2
Juli 2016
Mark Ramsey moest glimlachen. Terwijl hij langs de hoofdtribune scheurde, kon hij zijn gevoelens van euforie nauwelijks onderdrukken. De vettige geur van dieselolie en verschroeid rubber prikte in zijn neus en het gejuich van de menigte langs de baan klonk boven het kabaal van zijn auto uit. Het was niet alleen de sensatie van het racen op een open circuit dat hem zo euforisch maakte. Het was vooral het feit dat hij met nog maar twee rondes te gaan aan de leiding was, dat de rijke Canadese industrieel in vervoering bracht.
In zijn Bugatti type 35 Grand Prix uit 1928 was hij de uitgesproken favoriet in deze oldtimerrace op het ovale circuit. De lichte wendbare blauwe Bugatti met de kenmerkende hoefijzervormige radiator was een van de succesvolste racewagens van zijn tijd. Ramsey’s felle achtcilinder-in-één-lijnmotor gaf hem een stevige voorsprong op de concurrentie.
Hij had al snel afstand genomen van het veld met allerhande old-timers, op een donkergroene Bentley na die op een paar lengtes bleef volgen. De zware Britse auto met een open vierzits Le Mans-carrosserie was in de schuine bochten van de Old Dominion Speedway geen partij voor de Bugatti.
Ramsey wist dat hij de buit binnen had. Uit de tweede bocht komend gaf hij plankgas, scheurde over het lange rechte eind en lapte een Stutz Bearcat. Hij ontwaarde een witte vlag, waarmee de starter op een verhoging zwaaide ten teken dat hij de laatste ronde in ging. Ramsey wierp een snelle blik opzij naar het publiek en merkte niet dat de achtervolgende Bentley dichterbij kroop.
Hij remde af met de voor coureurs gebruikelijke hak-teenbeweging, schakelde terug en hij stuurde de Bugatti in een lage boog door de eerstvolgende bocht. De zwaardere Bentley moest de bocht hoger nemen, waardoor hij kostbare secondes verloor. Maar toen hij uit de bocht kwam, schoot de Bentley met een luide brul in een strakke lijn omlaag naar het achterste rechte eind. Uitgerust met een Raotes-compressor, die als een zilveren ram uit de carter stak, spoot de Bentley loeiend naar voren terwijl de chauffeur de koppeling intrapte om op te schakelen.
Ramsey keek in de achteruitkijkspiegel die op het dashboard was gemonteerd. De krachtigere Bentley was hem tot op twee lengtes genaderd, de imposante stompe radiator vulde het hele zicht. Hij bleef op het rechte stuk zo lang als het kon plankgas geven en remde pas op het allerlaatste moment hard af, voordat hij de Bugatti de laatste bocht instuurde.
Achter hem viel de Bentley terug, omdat de chauffeur eerder remde en de bocht wijder nam. De banden zochten krijsend naar houvast, terwijl de Bugatti de bocht door scheurde. De chauffeur van de Bentley was geen softie. Hij perste het uiterste uit het grote monster.
Ramsey verstevigde zijn greep op het stuur en wrong de Bugatti de bocht in. Door zijn late afremmen schoot hij langs een ongunstige lijn de bocht in en moest bijremmen om er niet uit te vliegen. Tot zijn ergernis hoorde hij het loeien van de optrekkende ‘Blower’ Bentley vlak achter zich.
De Bentley lag hoog in de baan, maar de chauffeur had voor het uitkomen van de bocht de wielen rechtgezet. Ramsey werkte zich moeizaam door de bocht en gaf, zodra hij het stuur terugdraaide, weer vol gas. De gierende Bentley had het gat bijna gedicht en zat dicht tegen zijn achterbumper toen beide oldtimers het laatste rechte eind op stoven.
Het was tot aan de streep een klassiek gevecht tussen lichte souplesse en brute kracht. De 140 pk’s van de motor van de Bugatti waren er honderd minder dan die van de Bentley, maar de Britse auto was algauw een ton zwaarder.
Beide auto’s raasden met bijna 160 kilometer per uur op de finishlijn af. Ramsey zag de man op de verhoging woest met de geblokte vlag zwaaien en voelde zijn hart in zijn keel kloppen. De Bugatti lag nog voor, maar naast hem rukte de Bentley centimeter na centimeter op. Zij aan zij stoven de twee oldtimers over de baan, als mechanische dinosauriërs uit eleganter tijden.
De finishlijn naderde en de brute kracht won. De Bentley sprong er op het laatste nippertje nog langs en klopte de Bugatti op een paar centimeter. Toen de grotere auto voorbijschoot, keek Ramsey opzij in de cabine van de Bentley. De chauffeur leek volledig ontspannen op het moment dat hij won, en zat met zijn elleboog nonchalant op de rand van de deur geleund. Tegen het protocol in reed Ramsey voor alle anderen uit toen de deelnemers nog een ronde uitreden alvorens ze de pits opzochten.
Ramsey parkeerde de Bugatti naast zijn luxueus omgebouwde bus en keek toe hoe zijn ploeg mecaniciens de auto nakeek en naar een overdekte aanhanger reed. Hij bekeek ook nieuwsgierig de Bentley toen die vlakbij stopte.
Er stonden geen aanhangers en er was ook geen ploeg mecaniciens die zich over de Britse auto ontfermde. De winnaar werd alleen opgewacht door een aantrekkelijke vrouw met donkerblond haar, die op een klapstoeltje zat met een gereedschapskist en een koelbox aan haar voeten.
Uit de Bentley stapte een lange, slanke man en de vrouw feliciteerde hem met een hartelijke omhelzing. Hij zette zijn racehelm af en streek met zijn vingers door een dikke, zwarte haardos boven een doorgroefd, zongebruind gezicht. Hij keek op toen Ramsey op hem afkwam en zijn hand uitstak.
‘Gefeliciteerd met uw overwinning,’ zei Ramsey, zijn teleurstelling onderdrukkend. ‘Het is voor het eerst dat iemand me in de Bugatti heeft geklopt.’
‘Dit oude strijdros heeft in de laatste ronde nog een extra dot energie opgehoest.’ De chauffeur klopte op een spatbord van de Bentley. Zijn zeegroene ogen kwamen vrijwel overeen met de kleur van de auto en straalden een intelligentie uit zoals Ramsey zelden had gezien. De chauffeur maakte de indruk iemand te zijn die in het leven het nodige te verduren had gehad.
Ramsey glimlachte en begreep heel goed dat het de chauffeur was en niet de auto die hem had verslagen.
‘Ik ben Mark Ramsey.’
‘Dirk Pitt,’ zei de chauffeur. ‘Dit is mijn vrouw Loren.’
Ramsey gaf Loren een hand en zag dat ze van dichtbij zo mogelijk nog aantrekkelijker was.
‘Ik ben helemaal weg van uw Bugatti,’ zei ze. ‘Wat een prachtig gestroomlijnde wagen voor zijn tijd.’
‘En hij rijdt ook fantastisch,’ zei hij. ‘Eenzelfde model heeft in 1928 de Targa Florio gewonnen.’
Onderwijl duwde zijn ploeg mecaniciens de Italiaanse auto de overdekte aanhanger in. Loren herkende het logo dat groot op de zijkant stond: een rode grizzlybeer met een bijl tussen zijn tanden.
‘Mark Ramsey… u bent de directeur van Bruin Mining and Exploration.’
Ramsey keek Loren achterdochtig aan. ‘In de States ben ik niet erg bekend.’
‘Onlangs ben ik met een delegatie rondgeleid door uw goudmijn aan de rivier de Thompson in Brits-Columbia. We waren onder de indruk van de milieuvriendelijke aanpak van de gehele onderneming.’
‘Mijnbouw heeft wat dat betreft een slechte reputatie, maar er is geen enkele reden waarom dat niet zou kunnen veranderen. Bent u congreslid?’
‘Ik vertegenwoordig het zevende district van Colorado.’
‘Natuurlijk, afgevaardigde Loren Smith. Ik vrees dat ik de stad uit was toen de delegatie van het Congres langskwam. Tot mijn spijt, kan ik wel zeggen. Waar lag uw interesse in het project, als ik zo vrij mag zijn?’
‘Ik ben lid van een subcomité voor milieuzaken van het Huis van Afgevaardigden. We richten ons op nieuwe manieren voor de omgang met onze natuurlijk rijkdommen.’
‘Laat het me alstublieft weten als ik u op de een of andere manier van dienst kan zijn. We zijn voortdurend op zoek naar schone manieren om de aarde te ontginnen.’
‘Dat is heel mooi van u.’
Pitt pakte het klapstoeltje van Loren op en legde het achter in de Bentley. ‘Meneer Ramsey, mag ik u uitnodigen om met ons mee te eten?’
‘Ik moet helaas een vlucht naar Miami zien te halen voor een afspraak met klanten. Misschien een volgende keer als ik in Washington ben.’ Hij keek Pitt uitdagend aan. ‘Ik neem het graag nog een keer tegen u en uw Bentley op.’
Pitt glimlachte. ‘Ik stap zo weer achter het stuur, dat hoef je me geen twee keer te vragen.’
Pitt stapte in en startte de Bentley. Even later voegde Loren zich bij hem.
Ramsey keek hoofdschuddend toe. ‘Hebt u geen aanhanger?’
‘Deze Bentley doet het net zo goed op de weg als op het circuit,’ antwoordde Pitt grinnikend, terwijl hij gas gaf. De beide inzittenden zwaaiden naar de toekijkende Ramsey.
Loren wendde zich glimlachend tot Pitt. ‘Ik geloof niet dat de heer Ramsey erg onder de indruk was van onze onderhoudsploeg.’
Pitt tastte opzij en kneep in de knie van zijn vrouw. ‘Waar heb je het over? Ik heb de meest sexy ploegbaas van de hele planeet.’
Bij de uitgang haalde hij zijn overwinningstrofee op, waarna hij hobbelend het terrein van het circuit van Manassas, Virginia afreed. Voorbij het oorlogsmonument voor de Burgeroorlog draaide hij de Interstate 66 op en reed linea recta naar Washington D.C. Op zondagmiddag was er maar weinig verkeer en Pitt kon de maximumsnelheid aanhouden.
‘Ik ben helemaal vergeten je te vertellen,’ riep Loren boven het kabaal van de open Bentley uit, ‘dat Rudi Gunn gebeld heeft toen jij op het circuit was. Hij wil met je praten over een project in het Caribisch gebied dat hij begeleidt.’
‘Kan dat tot morgen wachten?’
‘Hij belde van kantoor, dus heb ik gezegd dat we op de terugweg even bij hem langsgaan.’ Loren keek haar man glimlachend aan omdat ze heel goed wist dat zijn desinteresse gespeeld was.
‘Als jij het zegt.’
Bij de voorstad Rosslyn gekomen nam Pitt de George Washington Parkway in zuidelijke richting langs de Potomac. Het witte marmer van het Lincoln Memorial glansde in de avondgloed toen hij het terrein van een hoog, uit groen glas opgetrokken kantoorgebouw opdraaide. Hij stuurde de Bentley langs een wachtgebouwtje en parkeerde de auto in een ondergrondse garage vlak bij een met een slot beveiligde lift, waarin ze naar de tiende etage zoefden.
Ze bevonden zich in het hoofdkwartier van de National Underwater and Marine Agency, een federale instelling belast met het toezicht over de wereldzeeën. Als directeur van de NUMA stond Dirk Pitt aan het hoofd van een enorm personeelsbestand bestaande uit marien biologen, oceanografen en geologen. Zij hielden vanaf een hele vloot aan onderzoeksschepen alle oceanen tot in de verste uithoeken van onze aardbol nauwlettend in de gaten. De organisatie maakte ook gebruik van boeien op open zee, van radiogestuurde duikboten en zelfs een bescheiden luchtvloot, die allemaal door een geavanceerd satellietennetwerk met elkaar verbonden waren. Dat maakte een constante, bijna realtimecontrole van weersomstandigheden, waterstanden en zelfs olievlekken mogelijk.
De lift bracht hen naar een hightechafdeling waarin zich het krachtige computercentrum van de organisatie bevond. Achter een hoge, gebogen muur waar Loren en Pitt voor stonden, ging een zachtjes zoemend supercomputersysteem IBM Blue Gene schuil. Langs het hele oppervlak van de muur was een gigantisch videoscherm gemonteerd, waarop tientallen kleurige grafieken en bewegende beelden te zien waren.
Er zaten twee mannen achter een in het midden voor de videomuur geplaatste controletafel. De kleinste van de twee, een pezige man met een hoornen bril, zag Loren en Pitt binnenkomen en snelde hen tegemoet om hen te begroeten.
‘Fijn dat je langs kon komen,’ zei Rudi Gunn glimlachend. De exmarinecommandant die als beste van zijn jaar aan de Naval Academy was afgestudeerd, was Pitts onderdirecteur. ‘Nog succes gehad op het circuit?’
‘Ik denk dat wijlen W.O. Bentley vandaag wel trots op me zou zijn geweest.’ Pitt glimlachte. ‘Wat doen jullie hier op zondag?’
‘Een zorgelijke milieukwestie in het Caribisch gebied. Hiram kan je er meer over vertellen, maar er schijnt een zeker patroon te zitten in diverse dode zones die opeens ten zuiden van Cuba ontstaan.’
Het drietal liep naar de controletafel waar Hiram Yaeger, het hoofd van de computerafdeling van de NUMA, op een toetsenbord hamerde.
‘Goedemiddag, meneer en mevrouw Pitt,’ zei hij zonder op te kijken. ‘Neem een stoel, alsjeblieft.’
De hartstochtelijke non-conformist Yaeger droeg zijn lange haar in een paardenstaart en ging gekleed alsof hij zo uit de favoriete bar van een motorclub was gestapt. ‘Sorry dat ik jullie in je weekend stoor, maar Rudi en ik dachten dat je wel op de hoogte wilde zijn van iets wat wij in de satellietbeelden hebben ontdekt.’
Hij wees op een bovenhoek van de videomuur waar een enorme satellietfoto van de Golf van Mexico en de Caribische Zee het scherm domineerde. ‘Dat is een standaard fotografische opname. Laten we nu we naar een digitaal versterkt beeld gaan.’
Er verscheen een tweede foto met felle kleuren over het origineel. Een duidelijke rode boog liep over de oostelijke kustlijn van de Golf.
‘Wat betekent die rode verkleuring?’ vroeg Loren.
‘Dat is gezien de intensiteit van de kleur een dode zone voor de monding van de Mississippi,’ antwoordde Pitt.
‘Dat klopt,’ zei Gunn. ‘De satellietopnamen zijn in staat veranderingen in de lichtreflectie van het zeeoppervlak waar te nemen, waaruit wij conclusies kunnen trekken over de organische samenstelling van het water. Het zeewater voor de Mississippi-delta is een school-voorbeeld van een dode zone. De hoge voedingswaarde van kunstmest en ander chemisch afval in de rivier veroorzaakt een explosieve groei van algen, ofwel plankton. Dit zorgt voor een drastische verlaging van het zuurstofgehalte van het water, wat tot een zodanig zuurstoftekort leidt dat alle in het water levende organismen afsterven. Het gebied voor de Mississippi-delta is een notoire dode zone die wetenschappers al vele jaren grote zorgen baart.’
Loren zag de langgerekte magentakleurige stroken die de kustwateren van Texas tot Alabama bedekten. ‘Ik had er geen idee van dat het al zo wijdverbreid was.’
‘Het concentreert zich vooral voor de delta,’ zei Gunn, ‘maar je ziet dat de gevolgen al behoorlijk verstrekkend zijn.’
‘Alles goed en wel,’ zei Pitt, ‘maar die dode zone voor de Mississippi is al jarenlang bekend.’
‘Sorry, baas,’ reageerde Yaeger. ‘Onze focus lag nu iets verder naar het zuiden.’
Hij wees op een drietal bordeauxrode vlekken in de wateren ten noordwesten van Jamaica. Ze lagen verdeeld over een onregelmatige lijn die zich van de Kaaimaneilanden tot bij de westpunt van Cuba uitstrekte.
Yaeger tikte iets in op zijn toetsenbord, waarop het beeld inzoomde. ‘Wat we hier zien is een merkwaardige rij dode zones die nogal plotseling zijn ontstaan.’
‘Wat betekent die donkerrode kleur?’ vroeg Loren. ‘En waarom worden de vlekken naar het noordwesten toe steeds donkerder?’
‘Het blijkt een explosieve groei van fytoplankton te zijn,’ antwoordde Gunn, ‘maar met een veel hogere intensiteit dan we in de Mississippi-delta zagen. Ze groeien heel snel, maar zijn mogelijk tijdelijker van aard.’ Hij knikte naar Yaeger, die een reeks satellietfoto’s liet zien.
‘Deze beelden zijn met gelijke tussenpozen genomen,’ verklaarde hij, ‘te beginnen bij drie maanden geleden.’
De eerste foto toonde geen bijzonderheden. Op de tweede was een heldere plek te zien en op de daaropvolgende foto’s verschenen nog twee bordeauxrode vlekken. Bij het verschijnen van een nieuwe dode zone verbleekten de oudere plekken steeds iets.
‘Er gebeurt daar iets wat weer geleidelijk afneemt, maar wat steeds door een nieuwe uitbraak op een andere locatie wordt gevolgd. Zoals je ziet, lijkt er een patroon in te zitten dat van het zuidoosten naar het noordwesten verschuift.
Pitt bestudeerde het verloop van de nieuw opduikende dode zones. ‘Het rare is dat ze ver van het vasteland ontstaan. Ze zijn niet het gevolg van een uit een rivier stromende verontreiniging.’
‘Precies,’ zei Gunn. ‘Er zit geen enkele logica achter.’
‘Kan het zijn dat iemand op open zee afvalstoffen dumpt?’ vroeg Loren.
‘Dat is mogelijk,’ antwoordde Gunn, ‘maar waarom zou diegene dat dan op al die verschillende locaties doen? Een criminele vervuiler dumpt zijn troep over het algemeen op dezelfde plek.’
‘Onze aandacht werd getrokken door de vissterfte die ermee gepaard gaat en de onmiskenbare progressie van de verschijnselen in de richting van de Golf van Mexico. We hebben talloze berichten aangetroffen in de media op Jamaica, de Kaaimaneilanden en zelfs Cuba, over grote hoeveelheden dode vis en andere zeedieren die op vele kilometers afstand van deze zichtbare zones aan land spoelen. Of er een verband is kunnen we niet honderd procent zeker zeggen, maar als dat wel zo is, zijn de gevolgen een stuk ernstiger dan het op de beelden lijkt.’
Loren bekeek de foto van Louisiana nog eens. ‘De kust van de Golf kan een nieuwe milieuramp na het olielek van de BP-boring nauwelijks aan.’
‘Dat is exact wat ons zorgen baart,’ zei Gunn. ‘Als deze dode zones met de intensiteit van wat we hier waarnemen optreden in de Golf van Mexico, zijn de gevolgen desastreus.’
Pitt knikte. ‘We moeten uitzoeken wat de oorzaak is. Wat registreren onze hydrografische boeien?’
Yaeger toonde een nieuwe afbeelding op het scherm, een schematische weergave van de aardbol. Op de kaart flikkerden honderden lichtjes die de locaties aangaven van de over de hele wereld verspreid uitgezette zeeboeien van de NUMA. De met satellieten verbonden boeien registreerden watertemperatuur, zoutgehalte en de staat waarin het zeewater zich bevindt. Allemaal gegevens die constant naar Yaegers computercentrum werden doorgezonden. Hij zoomde in op het Caribisch gebied met enkele tientallen boeien. Er was er niet een in de buurt van de dode zones gesitueerd.
‘Ik ben bang dat we in de buurt van de dode zones geen waarneming hebben,’ zei Yaeger. ‘Ik heb de gegevens van de dichtstbijzijnde boeien gecontroleerd, maar daar viel niets ongewoons van af te lezen.’
‘We moeten ter plaatse informatie gaan inwinnen,’ zei Pitt. ‘Hoe zit het met onze onderzoeksschepen?’
‘Het dichtstbijzijnde schip dat ervoor in aanmerking komt, is de Sargasso Sea.’ Yaeger projecteerde een beeld met de locaties van de door de NUMA geëxploiteerde onderzoeksschepen.
‘Het ligt in Key West ter assistentie van een technologisch onderwaterproject dat door Al Giordino wordt geleid,’ zei Gunn. ‘Zal ik hem bellen en het schip een nieuwe onderzoeksopdracht geven?’
Yaeger rolde met zijn ogen. ‘Dat zal Al heerlijk vinden.’
Pitt bestudeerde de kaart. ‘Nee, dat is niet nodig.’
Loren herkende de blik in de ogen van haar man en wist precies waar hij aan dacht.
‘O, nee,’ zei ze hoofdschuddend met een grijnslachje. ‘De diepzee lonkt toch niet weer, hè?’
Pitt keek zijn vrouw aan en glimlachte.