het officiershalfdek onmiddellijk na de explosie te bevestigen. Holman dacht dat het om een kort gevecht om Boyds kist ging. Hij had zich niet gerealiseerd dat Boyd dodelijk gewond was, maar had aangenomen dat hij het schip had verlaten en aan boord van de stoomboot was gegaan. Ik kan op geen enkele manier uw verdenking aangaande de verantwoordelijken bevestigen, maar wellicht kan een aanhouding van de stoomboot daar opheldering in brengen. Dat zou eveneens de veronderstelling kunnen bevestigen dat de Maine werd verwoest ter wille van dr. Boyds relikwie. Het schijnt een trieste waarheid dat er een oorlog kon ontstaan vanwege een schat uit een reeds lang verdwenen rijk. C.D. Sigsbee.
‘Schat?’ mompelde Perlmutter in zichzelf. ‘Zoals altijd gaat het weer om een schat.’
Hij worstelde ook Lee’s overige brieven door en ontdekte nog een aanwijzing: een communiqué van het ministerie van Oorlog aan Lee, gedateerd een week na de ondergang van de Maine. Lee werd ervan op de hoogte gesteld dat de USS Indiana in het Canal Viejo de Bahamas, aan de noordoostkust van Cuba, het stoomschip San Antonio had aangetroffen.
De kapitein van de Indiana moest tot zijn spijt melden dat dat schip op volle zee was vergaan bij de poging tot aanhouding. De contrabande was verloren gegaan, maar een overlevende, doctor Julio Rodriguez, onthulde zijn inschatting van de vermoedelijke bewaarplaats alvorens hij aan zijn bij de confrontatie opgelopen verwondingen bezweek. De locatie werd strikt geheim verklaard en voor strategische evaluatie naar het ministerie van Oorlog gezonden.
Perlmutter legde de brief neer, verbluft door de implicaties. Dit riep meer vragen op dan het antwoorden gaf. Maar hij begreep dat de speurtocht van de Pitts naar de Azteekse steen zonder meer van groot belang was.
Bij het doorkijken van de overgebleven documenten uit de map zag hij bijna een op briefpapier van het Witte Huis geschreven brief uit 1908 over het hoofd. Die was duidelijk niet correct gearchiveerd, dacht hij toen hij de zwierige handtekening van de president onder aan het vel zag staan. Maar bij het doorlezen van het bondig opgestelde staatsbevel, voelde hij zijn maag samentrekken.
Een uur later stopte hij Lee’s brieven terug in de map en bracht ze naar de inleverbalie, waar Martha juist afscheid nam van een andere klant.
‘Ik ben je heel dankbaar voor je hulp, Martha,’ zei hij. ‘Maar voor vandaag is het wel genoeg geweest.’
‘Heb je nog iets opzienbarends ontdekt, waardoor je morgen moet terugkomen?’
‘Inderdaad.’ Perlmutters ogen glommen. ‘Een heel nieuwe aanleiding voor het uitbreken van de Spaans-Amerikaanse Oorlog.’