26
Toen Dirk en Summer de Sangster International Airport in Montego Bay uitliepen klonk hun de tingelmelodie van een steelband tegemoet. Summer bleef even staan luisteren naar de straatmuzikanten en wierp een biljet van vijf dollar in de opengevouwen wollen rastafarimuts, waarmee ze een knikje aan het trio ontlokte. Ze liep haastig door om Dirk in te halen die een opdringerige taxichauffeur moest afschudden voordat hij naar de balie van een autoverhuurbedrijf kon doorlopen.
‘Vak B-9,’ zei hij tegen Summer terwijl hij autosleutels ophield.
Op de hun aangewezen plek gekomen zagen ze een Volkswagen Beetle cabriolet staan. ‘Een Beetle?’ vroeg Dirk lichtelijk geërgerd.
‘Kennelijk het beste wat ze zo klaar hadden staan.’ Summer graaide de sleutels uit Dirks hand. ‘Ik vind ’m heel leuk.’
‘Leuk en functioneel gaan niet altijd hand in hand.’ Hij legde hun koffers in de minuscule achterbak. Die was te klein voor ook hun duikuitrusting, dus propte Dirk de tassen in de ruimte voor de achterbank.
Hij schudde zijn hoofd. ‘We moeten ook onze magnetometer en een paar persluchtflessen ophalen.’
‘Dat lukt best met een beetje stapelen,’ zei Summer, die het dak opendeed.
Ze schoof achter het stuur aan de rechterkant en drukte haar broer een wegenkaart in de hand. ‘Ik rijd en jij wijst de weg naar de duikwinkel.’
Terwijl Dirk op de passagiersstoel naast haar kwam zitten, bromde hij iets over dat ze rum moesten halen. Summer reed om het kantorenblok heen naar het luchtvrachtkantoor, waar ze een kistje ophaalden. Vervolgens sloeg ze de weg in naar Montego Bay. Summer voegde in tussen het drukke namiddagverkeer. Omdat er op Jamaica links wordt gereden, een overblijfsel uit het Britse koloniale verleden, was ze extra geconcentreerd en voorzichtig.
Zo reden ze nog vijf minuten door tot Summer, haar handen met witte knokkels om het stuur geklemd, van de weg af ging. Op dat korte stuk waren ze bijna door een verhuiswagen van de weg gesneden en was er een bakkerswagen net niet achterop geknald. ‘Ze rijden als gekken, hier!’ flapte ze uit.
‘Te veel kuilen,’ zei Dirk, ‘of misschien iets te veel wiet.’ Hij stapte uit en liep om de auto heen. ‘Ik neem het wel over, als je wilt.’
‘Graag,’ zei Summer, waarop ze naar de passagiersstoel doorschoof.
Dirk gaf gas en voegde zich met een brede grijns in de agressieve verkeersdrukte. Terwijl Summer zich geïntimideerd voelde, zag Dirk het als een uitdaging waar hij zich ook thuis aan overgaf wanneer hij met zijn Porsche uit de jaren tachtig aan evenementen van de plaatselijke sportwagenvereniging meedeed.
Ze vonden de duikwinkel bij een van de luxueuze hotels aan Doctor’s Beach en huurden vier persluchtflessen, die ze bij hun overige duikspullen op de achterbank van de VW legden. Hierna reden ze dezelfde route terug, passeerden het vliegveld en lieten de buitenwijken van Montego Bay achter zich nadat ze in noordelijke richting een smalle kustweg waren ingeslagen.
Ze kwamen langs een lange rij toeristenresorts afgewisseld met rustieke plantagewoningen, die aan Jamaica’s slavernijverleden en de suikerindustrie uit de achttiende eeuw herinnerden. Het verkeer en de moderne bebouwing verdwenen geleidelijk terwijl de weg de kustlijn tussen de groene jungle en de blauwe Caribische Zee bleef volgen.
Summer bekeek de wegenkaart. ‘White Bay moet nu gauw komen.’
De weg kronkelde een tijdje door een dichte jungle voordat hij bij een ondiepe, door wit zand omgeven inham uitkwam. Dirk sloeg een smalle onverharde weg in en raakte eindelijk de taxi kwijt die hen al sinds ze bij de duikwinkel wegreden ergerlijk dicht had gevolgd.
De zandweg liep in een door bouwvallige huizen omzoomde boog naar een rij langs het strand gelegen woningen. Van deze bungalows, die voornamelijk door buitenlanders als vakantieverblijf werden gebruikt, leken de meeste op het moment niet bewoond.
‘De verhuurder zei het derde huis van links.’ Summer wees op een van de bungalows. ‘Die gele daar, geloof ik, met die witte rand.’
Dirk knikte en parkeerde de auto in de open carport ernaast. Een kalme branding sloeg op het strand, op nog geen vijftig meter voor het huis. ‘Een accommodatie recht voor de plek waar het wrak ligt,’ zei hij. ‘Gemakkelijker kan het niet.’
‘De sleutels zouden onder de mat moeten liggen en als het goed is zijn de boodschappen al bezorgd, dus kunnen we meteen aan het werk tot de Sargasso Sea binnenloopt.’
‘En een werkboot?’
‘Aan een steiger om de hoek van de inham zou een Boston Whaler met extra persluchtflessen klaar moeten liggen.’
Ze sjouwden al hun bezittingen de bescheiden driekamerbungalow in en zetten alle deuren en ramen open om wat frisse lucht binnen te krijgen. Nadat ze de persluchtflessen naar het strand hadden gezeuld, liepen ze naar de nabijgelegen steiger.
De werkboot lag aan de steiger afgemeerd alsof hij daar al jaren zo had gelegen. De polyester romp was vergeeld door de zon en het ijzerwerk aangetast door roest. ‘Die ziet er uit alsof hij nog uit de Burgeroorlog stamt,’ zei Dirk.
‘Dat geldt ook voor de aanlegplaats.’
Ze stapten achter elkaar de wankele steiger op, die uit niet veel meer dan wat smalle planken op een aantal stenen pijlers bestond. Dirk tilde hun duikflessen in de boot en trok aan het startkoord van de buitenboordmotor. De motor sloeg bij de tweede ruk al aan. ‘Niet bepaald de Queen Elizabeth, maar het kan ermee door.’
‘De inham is kleiner dan ik dacht,’ zei Summer toen ze in het licht van de ondergaande zon naar de bungalow terugliepen. ‘Hij lijkt nog geen anderhalve kilometer breed.’
‘Met een beetje geluk hebben we hem binnen een dag helemaal uitgekamd.’ Dirk bleef staan en staarde naar de golven. Net als bij zijn vader trok een soort primitief verlangen hem altijd weer naar de zee. De restanten van de Oso Malo zouden vlak voor de kust moeten liggen.
Ze stonden op bij zonsopgang en duwden de boot in een koel briesje van de steiger af. Dirk opende de kist die ze op het vliegveld hadden afgehaald en pakte er een magnetometer met sleeptouw uit. Zodra ze op weg waren, bonden ze een visvormige sensor aan de boot. De kabel werd aan een kleine computer met een audiomonitor gekoppeld, die door een hoge signaaltoon de aanwezigheid van metaalhoudende voorwerpen aangaf.
Met behulp van een handzaam gps-apparaatje om hun route bij te houden, voer Dirk in smalle parallelle banen de inham op en neer, terwijl Summer de monitor in de gaten hield en de lengte van de sleepkabel zodanig aanpaste dat de sensor de grond net niet raakte. Tijdens de derde baan klonk er een schril signaal uit de monitor: dit was een groot object. Dirk zette de motor af en Summer sprong met een duikbril en vinnen overboord om snel een kijkje te gaan nemen. Ze kwam binnen een minuut weer boven en klauterde met gefronste wenkbrauwen aan boord.
‘Er heeft iemand een mooi anker verloren, maar het is te nieuw om van een Spaans galjoen te kunnen zijn.’
‘Dat kunnen we later uitzoeken.’ Dirk startte de motor weer.
Ze bleven tot in de middag door zoeken met alleen een korte pauze voor een snelle lunch in de bungalow. Toen ze naar de steiger terugliepen, gebaarde Summer naar de zee. ‘Zo te zien krijgen we concurrentie.’
Voor de inham dobberde een vaalgroene roeiboot met maar één man erin. De slechts in een afgeknipte spijkerbroek geklede man zwaaide naar Summer, waarna hij een duikbril opzette en met een harpoengeweer in het water sprong. Een minuut later verscheen zijn hoofd aan de oppervlakte. Hij ademde diep in en verdween weer.
Dirk stuurde de Boston Whaler naar hun laatste positie in het midden van de inham en gaf Summer een teken. Daarop liet ze de magnetometer in het water zakken en vervolgden ze hun speurwerk, terwijl er laaghangende bewolking overdreef die voor enige verkoeling zorgde. De magnetometer zoemde af en toe bij kleinere voorwerpen, maar vond niets substantieels. Na nog eens twee uur zoeken kwamen ze in de buurt van de andere boot. De Jamaicaanse duiker hees zich in zijn roeiboot met een lange sliert zilverkleurige vissen om zijn middel geknoopt en nam een gulzige slok water uit een plastic jerrycan. Hij glimlachte vriendelijk naar de Boston Whaler. ‘Hé, man. Wat zoeken jullie?’
Dirk minderde vaart, waarmee hij Summer dwong de magnetometer in te halen.
‘Een Spaans scheepswrak,’ antwoordde hij. ‘Die zou in 1525 in deze inham zijn gezonken.’
De man knikte. ‘Samuel laat jullie zien.’
Zonder verder nog iets te zeggen trok de Jamaicaan zijn anker op en startte de motor van zijn roeiboot. Hij tufte schuin naar het oosten, van de kust weg, waarna hij de motor afzette en het anker uitgooide. Dirk kwam langszij en volgde zijn voorbeeld.
‘Is hier,’ zei Samuel. ‘Twaalf meter water.’
‘Heel aardig van u om het ons aan te wijzen,’ zei Dirk voordat hij hen voorstelde. ‘In deze inham zit zo te zien voldoende vis,’ vervolgde hij, terwijl hij zijn blik over Samuels harpoengeweer en de vangst liet gaan.
Samuel glimlachte. ‘Heel Jamaica goed vissen.’
Het water was hier zo ondiep dat de bodem zichtbaar was en Dirk zag op een paar meter afstand de groene vormen van een koraalrif uit de bodem steken. De wind begon aan te trekken, terwijl er uit het noordwesten een onweerslucht opkwam die het water grijs kleurde.
Samuel stond in zijn boot en gebaarde naar Summer. ‘Mooie dame kom mee. Ik laat u wrak zien.’
‘Graag,’ zei ze. Ze zette haar duikbril op en trok haar vinnen aan, waarna ze zich als eerste in het water liet zakken.
Samuel sprong achter haar aan en dook recht naar de bodem. Summer volgde hem tot hij na een klein stukje zwemmen naar de zeebodem wees. Eerst zag ze alleen korstige grond. Maar geleidelijk ontwaarde ze een lichte verhoging die doorliep tot een nabijgelegen koraalrif. Summer veegde het losliggende zand weg, waardoor een stel gladde, ronde stenen zichtbaar werden die in oude zeilschepen vaak als ballast werden gebruikt. De verhoging voor haar werd gevormd door de ballast van een schip dat daar heel lang geleden was vergaan.
Haar oren begonnen te bonzen ten teken dat het hoog tijd was om naar boven te gaan. Ze keek naar Samuel, die rustig in het zand groef, waarna ze naar de oppervlakte zwom. Ze was maar een paar slagen van de Boston Whaler verwijderd en ze greep het ankertouw terwijl de boot op het steeds woester golvende water danste.
‘En?’ vroeg Dirk met zijn hoofd over de reling gebogen.
‘Het is een wrak, dat klopt. Groot genoeg en helemaal bedekt. Hij heeft ons recht boven de ballasthoop gebracht.’
‘Zo te horen precies wat we zoeken.’
Een seconde later kwam Samuel boven. ‘Is dit het wrak jullie zoeken?’
‘Ik geloof het wel. Wat weet u ervan?’
Samuel schudde zijn hoofd. ‘Niet veel. Ze noemen het het Groene Stenen Wrak. Mensen zeggen lang geleden jarenlang groene stenen uit de lading op het strand zijn aangespoeld. Meer weet ik niet.’
Hij wierp een kleine steen naar Dirk die hij uit de bodem had opgegraven. De steen was glad, donkergroen en had een sprankelende glans. Dirk bekeek hem even, waarna hij hem in zijn zak stak en Summer aan boord hielp. Net op het moment dat Samuel in zijn boot klom, kletterden de eerste druppels van de onweersbui op het dek.
‘Bedankt Samuel. Dit lijkt inderdaad het wrak dat we zoeken. Dat gaan we morgen bekijken als het weer is opgeklaard en het zicht beter is.’
Samuel reageerde met een tanden blikkerende glimlach. ‘Ik neem morgen flessen mee. Wij werken samen. Jullie betalen mij honderd dollar.’
Dirk knikte. ‘Afgesproken. Maar alleen als je ons een van die vissen geeft voor vanavond.’
Samuel pikte de grootste vis uit zijn vangst en wierp hem op het dek van de Whaler.
‘Tot morgen.’ Hij knipoogde naar Summer en tufte weg in de neerkletterende regen.
Dirk voer terug naar de kust en stuurde hard bonkend over de golven op de steiger aan. De regen viel nu met bakken uit de hemel op de drijfnatte tweeling.
‘De plek van het wrak lijkt behoorlijk oud,’ riep Summer. ‘Denk je dat Samuel ons de Oso Malo heeft gewezen?’
‘Dat weet ik wel zeker.’ Dirk viste de groene steen uit zijn zak en gooide hem naar zijn zus.
‘Dat is groene obsidiaan,’ zei hij. ‘Waarschijnlijk in Mexico gewonnen. Doctor Madero heeft me een Azteekse speerpunt van dat spul laten zien. Hij zei dat het voor de Azteken een heel kostbare grondstof was. Dan ligt het voor de hand dat de Spanjaarden het in het begin van hun veroveringen hebben geëxporteerd.’
Summer bestudeerde de steen en knikte. ‘Als het zo waardevol was, is het aannemelijk dat ze het op een galjoen vervoerden.’
Ze legden de boot vast en liepen ondanks de wolkbreuk met een voldane glimlach om de lippen terug naar hun bungalow.